Eruptiestoornissen en syndromen

B.C.M. Oosterkamp, C.W. Ockeloen, C.E.L. Carels,
Thema: Tanderuptie
A.M. Kuijpers-Jagtman
Eruptiestoornissen en syndromen
In het eruptiemechanisme kunnen als gevolg van genmutaties
verschillende verstoringen optreden die het uitblijven van tanderuptie tot gevolg kunnen hebben. Zo zijn er 5 syndromen waarbij
sprake is van volledig uitblijven van de eruptie van meerdere of
zelfs alle gebitselementen, te weten: cleidocraniale dysplasie, het
syndroom van Gardner, osteopetrose, mucopolysaccharidose en
het GAPO-syndroom. Enkele zijn zeer zeldzaam en zullen in de
tandartspraktijk zelden worden aangetroffen, maar ze illustreren
wel hoe kwetsbaar het tanderuptiemechanisme is. Tandartsen zijn
meestal diegenen die een probleem van tanderuptie opmerken bij
een patiënt. Omdat syndromen gepaard kunnen gaan met andere
aandoeningen is, bij verdenking op een syndroom, nader onderzoek door een klinisch geneticus altijd van belang.
Oosterkamp BCM, Ockeloen CW, Carels CEL, Kuijpers-Jagtman AM. Eruptiestoornissen en syndromen
Ned Tijdschr Tandheelkd 2014; 121: 233-238
doi: 10.5177/ntvt.2014.04.13198
Inleiding
Eruptiestoornissen zijn meestal het gevolg van lokale problemen zoals traumata, boventallige gebitselementen,
ruimtegebrek in de tandbogen, tumoren of cysten (Wise et
al, 2002). Er zijn echter ook eruptiestoornissen met een
hele andere etiologie, namelijk eruptiestoornissen die
voorkomen bij syndromen en veroorzaakt worden door genetische defecten. Er wordt in de literatuur een brede variatie van eruptiestoornissen beschreven variërend van een
geringe vertraging in de doorbraak van een enkel gebitselement tot het geheel uitblijven van de eruptie van alle
gebitselementen. Een overzicht van syndromen waarbij
eruptiestoornissen optreden is te vinden in de wat oudere
publicaties van Wise et al (2002) en Suri et al (2004).
In dit artikel worden 5 syndromen beschreven waarbij
de tanderuptie dusdanig is verstoord dat sprake is van volledig uitblijven van de eruptie van meerdere of zelfs alle
gebitselementen. Enkele van deze syndromen zijn zeer
zeldzaam en het is dan ook onwaarschijnlijk dat deze in de
praktijk worden aangetroffen. De beschrijving illustreert
echter de kwetsbaarheid van het tanderuptiemechanisme
en geeft een indruk van de verschillende verstoringen die
in dit mechanisme kunnen optreden.
Afb. 1. Extraorale opname van een patiënt met cleidocraniale dysplasie. De
karakteristieke gelaatstrekken waaronder een prominerend voorhoofd,
hypoplasie van de maxilla, een lage neusbrug en een prominente kin zijn
zichtbaar.
Het meest bekende syndroom dat is geassocieerd met het
uitblijven van eruptie van meerdere (overtallige) blijvende
gebitselementen is cleidocraniale dysplasie. Cleidocraniale
dysplasie kan de novo ontstaan of op autosomaal dominante wijze worden overgeërfd van een aangedane ouder (Hennekam et al, 2010). Deze aandoening komt voor bij
ongeveer 1 op de 1.000.000 geboorten.
