B.C.M. Oosterkamp, C.W. Ockeloen, C.E.L. Carels, Thema: Tanderuptie A.M. Kuijpers-Jagtman Eruptiestoornissen en syndromen In het eruptiemechanisme kunnen als gevolg van genmutaties verschillende verstoringen optreden die het uitblijven van tanderuptie tot gevolg kunnen hebben. Zo zijn er 5 syndromen waarbij sprake is van volledig uitblijven van de eruptie van meerdere of zelfs alle gebitselementen, te weten: cleidocraniale dysplasie, het syndroom van Gardner, osteopetrose, mucopolysaccharidose en het GAPO-syndroom. Enkele zijn zeer zeldzaam en zullen in de tandartspraktijk zelden worden aangetroffen, maar ze illustreren wel hoe kwetsbaar het tanderuptiemechanisme is. Tandartsen zijn meestal diegenen die een probleem van tanderuptie opmerken bij een patiënt. Omdat syndromen gepaard kunnen gaan met andere aandoeningen is, bij verdenking op een syndroom, nader onderzoek door een klinisch geneticus altijd van belang. Oosterkamp BCM, Ockeloen CW, Carels CEL, Kuijpers-Jagtman AM. Eruptiestoornissen en syndromen Ned Tijdschr Tandheelkd 2014; 121: 233-238 doi: 10.5177/ntvt.2014.04.13198 Inleiding Eruptiestoornissen zijn meestal het gevolg van lokale problemen zoals traumata, boventallige gebitselementen, ruimtegebrek in de tandbogen, tumoren of cysten (Wise et al, 2002). Er zijn echter ook eruptiestoornissen met een hele andere etiologie, namelijk eruptiestoornissen die voorkomen bij syndromen en veroorzaakt worden door genetische defecten. Er wordt in de literatuur een brede variatie van eruptiestoornissen beschreven variërend van een geringe vertraging in de doorbraak van een enkel gebitselement tot het geheel uitblijven van de eruptie van alle gebitselementen. Een overzicht van syndromen waarbij eruptiestoornissen optreden is te vinden in de wat oudere publicaties van Wise et al (2002) en Suri et al (2004). In dit artikel worden 5 syndromen beschreven waarbij de tanderuptie dusdanig is verstoord dat sprake is van volledig uitblijven van de eruptie van meerdere of zelfs alle gebitselementen. Enkele van deze syndromen zijn zeer zeldzaam en het is dan ook onwaarschijnlijk dat deze in de praktijk worden aangetroffen. De beschrijving illustreert echter de kwetsbaarheid van het tanderuptiemechanisme en geeft een indruk van de verschillende verstoringen die in dit mechanisme kunnen optreden. Afb. 1. Extraorale opname van een patiënt met cleidocraniale dysplasie. De karakteristieke gelaatstrekken waaronder een prominerend voorhoofd, hypoplasie van de maxilla, een lage neusbrug en een prominente kin zijn zichtbaar. Het meest bekende syndroom dat is geassocieerd met het uitblijven van eruptie van meerdere (overtallige) blijvende gebitselementen is cleidocraniale dysplasie. Cleidocraniale dysplasie kan de novo ontstaan of op autosomaal dominante wijze worden overgeërfd van een aangedane ouder (Hennekam et al, 2010). Deze aandoening komt voor bij ongeveer 1 op de 1.000.000 geboorten. Het syndroom wordt gekenmerkt door hypoplasie of aplasie van de sleutelbeenderen waardoor de patiënt meestal zijn schouders bij elkaar kan brengen. De anatomie van de vingerkootjes is afwijkend en vaak is er sprake van brachydactylie. Patiënten met cleidocraniale dysplasie zijn meestal kleiner dan gemiddeld. Craniofaciale kenmerken bij dit syndroom omvatten het vertraagd of niet sluiten van de fontanellen en de aanwezigheid van Wormiaanse botstructuren in de schedel. De sinussen zijn vaak onderontwikkeld. De patiënt heeft karakteristieke gelaatstrekken met een prominent voorhoofd (frontal bossing), hypoplasie van de maxilla, een lage neusbrug en een prominente kin (afb. 1). Een smal en hoog palatum gaat soms gepaard met een submuceuze of volledige spleet van het palatum durum en molle. Op tandheelkundig gebied is er sprake van retentie van melkelementen en uitblijven van eruptie van blijvende gebitselementen. Opvallend