Kloosterkerk, Den Haag 'De bijbel op straat' Psalm 115 en 'Mijn schilt ende betrouwen sijt ghij o Godt, mijn heer' (Min. van Defensie, Kalvermarkt) 20 juli 2014 – voorganger: ds Rienk Lanooy Gebed om ontferming Ik zal er zijn is uw naam... hoort u ons ook nu wij u roepen vanuit het onheil en het verdriet van deze dagen? doet u uw naam eer aan of worden wij op ons zelf teruggeworpen machteloos hulpeloos hopeloos? want het bloed van uw mensenkinderen roept van de aarde is hun leven u nog iets waard? in den beginne sprak U 'licht' en het is er zo kent de duisternis haar plaats Ik zal er zijn is uw naam... Ik zal er zijn is uw naam... en die naam zegenen wij hier zodat hij zal blijven klinken als een weerwoord tegen het onheil dat wij elkaar aandoen kan die naam op tegen de grote leegte van het bestaan die zich klaarblijkelijk zo gemakkelijk laat vullen met leugen en strijd en mensen opzet tegen elkaar dat die naam ons op de lippen bestorven ligt we er naar gaan leven elkaar tot brood en wijn worden en steeds meer op u gaan lijken daarom bidden wij U: Heer, ontferm U... dat uw naam ons vervult van diep ontzag voor elkaar van verzoenende woorden van een woord van troost op het goede moment gesproken daarom bidden wij U: Heer, ontferm U... dat wij daar op kunnen vertrouwen hier in uw huis waar uw naam ons tot vrede strekt daarom bidden wij: Heer, ontferm U... Inleiding op de lezing Wij vervolgen de serie: 'De bijbel op straat' en bevinden ons vandaag op de Kalvermarkt, tegenover het stadhuis. Daar staat een gebouw van het ministerie van Defensie waar boven op gevel staat geschreven: 'Mijn schilt ende betrouwen sijt ghij o Godt mijn heer'. Deze regel uit het Wilhelmus komt niet letterlijk uit de bijbel, maar zij lijkt geënt te zijn op de psalmen waarin het beeld van God als schild regelmatig terugkomt. Een van die psalmen is Psalm 115 die nu zal klinken. 1 Preek 'Mijn schilt ende betrouwen / sijt ghij o God mijn heer' – Het staat met gouden letters geschreven op de gevel van het ministerie van defensie aan de Kalvermarkt, hier in de stad. De letters glimmen in de zon en staan daar, bijna onaantastbaar, hoog boven het grijze straatbeeld, alsof zij daarmee de afstand onderstrepen die er is tussen die oude, gedragen woorden en het gewone, soms zo grauwe leven. Misschien dat wij die afstand juist deze dagen sterk ervaren, ieder op onze eigen wijze. Het gewone leven: dat zijn mensen onderweg, voor vakantie, een conferentie, familiebezoek. En grauw wordt het, asgrauw, als hun vliegtuig uit de lucht geschoten wordt. Opeens komt dat gewone, grauwe leven dichtbij. Het is geen nieuwsfeit meer, naast alle andere nieuwsfeiten. Het raakt aan ons bestaan. We zijn er door geraakt. Het had ons ook kunnen overkomen of misschien: het is bekenden van ons overkomen. We zoeken naar de schuldigen of we weten al wie het zijn, we lezen de verhalen van wonderbaarlijke redding of van noodlottige samenloop. We ergeren ons aan het spel van de macht dat vuil is, waarin de leugen overheerst, de waarheid en de menselijkheid er niet toe doen. We treuren... Ook deze dag staan die letters te glimmen, hoog op de gevel: 'Mijn schilt en de betrouwen / sijt ghij o God mijn heer...' Hebben ze nog enige betekenis, net als die gelijksoortige woorden uit de Psalm: “...vertrouw op de Heer, hun hulp en hun schild is hij?” Of zijn dat ook woorden die hoog boven