Het syndroom wordt gekenmerkt door hypoplasie of
aplasie van de sleutelbeenderen waardoor de patiënt
meestal zijn schouders bij elkaar kan brengen. De anatomie van de vingerkootjes is afwijkend en vaak is er sprake
van brachydactylie. Patiënten met cleidocraniale dysplasie
zijn meestal kleiner dan gemiddeld. Craniofaciale kenmerken bij dit syndroom omvatten het vertraagd of niet sluiten
van de fontanellen en de aanwezigheid van Wormiaanse
botstructuren in de schedel. De sinussen zijn vaak onderontwikkeld. De patiënt heeft karakteristieke gelaatstrekken met een prominent voorhoofd (frontal bossing),
hypoplasie van de maxilla, een lage neusbrug en een prominente kin (afb. 1). Een smal en hoog palatum gaat soms
gepaard met een submuceuze of volledige spleet van het
palatum durum en molle. Op tandheelkundig gebied is er
sprake van retentie van melkelementen en uitblijven van
eruptie van blijvende gebitselementen. Opvallend is de
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
233
Syndromen geassocieerd met het uitblijven van
eruptie
Cleidocraniale dysplasie
121 | april 2014
Oosterkamp e.a.: Eruptiestoornissen en syndromen
T h e m a : Ta n d e r u p t i e
Afb. 2. Driedimensionale reconstructie van een cone beam-computertomogram. De
ligging van de geïmpacteerde gebitselementen bij een patiënt met cleidocraniale
dysplasie is hierop goed waarneembaar.
Afb. 4. Driedimensionale reconstructie van een cone beam-computertomogram. De
osteomen in de mandibula bij een patiënt met het syndroom van Gardner zijn hierop
zichtbaar (Karmel et al, 2009).
Afb. 3. Intraorale opname van patiënt met cleidocraniale dysplasie bij wie botschroeven zijn aangebracht als verankering voor het orthodontisch naar de boog geleiden
van de geïmpacteerde gebitselementen.
aanwezigheid van enkele tot tientallen boventallige gebitselementen. Het fenotypisch spectrum is uiterst variabel
(Verstrynge et al, 2006; Hennekam et al, 2010).
Ongeveer 70% van de gevallen van cleidocraniale
dysplasie wordt veroorzaakt door veranderingen in het
RUNX2-gen, ook wel CBFA1-gen genoemd, dat gelokaliseerd is op de korte arm van chromosoom 6 (Mundlos et
al, 1997). Transcriptiefactor RUNX2 is van belang voor de
differentiatie van osteoclasten door activatie van RANKLexpressie en RANK-RANKL-signalering (Maltha, 2014).
De verstoorde tanderuptie bij patiënten met cleidocraniale
dysplasie zou dus gedeeltelijk kunnen worden verklaard
door verlies van functioneel RUNX2. Door de mutatie in
het gen RUNX2 is de differentiatie van osteoclasten verstoord en zou onvoldoende bot geresorbeerd worden om
het eruptiepad vrij te maken voor normale tanderuptie
(Lossdörfer et al, 2009; Dorotheou et al, 2013).
De orthodontische behandeling van deze groep patiënten is erop gericht om het eruptiepad van de te behouden
en geïmpacteerde gebitselementen vrij te maken en ze hier
al dan niet met behulp van orthodontische apparatuur
doorheen te geleiden. In veel gevallen kunnen op deze wijze gebitselementen in de boog worden gereguleerd. Een
complicerende factor is bovendien dat steeds weer nieuwe
overtallige gebitselementen kunnen ontstaan. Vanwege de
veelheid aan impacties is het verkrijgen van verankering
lastig. Daarnaast is het vaak moeilijk te beoordelen hoe de
gebitselementen ten opzichte van elkaar in het bot zijn gelegen. Driedimensionale beeldvorming met behulp van
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
Afb. 5. Gereconstrueerd panoramisch beeld van een cone beam-computertomogram. Meerdere geïmpacteerde gebitselementen bij een patiënt met het syndroom
van Gardner kunnen hierop worden waargenomen. (Karmel et al, 2009).
cone beam-computertomografie (CBCT) en nieuwe technieken als skelettale verankering zorgen voor verbetering
van de diagnostiek en de behandelmogelijkheden (afb. 2
en 3). Toch moet rekening worden gehouden met een zeer
lange behandelingsduur en is een behandeltraject van 6 tot
10 jaar geen uitzondering.