is de Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde 233 Syndromen geassocieerd met het uitblijven van eruptie Cleidocraniale dysplasie 121 | april 2014 Oosterkamp e.a.: Eruptiestoornissen en syndromen T h e m a : Ta n d e r u p t i e Afb. 2. Driedimensionale reconstructie van een cone beam-computertomogram. De ligging van de geïmpacteerde gebitselementen bij een patiënt met cleidocraniale dysplasie is hierop goed waarneembaar. Afb. 4. Driedimensionale reconstructie van een cone beam-computertomogram. De osteomen in de mandibula bij een patiënt met het syndroom van Gardner zijn hierop zichtbaar (Karmel et al, 2009). Afb. 3. Intraorale opname van patiënt met cleidocraniale dysplasie bij wie botschroeven zijn aangebracht als verankering voor het orthodontisch naar de boog geleiden van de geïmpacteerde gebitselementen. aanwezigheid van enkele tot tientallen boventallige gebitselementen. Het fenotypisch spectrum is uiterst variabel (Verstrynge et al, 2006; Hennekam et al, 2010). Ongeveer 70% van de gevallen van cleidocraniale dysplasie wordt veroorzaakt door veranderingen in het RUNX2-gen, ook wel CBFA1-gen genoemd, dat gelokaliseerd is op de korte arm van chromosoom 6 (Mundlos et al, 1997). Transcriptiefactor RUNX2 is van belang voor de differentiatie van osteoclasten door activatie van RANKLexpressie en RANK-RANKL-signalering (Maltha, 2014). De verstoorde tanderuptie bij patiënten met cleidocraniale dysplasie zou dus gedeeltelijk kunnen worden verklaard door verlies van functioneel RUNX2. Door de mutatie in het gen RUNX2 is de differentiatie van osteoclasten verstoord en zou onvoldoende bot geresorbeerd worden om het eruptiepad vrij te maken voor normale tanderuptie (Lossdörfer et al, 2009; Dorotheou et al, 2013). De orthodontische behandeling van deze groep patiënten is erop gericht om het eruptiepad van de te behouden en geïmpacteerde gebitselementen vrij te maken en ze hier al dan niet met behulp van orthodontische apparatuur doorheen te geleiden. In veel gevallen kunnen op deze wijze gebitselementen in de boog worden gereguleerd. Een complicerende factor is bovendien dat steeds weer nieuwe overtallige gebitselementen kunnen ontstaan. Vanwege de veelheid aan impacties is het verkrijgen van verankering lastig. Daarnaast is het vaak moeilijk te beoordelen hoe de gebitselementen ten opzichte van elkaar in het bot zijn gelegen. Driedimensionale beeldvorming met behulp van Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde Afb. 5. Gereconstrueerd panoramisch beeld van een cone beam-computertomogram. Meerdere geïmpacteerde gebitselementen bij een patiënt met het syndroom van Gardner kunnen hierop worden waargenomen. (Karmel et al, 2009). cone beam-computertomografie (CBCT) en nieuwe technieken als skelettale verankering zorgen voor verbetering van de diagnostiek en de behandelmogelijkheden (afb. 2 en 3). Toch moet rekening worden gehouden met een zeer lange behandelingsduur en is een behandeltraject van 6 tot 10 jaar geen uitzondering. Syndroom van Gardner Het syndroom van Gardner is een vorm van autosomaal dominante familiale colorectale polyposis (FAP). FAP komt voor bij ongeveer 1 op de 14.000 personen en wordt gekenmerkt door het ontstaan van multipele darmpoliepen (Lyons et al, 1988). Deze darmpoliepen hebben een zeer hoge kans op maligne ontaarding waardoor chirurgische verwijdering is geïndiceerd. In geval van het syndroom van Gardner komen naast de darmpoliepen ook dermoïd-, epidermoïdcysten en wekedelentumoren voor, die zich op verschillende plaatsen in het gezicht en op het lichaam kunnen manifesteren. Ook komen osteomen veelvuldig voor. Deze worden voornamelijk aangetroffen in de schedel, de mandibula, het aangezichtsskelet en de paranasale sinussen (afb. 4). Op tandheelkundig gebied worden het uitblijven van eruptie van een of meerdere