de alledaagse werkelijkheid staan en daardoor ieder contact met de realiteit verloren hebben. Mooi, maar zonder inhoud. In Psalm 115, zeggen uitleggers, zien we iets van het lot van de Israëlieten die, teruggekeerd uit de ballingschap, proberen het gewone leven weer op te bouwen. De gemeenschap is gedecimeerd en uiteengeslagen. De tempel is een bouwval, Jeruzalem een ruïne. Het volk verkeert in shock, in crisis. Wie zijn we, wat staat ons te doen, vragen zij zich af? Wat hebben we van de Eeuwige te verwachten? Op wie kunnen we vertrouwen? Is God nog meer dan een paar gouden letters uit het verleden? Wie is ons schilt ende betrouwen? Een antwoord klinkt in de eerste twee woorden van de Psalm. In het Hebreeuws staat daar geschreven: Lo lande. “Niet aan ons”, betekenen die woorden. In de Amsterdamse volkstaal, waarin veel joodse uitdrukkingen voorkwamen, klonken, zo aan het begin van de 20e eeuw, die woorden ook vaak, maar dan klonken ze zo: Lou loene. Tot op de dag van vandaag is dat een uitdrukking. Misschien wordt ze niet zo heel vaak meer gebruikt, maar toch... Lou loene betekent dat iets verkeerd loopt of tevergeefs is gedaan, dat iets 'om te huilen is'. Bijvoorbeeld in een zin als: 'Ik ging nog even naar de stad om schoenen te kopen, maar lou loene, het was veel te druk.' Lou loene, Lo lanoe: Niet ons, niet aan ons... Op wie kunnen wij vertrouwen? Niet ons... zo begint de Psalm. Wie dan wel? Is er iemand? Maar de psalm wil eerst gezegd hebben: het begint niet met ons... Lou loene. Het is alsof de dichter een contrast wil schetsen. Hij zegt a.h.w.: dat is toch altijd weer wat wij mensen doen, wij beginnen het liefst wél bij ons zelf, bij onze mogelijkheden, onze capaciteiten, bij de vermeende vooruitgang die wij maken. Want als we niet bij onszelf beginnen, is er altijd weer die angst dat we ook niet bij onszelf uitkomen. Wie wil dat risico lopen? Liever beginnen we dus bij onszelf. Bij wat we kunnen en betekenen. Immers: we zijn liever doeners dan laters, gevers dan ontvangers. Afhankelijk zijn is voor veel mensen een angstbeeld. We leren elkaar om te leven in de actiemodus: in ieder mens schuilt een leider, succes is geen toeval, maar 2 maakbaar... problemen heten uitdagingen, mogelijke grenzen worden gepareerd met het dogma: the sky is the limit. En we bouwen een schild van kennis en kunde om ons heen dat ons onaantastbaar moet maken. Maar soms blijkt het leven niet maakbaar, maar uiterst kwetsbaar te zijn, een ragfijne draad van lotgevallen, die naar willekeur mensen raakt. Niet ons, God, niet aan ons, nee, geef glorie aan uw naam, om uw vriendschap, om uw trouw....Zo begint de dichter. En dat is dus geen valse bescheidenheid, geen stijlfiguur van beleefdheid. Het is een klacht, een ultieme poging om van zich zelf weg te denken; weg van de eigen angst, de vermeende maakbaarheid, de leegte, weg van dat gevoel van kwetsbaarheid. De denker Pascal beschreef die grote leegte al eens met de woorden: “De eeuwige stilte van die oneindige ruimte beangstigt mij” (“Le silence éternel de ces espaces infinis m’effraie”, Pensées 206 / 201). Kun je daar los van komen, vraagt de dichter, kan er nog iets anders gezegd worden dan 'wij'? Ja, dat kan, is zijn antwoord. En hij geeft dat antwoord in de vorm van een klacht; en hij geeft het door de moed op te brengen om te roepen om hulp: geef, in Godsnaam, uw naam de