Syndroom van Gardner
Het syndroom van Gardner is een vorm van autosomaal
dominante familiale colorectale polyposis (FAP). FAP komt
voor bij ongeveer 1 op de 14.000 personen en wordt gekenmerkt door het ontstaan van multipele darmpoliepen
(Lyons et al, 1988). Deze darmpoliepen hebben een zeer
hoge kans op maligne ontaarding waardoor chirurgische
verwijdering is geïndiceerd. In geval van het syndroom van
Gardner komen naast de darmpoliepen ook dermoïd-, epidermoïdcysten en wekedelentumoren voor, die zich op verschillende plaatsen in het gezicht en op het lichaam
kunnen manifesteren. Ook komen osteomen veelvuldig
voor. Deze worden voornamelijk aangetroffen in de schedel, de mandibula, het aangezichtsskelet en de paranasale
sinussen (afb. 4). Op tandheelkundig gebied worden het
uitblijven van eruptie van een of meerdere blijvende gebitselementen en retentie van melkelementen beschreven
234
121 | april 2014
Oosterkamp e.a.: Eruptiestoornissen en syndromen
T h e m a : Ta n d e r u p t i e
(afb. 5). Ook kan er sprake zijn van boventallige gebitselementen, hypercementose en odontomen (Kamel et al,
2009; Hennekam et al, 2010; Cristofaro et al, 2013).
Het syndroom van Gardner wordt veroorzaakt door
mutaties in het adenomatuos polyposis coli (APC)-gen, dat
gelokaliseerd is op de lange arm van chromosoom 5 (Bodmer et al, 1987). Het APC-gen codeert voor een tumorsuppressoreiwit. Deze eiwitten verhinderen het optreden van
ongecontroleerde celdelingen waardoor maligne tumoren
worden voorkomen. De controle van celdeling vindt plaats
door interactie met andere eiwitten waaronder het bètacatenine. Regulatie van dit eiwit door APC voorkomt de
overstimulatie van genen die celdeling promoten. Een mutatie in het APC-gen kan deze regulerende werking verstoren waardoor ongecontroleerde celdelingen en zowel
benigne als maligne tumoren ontstaan.
Expressie van APC wordt waargenomen tijdens de verschillende fases van tandvorming (Wang et al, 1998).
Daarnaast worden APC-mutaties geassocieerd met toegenomen botdichtheid (Miclea et al, 2010). Deze factoren
zouden mogelijk de verstoring van de tanderuptie gedeeltelijk kunnen verklaren.
De craniofaciale en dentale afwijkingen, waaronder de
eruptiestoornissen, bij het syndroom van Gardner ontstaan soms vele jaren voordat de darmpoliepen zich ontwikkelen. Tezamen met een positieve familieanamnese
zouden eruptiestoornissen de eerste aanwijzingen kunnen
vormen voor het syndroom van Gardner. Tandartsen en
tandarts-specialisten kunnen daarom een belangrijke rol
spelen in de diagnostiek en de verwijzing van patiënten
met deze aandoening naar een specialist. Dit is van groot
belang vanwege het risico op maligne ontaarding van
darmpoliepen (Cristofaro et al, 2013). Het risico op maligniteiten kan aanzienlijk worden verkleind met preventieve
colectomie.
In de literatuur is weinig te bekend over de mogelijkheden voor gebitsrehabilitatie bij patiënten met het
syndroom van Gardner. Afhankelijk van de algemene lichamelijke gesteldheid als gevolg van de ziekte zullen patiënten meer of minder belang hechten aan een functionele en
esthetische gebitsrehabilitatie. Verwijdering van de odontomen en geïmpacteerde gebitselementen gevolgd door
prothetische rehabilitatie wordt beschreven. Hierbij dient
rekening gehouden te worden met het feit dat het parodontale ligament rond de niet doorgebroken gebitselementen
lokaal verdwenen kan zijn, waardoor de gebitselementen
ankylotisch kunnen zijn en extracties gecompliceerd zijn
(Kamel et al, 2009; Panjwani et al, 2011; Cristofaro et al,
2013).