blijvende gebitselementen en retentie van melkelementen beschreven 234 121 | april 2014 Oosterkamp e.a.: Eruptiestoornissen en syndromen T h e m a : Ta n d e r u p t i e (afb. 5). Ook kan er sprake zijn van boventallige gebitselementen, hypercementose en odontomen (Kamel et al, 2009; Hennekam et al, 2010; Cristofaro et al, 2013). Het syndroom van Gardner wordt veroorzaakt door mutaties in het adenomatuos polyposis coli (APC)-gen, dat gelokaliseerd is op de lange arm van chromosoom 5 (Bodmer et al, 1987). Het APC-gen codeert voor een tumorsuppressoreiwit. Deze eiwitten verhinderen het optreden van ongecontroleerde celdelingen waardoor maligne tumoren worden voorkomen. De controle van celdeling vindt plaats door interactie met andere eiwitten waaronder het bètacatenine. Regulatie van dit eiwit door APC voorkomt de overstimulatie van genen die celdeling promoten. Een mutatie in het APC-gen kan deze regulerende werking verstoren waardoor ongecontroleerde celdelingen en zowel benigne als maligne tumoren ontstaan. Expressie van APC wordt waargenomen tijdens de verschillende fases van tandvorming (Wang et al, 1998). Daarnaast worden APC-mutaties geassocieerd met toegenomen botdichtheid (Miclea et al, 2010). Deze factoren zouden mogelijk de verstoring van de tanderuptie gedeeltelijk kunnen verklaren. De craniofaciale en dentale afwijkingen, waaronder de eruptiestoornissen, bij het syndroom van Gardner ontstaan soms vele jaren voordat de darmpoliepen zich ontwikkelen. Tezamen met een positieve familieanamnese zouden eruptiestoornissen de eerste aanwijzingen kunnen vormen voor het syndroom van Gardner. Tandartsen en tandarts-specialisten kunnen daarom een belangrijke rol spelen in de diagnostiek en de verwijzing van patiënten met deze aandoening naar een specialist. Dit is van groot belang vanwege het risico op maligne ontaarding van darmpoliepen (Cristofaro et al, 2013). Het risico op maligniteiten kan aanzienlijk worden verkleind met preventieve colectomie. In de literatuur is weinig te bekend over de mogelijkheden voor gebitsrehabilitatie bij patiënten met het syndroom van Gardner. Afhankelijk van de algemene lichamelijke gesteldheid als gevolg van de ziekte zullen patiënten meer of minder belang hechten aan een functionele en esthetische gebitsrehabilitatie. Verwijdering van de odontomen en geïmpacteerde gebitselementen gevolgd door prothetische rehabilitatie wordt beschreven. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het feit dat het parodontale ligament rond de niet doorgebroken gebitselementen lokaal verdwenen kan zijn, waardoor de gebitselementen ankylotisch kunnen zijn en extracties gecompliceerd zijn (Kamel et al, 2009; Panjwani et al, 2011; Cristofaro et al, 2013). Osteopetrose is ook een ziekte die zijn oorzaak vindt in een verstoring van het botremodelleringsproces. Deze verstoring wordt veroorzaakt door een dysfunctie van osteoclasten. Door verminderde botafbraak ontstaat een toegenomen botdensiteit, waarbij het bot slecht gevasculariseerd is en er een grotere kans bestaat op botfracturen. Ook kunnen als gevolg van de toegenomen botdensiteit hersenzenuwen bekneld raken waardoor een scala van afwijkingen kan ontstaan variërend van visus- en reukstoornissen en gehoorverlies tot aangezichtsverlamming. Osteopetrose is een zeer heterogene aandoening en komt voor in autosomaal dominante en recessieve vorm. De autosomaal dominante vorm van osteopetrose is meestal asymptomatisch. Autosomaal recessieve osteopetrose is zeldzaam en is geassocieerd met onder andere significante hematologische afwijkingen waaronder beenmerginsufficiëntie en extramedullaire hematopoëse, een karakteristiek gelaat met macrocefalie en frontal bossing, exophtalmus, botfracturen en ‘failure to thrive’ (significant lager gewicht dan gemiddeld ofwel significant lagere gewichtstoename dan