. ministerie van verkeer en waterstaat werkdocument . rijksdienst voor de ijsselmeerpolders 1 Over de kans op wijzigingen in de algensamenstelling in het Markermeer en in de toekomstige meren rond de Markerwaard door Ir. C. Berger Dr. J . de Jong . Ir. E.J.B. Uunk december 1983-232 Abw smedinghuis zuiderwagenplein 2 tel. (03200)99111 telex 40115 1. Inleiding Sinds het begin van deze eeuw heeft de voormalige Zuiderzee door de uitvoering van het Zuiderzeeproject grote veranderingen ondergaan. De voormalige Zuiderzee (ca. 500.000 ha) is daarbij veranderd in enerzijds de Westelijke Waddenzee en anderzijds in het IJsselmeergebied (375.000 ha), waarin door de aanleg van Wieringermeer, Noordoostpolder en de beide Flevopolders thans ruim 165.000 ha water omgezet is in land. Door de aanleg van de Houtribdijk tussen Lelystad en Enkhuizen 1976 is een compartimentering tussen IJsselmeer enerzijds en Markermeer/IJmeer anderzijds, ontstaan. De besluitvorming over de eventuele aanleg van de vijfde polder die voorzien is in het Zuiderzeeproject, de Markerwaard (41.000 ha), bevindt zich in een afrondend stadium. Daarbij blijkt een belangrijke vraag, - gelet op de ontwikkelingen in de randmeren rond Flevoland -, in hoeverre veranderingen in de algensamenstelling in de randmeren van de Markerwaard te verwachten zijn. Over de materie zijn een aantal nota's verschenen (lit. 1,2,3,4,5,6) deze worden bekend verondersteld. 2. Algenonderzoek Na de vorming van het IJsselmeer is vanaf 1932 tot 1942 algenonderzoek in het IJsselmeer verricht (7). Uit het onderzoek komt naar voren dat dit stagnante zoetwatermeer, gelegen in de benedenloop van een grote rivier en met over een grote oppervlakte een voedselrijke kleibodem, een algensamenstelling had die kenmerkend is voor voedselrijk water. De algenopvolging in het seizoen bestond in hoofdlijnen uit kiezelalgen in winter en voorjaar, groenalgen in de zomer en het voorkomen van bloei blauwalgen in nazomer en najaar. Aspectbepalende blauwalgen waren Microcystus aeruginosa, Aphanizomenon flos-aquae en Oscillatoria agardhii (of andere Oscillatoria soorten). Een dergelijke opeenvolging van algensoorten is kenmerkend voor voedselrijke meren. De belasting van de wateren in het IJsselmeergebied met plantenvoedende stoffen (fosfor en stikstof) is in de afgelopen 50 jaar als gevolg van verontreiniging van toestromende wateren, sterk toegenomen. Een dergelijke verrijking leidt in stagnante.zoete wateren in het algemeen tot toename van de hoeveelheid algen en van de fraktie blauwalgen daarin. De verrijking is zodanig geweest dat veelal niet langer de plantenvoedende stoffen maar de beschikbare hoeveelheid licht de groeimogelijkheden van de algen bepaalt. Sinds 1971 wordt weer algenonderzoek verricht in het IJsselmeer, het Markermeer, het IJmeer en de randmeren van Flevoland. Vergelijking van de resultaten van het vroegere en huidige algenonderzoek leert dat weliswaar in het gehele IJsselmeergebied de algenhoeveelheden zijn toegenomen. In IJsselmeer, Markermeer en IJmeer is de algensamenstelling niet wezenlijk veranderd. :In de periode na 1971 is bijna jaarlijks blauwalgenbloei in IJsselmeer, Harkermeer en IJmeer ,. waargenomen. In de meeste gevallen betrof dit bloei van Microcystus aeruginosa of Aphanizomenon flos-aquae. Tweemaal is in het huidige IJsselmeer bloei gedurende enkele maanden van Oscillatoria agardhii voorgekomen. In de randmeren van Flevoland heeft de verrijking geleid tot een vrijwe1 volledige of volledige overheersing van de algensamenstelling door de blauwalg Oscillatoria agardhii. Deze alg is gedurende alle jaargetijden in hoge tot zeer hoge dichtheden aanweiig. Hierdoor is het water zeer troebel en groen van kleur. Als gevolg van de,omvang en de aard van deze algengroei is in deze meren de voedselketen eenzijdiger geworden. In samenhang daarmee is de totale soortenrijkdom, (algen, dierlijk plankton, bodemorganismen, planten, vissen, vogels) in deze meren aanzienlijk verminderd, ten opzichte van de situatie die de randmerenvan Oostelijk Flevoland in de vijftiger en eerste helft der zestiger jaren kenmerkte. Daarnaast is door de grote troebelheid de aantrekkelijkheid van het water voor recreatie verminderd. Bij het gebruik van ~~sselmeerwater als grondStof voor drinkwater ontstaan tijdens blauwalgenbloei problemen (moeilijkheden bij filtratie van het water, geur- en smaakstofferi). Door de grotere diepte van IJsselmeer, Markermeer en IJmeer zijn de algendichtheden in deze meren lager dan in de randmeren van Flevoland. In het Markermeer is in de zomerperiode de hoeveelheid algen ongeveer de helft van de hoeveelheid algen in het IJsselmeer, ten gevolge van de sterke dynamiek van slibopwerveling en bezinking, waardoor een kleiner deel van het ingestraalde zonlicht voor algengroei kan worden benut. 3. Omstandigheden waaronder Oscillatoria agardhii tot bloei kan komen. Oscillatoria agardhii is een relatief langzaam groeiende algensoort, die weinig wordt gegeten door dierlijk plankton en e f f i c i h de beschikbare voedingsstoffen benut. De alg heeft het vermogen om bij lage lichtintensiteiten in het water sneller te groeien dan andere algensoorten en daardoor in een dergelijke situatie dominant te worden. In meren met een voldoende lange verblijftijd en onder beschikbaarheid van voldoende voedingsstoffen kan deze alg eenmaal dominant geworden, bij afwezigheid van externe verstoringen (bijvoorbeeld slibopwervelingen), langdurig of blijvend dominant zijn. Uit het sinds 1971 verricht onderzoek komt naar voren dat in meren met een diepte tot 2,s m deze alg in grote hoeveelheden aanwezig is en blijvend de algensamenstelling kan overheersen. Uit het onderzoek blijkt dat onder gunstige omstandigheden (tempera0 tuur ca. 20 C, voldoende licht en voedingsstoffen) de verdubbelingstijd van deze ale circa 5 dagen bedraant. Tabel I geeft een indruk van de periode die bij een verdubbelingstijd van 5 dagen nodig is, om tot massale algenbloei te kunnen komen uitgaande van diverse initiele dichtheden ( 2 ) . Tabel 1. De berekende tijd benodigd voor het tot algenbloei komen van Oscillatoria agardhii bij een verdubbelingstijd van 5 dagen. % van de algensamenstelling periode (dawn) 0.2 0.4 0.8 1.6 3.2 6.4 12.5 25 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 100 .0 4. Toekomstverwachtingen Om uitspraken te kunnen doen over de in de toekomst te verwachten algensamenstelling dienen veranderingen in de volgende fiactoren slibdynamiek en diepte, verblijftijd, beschikbaarheid van voedingsstoffen en toevoer van blauwalgen in beschouwing te worden opgenomen. Wanneer de Markerwaard niet wordt aangelegd zullen bovengenoemde factoren niet wezenlijk veranderen. Er is geen wijziging ten opzichte van de huidige algensamenstelling en hoeveelheid te verwachten. De eventuele veranderingen die na aanleg van de Markerwaard zullen optreden voor bovengenoemde factoren zijn per meerdeel weergegeven in tabel 2. Daarbij is als positief aangegeven een vermindering van de kans op bloei van de blauwalg Oscillatoria agardhii. Tabel 2. De veranderingen in de aspecten die de kans op bloei van Oscillatoria agardhii bepalen. (+ betekent daling van de kans, - stijging van de kans, 0 indifferent). Faktoren Meerdeel slib diepte beschikbaar- verblijf- toevoer heid voedings- tijd van blauwdynamiek stoffen algen Meer ten zuiden van West-Friesland - 01- - + Hoornse Hop 0 01- - O/+ 01- Meer rond Marken - O/- - 0 0 Oostvaardersdiep 01- 0 - + 0 - * hierbij is de invloed van verdieping door zandwinning in de toekomst minder zwaar gewogen dan de relatieve toename van het areaal ondiep water. Uit tabel 2 blijkt dat in de meren rond de Markerwaard de omstandigheden verschuiven in een richting die een grotere kans biedt op het tot bloei komen van Oscillatoria agardhii. De mate en de aard waarin verschuivingen te verwachten zijn, verschillen per meerdeel. In het meerdeel ten zuiden van West-Friesland zal ten gevolge van de toevoer van IJsselmeerwater met ongeveer dezelfde frequentie als in het IJsselmeer blauwalgenbloei te verwachten zijn. Een zelfstandige ontwikkeling van Oscillatoria agardhii tot bloei is, eelet op de verblijftijd van het water, niet.waarschijnlijk. In het Hoornse Hop zijn de veranderingen ten opzichte van de huidige situatie zodanig dat de effecten van de veranderingen in de bepalende factoren elkaar goeddeels opheffen. Enerzijds zal bij toevoer van blauwalgen hun invloed toenemen, anderzijds blijft de slibdynamiek gemiddeld te hoog om bloei ervan toe te laten. Incidenteel kan Oscillatoria agardhii in gunstige zomers tot bloei komen. In het.meer rond Marken nemen de kansen voor het tot bloei komen van Oscillatoria agardhii, relatief het meeste toe. In de meeste zomers lijkt gedurende een korte of langere periode een situatie mogelijk, waarbij Oscillatoria agardhii een groot of zeer groot deel van de aanwezige algen zal uitmaken. , . In het IJmeer neemt ten opzichte van de situatie Markermeer/IJmeer de fraktie ondiep water toe. In deze ondiepe meerdelen kan zich, onder daartoe gunstige omstandigheden, sterke ontwikkeling van Oscillatoria agardhii voordoen. .Deze en vanuit het meer rond Marken en het Gooimeer aangevoerde algen van deze soort kunnen zich alleen, wanneer de slibdynamiek in het.gehel.emeer gering is, tot een bloei over het gehele meer uitbreiden. I ./.- In het Oostvaardersdiep zijn geen veranderingen ten opzichte van de huidige situatie te verwachten, zowel gelet op 'de aard vanhet meer als de aard van het-toegevoe'rde water. In het bovenstaande is ingegaan'op de kans op het tot bloei komen van Oscillatoria agardhii. Daarnaagt zal in situaties waarin deze . blauwalg niet tot bloei komt, te verwachten zijn.dat bloei van andere blauwalgen als onderdeel van de jaarlijkse%ycluszal optreden. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat deze frequenter zullen voor- . C . _ ' komen dan in de huidige situatie. Wat'betreft de hoeveelheden algen is te verwachten dat deze gemiddeld op een wat hoger niveau zullen 1iggen.dan thans, maar deze zullen als gevolg van dynamiek en grotere waterdiepte aanzienlijk lager zijn dan in de randmeren van Flevoland. De overwintering van blauwalgenbloeien in de meren rond de Markerwaard is zeer onwaarschijnlijk door - ten gevolge van de grate slibdynamiek vaak situaties zullen voorkomen met onvoldoende licht in het water. : In tabel 2 zijn de veranderingen per aspekt indicatief aangegeven. Dit laat een zekere marge voor interpretatie. Deze blijkt in de praktijk tussen verschillende deskundigen dan ook te bestaan. Rijkswaterstaat acht permanente bloei van blauwalgen niet te verwachten. Doordat de meren rond de Markerwaard gemiddeldiets slibarmer worden, verwacht men een wat hogere hoeveelheid algen in het water. Blauwalgen zullen naar verwachting hoogstens in de (na)zomer dominant kunnen worden. (Zoals uit het voorgaande blijkt strookt dit met de hoofdlijnen van de conclusies van de auteurs van deze notitie). Landbouw en Visserij acht de kans op permanente blauwwierbloei in de westelijke randmeren groot. In welke mate enige toename van de hoeveelheid algen en het eventueel voorkomen van zomerbloei van de b3auwalg Oscillatoria agardhii in plaats van andere nu regelmatig tot bloei komende blauwalgen gevolgen voor flora en met name fauna (watervogels) zal hebben is niet aan te geven. De waargenomen zomerbloeien van deze alg in het IJsselmeer en het Markermeer hebben niet tot aanwijsbare gevolgen geleid. We1 is het mogelijk bij inpoldering van de Markerwaard een tweetal situaties te