eer, vanwege uw vriendschap en uw trouw. Gelukkig ontdekken wij meer en meer de kracht van de klacht. En het zijn vooral de psalmen die ons daarbij van dienst zijn. Vaak spreken zij over deze bijzondere vorm van hoe wij ons kunnen verhouden tot de Eeuwige; nu ja, ze spreken er niet over: ze zijn het, ze doen het: klagen tegen de Eeuwige. En wie tegen de Eeuwige klaagt, zegt daarmee zoveel als: soms overzie ik het leven niet, dan is er teveel om alles te kunnen ordenen en onderscheiden. Met ons verstand lukt dat meestal nog wel, tot op zekere hoogte, maar wij beseffen dat de dingen van het leven zo vaak ons verstand te boven gaan. Wie tot de hemel klaagt, zeggen de psalmen, is geen slappeling, maar iemand die een moedige stap zet. Hij doet afstand van al de almachtsfantasieën waarin wij zijn gaan geloven toen we dachten dat we de wereld aankonden en begrepen. En tegelijkertijd is het iets anders dan alles maar aanvaarden, of, zoals een cantate van even geleden al weer, zei: 'es gehe wie es gehe': je maar deemoedig voegen in de dingen die gaan zoals ze gaan. Het is de hemel aanspreken op wat de bedoeling van het leven is. Klagen is actie. Het is de hemel houden aan zijn belofte. Mijn schilt en de betrouwen / sijt ghij, jazeker, maar laat het dan ook zien. Klagen is protesteren tegen wat er in deze wereld gebeurt aan mensonterende dingen – en deze week is er vol van, in heden en verleden (Srebrenica). Het is God wijzen op het feit dat hij het ons verschuldigd is om in te treden voor ieder mensenkind. Zodat het niet 'gehe wie es gehe', maar dat het anders gaat. Dat hij zijn belofte nakomt dat het goed toeven is op deze aarde. Dat hij instaat voor zijn mensen. Dat er reden is tot vertrouwen. Niet wij... lou loene..., maar geef uw naam alle eer. Dat is de klacht en de oproep van de dichter. Een klacht en een oproep die zich voedt met het vertrouwen dat verbonden is met de Godsnaam: Ik zal met jullie zijn. En op dat vertrouwen komt het aan. Later in de psalm roept de dichter daartoe op, tot driemaal toe: … vertrouw op de Heer, – hun hulp is Hij, hun schild. Mijn schilt ende betrouwen sijt ghij o godt mijn heer. Maar wat voor soort vertrouwen is dat dan? 3 De Amerikaanse filosoof Robert C. Solomon noemt ergens drie vormen van vertrouwen: naïef, conditioneel en authentiek vertrouwen. Naïef vertrouwen is een kinderlijk vertrouwen: het is mooi en waardevol, maar wie het eenmaal kwijt is, krijgt het niet meer terug. Wie vertrouwt op God, als het vanzelfsprekend aanwezige schild dat tegen alles beschermt, is naïef. Levenservaring holt het uit. Voorwaardelijk vertrouwen is geen echt vertrouwen. In het slechtste geval is het een vorm van koehandel: God is verplicht in ruil voor mijn geloof of gebed mij te behoeden voor ziekte en ongeluk. Ook hier leert de praktijk van het leven dat deze vorm van vertrouwen geen stand houdt. De derde vorm is authentiek vertrouwen, vertrouwen als dat van de dichter van de psalm. Deze manier van zich toevertrouwen aan God is gegroeid aan het leven. Het maakt ons als mensen ook niet passief. Wie vertrouwt, kan de hemel aanklagen, en tegelijkertijd zelf in actie komen. Wie vertrouwt blijft hopen, blijft bidden, blijft uitzien naar het goede, naar de vreugde van het leven. En tegelijkertijd houdt authentiek vertrouwen ook rekening met de kwetsbaarheid van het leven, het toeval dat je soms overvalt. Daarom vraagt het ons ook om op te houden onszelf te zien als het middelpunt van de wereld om wie alles heen draait. Het is een vertrouwen van lou loene, niet wij... terwijl het de Eeuwige er aan houdt zijn naam in ere te houden: Want ik zal er zijn. Wie bidt: Mijn schilt ende betrouwen sijt gij o Godt mijn heer, durft zijn eigen bestaan te relativeren, zonder dat het betekenisloos wordt. Het 'wij' krijgt een andere betekenis: je hoeft niet alles zelf te doen, voortdurend jezelf te bewijzen, en tegelijkertijd groeit er een vorm van vertrouwen in je, dat tegen een stootje kan. En zo komt de dichter van Psalm 115 na zijn klacht uit bij een dankzegging. Hij begon met ons: lou loene, niet wij... en hij eindigt met ons: Maar wij. Onze rol is niet uitgespeeld. Wel is zij is in de loop van de psalm veranderd. Hoor maar hoe hij zijn lied beëindigt: Maar wij, wij zegenen de Eeuwige van nu en tot in eeuwigheid. Ook wij doen dat, vandaag, aan de tafel van de Heer. Daar zegenen wij God, daar zeggen wij hem dank, voor zijn goedheid en voor ons leven. Daar delen we van wat we ontvangen hebben. We durven er te spreken van vertrouwen. Wij doen dat (vandaag), in de schaduw van wat er gebeurt in deze wereld, in Oekraïne, in Gaza en Israël, in Syrië... de rij is eindeloos, als altijd, ook al komt die schaduw ons nu wellicht nader dan anders. Maar we doen het. We kiezen er voor... omdat er voor ons gekozen is: Ik zal er zijn! Gij die in den beginne hebt geroepen: licht, en de duisternis vluchtte, dag, en de nacht kromp ineen, mensen, en uit het onbestaanbare werden wij mensen Gij die zin gegeven hebt aan ons bestaan, Gij die ons hart verwarmd hebt, grondvest opnieuw dit huis vol mensen, deze aarde. Tot vrede strekke ons uw naam: Ik zal er zijn 4 bronnen: Karel Deurloo / Karel Eykman, Wat heb je, zee, dat je vlucht, Ten Have 1986 Gerhard Begrich/Jörg Uhle-Wettler, Vergessene Texte 3: Mit den Psalmen durch das Kirchenjahr, Stuttgart 2003 H.-J. Kraus, Psalmen, Neukirchen, 20037 Aarnoud van der Deijl e.a., Doornse Levenskunst, 2013 De slotwoorden van de preek komen uit: Huub Oosterhuis, Verzameld Liedboek, 550 Gebeden Aan deze tafel trouwe God zegenen wij uw naam die ons gegeven is als toevlucht en belofte Op zoveel andere plaatsen maakt geweld de dienst uit dat het ons koud om het hart slaat daarom bidden wij om wijsheid bij regeringsleiders om moed bij het nemen van de juiste beslissing die mensen ten goede komt daarom bidden wij om trouw voor allen aan de beginselen die voorgoed van de rechtstaat hun geliefden missen en om oog vanwege de doorgaande strijd voor de zwakken in het Midden-Oosten de kinderen voorop de ouderen wij noemen die in ieder conflict in het bijzonder de hoogste prijs Israël en de Palestijnen betalen nu wapens alle woorden en daden van vrede te niet doen daarom bidden wij voor allen die treuren om het verlies van dierbaren bij vlucht MH17 5 Aan deze tafel zegenen wij uw naam daarom bidden wij dat er wijsheid uit mag gaan van godsdiensten en levensbeschouwelijke stromingen dat elkaars verschillen niet leiden tot rivaliteit en strijd maar dat zij gezamenlijk optrekken zoekend naar wegen van vrede en verzoening voor alle mensen Aan deze tafel zegenen wij uw naam en gedenken wij de zieken en wie rouwen en noemen... en in stilte voegen wij daar de namen aan toe van wie ons ter harte gaan...
© Copyright 2024 ExpyDoc