gemiddeld) (Aker et al, 2012). Vaak is er na de geboorte sprake van respiratoire en voedingsproblemen door choanenstenose, evenals hypocalciëmie. De beenmerginsufficiëntie is de ernstigste complicatie van autosomaal recessieve osteopetrose en zorgt voor een sterk verminderde levensverwachting. Echter, bij vroegtijdige onderkenning kan allogene hematopoëtische stamceltransplantatie curatief zijn. Door de verminderde botafbraak kan de tanderuptie vertraagd zijn of geheel uitblijven. Ook worden agenesieën, afwijkend gevormde gebitselementen en slechte mineralisatie van glazuur en dentine aangetroffen (De Baat et al, 2005; Luzzi et al, 2006). Etiologisch hebben alle vormen van osteopetrose gemeen dan er sprake is van een dysfunctie van osteoclasten als gevolg van afwijkingen in de ruwe randzone. Een uitzondering hierop vormt de ‘osteoclastarme’ variant van autosomaal recessieve osteopetrose die veroorzaakt wordt door een mutatie van het TNFSF11- of TNFRSF11A-gen, waardoor onvoldoende osteoclasten worden gevormd (Sobacchi et al, 2013). Verschillende genen zijn betrokken bij de vorming en de functie van de ruwe randzone van osteoclasten. Het best omschreven zijn de mutaties in de ‘T-cell immune regulator (TCIRG1)’ en ‘chloride kanaal 7 (CLCN7)’-genen. Voor de ernstigste vorm van osteopetrose, namelijk de ‘osteoclastrijke’ variant van autosomaal recessieve osteopetrose, werd onlangs de genetische achtergrond vrijwel volledig ontrafeld. Hierbij is naast mutaties in TCIRG1- en CLCN7-genen ook sprake van mutaties in de OSTM1-, SNX10- en PLEKHM1-genen. Deze mutaties zijn verantwoordelijk voor een verstoord transport van endosomale en lysosomale vesikels die de formatie en de functie van de ruwe randzone verstoren. Osteoclasten zijn daardoor niet in staat in de ruwe randzone een verhoogde zuurgraad te creëren die nodig is om botmatrix te kunnen afbreken (Sobacchi et al, 2013). Na succesvolle hematopoëtische stamceltransplantatie, waarmee de osteoclastenfunctie wordt hersteld, lijkt de tanderuptie weer tot stand te kunnen komen (Jälevik et al, 2002). Tandheelkundige behandeling bij osteopetrose richt zich in de eerste plaats op preventie van orale aandoeningen. Door de verminderde vascularisatie en obliteratie van Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde 235 Osteopetrose 121 | april 2014 Oosterkamp e.a.: Eruptiestoornissen en syndromen T h e m a : Ta n d e r u p t i e Afb. 7. Panoramische röntgenopname toont een volledige geïmpacteerde dentitie bij een patiënt met het GAPO-syndroom (Da Silveira et al, 2006). Afb. 6. Extraorale opname van een patiënt met het GAPO-syndroom. Zichtbaar zijn de karakteristieke gelaatstrekken waaronder een prominerend en hoog voorhoofd, bitemporale versmalling van de schedel, verdikte oogleden, grote oren, een brede neusbodem, een lang philtrum en dikke volle lippen (Stránecký et al, 2013). het spongieuze bot is er een toegenomen kans op het ontwikkelen van osteomyelitis en necrose. Indien extracties moeten worden uitgevoerd dient hiermee rekening te worden gehouden, evenals met een grotere kans op botfracturen (De Baat et al, 2005). Ten aanzien van de behandeling van niet geërupteerde gebitselementen is weinig bekend. Het forceren van eruptie met behulp van orthodontische tractie lijkt echter niet raadzaam vanwege het verhoogde risico op osteonecrose. Prothetische vervanging zou kunnen worden overwogen, maar is afhankelijk van de mate van disfunctie van de osteoclasten en daarmee ook de ernst van de aandoening. autosomaal recessief met uitzondering van type II (ziekte van Hurler) die X-gebonden recessief wordt overgeërfd. Het fenotypisch spectrum varieert van een ernstig progressieve, early-onset vorm tot langzaam progressieve vormen die zich op latere leeftijd manifesteren. Onvoldoende afbraak van GAGs kan leiden tot ophoping ervan rondom verschillende