beschouwen. Enerzijds een continuering van de huidige waterkwaliteit en anderzijds een permanente bloei van Oscillatoria agardhii, waarbij tevens is aangenomen dat daardoor de driehoeksmossels en spiering als basisvoedsel voor de watervogels van het open water verdwijnen. Uit een dergelijke vergelijking wairbij zowel de vogels van het open water als de vogels die in de polder zullen voorkomen genoemd zijn, komt naar voren'dat bij continuering van de huidige waterkwaliteit een gering positief effect (enkele %) te verwachten is, terwijl bij permanente blauwalgenbloei een gering negatief effect (enkele %) te verwachten is. Tegenmaatregelen Er zijn een aantal maatregelen denkbaar die de kans op zomerbloei van Oscillatoria agardhii in de meren rond de Markerwaard kunnen verkleinen. In het onderstaande wordt vooral ingegaan op maatregelen die geen of geringe kosten met zich brengen en in planvorming of beheer zijn in te voegen. . . Maatregelen in het kader van de planvorming. a. essentiele factoren voor het zoveel mogelijk teeengaan vin de kans op zomerbloei van Oscillatoria agardhii zijn voldoende hoge dynamiek van slibopwoeling en waterdiepte. In met name het meer langs West-Friesland en rond Marken neemt deze dynamiek af. Deze kan worden vergroot door het meer bij Enkhuizen te vergroten en de strekdam te noorden van Marken (deels) te verwijderen. In combinatie met deze maatregelen kan verdieping van deze meren door zandwinning en gedeeltelijke opvulling van winputten met specie, een bijdrage tot verkleining van de kans op zomerbloei van deze blauwalg leiden. Ook door verdieping en sterke versmalling van het meer langs west-Friesland kan de kans op algengroei in dit meer worden verkleind. Vergroting van het Hoornse Hop zal in dat meer de dynamiek vergroten en bijdragen tot het onderdrukken van de algengroei in het algemeen en van een voor variaties in zijn milieu gevoelige soort als Oscillatoria agardhii in het bijzonder. Zonder de oppervlakte van de Markerwaard te verkleinen kan een verbetering in bovenstaande iin worden beieikt door het Oostvaardersdiep als een zo smal mogelijk kanaal uit te voeren. In situaties met bloei van Oscillatoria agardhii in de ondiepe delen van het IJsselmeer bij Enkhuizen, kan waterinlaat uit h'et diepe water bij Lelystad plaatsvinden. In dit deel van het IJsselmeer komt tot nu toe zeer weinig Oscillatoria agardhii voor. We1 komt daar dikwijls bloei van andere blauwalgen voor. Daardoor wordt de kans op bloei in de westelijke randmeren verkleind. In perioden met blauwwierbloei op het IJsselmeer kan worden overwojien het inlaten van water tijdelijk te Stoppen, teneinde algengroei in de meren rond de Markerwaard niet extra te versterken. Deze maatregel zal de verblijftijd in de westelijke randmeren vergroten en daarmee de kans op een zelfstandige algenbloei, met name in het meer ten zuiden van West-Friesland. . LITERATUUR I. Dee1 c, PKB Markerwaard. Advies RARO (1982). 2. Rijkswaterstaat, directie ~uiderzeewerken. ~aterhuishoudkundi~een waterkwaliteitsaspekten'bij de .verschillende inrichtingsvarianten van her Markermeer. Notitie ten behoeve van Cie-ad-hoc Markerwaard van de RARO (1981). 3. C. Berger Een benadering van de habitat van Oscillatoria agardhii gom. Flevobericht 205, (1982). 4. C. Berger Over het dijktracs van de Markerwaard, de inrichting van de westelijke randmeren en de kans.op verdergaande eutrofiering van het IJsselmeer. RIJP, Werkdocument 1982-236 Abw (1982) 5. Rijkswaterstaat, directie Zuiderzeewerken. Tro llng Markermeer- 2% westelijke randmeren. notitie ten behoeve van Stuurgroep Markerwaard Economie ( 1 983). 6. Rijkswaterstaat. Mogelijke Algenbloei Markermeer-westelijke randmeren (1983). 7. N.L. Wibout-Isebree Moens. Hoofstuk VI, Plankton in Flora en Fauna van de Zuiderzee. Redactie G.F. de Beamfort, (1954). . .
© Copyright 2024 ExpyDoc