Osteopetrose is ook een ziekte die zijn oorzaak vindt in een
verstoring van het botremodelleringsproces. Deze verstoring wordt veroorzaakt door een dysfunctie van osteoclasten. Door verminderde botafbraak ontstaat een toegenomen
botdensiteit, waarbij het bot slecht gevasculariseerd is en
er een grotere kans bestaat op botfracturen. Ook kunnen
als gevolg van de toegenomen botdensiteit hersenzenuwen
bekneld raken waardoor een scala van afwijkingen kan
ontstaan variërend van visus- en reukstoornissen en gehoorverlies tot aangezichtsverlamming.
Osteopetrose is een zeer heterogene aandoening en
komt voor in autosomaal dominante en recessieve vorm.
De autosomaal dominante vorm van osteopetrose is
meestal asymptomatisch. Autosomaal recessieve osteopetrose is zeldzaam en is geassocieerd met onder andere
significante hematologische afwijkingen waaronder beenmerginsufficiëntie en extramedullaire hematopoëse, een
karakteristiek gelaat met macrocefalie en frontal bossing,
exophtalmus, botfracturen en ‘failure to thrive’ (significant
lager gewicht dan gemiddeld ofwel significant lagere gewichtstoename dan gemiddeld) (Aker et al, 2012). Vaak is
er na de geboorte sprake van respiratoire en voedingsproblemen door choanenstenose, evenals hypocalciëmie. De
beenmerginsufficiëntie is de ernstigste complicatie van autosomaal recessieve osteopetrose en zorgt voor een sterk
verminderde levensverwachting. Echter, bij vroegtijdige
onderkenning kan allogene hematopoëtische stamceltransplantatie curatief zijn.
Door de verminderde botafbraak kan de tanderuptie
vertraagd zijn of geheel uitblijven. Ook worden agenesieën,
afwijkend gevormde gebitselementen en slechte mineralisatie van glazuur en dentine aangetroffen (De Baat et al,
2005; Luzzi et al, 2006).
Etiologisch hebben alle vormen van osteopetrose gemeen dan er sprake is van een dysfunctie van osteoclasten
als gevolg van afwijkingen in de ruwe randzone. Een uitzondering hierop vormt de ‘osteoclastarme’ variant van
autosomaal recessieve osteopetrose die veroorzaakt wordt
door een mutatie van het TNFSF11- of TNFRSF11A-gen,
waardoor onvoldoende osteoclasten worden gevormd (Sobacchi et al, 2013).
Verschillende genen zijn betrokken bij de vorming en
de functie van de ruwe randzone van osteoclasten. Het
best omschreven zijn de mutaties in de ‘T-cell immune regulator (TCIRG1)’ en ‘chloride kanaal 7 (CLCN7)’-genen.
Voor de ernstigste vorm van osteopetrose, namelijk de ‘osteoclastrijke’ variant van autosomaal recessieve osteopetrose, werd onlangs de genetische achtergrond vrijwel
volledig ontrafeld. Hierbij is naast mutaties in TCIRG1- en
CLCN7-genen ook sprake van mutaties in de OSTM1-,
SNX10- en PLEKHM1-genen. Deze mutaties zijn verantwoordelijk voor een verstoord transport van endosomale
en lysosomale vesikels die de formatie en de functie van de
ruwe randzone verstoren. Osteoclasten zijn daardoor niet
in staat in de ruwe randzone een verhoogde zuurgraad te
creëren die nodig is om botmatrix te kunnen afbreken (Sobacchi et al, 2013). Na succesvolle hematopoëtische stamceltransplantatie, waarmee de osteoclastenfunctie wordt
hersteld, lijkt de tanderuptie weer tot stand te kunnen komen (Jälevik et al, 2002).
Tandheelkundige behandeling bij osteopetrose richt
zich in de eerste plaats op preventie van orale aandoeningen. Door de verminderde vascularisatie en obliteratie van
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
235
Osteopetrose
121 | april 2014
Oosterkamp e.a.: Eruptiestoornissen en syndromen
T h e m a : Ta n d e r u p t i e
Afb. 7. Panoramische röntgenopname toont een volledige geïmpacteerde
dentitie bij een patiënt met het GAPO-syndroom (Da Silveira et al, 2006).
Afb. 6. Extraorale opname van een patiënt met het GAPO-syndroom. Zichtbaar zijn de karakteristieke gelaatstrekken waaronder een prominerend en
hoog voorhoofd, bitemporale versmalling van de schedel, verdikte oogleden, grote oren, een brede neusbodem, een lang philtrum en dikke volle
lippen (Stránecký et al, 2013).
het spongieuze bot is er een toegenomen kans op het ontwikkelen van osteomyelitis en necrose. Indien extracties
moeten worden uitgevoerd dient hiermee rekening te worden gehouden, evenals met een grotere kans op botfracturen (De Baat et al, 2005). Ten aanzien van de behandeling
van niet geërupteerde gebitselementen is weinig bekend.
Het forceren van eruptie met behulp van orthodontische
tractie lijkt echter niet raadzaam vanwege het verhoogde
risico op osteonecrose. Prothetische vervanging zou kunnen worden overwogen, maar is afhankelijk van de mate
van disfunctie van de osteoclasten en daarmee ook de
ernst van de aandoening.
autosomaal recessief met uitzondering van type II (ziekte
van Hurler) die X-gebonden recessief wordt overgeërfd.
Het fenotypisch spectrum varieert van een ernstig progressieve, early-onset vorm tot langzaam progressieve vormen
die zich op latere leeftijd manifesteren.
Onvoldoende afbraak van GAGs kan leiden tot ophoping ervan rondom verschillende organen, waaronder het
hart. Ernstig cardiovasculair lijden kan hiervan het gevolg
zijn met zelfs de dood tot gevolg. Door overmatige ophoping van GAGs in de gingiva en in de tandfollikels kan de
doorbraak van alle gebitselementen worden verstoord. Om
eruptie mogelijk te maken wordt chirurgische verwijdering
van de gingiva rondom de gebitselementen aangeraden, bij
voorkeur voordat de radix volledig is afgevormd. Indien
spontane eruptie niet optreedt, kan orthodontische tractie
worden aangewend (Smith et al, 1995; Antunes et al,
2013).
GAPO-syndroom
Mucopolysaccharidose vormen een groep stofwisselingsziekten die het gevolg zijn van een stapeling van glycosaminoglycanen (GAGs). De stapeling is het gevolg van een
verminderde activiteit van specifieke lysosomale enzymen
die betrokken zijn bij de afbraak van GAGs. Op basis van
klinische en biochemische kenmerken worden mucopolysacharidose typen I tot VII onderscheiden. Voor een overzicht van de verschillende typen wordt verwezen naar het
overzichtsartikel van Smith et al (1995). Het fenotypisch
spectrum is uiterst variabel. Kenmerken zijn ontwikkelingsachterstand, groeiachterstand, skeletafwijkingen, hepatosplenomegalie, corneavertroebeling, macrocefalie,
een grof gelaat, prominent voorhoofd, platte neusrug en
brede neuspunt en grote lippen en tong. Alle vormen zijn
GAPO is een acroniem voor groeiachterstand, alopecia
(kaalheid), pseudoanodontia (uitblijven van tanderuptie)
en oogafwijkingen (Hennekam et al, 2010). Faciaal wordt
dit syndroom gekenmerkt door een prominent hoog voorhoofd, bitemporale versmalling van de schedel, prominente schedelvenen, een vertraagde sluiting van de voorste
fontanel, milde hypoplasie van het middengezicht, verdikte oogleden, grote oren, een brede neusbasis, een lang filtrum en volle lippen (afb. 6). GAPO is een zeer zeldzaam
autosomaal recessief syndroom. In de literatuur zijn ongeveer 30 casus beschreven (Nanda et al, 2010). Recent werden mutaties in ANTXR1 geïdentificeerd als oorzaak voor
dit syndroom. Mutaties in ANTXR1 zijn geassocieerd met
accumulatie van extracellulaire matrix, die kenmerkend is
voor GAPO (Stránecký et al, 2013).
Zoals de term pseudoanodontia impliceert is er een
verstoring van de eruptie van zowel het melk- als het blijvende gebit. Alle gebitselementen liggen geïmpacteerd in
de kaak en de processus alveolaris is hierdoor uitzonderlijk
dik (afb. 7). Het is goed denkbaar dat de accumulatie van
extracellulaire matrix hieraan ten grondslag ligt. Gebitsrehabilitatie met behulp van gebitsprothesen kan problematisch zijn door de zeer volumineuze processus alveolaris en
de ongunstige kaakrelatie. Extractie van de geïmpacteerde
gebitselementen wordt afgeraden omdat deze ankylotisch
zouden zijn (Da Silveira et al, 2006).
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
236
Mucopolysaccharidose
121 | april 2014
Oosterkamp e.a.: Eruptiestoornissen en syndromen
T h e m a : Ta n d e r u p t i e
Discussie
* Baat de P, Heijboer MP, Baat de C. Osteopetrose. Classificatie, etiologie,
Het mechanisme van tanderuptie is complex en komt tot
stand door interacties tussen osteoblasten, osteoclasten
en de tandfollikel (Maltha, 2014). Dit mechanisme wordt
aangestuurd en gereguleerd door tal van genen. In dit artikel zijn 5 syndromen besproken die gepaard kunnen gaan
met het geheel of partieel uitblijven van eruptie van meerdere gebitselementen. De oorzaken van de eruptiestoornissen zijn voor de beschreven syndromen verschillend. Zo
kan een verstoring in de differentiatie tot osteoclasten bijdragen aan de doorbraakstoornis bij cleidocraniale dysplasie, terwijl een verstoring van de functie van osteoclasten
bijdraagt aan de doorbraakstoornis bij osteopetrose. In
geval van mucopolysaccharidose en het GAPO-syndroom
vormt waarschijnlijk een ophoping van respectievelijk
GAGs en extracellulaire matrix een fysische barrière voor
tanderuptie, terwijl bij het syndroom van Gardner ankylose
vermoedelijk de eruptiestoornis kan verklaren.
Identificatie van syndromen die geassocieerd zijn met
eruptiestoornissen vormen een belangrijke leidraad in onderzoek naar de moleculaire mechanismen die betrokken
zijn bij tanderuptie (Wise et al, 2009). Meestal zullen
tandartsen de eerste zijn die een fenotypische variatie in de
tanderuptie waarnemen. Omdat syndromen gepaard kunnen gaan met meer ernstige aandoeningen, is bij verdenking op een syndroom verwijzing naar een klinisch
geneticus van groot belang. Daarnaast is counseling van de
patiënt door een klinisch geneticus van belang, vooral als
er een kinderwens bestaat. Om verzekeringstechnische redenen dient verwijzing via een huisarts of een centrum
voor bijzondere tandheelkunde te gebeuren.
Voor het opzoeken van kenmerken van syndromen en
genetische afwijkingen is de database Online Mendelian
Inheritance in Man® (www.omim.org) betrouwbaar en vrij
toegankelijk. Deze database biedt een uitgebreide beschrijving van alle genetische aandoeningen en van meer dan
12.000 genen. Daarnaast geeft de ‘clinical synopsis’ die
bij iedere afwijking is vermeld een heldere en compacte
opsomming van de belangrijkste eigenschappen van een
bepaalde aandoening. De database wordt elke dag geactualiseerd en biedt links naar andere informatiebronnen over
genetica.
behandelmogelijkheden en implicaties voor de mondgezondheid. Ned
Tijdschr Tandheelkd 2005; 112: 497-504.
* Bodmer WF, Bailey CJ, Bodmer J, et al. Localization of the gene for
familial adenomatous polyposis on chromosome 5. Nature 1987; 328:
614-616.
* Cristofaro MG, Giudice A, Amantea M, Riccelli U, Giudice M. Gardner’s
syndrome: a clinical and genetic study of a family. Oral Surg Oral Med
Oral Pathol Oral Radiol 2013; 115: 1-6.
* Da Silveira HE, Quadros OF, Dalla-Bona RR, da Silveira HL, Fritscher
GG. Dental findings in GAPO syndrome: case report. Braz Dent J
2006; 17: 259-262.
* Dorotheou D, Gkantidis N, Karamolegkou M, Kalyvas D, Kiliaridis S,
Kitraki E. Tooth eruption: altered gene expression in the dental follicle
of patients with cleidocranial dysplasia. Orthod Craniofac Res 2013;
16: 20-27.
* Hennekam RCM, Krantz ID, Allanson JE. Gorlin’s syndromes of the
head and neck. New York: Oxford University Press, 2010.
* Jälevik B, Fasth A, Dahllöf G. Dental development after successful
treatment of infantile osteopetrosis with bone marrow transplantation. Bone Marrow Transplant 2002; 29: 537–540.
* Kamel SG, Kau CH, Wong ME, Kennedy JW, English JD. The role of
Cone beam CT in the evaluation and management of a family with
Gardner’s syndrome. J Craniomaxillofac Surg 2009; 37: 461-468.
* Lossdörfer S, Abou Jamra B, Rath-Deschner B, et al. The role of periodontal ligament cells in delayed tooth eruption in patients with
cleidocranial dysostosis. J Orofac Orthop 2009; 70: 495-510.
* Luzzi V, Consoli G, Daryanani V, Santoro G, Sfasciotti GL, Polimeni A.
Malignant infantile osteopetrosis: dental effects in paediatric patients.
Eur J Paediatr Dent 2006; 7: 39- 44.
* Lyons LA, Lewis RA, Strong LC, Zuckerbrod S, Ferrell RE. A genetic
study of Gardner syndrome and congenital hypertrophy of the retinal
pigment epithelium. Am J Hum Genet 1988 ;42: 290-296.
* Maltha JC. Mechanismen van tanderuptie. Ned Tijdschr Tandheelkd
2014: 121: 209-214.
* Miclea RL, Karperien M, Langers AM, et al. APC mutations are associated with increased bone mineral density in patients with familial
adenomatous polyposis. J Bone Miner Res 2010; 25: 2624-2632.
* Mundlos S, Otto F, Mundlos C, Mulliken JB, et al. Mutations involving
the transcription factor CBFA1 cause cleidocranial dysplasia. Cell
1997; 30: 773-779.
* Nanda A, Al-Ateeqi WA, Al-Khawari MA, Alsaleh QA, Anim JT. GAPO
syndrome: a report of two siblings and a review of literature. Pediatr
Tot slot
Onderzoek naar de etiologie van bepaalde syndromen kan
leiden tot een verbeterd inzicht in het mechanisme van
tanderuptie en in de genetische achtergrond van eruptiestoornissen. Daarmee wordt een weg gebaand naar de
therapeutische toepassingen en de ontwikkeling van nieuwe therapeutische strategieën.
Dermatol 2010; 27: 156-161.
* Panjwani S, Bagewadi A, Keluskar V, Arora S. Gardner’s Syndrome. J
Clin Imaging Sci 2011; 1: 65.
* Smith KS, Hallett KB, Hall RK, Wardrop RW, Firth N. Mucopolysaccharidosis: MPS VI and associated delayed tooth eruption. Int J Oral
Maxillofac Surg 1995; 24: 176-180.
* Sobacchi C, Schulz A, Coxon FP, Villa A, Helfrich MH. Osteopetrosis:
genetics, treatment and new insights into osteoclast function. Nat Rev
Literatuur
* Aker M, Rouvinski A, Hashavia S, et al. An SNX10 mutation causes
malignant osteopetrosis of infancy. J Med Genet 2012; 49: 221-226.
* Antunes LA, Nogueira AP, Castro GF, Ribeiro MG, de Souza IP. Dental
Endocrinol 2013; 9: 522-536.
* Stránecký V, Hoischen A, Hartmannová H, et al. Mutations in ANTXR1
cause GAPO syndrome. Am J Hum Genet 2013; 92: 792-799.
* Suri L, Gagari E, Vastardis H. Delayed tooth eruption: pathogenesis,
findings and oral health status in patients with mucopolysaccharido-
diagnosis, and treatment. A literature review. Am J Orthod Dentofacial
sis: a case series. Acta Odontol Scand 2013; 71: 157-167.
Orthop 2004; 126: 432-445.
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
237
121 | april 2014
Oosterkamp e.a.: Eruptiestoornissen en syndromen
T h e m a : Ta n d e r u p t i e
* Verstrynge A, Carels C, Verdonck A, Mollemans W, Willems G, Schoenaers J. Dentomaxillaire en faciale problemen bij cleidocraniale
dysplasia. Ned Tijdschr Tandheelkd 2006; 113: 69-74.
* Wang M, Dobeck JM, Sorkin BC, Skobe Z. Adenomatous polyposis coli
protein is expressed in alternate stages of the ameloblast life cycle. J
Dent Res 1998; 77: 1979-1982.
* Wise GE, Frazier-Bowers S, D’Souza RN. Cellular, molecular, and
genetic determinants of tooth eruption. Crit Rev Oral Biol Med 2002;
13: 323-334.
* Wise GE. Cellular and molecular basis of tooth eruption. Orthod
Craniofac Res 2009; 12: 67-73.
Summary
Tooth eruption disturbances and syndromes
In the tooth eruption mechanism, various disturbances can appear as a result
of gene mutations, a consequence of which can be that tooth eruption does
not occur. There are 5 syndromes which involve the complete failure of several
or even all teeth to erupt, specifically: cleidocranial dysplasia, Gardner’s
syndrome, osteopetrosis, mucopolysaccharidosis and GAPO syndrome. Some
are very rare and will seldom be encountered in a dental practice, but they
show how vulnerable the tooth eruption mechanism is. Dentists are generally
the ones who identify a tooth eruption problem in a patient. Since syndromes
can be associated with other disorders, additional investigation by a clinical
geneticist is always important when a syndrome is suspected.
Bron
B.C.M. Oosterkamp1, C.W. Ockeloen1,2, C.E.L. Carels1, A.M. KuijpersJagtman1
Uit 1de vakgroep Orthodontie en Craniofaciale Biologie en uit 2de afdeling
Genetica van het Radboudumc in Nijmegen
Datum van acceptatie: 10 oktober 2013
Adres: mw. dr. B.C.M. Oosterkamp, Radboudumc, postbus 9101, 6500 HB
Nijmegen
[email protected]
Verantwoording
Afbeeldingen 4 en 5 zijn met toestemming overgenomen uit Karmel et al,
2009. Afbeelding 6 is met toestemming overgenomen uit Stránecký et al,
2013 en afbeelding 7 met toestemming uit da Silveira et al, 2006.
De patiënten op afbeeldingen 1 en 6 hebben toestemming gegeven voor
publicatie van de beelden in het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde.
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
238
121 | april 2014