organen, waaronder het hart. Ernstig cardiovasculair lijden kan hiervan het gevolg zijn met zelfs de dood tot gevolg. Door overmatige ophoping van GAGs in de gingiva en in de tandfollikels kan de doorbraak van alle gebitselementen worden verstoord. Om eruptie mogelijk te maken wordt chirurgische verwijdering van de gingiva rondom de gebitselementen aangeraden, bij voorkeur voordat de radix volledig is afgevormd. Indien spontane eruptie niet optreedt, kan orthodontische tractie worden aangewend (Smith et al, 1995; Antunes et al, 2013). GAPO-syndroom Mucopolysaccharidose vormen een groep stofwisselingsziekten die het gevolg zijn van een stapeling van glycosaminoglycanen (GAGs). De stapeling is het gevolg van een verminderde activiteit van specifieke lysosomale enzymen die betrokken zijn bij de afbraak van GAGs. Op basis van klinische en biochemische kenmerken worden mucopolysacharidose typen I tot VII onderscheiden. Voor een overzicht van de verschillende typen wordt verwezen naar het overzichtsartikel van Smith et al (1995). Het fenotypisch spectrum is uiterst variabel. Kenmerken zijn ontwikkelingsachterstand, groeiachterstand, skeletafwijkingen, hepatosplenomegalie, corneavertroebeling, macrocefalie, een grof gelaat, prominent voorhoofd, platte neusrug en brede neuspunt en grote lippen en tong. Alle vormen zijn GAPO is een acroniem voor groeiachterstand, alopecia (kaalheid), pseudoanodontia (uitblijven van tanderuptie) en oogafwijkingen (Hennekam et al, 2010). Faciaal wordt dit syndroom gekenmerkt door een prominent hoog voorhoofd, bitemporale versmalling van de schedel, prominente schedelvenen, een vertraagde sluiting van de voorste fontanel, milde hypoplasie van het middengezicht, verdikte oogleden, grote oren, een brede neusbasis, een lang filtrum en volle lippen (afb. 6). GAPO is een zeer zeldzaam autosomaal recessief syndroom. In de literatuur zijn ongeveer 30 casus beschreven (Nanda et al, 2010). Recent werden mutaties in ANTXR1 geïdentificeerd als oorzaak voor dit syndroom. Mutaties in ANTXR1 zijn geassocieerd met accumulatie van extracellulaire matrix, die kenmerkend is voor GAPO (Stránecký et al, 2013). Zoals de term pseudoanodontia impliceert is er een verstoring van de eruptie van zowel het melk- als het blijvende gebit. Alle gebitselementen liggen geïmpacteerd in de kaak en de processus alveolaris is hierdoor uitzonderlijk dik (afb. 7). Het is goed denkbaar dat de accumulatie van extracellulaire matrix hieraan ten grondslag ligt. Gebitsrehabilitatie met behulp van gebitsprothesen kan problematisch zijn door de zeer volumineuze processus alveolaris en de ongunstige kaakrelatie. Extractie van de geïmpacteerde gebitselementen wordt afgeraden omdat deze ankylotisch zouden zijn (Da Silveira et al, 2006). Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde 236 Mucopolysaccharidose 121 | april 2014 Oosterkamp e.a.: Eruptiestoornissen en syndromen T h e m a : Ta n d e r u p t i e Discussie * Baat de P, Heijboer MP, Baat de C. Osteopetrose. Classificatie, etiologie, Het mechanisme van tanderuptie is complex en komt tot stand door interacties tussen osteoblasten, osteoclasten en de tandfollikel (Maltha, 2014). Dit mechanisme wordt aangestuurd en gereguleerd door tal van genen. In dit artikel zijn 5 syndromen besproken die gepaard kunnen gaan met het geheel of partieel uitblijven van eruptie van meerdere gebitselementen. De oorzaken van de eruptiestoornissen zijn voor de beschreven syndromen verschillend. Zo kan een verstoring in de differentiatie tot osteoclasten bijdragen aan de doorbraakstoornis bij cleidocraniale dysplasie, terwijl een verstoring van de functie van osteoclasten bijdraagt aan de doorbraakstoornis bij osteopetrose. In geval van mucopolysaccharidose en het GAPO-syndroom vormt waarschijnlijk een ophoping van respectievelijk GAGs en extracellulaire matrix een fysische barrière voor tanderuptie, terwijl bij het syndroom van Gardner ankylose vermoedelijk de eruptiestoornis kan verklaren. Identificatie van syndromen die geassocieerd zijn met eruptiestoornissen vormen een belangrijke leidraad in onderzoek naar de moleculaire mechanismen die betrokken zijn bij tanderuptie (Wise et al, 2009). Meestal zullen tandartsen de eerste zijn die een fenotypische variatie in de tanderuptie waarnemen. Omdat syndromen gepaard kunnen gaan met meer ernstige aandoeningen, is bij verdenking op een syndroom verwijzing naar een klinisch geneticus van groot belang. Daarnaast is counseling van de patiënt door een klinisch geneticus van belang, vooral als er een kinderwens bestaat. Om verzekeringstechnische redenen dient verwijzing via een huisarts of een centrum voor bijzondere tandheelkunde te gebeuren. Voor het opzoeken van kenmerken van syndromen en genetische afwijkingen is de database Online Mendelian Inheritance in Man® (www.omim.org) betrouwbaar en vrij toegankelijk. Deze database biedt een uitgebreide beschrijving van alle genetische aandoeningen en van meer dan 12.000 genen. Daarnaast geeft de ‘clinical synopsis’ die bij iedere afwijking is vermeld een heldere en compacte opsomming van de belangrijkste eigenschappen van een bepaalde aandoening. De database wordt elke dag geactualiseerd en biedt links naar andere informatiebronnen over genetica. behandelmogelijkheden en implicaties voor de mondgezondheid. Ned Tijdschr Tandheelkd 2005; 112: 497-504. * Bodmer WF, Bailey CJ, Bodmer J, et al. Localization of the gene for familial adenomatous polyposis on chromosome 5. Nature 1987; 328: 614-616. * Cristofaro MG, Giudice A, Amantea M, Riccelli U, Giudice M. Gardner’s syndrome: a clinical and genetic study of a family. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol 2013; 115: 1-6. * Da Silveira HE, Quadros OF, Dalla-Bona RR, da Silveira HL, Fritscher GG. Dental findings in GAPO syndrome: case report. Braz Dent J 2006; 17: 259-262. * Dorotheou D, Gkantidis N, Karamolegkou M, Kalyvas D, Kiliaridis S, Kitraki E. Tooth eruption: altered gene expression in the dental follicle of patients with cleidocranial dysplasia. Orthod Craniofac Res 2013; 16: 20-27. * Hennekam RCM, Krantz ID, Allanson JE. Gorlin’s syndromes of the head and neck. New York: Oxford University Press, 2010. * Jälevik B, Fasth A, Dahllöf G. Dental development after successful treatment of infantile osteopetrosis with bone marrow transplantation. Bone Marrow Transplant 2002; 29: 537–540. * Kamel SG, Kau CH, Wong ME, Kennedy JW, English JD. The role of Cone beam CT in the evaluation and management of a family with Gardner’s syndrome. J Craniomaxillofac Surg 2009; 37: 461-468. * Lossdörfer S, Abou Jamra B, Rath-Deschner B, et al. The role of periodontal ligament cells in delayed tooth eruption in patients with cleidocranial dysostosis. J Orofac Orthop 2009; 70: 495-510. * Luzzi V, Consoli G, Daryanani V, Santoro G, Sfasciotti GL, Polimeni A. Malignant infantile osteopetrosis: dental effects in paediatric patients. Eur J Paediatr Dent 2006; 7: 39- 44. * Lyons LA, Lewis RA, Strong LC, Zuckerbrod S, Ferrell RE. A genetic study of Gardner syndrome and congenital hypertrophy of the retinal pigment epithelium. Am J Hum Genet 1988 ;42: 290-296. * Maltha JC. Mechanismen van tanderuptie. Ned Tijdschr Tandheelkd 2014: 121: 209-214. * Miclea RL, Karperien M, Langers AM, et al. APC mutations are associated with increased bone mineral density in patients with familial adenomatous polyposis. J Bone Miner Res 2010; 25: 2624-2632. * Mundlos S, Otto F, Mundlos C, Mulliken JB, et al. Mutations involving the transcription factor CBFA1 cause cleidocranial dysplasia. Cell 1997; 30: 773-779. * Nanda A, Al-Ateeqi WA, Al-Khawari MA, Alsaleh QA, Anim JT. GAPO syndrome: a report of two siblings and a review of literature. Pediatr Tot slot Onderzoek naar de etiologie van bepaalde syndromen kan leiden tot een verbeterd inzicht in het mechanisme van tanderuptie en in de genetische achtergrond van eruptiestoornissen. Daarmee wordt een weg gebaand naar de therapeutische toepassingen en de ontwikkeling van nieuwe therapeutische strategieën. Dermatol 2010; 27: 156-161. * Panjwani S, Bagewadi A, Keluskar V, Arora S. Gardner’s Syndrome. J Clin Imaging Sci 2011; 1: 65. * Smith KS, Hallett KB, Hall RK, Wardrop RW, Firth N. Mucopolysaccharidosis: MPS VI and associated delayed tooth eruption. Int J Oral Maxillofac Surg 1995; 24: 176-180. * Sobacchi C, Schulz A, Coxon FP, Villa A, Helfrich MH. Osteopetrosis: genetics, treatment and new insights into osteoclast function. Nat Rev Literatuur * Aker M, Rouvinski A, Hashavia S, et al. An SNX10 mutation causes malignant osteopetrosis of infancy. J Med Genet 2012; 49: 221-226. * Antunes LA, Nogueira AP, Castro GF, Ribeiro MG, de Souza IP. Dental Endocrinol 2013; 9: 522-536. * Stránecký V, Hoischen A, Hartmannová H, et al. Mutations in ANTXR1 cause GAPO syndrome. Am J Hum Genet 2013; 92: 792-799. * Suri L, Gagari E, Vastardis H. Delayed tooth eruption: pathogenesis, findings and oral health status in patients with mucopolysaccharido- diagnosis, and treatment. A literature review. Am J Orthod Dentofacial sis: a case series. Acta Odontol Scand 2013; 71: 157-167. Orthop 2004; 126: 432-445. Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde 237 121 | april 2014 Oosterkamp e.a.: Eruptiestoornissen en syndromen T h e m a : Ta n d e r u p t i e * Verstrynge A, Carels C, Verdonck A, Mollemans W, Willems G, Schoenaers J. Dentomaxillaire en faciale problemen bij cleidocraniale dysplasia. Ned Tijdschr Tandheelkd 2006; 113: 69-74. * Wang M, Dobeck JM, Sorkin BC, Skobe Z. Adenomatous polyposis coli protein is expressed in alternate stages of the ameloblast life cycle. J Dent Res 1998; 77: 1979-1982. * Wise GE, Frazier-Bowers S, D’Souza RN. Cellular, molecular, and genetic determinants of tooth eruption. Crit Rev Oral Biol Med 2002; 13: 323-334. * Wise GE. Cellular and molecular basis of tooth eruption. Orthod Craniofac Res 2009; 12: 67-73. Summary Tooth eruption disturbances and syndromes In the tooth eruption mechanism, various disturbances can appear as a result of gene mutations, a consequence of which can be that tooth eruption does not occur. There are 5 syndromes which involve the complete failure of several or even all teeth to erupt, specifically: cleidocranial dysplasia, Gardner’s syndrome, osteopetrosis, mucopolysaccharidosis and GAPO syndrome. Some are very rare and will seldom be encountered in a dental practice, but they show how vulnerable the tooth eruption mechanism is. Dentists are generally the ones who identify a tooth eruption problem in a patient. Since syndromes can be associated with other disorders, additional investigation by a clinical geneticist is always important when a syndrome is suspected. Bron B.C.M. Oosterkamp1, C.W. Ockeloen1,2, C.E.L. Carels1, A.M. KuijpersJagtman1 Uit 1de vakgroep Orthodontie en Craniofaciale Biologie en uit 2de afdeling Genetica van het Radboudumc in Nijmegen Datum van acceptatie: 10 oktober 2013 Adres: mw. dr. B.C.M. Oosterkamp, Radboudumc, postbus 9101, 6500 HB Nijmegen [email protected] Verantwoording Afbeeldingen 4 en 5 zijn met toestemming overgenomen uit Karmel et al, 2009. Afbeelding 6 is met toestemming overgenomen uit Stránecký et al, 2013 en afbeelding 7 met toestemming uit da Silveira et al, 2006. De patiënten op afbeeldingen 1 en 6 hebben toestemming gegeven voor publicatie van de beelden in het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde. Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde 238 121 | april 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc