Bekijk het inkijkexemplaar

uitgave voor de Nederlandse
Vereniging voor Endocrinologie
www.nve.nl
nummer 2, juni 2014
jaargang 7
Kenniscentrum
Behandeling op
maat voor
obesitaspatiënt
Expert opinion
Prof. dr. Alberto Pereira:
multidisciplinaire benadering
endocriene tumoren
Innovatie
Mogelijkheden en
beperkingen van de
kunstmatige pancreas
endocrinologie
advertentie
10
8
De artificiële pancreas
Closed-loop-methoden voor automatische
glucoseregulatie scheppen veel verwachtingen. Dr. Hans de Vries belicht twee systemen
die op dit moment worden ontwikkeld en
waar hij als medisch coördinator nauw bij
betrokken is.
12
Geen standaardzorg bij
endocriene tumoren
Prof. dr. Alberto Pereira richtte in 2012
het Centrum voor Endocriene Tumoren
Leiden op. Hier profiteren patiënten
niet alleen van multidisciplinaire
zorg, maar ook van disciplineoverstijgend onderzoek, waarvan
de inzichten vaak verder reiken
dan alleen de endocriene
tumoren.
14
Behandeling op maat bij obesitas
Binnen het Centrum Gezond Gewicht krijgen patiënten een zoveel mogelijk op hun
persoonlijke factoren toegespitste behandeling. Tegelijkertijd wordt een predictiemodel ontwikkeld dat ondersteunt bij het
kiezen van de optimale behandeling voor
de individuele patiënt.
Grondlegger van de neuroendocrinologie
Geoffrey Wingfield Harris excelleerde reeds
als onderzoeker tijdens zijn opleiding geneeskunde in de jaren ’30 van de vorige eeuw,
toen hij aantoonde dat elektrische stimulatie
van hypothalame regio’s bij ratten ovulatie en
pseudozwangerschap op kan wekken.
&
4
5
6
7
16
INVEST sluit zich aan bij NVE
De werkgroep Internisten voor Volwassenen
met een Erfelijke Stofwisselingsziekte heeft zich
aangesloten bij de NVE. Dr. Janneke Langendonk
vertelt hoe zij en haar collega’s samenwerken
binnen INVEST aan optimale zorg voor een sterk
groeiende patiëntenpopulatie.
WOORD VOORAF
Prof. dr. Eric Fliers, NVE-voorzitter
en hoofdredacteur
NIEUWS NVE
Nieuws en mededelingen van het bestuur
IN MEMORIAM
Prof. dr. Henriette A. Delemarre-van de Waal
VOOR U GESELECTEERD
Wetenswaardigheden uit de Nederlandse
endocrinologie
18
19
22
23
21
Succesvol 10e verpleegkundig
symposium LWEV
Met een ruime opkomst kijkt de Landelijke
Werkgroep Endocrinologie Verpleegkundigen tevreden terug op haar 10e symposium.
PROMOTIE
Paragangliomas pictured
PROMOTIE
Overzicht dissertaties februari 2014
t/m april 2014
IN MEMORIAM
Prof. dr. Michaela Diamant
CONGRESAGENDA
Selectie nationale en internationale
bijeenkomsten
4
endocrinologie
juni 2014
colofon
woord
vooraf
beeld: AMC
Endocrinologie is een uitgave van BPM Medica voor de Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie
(NVE). Het tijdschrift verschijnt 4 maal per jaar in een oplage van 1.250 exemplaren. Conform
CGR-regels verschijnt een aparte editie zonder productadvertenties voor niet-voorschrijvers.
REDACTIERAAD
Prof. dr. E. (Eric) Fliers, internist-endocrinoloog, AMC, Amsterdam (voorzitter NVE en hoofdredacteur
Endocrinologie)
Dr. E.L.T. (Erica) van den Akker, kinderarts-endocrinoloog, Erasmus MC, locatie Sophia, Rotterdam
W. (Wanda) Geilvoet, verpleegkundig specialist endocrinologie, Erasmus MC, Rotterdam (bestuurslid
LWEV)
Prof. dr. W.W. (Wouter) de Herder, internist-endocrinoloog, Erasmus MC, Rotterdam (bestuurslid NVE)
Dr. O.C. (Onno) Meijer, neuro-endocrinoloog, LUMC, Leiden (penningmeester NVE)
Prof. dr. N.C. (Nicolaas) Schaper, internist-endocrinoloog, Maastricht UMC+
Prof. dr. A.J.W. (Anton) Scheurink, neuro-endocrinoloog, Rijksuniversiteit Groningen
Dr. H.J.L.M. (Henri) Timmers, internist-endocrinoloog, UMC St Radboud, Nijmegen
Prof. dr. B.H.R. (Bruce) Wolffenbuttel, internist-endocrinoloog, UMC Groningen (secretaris NVE)
REDACTIE
BPM Medica
E.R.R. (Esther) van Heeswijk, eindredacteur
Van Diemenstraat 344
1013 CR Amsterdam
tel.: 020 - 303 45 40
[email protected]
www.bpmmedica.nl
UITGEVERIJ
BPM Medica
W. (Wijnand) van Dijk, uitgever
SECRETARIAAT NVE
Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie
p/a UMC Groningen
Afdeling Endocrinologie
Huispostcode AA 31
N. (Natasja) Alma-Bierma, secretaresse
Postbus 30.001
9700 RB Groningen
tel.: 050 - 361 39 62
[email protected]
www.nve.nl
MEDEWERKERS AAN DIT NUMMER
Dr. J.H. (Jan Hein) van Dierendonck, D. (Daniël) Dresden, dr. M.W.S.M. (Marten) Dooper
ONTWERP EN ART DIRECTION
Def. grafische vormgeving, Amsterdam
OPMAAK
Novente vormgevers, Lunteren
FOTO COVER
Ingekleurde PLM-afbeelding (polarised light micrograph)
van insulinekristallen (© Science Photo).
DRUKWERK
Veldhuis Media, Raalte
ABONNEMENTEN
Leden van de NVE, internist-endocrinologen, internist-diabetologen, internisten, kinderarts-endocrinologen, klinisch chemici en gynaecologen met s­ ubspecialisme endocrinologie krijgen het tijdschrift Endocrinologie kosteloos toegestuurd. Andere geïnte­resseerde professionals kunnen zich
via de uitgever ­abonneren voor € 51,– per jaar.
ADRESWIJZIGING
NVE-leden kunnen adreswijzigingen doorgeven aan het NVE-secretariaat via [email protected].
Overige abonnees kunnen adreswijzigingen doorgeven aan uitgeverij BPM Medica via
[email protected].
ADVERTENTIES
Cross Advertising
Westerkade 2
3116 GJ Schiedam
tel.: 010 - 742 10 23
[email protected]
www.crossadvertising.nl
Advertenties en andere sponsoruitingen vallen buiten de redactionele
eindverantwoordelijkheid van de redactieraad, NVE en uitgever.
ISSN 1876-2484
© 2014 BPM MEDICA
Het regent centra...
Binnen de klinische endocrinologie verrijzen met toenemende frequentie nieuwe behandelcentra. Is dit fenomeen het
gevolg van zendingsdrang, etaleerdrift en competitiezucht
van klinisch endocrinologen, of eerder van wijs inzicht en
streven naar kwaliteit? Ik denk het laatste. We hebben nu
eenmaal een vakgebied dat meerdere medische disciplines
omvat, niet in de laatste plaats omdat de meeste hormonen
effecten hebben die zich uitstrekken over meerdere weefsels
en organen.
Een ander motief voor het oprichten van een centrum kan de
wens zijn om de expertise over zeldzame ziekten te bundelen,
en daardoor beter toegankelijk te maken voor een beperkte
groep patiënten. Van beide motieven vindt u in dit nummer
van Endocrinologie voorbeelden.
In het LUMC richtte prof. dr. Alberto Pereira het Centrum
voor Endocriene Tumoren Leiden (CETL) op. Als voorbeeld
van een endocriene tumor die in dit centrum wordt behandeld, noemde hij in zijn oratie het ACTH-producerend
hypofyseadenoom. De ziekte van Cushing is weliswaar zeldzaam, maar de gevolgen strekken zich uit over vrijwel alle
organen. De patiënt profiteert in het CETL van een multidisciplinaire aanpak. Omgekeerd levert de rijke ervaring met deze
patiënten nieuwe kennis op over de ziekte en – meer algemeen – over de (late) effecten van een langdurige overmaat
van cortisol.
Iets soortgelijks geldt voor de erfelijke stofwisselingsziekten.
Dr. Janneke Langendonk, internist in het Erasmus MC, is een
van de initiatiefnemers van de werkgroep Internisten voor
Volwassenen met een Erfelijke Stofwisselingsziekte
(INVEST). Zij licht in dit nummer toe wat de doelstellingen
zijn van INVEST en van het Centrum voor Lysosomale en
Metabole Ziekten van het Erasmus MC, waar patiënten met de
ziekte van Pompe en andere lysosomale stapelingsziekten
terecht kunnen. Het derde centrum dat wordt belicht is het
multidisciplinaire Centrum Gezond Gewicht (CGG); een
samenwerking tussen het Erasmus MC en het Sint Franciscus
Gasthuis. Het CGG werd begin 2014 geopend door koningin
Máxima en is voortgekomen uit een initiatief van internist-endocrinoloog dr. Liesbeth van Rossum en kinderarts-endocrinoloog dr. Erica van den Akker; beiden werkzaam in het
Erasmus MC. In het CGG wordt onder andere getracht een
model te ontwikkelen dat op individuele basis kan voorspellen
welke behandeling van obesitas succes zal brengen. Het mag
duidelijk zijn: kwaliteit van zorg is de grootste gemene deler
van deze drie centra.
Rest mij u te attenderen op de The Dutch Endocrine Meeting
2015 op 16 en 17 januari; blokkeer de data alvast in uw agenda!
Namens de redactieraad en het NVE-bestuur,
Eric Fliers, hoofdredacteur Endocrinologie en voorzitter NVE
tekst: redactie
beeld: stockxchng en JNVE
nieuws
nve
5
endocrinologie
juni 2014
Save the date: 16 en 17 januari 2015
The Dutch Endocrine Meeting 2015
Op vrijdag 16 en zaterdag 17 januari 2015 organiseert de NVE The Dutch Endocrine
Meeting 2015. De jaarlijkse NVE-bijeenkomst biedt de optimale gelegenheid om
aan een breed in de endocrinologie geïnteresseerd publiek te tonen wat de Nederlandse endocrinologie bezielt en haar levend
houdt. In plenaire en parallelle sessies zul-
len nieuwe ontwikkelingen binnen de basale-, preklinische en klinische endocrinologie
de revue passeren. Hierbij zullen vooral ook
jonge onderzoekers hun werk presenteren
in een ambiance die bij uitstek uitwisseling
met senioronderzoekers mogelijk maakt.
Meer informatie over The Dutch Endocrine
Meeting kunt u binnenkort verwachten.
Jonge endocrinologen verenigen zich
Wetenschappers en clinici die aan het
begin staan van hun carrière binnen de
endocrinologie, kunnen zich sinds kort
aansluiten bij JNVE (Jonge Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie).
Het nieuwe platform stelt zich voor.
‘Met de JNVE willen we de interactie en
samenwerking bevorderen tussen iedereen
die aan het begin staat van een carrière binnen de endocrinologie, zoals studenten, promovendi, postdocs, jonge artsen en artsen in
opleiding tot internist, gynaecoloog, kinderarts, klinisch chemicus et cetera. Met belangstelling voor de endocrinologie. Wij hanteren
overigens geen strak leeftijdscriterium,
gezien de grote individuele verschillen in
loopbaan. Wij hopen dat in de komende tijd
vele jonge endocrinologie-professionals zich
bij ons zullen aansluiten, zodat we een veelzijdige en inspirerende groep zullen worden.
Tijdens de afgelopen Dutch Endocrine Meet-
ing hebben enkele leden van de JNVE elkaar
ontmoet. Zij constateerden dat er behoefte was
aan een ‘eigen’ platform voor jonge wetenschappers en clinici binnen de endocrinologie
in Nederland. Zo’n platform bestaat bijvoorbeeld al internationaal binnen Europa (EYES)
en in bredere vorm voor jonge internisten (in
opleiding) – de JNIV – maar nog niet specifiek
voor de endocrinologie en binnen Nederland.
Een belangrijke speerpunt van JNVE is het
bevorderen van samenwerking tussen jonge
basale en klinische onderzoekers. Dit willen
we bereiken door een jaarlijks terugkerend
congres te organiseren voor deze doelgroepen. Dat congres zal bestaan uit presentaties
van onderzoek en casuïstiek (op basis van
ingestuurde abstracts), lezingen van gastsprekers en workshops over onder andere
carrière, publiceren, en beursaanvragen. Ook
streven wij ernaar een sessie op de jaarlijkse
Dutch Endocrine Meeting te verzorgen waarin enkele JNVE-leden de kans krijgen een
langere presentatie – van 20-30 minuten –
te houden. De activiteiten van de JNVE zullen onder andere worden aangekondigd via
het tijdschrift Endocrinologie.
We starten nu met het organiseren van een
tweedaags congres, dat waarschijnlijk gaat
plaatsvinden op 14 en 15 november 2014.
Verdere informatie over de locatie en de
inhoud van het programma volgt in nummer
3 van Endocrinologie!’
De JNVE wordt Nederland-breed vertegenwoordigd door vooralsnog acht enthousiaste promovendi, postdocs en artsen, werkzaam in het veld
van de endocrinologie, aan acht universitaire centra in Nederland. Deze acht leden vormen tevens
het bestuur. Hun namen zijn (v.l.n.r. op de foto):
Michiel Nijhoff Arts-onderzoeker en
internist-endocrinoloog in opleiding UMC
Leiden (secretaris)
Lonneke Bähler Arts-onderzoeker AMC
Amsterdam (organisatie jaarlijks congres)
Mariëtte Boon Postdoc onderzoeker UMC
Maastricht en UMC Leiden (pr en sponsoring,
contact: [email protected])
Angela Sarabdjitsingh Postdoc onderzoeker
UMC Utrecht (organisatie jaarlijks congres)
Rahel Büttler Arts-onderzoeker VUmc
Amsterdam (voorzitter en tevens initiatiefnemer,
contact: [email protected])
Thamara Osinga Arts-onderzoeker UMC
Groningen (organisatie jaarlijks congres)
Anouk van Berkel Arts-onderzoeker
Radboud UMC Nijmegen (penningmeester)
Anneke van den Beukel Arts-onderzoeker (staat
niet op de foto) Erasmus MC Rotterdam (sponsoring, EYES-contactpersoon en tevens initiatiefnemer)
6
endocrinologie
juni 2014
in memoriam
Prof. dr. Henriette A. Delemarre-van de Waal
1952-2014
Na een lange en moedige strijd tegen een verwoestende ziekte
gedurende meer dan twee jaar, is prof. dr. Henriette A.
Delemarre-van de Waal op 13 februari 2014 overleden.
Henriette speelde een belangrijke rol in de pediatrische endocrinologie in Nederland, Europa en de rest van de wereld. Hierbij had
zij veel en intensieve contacten met gynaecologische en internistische endocrinologen. Zij heeft grote verdiensten gehad op wetenschappelijk en op organisatorisch terrein, en velen hebben kennis
gemaakt met haar enthousiaste en creatieve persoonlijkheid.
Henriette studeerde geneeskunde in Leiden en specialiseerde zich
in de kindergeneeskunde aan het VUmc in Amsterdam. Hierna
deed ze van 1980 tot 1982 een fellowship kinderendocrinologie in
Utrecht, onder supervisie van prof. dr. Leo Van den Brande. In
1984 verdedigde zij haar proefschrift getiteld ‘Central regulation
of human puberty’ in het VUmc, onder supervisie van prof. dr.
Schoemaker en prof. dr. Van den Brande en ontving daarbij het
judicium ‘cum laude’. Van 1982 tot 2008 werkte zij als kinderendocrinoloog in het VUmc, vanaf 1994 als hoogleraar. In augustus
2008 werd zij benoemd tot hoogleraar en afdelingshoofd kindergeneeskunde aan het Leids Universitair Medisch Centrum.
Henriette heeft talrijke belangrijke bijdragen geleverd op diverse
gebieden van de kindergeneeskunde en de kinderendocrinologie.
Ze was een toegewijde clinica voor haar patiënten en een uitstekende opleider. Wat betreft haar wetenschappelijke prestaties,
richtte zij zich eerst op onderzoek naar de regulatie van de puberteit en de behandeling van hypogonadisme. Deze onderwerpen
bleven altijd haar belangstelling houden. Daarna verbreedde zij
haar interessegebied en was betrokken bij onderzoeksprojecten
naar het effect van behandeling van groeistoornissen, endocriene
stoornissen als gevolg van de behandeling van maligniteiten, het
cortisolmetabolisme bij pasgeborenen, associaties tussen genpolymorfismen en lichaamssamenstelling, obesitas, diabetes mellitus, gender dysforie bij adolescenten, gezondheidsgerelateerde
kwaliteit van leven bij chronische ziekten, langetermijn follow up
van kinderen met een laag geboortegewicht, tweelingen, kinderen geboren na IVF en jongens met cryptorchisme. Bij gezonde
adolescenten onderzocht zij groei, puberteit en hersenmaturatie.
Ook was ze verbonden aan projecten in Indonesië en Zuid-Afrika
op het gebied van groei en obesitas.
Henriette was betrokken bij veel actiteiten van de European
Society for Paediatric Endocrinology (ESPE). Zij was onder
andere jarenlang lid van de redactieraad van Hormone Research
in Paediatrics en lid van de organisatiecommissies van de 33ste
and 43ste ESPE conferenties in Maastricht (1994) en Rotterdam
(2006). Zij coördineerde de ESPE Winter School voor Oost-Europese kinderendocrinologen (1997-2001) en organiseerde de
4de bijeenkomst van de ESPE Obesity Working Group in Helsinki (2007). Vanaf het begin was zij voorzitter en lid van de wetenschappelijke commissies van de serie ‘International Pediatric
Endocrinology Symposia’ georganiseerd door Ferring.
Henriette publiceerde meer dan 225 internationale publicaties
en 36 hoofdstukken, superviseerde 33 promotietrajecten, en
verwierf 23 subsidies. Zij redigeerde verscheidene boeken en
organiseerde vele wetenschappelijke symposia.
Op basis van haar prestaties heeft ze diverse prestigieuze prijzen
ontvangen, zoals de Professor Steendijk Prijs van de NVE
(1993), de Edgar Doncker Prijs (2005) van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde en een speciale prijs van de
British Gender Identity Research & Education Society (2007).
Zij was lid van talrijke belangrijke commissies van NWO, lid van
de Sectie Geneeskunde van de KNAW, voorzitter van de commissie voor de Prijs voor de Jonge Onderzoeker van de NVK en
voorzitter van het nationale onderzoeksprogramma Priority
Medicines in the Elderly and Children. In combinatie met deze
opmerkelijke prestaties in haar carrière, heeft Henriette samen
met haar echtgenoot Ben twee kinderen grootgebracht.
Henriette Delemarre-van de Waal was een uitzonderlijk energieke en sociale persoonlijkheid met een enorme toewijding aan
de kinderendocrinologie en de mensen met wie zij samenwerkte. Zij zal zeer worden gemist door ieder die haar kende. We
wensen haar echtgenoot en kinderen sterkte met het verwerken
van dit enorme en veel te vroege verlies. Ñ
Jan Maarten Wit, emeritus hoogleraar Kindergeneeskunde, LUMC
tekst: redactie
Het rapport Risico’s van
prenatale blootstelling aan
stoffen van de Gezondheidsraad is te downloaden via:
www.gezondheidsraad.nl
voor u
geselecteerd
Advies Gezondheidsraad: prenatale
blootstelling aan gevaarlijke stoffen
De Gezondheidsraad heeft een advies uitgebracht aan de staatssecretaris van infrastructuur en milieu over schadelijke stoffen
waarvan is aangetoond dat blootstelling via
de moeder leidt tot vroege of late schade bij
het kind. Vaak gaat het hierbij om effecten
op het endocriene systeem, het immuunsysteem en het zenuwstelsel. Prenatale risico’s
voor het endocriene systeem zijn volgens de
raad aangetoond voor PCB’s en dioxineachtige stoffen. Voor PBDE’s (vlamvertragers)
acht de raad een effect op het endocriene sys-
teem waarschijnlijk.
De Gezondheidsraad beveelt aan om een
nieuwe testprocedure in te voeren voor chemische stoffen die op de markt worden gebracht. Deze nieuwe testprocedure (de ‘Extended One Generation Reproduction Toxicity Study’) heeft een grotere voorspellende
waarde als het gaat om de effecten op de
ontwikkeling van het zenuwstelsel, het immuunsysteem en het endocriene systeem,
dan de huidige test (de ‘Two-Generation Reproduction Toxicity Study’).
7
endocrinologie
juni 2014
Oratie prof. dr.
Kees Noordam
Op 27 juni 2014
houdt prof. dr. Kees
Noordam zijn oratie
aan de Radboud
Universteit. Deze
draagt de titel
Samen: het beste
voor het kind!
beeld: Martine
Noordam werd in
Sprangers fotografie
juli 2013 benoemd
tot hoogleraar in de kindergeneeskunde aan
de Radboud Universiteit. Hij is hoofd van afdeling kindergeneeskunde aan het Radboud
umc en medisch directeur van het Kinder
Diabetes Centrum Nijmegen.
VieCuri erkend als expertisecentrum
voor metabole botziekten
Ruim 18.000
kinderen met
morbide obesitas
VieCuri Medisch Centrum is als eerste
niet-academisch ziekenhuis in Nederland aangewezen als ‘expertisecentrum’ voor metabole botziekten.
De erkenning is afkomstig van STZ (Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen). Het centrum voor Metabole Bot-
ziekten wordt geleid door internist-endocrinoloog prof. dr. Joop van den Bergh.
Om de erkenning tot ‘Expertisecentrum’ te
krijgen moet het betreffende centrum over
dusdanige unieke kennis en vaardigheden
beschikken dat andere ziekenhuizen bij
complexe ziektebeelden of zeldzame diagnosen kunnen verwijzen.
State-of-the-art overzicht
transgenderzorg
Twee deskundigen van het VUmc Kennisen Zorgcentrum voor Genderdysforie, directeur/gynaecoloog Mick van Trotsenburg en
psycholoog/seksuoloog Luk Gijs, hebben samen met de Gentse endocrinoloog Guy
T’Sjoen een state-of-the-art-overzicht samengesteld over diagnose en behandeling
van genderdysforie en transseksualiteit.
Naast de hoofdstukken over geslachtsontwikkeling, genderontwikkeling, de biologische en psychologische factoren die genderdysforie bepalen en de behandeling ervan,
hebben de auteurs ook ruim aandacht voor
kwesties op het gebied van levenskwaliteit,
arbeidsparticipatie en recht.
Guy Tsjoen, Mick van Trotsenburg, Luk
Gijs. Transgenderzorg. Acco, 2013, ISBN
9789033489273
Het aantal kinderen met morbide obesitas (een BMI van 35 of hoger) is in dertig
jaar tijd gestegen van 0,08 naar 0,56 procent. In Nederland komt dit neer op
18.500 kinderen met morbide obesitas in
de leeftijd van 2 tot 18 jaar. Morbide obesitas komt twee tot vier keer vaker voor
bij kinderen van Turkse en Marokkaanse
afkomst en bij kinderen waarvan de ouders relatief laag zijn opgeleid. Dit blijkt
uit onderzoek van TNO in samenwerking
met VUmc en het LUMC, gepubliceerd in
Plos One. Dit is de eerste publicatie die
de trend van morbide obesitas in Nederland in kaart brengt. Eerder was dit nog
niet mogelijk omdat internationale criteria hiervoor ontbraken. Voor het onderzoek zijn de gegevens gebruikt van ruim
54.000 2- tot 18-jarigen van de drie
meest recente landelijke groeistudies van
TNO, uit de jaren 1980, 1997, 2009.
Van Dommelen P, Schönbeck Y, van
Buuren S, HiraSing RA (2014) Trends in
a Life Threatening Condition: Morbid
Obesity in Dutch, Turkish and Moroccan
Children in The Netherlands. PLoS ONE
9(4): e94299.
8
endocrinologie
juni 2014
tekst: Daniël Dresden,
wetenschapsjournalist
beeld: Inreda Diabetic B.V.
wat is hot?
Prototype van een kunstpancreas die ontwikkeld is in het PCDIAB-project. De kunstpancreas
dient de patiënt subcutaan insuline en glucagon
toe via de bovenste twee plakkers op de buik.
De toediening is afhankelijk van de glucosewaarden die de glucosesensoren (de onderste
twee plakkers) draadloos doorgeven.
SENSORGESTUURDE TOEDIENING VAN INSULINE (EN GLUCAGON) VIA EEN POMP
Kunstpancreas definitieve
oplossing voor glucoseregulatie?
Voor veel patiënten met diabetes mellitus is het moeilijk om met de
beschikbare behandelmethoden de HbA1c-streefwaarde te halen.1
Voor deze patiënten worden wereldwijd verschillende closed-loopmethoden voor automatische glucoseregulatie ontwikkeld en
onderzocht. Dr. Hans de Vries, internist-endocrinoloog van het AMC
in Amsterdam, benoemt pro’s en contra’s van twee systemen waarbij
hij nauw betrokken is.
De artificiële pancreas bepaalt automatisch
het moment van toediening en de hoeveelheid insuline en eventueel glucagon, hierdoor hoeft de patiënt niet meer continu met
zijn of haar ziekte bezig te zijn. De patiënt
wordt automatisch gewaarschuwd als er bijvoorbeeld een vingerprik uitgevoerd moet
worden ter controle van de sensor, of als de
insuline-ampul bijna leeg raakt. Closed-loopsystemen verschillen onder andere wat
betreft het algoritme dat de juiste doseringen
bepaalt, de mate van automatisering en de
mogelijkheid om glucagon toe te dienen.2
Groot consortium
Het AP@home consortium (www.apathome.eu),
dat bestaat uit zeven academische instellingen en vijf industriële partners, heeft in de
afgelopen vier jaar, met subsidie van de
Europese Commissie, een closed-loop-systeem ontwikkeld dat alleen insuline (zonder
glucagon) toedient. Het belangrijkste resultaat tot nu toe van dit project is een publicatie in Diabetes Care van december 20133, zo
vindt De Vries. Daarin zijn de twee belangrijkste Europese controle-algoritmes die
beslissen hoeveel insuline er wordt toegediend, met elkaar vergeleken in een head-tohead studie. ‘Dit was de eerste keer dat twee
controle-algoritmes direct met elkaar zijn
vergeleken. Er was nauwelijks verschil. De
algoritmes waren zo afgesteld dat er duidelijk
minder hypoglykemieën optraden in vergelij-
Dr. J.H. de Vries is internist-endocrinoloog in het Academisch Medisch
Centrum Amsterdam en wetenschappelijk coördinator van het PCDIAB
project en het AP@home project, twee Europese onderzoeksprojecten
gericht op de ontwikkeling van een artificiële pancreas.
9
endocrinologie
juni 2014
king met de eigen pompbehandeling. Maar
dat ging wel ten koste van een iets hogere
gemiddelde glucosespiegel.’
Andere studies hebben laten zien dat het
mogelijk is om het aantal hypo’s te verminderen en tegelijkertijd de gemiddelde glucosespiegel wat omlaag te brengen. In de
meest recente studies van het consortium
zijn de closed-loop-systemen voorzichtig
toegepast in de thuissituatie, gedurende een
paar dagen tot maximaal een week. Deze
studies zijn net afgerond en zullen in juni
tijdens het congres van the American Diabetes Association gepresenteerd worden.
De Vries en collega’s willen binnenkort starten met enkele langetermijnstudies, waarin
de deelnemers gedurende een paar maanden een closed-loop-behandeling krijgen,
waarbij de automatische behandeling ofwel
24 uur per dag, ofwel alleen gedurende de
avond en nacht plaatsvindt.
Bihormonale benadering
Onderzoekers van het bedrijf Inreda Diabetic en het AMC hebben een closed-loop-systeem ontwikkeld waarbij, naast insuline,
ook glucagon kan worden toegediend, in
geval van incidentele hypo’s. De Vries vindt
deze bihormonale benadering beloftevol. Na
enkele voorbereidende testen in het ziekenhuis is dit apparaat door elf patiënten gedurende twee dagen in hun thuissituatie
getest.4 Dit initiatief is uitgegroeid tot een
Europees project, PCDIAB (www.pcdiab.eu)
genaamd.
Het belangrijkste nadeel is dat er vooralsnog
geen stabiele oplossing van glucagon voorradig is. ‘We moeten het poeder met glucagon oplossen, zoals dit ook wordt toegepast in noodsituaties met ernstige hypo’s’,
aldus De Vries. ‘Daarnaast is het opgeloste
poeder onvoldoende stabiel om gedurende
langere tijd via een pomp subcutaan toe te
dienen. Verschillende firma’s werken aan
stabiele oplossingen en nieuwe glucagonanalogen. Maar dit ontwikkeltraject gaat
jaren duren. Voorlopig is de bihormonale
closed-loop nog in de ontwikkelingsfase.
Daarom zijn er wereldwijd veel meer mensen die zich richten op het ontwikkelen van
een closed-loop met alleen insuline dan op
bihormonale systemen.’
Interessant zou zijn om te weten of De Vries
‘De bihormonale benadering is
beloftevol, maar nog in ontwikkelfase’
meer verwacht van AP@home of juist van
PCDIAB. ‘Dat ga ik niet zeggen, want ik ben
coördinator van allebei’, reageert De Vries
lachend, waarna hij diplomatiek verder gaat.
‘Beide kiezen een iets verschillende aanpak.
Het AP@home-project kenmerkt zich door
een iets zorgvuldigere, maar tegelijkertijd
iets tragere aanpak. Het PCDIAB-project
heeft het voordeel, tot nu toe, van een klein
groepje wendbare mensen, die snel ontwikkelingsfasen naar de volgende stap kunnen
brengen. Maar uiteindelijk ontstaat de
noodzaak tot professionalisering en groter
worden. Met de Europese subsidie is daarin
nu de eerste belangrijke stap gezet.’
Hypo achter het stuur
Een actueel probleem van de kunstpancreas,
waar nog geen duidelijke oplossing voor
bestaat, betreft de wettelijke aansprakelijkheid. Op het moment dat een patiënt met
conventionele insulinetherapie een ernstige
hypo achter het stuur krijgt, terwijl hij de
juiste voorzorgsmaatregelen heeft genomen,
is er doorgaans geen sprake van juridische
problematiek. ‘Maar als datzelfde zou
gebeuren onder behandeling van een artificiële pancreas’, vervolgt De Vries, ‘dan is de
vraag – zeker in de verjuridiseerde Amerikaanse samenleving – hoe dat bij de rechter
behandeld zou worden. Over dat soort vragen beginnen we nu pas na te denken. Misschien is de oplossing heel eenvoudig: uitzetten van de closed-loop op het moment
dat je achter het stuur stapt.’
Transplanteren of pompen?
Tijdens debatsessies op congressen wordt
nogal eens de vraag geponeerd of eilandjestransplantatie of de artificiële pancreas de
definitieve oplossing voor diabetes type 1
gaat brengen. De Vries plaatst deze vraagstelling in perspectief: ‘Als je naar de hele
geneeskunde kijkt, leert de ervaring dat
slechts weinig behandelingen een definitieve
oplossing voor een ziekte brengen of zich
ontwikkelen tot de enige standaardbehandeling.’ Hetzelfde verwacht hij voor de behandeling van diabetes, waarbij in de toekomst
per individuele patiënt een afweging
gemaakt zal worden tussen eilandjestransplantatie, artificiële pancreas met insuline
(eventueel in combinatie met glucagon) of
de huidige standaardbehandeling van vier
insuline-injecties per dag. De Vries verwacht
dat de volumebeperking een nadeel van
eilandjestransplantatie zal blijven. ‘Het
wachten is op heropvoedbare stamcellen,
waar geen intrinsiek tekort aan is. De closedloop is dichterbij de markt. Maar je moet je
niet vergissen in de hoeveelheid tijd en de
mogelijke onvoorziene hobbels die productontwikkeling met zich meebrengt.’ Ñ
Literatuur
eck RW, Tamborlane WV, Bergenstal RM, et al.
B
The T1D Exchange clinic registry. J Clin Endocrinol Metab. 2012;97:4383-9.
2
Blauw H, van Bon AC, de Vries JH. Kunstpancreas voor geautomatiseerde glucoseregulatie.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2013;157:A6926
3
Luijf YM, DeVries JH, Zwinderman K et al. Day
and night closed loop control in adults with
type 1 diabetes: a direct comparison of two closed-loop algorithms driving continuous subcutaneous insulin infusion versus patient self
management. Diabetes Care 2013;36:3882-7
4
van Bon AC, Luijf YM, Koebrugge R, et al. Feasibility of a portable bihormonal closed-loop system to control glucose excursions at home
under free-living conditions for 48 hours.
Diabetes Technol Ther. 2014;16:131-6.
1
10
endocrinologie
juni 2014
tekst: Jan Hein van Dierendock,
wetenschapsjournalist
beeld: Par-pa fotografie
expert opinion
‘ZELDZAME ENDOCRIENE ZIEKTEN KUNNEN MODEL STAAN VOOR VEELVOORKOMENDE
AANDOENINGEN MET EEN GROTE MAATSCHAPPELIJKE IMPACT’
Geen standaardzorg
bij endocriene tumoren
November vorig jaar sprak internist-endocrinoloog
prof. dr. Alberto Pereira Arias aan de Universiteit Leiden zijn oratie
uit bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de interne
geneeskunde, in het bijzonder endocriene tumoren. Hoe kijkt hij aan
tegen ontwikkelingen in zijn vakgebied? ‘Een cortisolproducerende
hypofysetumor wordt beschouwd als een weesziekte, maar de
behandeling ervan heeft als spin-off dat we meer leren over de rol
van stress bij hart- en vaatziekten, veroudering, kanker, dementie
en depressie.’
In 2012 richtte Pereira het Centrum voor
Endocriene Tumoren Leiden (CETL) op om
‘de internationale voortrekkersrol van het
LUMC op het gebied van zorg, onderwijs en
onderzoek van deze patiëntengroep te versterken’. Er nemen tien afdelingen deel in
het centrum. Behandelingen verlopen vol-
gens zorgpaden, uitgestippeld voor bijniertumor, (bij)schildkliertumor, hypofysetumor en paraganglioom.
‘De diagnostiek en behandelmethoden voor
patiënten met endocriene tumoren passen
niet in standaardconcepten van zorg’, legt
Pereira uit. ‘Endocriene tumoren vereisen
altijd een multidisciplinaire benadering en
dat vraagt om een patiëntvriendelijke organisatievorm die recht doet aan de verschillende expertises. De internist-endocrinoloog onderzoekt het samenspel van verschillende communicatiesystemen in het
lichaam en komt zo in aanraking met vrijwel alle deelgebieden van de interne
geneeskunde, en ook met vakgebieden
daarbuiten. Dit maakt de endocrinologie
van nature multidisciplinair en de endocrinoloog uitstekend opgeleid en gepositio-
Prof. dr. A.M. Pereira werkt sinds 2000 als internistendocrinoloog aan het Leids Universitair Medisch
Centrum. In november 2013 aanvaardde hij het ambt
van hoogleraar in de Endocrinologie, in het bijzonder
endocriene tumoren, aan de Universiteit Leiden.
Binnen het LUMC heeft hij het Centrum voor
Endocriene Tumoren Leiden opgericht..
neerd om de regie te nemen bij de samenwerking tussen verschillende disciplines.’
Langetermijngevolgen
Het onderzoek van het CETL is binnen het
LUMC gekoppeld aan vier profileringsgebieden: ‘kankerpathogenese en -behandeling’,
‘vasculaire geneeskunde’, ‘zorginnovaties en
-strategie’ en ‘translationele neurowetenschap’. Pereira: ‘Ons accent ligt op de langetermijnconsequenties van ziekte en behandeling, waarbij we gebruik maken van innovatieve diagnostische methodiek. Werden
endocriene tumoren vroeger waar mogelijk
operatief verwijderd, tegenwoordig worden
steeds vaker doelgerichte medicamenten ingezet om tumoren te verkleinen en permanent
onder controle te houden. Zelf betwijfel ik of
die medicamenteuze benadering op de langere
termijn effectiever is. Introductie van zo’n
langdurige therapie impliceert een verplichting om patiënten langdurig te vervolgen.
Bloeduitslagen mogen dan bij beide behandelmethoden nagenoeg identiek zijn, ze weerspiegelen geenszins wat er gebeurt op weefselniveau, en dus ook niet hoe iemand zich voelt.
Bovendien zijn er in de literatuur zeer tegenstrijdige berichten over de kosteneffectiviteit.
Ga maar na: het kost een fortuin om iemand
twintig jaar lang injecties te geven!’
Onderzoeksprojecten
Welke onderzoeksprojecten lopen er? Pereira:
‘Na succesvolle behandeling van de ziekte
van Cushing worden bij patiënten hersenMRI-scans gemaakt en gaan we na wat de
blijvende impact is van een langdurig hoog
cortisolniveau. Dit doen we samen met psychiater prof. dr. Nic van der Wee en radioloog prof. dr. Marc van Buchem. Met prof. dr.
Patrick Rensen, prof. dr. Hanno Pijl, prof. dr.
Louis Havekes en dr. Onno Meijer van onze
afdeling, kijken we in proefdieren naar effecten van cortisol op de suiker- en vetstofwisseling. Verder loopt onder leiding van dr. Nienke
Biermasz het innovatieve Patiënt Educatie
Programma voor hypofyse- en bijnierziekten.
Patiënten definiëren hun zorgbehoeften en
richten zich onder begeleiding van een psycholoog op hun mogelijkheden. Door het
aanleren van vaardigheden onder andere
afkomstig uit de cognitieve gedragstherapie,
leren deelnemers beter om te gaan met de
gevolgen van hun aandoening. Er loopt een
gerandomiseerde studie om de effectiviteit
11
‘Ons accent ligt op
de langetermijnconsequenties
van ziekte en
behandeling’
endocrinologie
juni 2014
van dit programma te toetsen. Verder zijn we
bezig om samen met de “besliskundige” chirurgen prof. Wilco Peul en prof. Job Kievit
specifieke kwaliteitsindicatoren te ontwikkelen en registraties op te zetten.’
De door de Stichting Oncologische Samenwerking (SONCOS) opgestelde (minimale)
kwaliteitsnormen en -criteria vindt Pereira
verre van toereikend wat endocriene tumoren betreft. ‘De kwaliteitsnormen zijn alleen
volumecriteria voor neuro-endocriene
tumoren van maag-darm-lever en longen.
Het vanuit de sectie endocrinologie opgerichte Nationaal Expertisenetwerk Endocrinologie heeft nu de opdracht om samen met
de patiënten gemeenschappelijke criteria te
ontwikkelen voor kwaliteit van zorg voor
alle endocriene tumoren.’
van moleculaire genetica en, daarmee
samenhangend, voor de moleculaire diagnostiek en doelgerichte therapie. Dit is een richting die we exploreren in samenwerking met
endocrinoloog dr. Noortje van der Kleij en dr.
Olaf Dekkers, patholoog prof. Hans Morreau,
klinisch geneticus dr. Frederik Hes en de
internist-oncologen prof. Hans Gelderblom
en dr. Ellen Kapiteijn. ‘De ontdekking van
oorzakelijke mitochondriale mutaties bij
paragangliomen heeft geleid tot een doorbraak bij de diagnostiek van paraganglioomsyndromen en tot nieuwe inzichten in de
mitochondriële stofwisseling. Tevens hebben
we bijgedragen aan een nieuwe gerichte
behandelmethode van schildkliertumoren,
ontwikkeld op geleide van specifieke signaalstoffen in de cel. Endocriene tumoren vormen ook interessante modellen voor onderzoek naar de invloed van hormonen op het
metabolisme. Zo blijken hypofysetumoren
een prima model om de effecten van het
zenuwstelsel op het metabolisme te onderzoeken. Dit onderzoek vindt plaats binnen de
themagroep vasculaire geneeskunde.’
Wapenfeiten
Maatschappelijke impact
‘Het CETL heeft al aanzienlijke verbetering
gebracht in de zorglogistiek’, aldus Pereira.
‘Een patiënt met een hypofysetumor hoeft
nu geen aparte afspraken meer te maken
met de endocrinoloog, neurochirurg en oogarts, maar wordt bij het eerste bezoek door
alle drie gezien.’
Ook wat betreft onderwijs is er veel gebeurd.
‘We bieden specifieke stages aan, waarbij
het hele traject kan worden gevolgd. Of men
nu basisarts wordt, medisch specialist, verpleegkundig specialist of klinisch genetisch
consulent: iedereen kan zo’n stage volgen,
ook buitenlanders.’
Op onderzoeksgebied wil het CETL de multidisciplinaire samenwerking stimuleren
met onderzoeksvragen die voor alle betrokken disciplines aantrekkelijk zijn. ‘Omdat
we ons vooral concentreren op de langetermijnconsequenties van behandelingen, lukt
dat uitstekend. Zelf kijk ik naar hormonale
veranderingen, de oogarts naar consequenties voor de visus, de neuropsycholoog naar
cognitie en emotieverwerking.’
Moleculair onderzoek
De unieke karakteristieken van endocriene
tumoren bieden ook kansen op het gebied
Pereira benadrukt dat hij een klinische leerstoel bekleedt. ‘Ik geef veel onderwijs, ben
ook opleider en wil studenten en opleidingsassistenten graag overbrengen dat bepaalde
zeldzame endocriene ziekten model kunnen
staan voor veelvoorkomende aandoeningen
met grote maatschappelijke impact.’
In zijn oratie noemt hij de ziekte van
Cushing ‘een experiment van de natuur’.
‘Karakterisering van die door cortisoloverproductie geïnvalideerde patiënten kan ons
veel leren over gevolgen van stress bij de
algehele bevolking. Een vergelijkbaar voorbeeld is premature artrose door groeihormoonovermaat bij acromegalie.’ De aanpak
van schildklierkanker demonstreert volgens
hem de noodzaak tot meer doelmatigheid
van de zorg. ‘Tegenwoordig wordt bij wie
onder de echo of MRI ligt maar al te vaak
een knobbeltje op de schildklier ontdekt.
Conform de richtlijnen moet ieder gezwelletje worden aangeprikt om die 5 procent
kwaadaardige tumoren op te sporen en
moeten we iedereen blijven controleren.
Daarom doen we intensief onderzoek naar
voorspellende factoren, om zo de diagnostiek te verbeteren en de zorg betaalbaar te
houden.’ Ñ
12
tekst: Marten Dooper,
wetenschapsjournalist
beeld: Levien Willemse
voor het voetlicht
CENTRUM GEZOND GEWICHT STREEFT NAAR EFFECTIEVE INDIVIDUELE BEHANDELING
Behandeling op
maat bij obesitas
Onder toeziend oog van koningin Máxima opende
het Centrum Gezond Gewicht (CGG) op 12 februari
2014 met een symposium officieel zijn deuren.
Het doel van het multidisciplinaire CGG is
tweeledig: behandeling op maat en innovatie
van therapie op basis van nieuw (endocrien)
wetenschappelijk onderzoek.
De grafieken van het CBS spreken al decennialang boekdelen: obesitas is een letterlijk en figuurlijk groeiend
probleem. Uiteraard is er al veel aandacht voor de
bestrijding van overgewicht, maar tot een ommekeer
heeft dat tot nu toe niet geleid. ‘Een probleem bij de
aanpak van overgewicht is dat we tot nu toe alle mensen
met overgewicht op één hoop gooien’, vertelt dr. Liesbeth van Rossum. Zij is internist-endocrinoloog in het
Erasmus MC en samen met kinderarts-endocrinoloog
dr. Erica van den Akker, eveneens werkzaam in het
Erasmus MC, initiatiefnemer van het CGG. Van Rossum
vervolgt: ‘Obesitas is echter een complexe aandoening
waarbij genetica, omgeving en gedrag bij ieder op een
andere manier elkaar beïnvloeden. Mensen met obesitas
vormen daardoor een zeer heterogene groep. Iedereen
heeft zijn of haar eigen weg afgelegd naar obesitas. Wij
Initiatiefnemers van het Centrum Gezond Gewicht
Liesbeth van Rossum (rechts) en Erica van den Akker
(links) tijdens de opening van het CGG door koningin
Maxima.
Voor verdere informatie:
www.centrumgezondgewicht.nl
13
endocrinologie
juni 2014
denken daarom dat ook de weg terug niet voor iedereen
hetzelfde is, al is daar wetenschappelijk gezien nog maar
weinig over bekend.’
‘Iedereen heeft zijn of haar eigen
weg afgelegd naar obesitas’
Model
Maatwerk in de behandeling van obesitas is dan ook de
eerste doelstelling van het CGG, een samenwerking tussen het Erasmus MC en het Sint Franciscus Gasthuis.
Van Rossum: ‘Naast de bekende disbalans tussen inname en verbruik van calorieën, kunnen bij het ontstaan
van overgewicht diverse andere zaken een rol spelen.
Daarom screenen we alle patiënten eerst op onderliggende aandoeningen zoals schildklierafwijkingen, op
het gebruik van medicijnen, bijvoorbeeld corticosteroïden, op genetische afwijkingen zoals mutaties in het
gen voor de melacortine-4-receptor en op syndromen.
Hierbij kijken we of er sprake is van alarmsymptomen
zoals hyperfagie, obesitas ontstaan op jonge leeftijd,
geschiedenis van trage ontwikkeling of groei, autisme,
rood haar, sterke myopie, et cetera. Bij obesen zonder
deze aandoeningen en syndromen kijken we onder meer
naar zaken als chronisch slaapgebrek, trage verbranding
en psychosociale factoren. Het is zaak bij iemand met
obesitas na te gaan welke van deze oorzaken aanwezig
zijn. In het CGG verzamelen we op deze manier zoveel
mogelijk gegevens van de patiënten. Hiermee proberen
we een model te ontwikkelen dat kan voorspellen welke
behandelvorm succesvol zal zijn voor welk individu.’
E-health
‘We kennen in ons programma momenteel drie vormen
van behandeling bij obesitas. Ten eerste cognitieve
gedragstherapie in een leefstijlinterventie. Dit heeft als
doel te leren op een gezonde manier om te gaan met
eten. Patiënten leren hierbij onder andere hoe zij beter
kunnen omgaan met “moeilijke eetmomenten.” De
gedragstherapie combineren we met een verandering in
het beweegpatroon. In een tweede programma gebruiken we e-health om patiënten te ondersteunen, onder
andere via een ludieke beweegcompetitie in de vorm van
een computerspel waarin de hoeveelheid beweging wordt
vastgelegd. Samen met internist Francoise Klessens en
kinderarts Mieke Jongejan, beiden van het Sint Franciscus
Gasthuis, en met de gemeente Rotterdam, brengen we
deze programma’s nu ook naar de eerste lijn. Ten derde
is er de maagoperatie, helaas een van de weinige behandelvormen die momenteel via de zorgverzekering wordt
vergoed. We weten momenteel niet precies welke patiënten het meest baat zullen hebben bij welke behandelvorm. Door patiënten zowel psychosociaal als biologisch
goed te karakteriseren en hen in de tijd te volgen, hopen
we hier meer inzicht in te krijgen. Dit moet uitmonden
in een predictiemodel waarmee ook zorgverleners in de
eerste lijn op eenvoudige wijze kunnen voorspellen bij
welke behandeling een individuele patiënt het meeste
baat zal hebben.’
Jojo-effect
Naast het leveren van maatwerk in de behandeling, hoopt
het CGG nieuwe, effectieve vormen van behandeling te
ontwikkelen. Van Rossum: ‘Een belangrijke ontwikkeling
is momenteel de snel toenemende kennis over de rol van
bruin vet. Dit vet bevat veel mitochondriën die dankzij de
aanwezigheid van het ontkoppelingseiwit UCP1 energie
omzetten in pure warmte. We weten inmiddels dat je de
activiteit van het bruine vet kunt stimuleren door in een
omgeving met een ietwat lage temperatuur te verblijven.
De farmaceutische industrie is daarnaast op zoek naar
medicijnen die de activiteit van bruin vet kunnen stimuleren. Een tweede thema is de relatie tussen cortisolspiegels
en obesitas. Recent hebben we onderzoek gepubliceerd
waaruit blijkt dat de cortisolspiegel bij kinderen en volwassenen met obesitas gedurende lange tijd hoger is dan
bij mensen met een normaal gewicht. De vraag hierbij is
echter: wat is de kip en wat het ei? Veroorzaakt het verhoogde cortisol obesitas of vice versa? Tenslotte is er de
afgelopen tijd ook meer bekend geworden over de metabole achtergrond van het zogeheten jojo-effect, het feit dat
mensen na een geslaagde afvalpoging heel gemakkelijk
weer aankomen. We weten nu dat afvallen leidt tot langdurige endocriene en metabole aanpassingen. Eén jaar na
een laagcalorisch dieet gaat het lichaam nog steeds zuiniger om met calorieën en wordt het hongergevoel door eetlustregulerende hormonen nog steeds extra gestimuleerd.
Na een crash-dieet komen mensen dus inderdaad veel
gemakkelijker aan, zoals ze vaak beweren. Het is niet per
se een kwestie van karakterzwakte dat de kilo’s er weer
aanvliegen. Het is belangrijk dat patiënten dit weten, al
mag het geen vrijbrief zijn om een gezonde leefstijl op te
geven. Patiënten moeten juist begrijpen dat ze hierdoor
extra aan de verbranding moeten werken.’
Basaal onderzoek
‘Spannende ontwikkelingen op het gebied van de basale
wetenschap over obesitas zijn onder andere de rol van de
micro-organismen in de darm, de rol die inflammatoire
parameters afkomstig van vetweefsel spelen bij het ontstaan van hart- en vaatziekten en een nieuw ontwikkelde
methode om de obesitas-gerelateerde genen te onderzoeken. Naast het genoemde gen voor de MC4 receptor zijn
er nog veel meer genen betrokken bij obesitas. Wat is de
precieze rol van die genen en kunnen we het genprofiel
mede gebruiken om patiënten te selecteren die wel of niet
baat hebben bij een bepaalde behandeling? Door al deze
factoren in kaart te brengen wil het CGG in de nabije toekomst een effectievere behandeling voor obesitas ontwikkelen die is toegespitst op het individu.’ Ñ
14
endocrinologie
juni 2014
tekst: Wouter de Herder,
internist-endocrinoloog
beeld: National Portrait Gallery
historie
GEOFFREY WINGFIELD HARRIS (1913-1971)
Grondlegger van de
neuro-endocrinologie
Waar de 19e eeuwse Franse arts en fysioloog
Charles-Édouard Brown-Séquard bekend
staat als de vader van de endocrinologie,
is de 20e eeuwse Geoffrey Wingfield Harris
te betitelen als de grondlegger van de
neuro-endocrinologie.
Geoffrey Wingfield Harris werd geboren op 4 juni 1913
in Londen (Groot-Brittanië). In 1931 ging hij eerst kort
naar University College London om vervolgens geneeskunde te gaan studeren op het Emmanuel College in
Cambridge. Zijn opleiding verliep zeer vlot en bergopwaarts: hij behaalde de hoogste studieresultaten en de
eerste drie jaar van zijn studie ontving hij jaarlijks een
belangrijke prijs of onderscheiding.
Ook tijdens zijn opleiding in St Mary’s Hospital in Londen bleef hij prijzen winnen en behield hij zijn interesse
in de endocrinologie. In 1939 studeerde hij af. In 1940
ging hij werken op de afdeling anatomie van de Universiteit van Cambridge, waar hij in 1947 tot lector werd
benoemd. In 1948 ging hij naar de afdeling fysiologie. In
1952 werd hij benoemd tot hoogleraar fysiologie aan de
University of London.
Harris overleed op 58 jarige leeftijd op 29 november
1971, als gevolg van een acute maagbloeding. Harris was
twee maal getrouwd geweest en liet een zoon en twee
dochters na.
Hypothalamus en hypofyse
In 1936, tijdens zijn studie geneeskunde, publiceerde Harris al zijn eerste werk op het gebied van de neuro-endocri-
nologie. Het betrof experimenten waarin diverse hypothalame regio’s bij ratten in oestrus werden gestimuleerd om
vervolgens ovulatie en pseudozwangerschap te induceren.
Na zijn aanstelling in Cambridge ging Harris verder met
het bestuderen van de effecten van elektrostimulatie van
hypothalame gebieden. In 1944 rondde hij zijn thesis af
welke handelde over zijn onderzoek naar de rol van de
hypofyseachterkwab. Hierna begon hij met het bestuderen van de bloedvoorziening van de hypofyse, in het bijzonder het hypofysepoortadersysteem en de invloed hiervan op de hypofysevoorkwabfuncties. Een aantal elegante
experimenten volgde, met de volgende inzichten.
1) Doornemen van de hypofysesteel veroorzaakte een tijdelijke verstoring van de oestrus bij ratten. Het herstel
van de oestrus volgde pas na revascularisatie van de
hypofyse. 2) Hypofysetransplantatie naar de regio onder
de eminentia mediana werd gevolgd door revascularisatie
en herstel van hypofysefunctie. 3) Hypofysetransplantatie onder het nierkapsel werd gevolgd door revascularisatie, maar leidde niet tot herstel van de gonadale, bijnierschors- of schildklierfunctie. De prolactinesecretie werd
echter niet beïnvloed. Harris leidde hieruit af dat de
meeste hypothalame regulaties stimulatoir van aard
waren, maar dat er voor prolactine waarschijnlijk een
remmende stof (later bleek dit het dopamine te zijn) werd
afgegeven aan het hypofyseportaalsysteem.
Hersenontwikkeling
Ten tijde van Harris’ hoogleraarschap aan de University of
London werd uitgebreid verder onderzoek gedaan naar
alle bekende endocriene klieren, hun regulatie en feedback
mechanismen en releasing factors. De meeste hypothalame hormonen werden uiteindelijk door de groepen van
Roger Guillemin en Andrew Schally geïsoleerd (zie ook:
15
Over de auteur
Prof. dr. W.W. de Herder is internistendocrinoloog aan het Erasmus MC,
hoogleraar Endocriene oncologie aan
de Erasmus Universiteit Rotterdam
en redactielid van het NVE-tijdschrift
Endocrinologie.
Endocrinologie 6, maart 2013, nummer 1, pp. 19-20).
Harris bestudeerde met zijn groep ook de effecten van
geslachtshormonen op hersenontwikkeling, seksuele
differentiatie en geslachtsgebonden gedrag. Daarnaast
was hij zeer geïnteresseerd in de klinische endocrinologie. In 1962 streek hij aan het Hertford College in Oxford
neer, waar hij een neuro-endocrinologie-unit opzette.
Internationaal vermaard
Harris was een internationaal vermaard onderzoeker,
arts en onderwijzer. Hij produceerde circa 140 publicaties. Hij ontving vele Britse en internationale prijzen en
onderscheidingen, waaronder de Dale Medal van de
Society for Endocrinology in Groot-Brittanië en hij was
Commander of the Order of the British Empire.
Ter nagedachtenis aan Geoffrey Harris reikt de International Society for Neuroendocrinology sinds 1974 en
later de International Neuroendocrine Federation, elke
vier jaar het Geoffrey Harris Memorial Lectureship uit.
Dit vindt plaats op het International Congres of
Neuroendocrinology. De enige Nederlandse winnaar
van deze prijs was tot nu toe David de Wied in 1994. Ook
endocrinologie
juni 2014
de European Society of Endocrinology reikt jaarlijks de
Geoffrey Harris Prijs uit aan gerenommeerde wetenschappers op het gebied van de neuro-endocrinologie.
Nederlandse winnaars waren tot nu toe Steven Lamberts in 2000 en Ron de Kloet in 2005. Ñ
Literatuur
• Harris, G.W. (1936) The induction of pseudo-pregnancy in the rat by
electrical stimulation through the head. J Physiol. 88, 361-367.
• Harris, G.W. (1948) Neural control of the pituitary gland. Physiol Rev.
28, 139-179.
• Harris, G.W. (1951) Neural control of the pituitary gland. I. The neurohypophysis. Br Med J. 2, 559-564.
• Harris, G.W. (1951) Neural control of the pituitary gland. II. The
adenohypophysis, with special reference to the secretion of A.C.T.H.
Br Med J. 2, 627-634.
• Raisman, G. (1997) An urge to explain the incomprehensible: Geoffrey Harris and the discovery of the neural control of the pituitary
gland. Annu. Rev Neurosci. 20:533-66., 533-566.
• Donovan, B.T. (1972) Geoffrey W. Harris, 1913-1971. Neuroendocrinology 10, 65-70.
• Vogt, M.L. (1972) Geoffrey Wingfield Harris, 1913-1971. Biogr. Mem.
Fellows. R. Soc. 18:309-329.
Verkorte productinformatie Androgel.
Samenstelling: Eén sachet van 5 gram bevat 50 mg testosteron, één sachet van 2,5 gram bevat 25 mg testosteron.
Indicaties: Testosteronsubstitutietherapie voor mannen met hypogonadisme als het testosterontekort is bevestigd
door klinische kenmerken en biochemische tests. Contra-indicaties: Androgel mag niet worden toegediend: bij
bekende of vermoede prostaatkanker of borstkanker, bij bekende overgevoeligheid voor testosteron of een ander
bestanddeel van de gel. Waarschuwingen en voorzorgen: Androgel mag enkel worden gebruikt bij een bewezen
(hyper- of hypogonadotroop hypogonadisme na uitsluiting van een andere oorzaak die verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de symptomen. Het testosterontekort moet duidelijk zijn bewezen door klinische kenmerken (regressie van de secundaire geslachtskenmerken, verandering van de lichaamssamenstelling, asthenie, verminderde
libido, erectiestoornissen, enz.) en moet worden bevestigd door 2 aparte metingen van de testosteronconcentratie
in het bloed. Er is op dit ogenblik geen consensus over de referentieconcentraties van testosteron volgens de
leeftijd. Men dient er echter rekening mee te houden dat de fysiologische serumtestosteronconcentraties dalen
met de leeftijd. Gezien de variabiliteit van de laboratoriumwaarden, moeten alle testosteronmetingen in hetzelfde
laboratorium worden uitgevoerd. Androgel is geen behandeling voor mannelijke steriliteit of impotentie. Voordat
testosteron de eerste keer wordt toegediend, moeten alle patiënten grondig worden onderzocht om een eventuele
prostaatkanker op te sporen. De prostaat en de borst moeten regelmatig en zorgvuldig worden gecontroleerd
volgens de aanbevolen methoden (rectaal toucher en meting van het PSA-gehalte in het serum), minstens eenmaal
per jaar bij patiënten die met testosteron worden behandeld, en tweemaal per jaar bij bejaarde patiënten en
risicopatiënten (patiënten met klinische of familiale factoren). Androgenen kunnen de progressie van een subklinische prostaatkanker en goedaardige prostaathyperplasie versnellen. Voorzichtigheid is geboden bij gebruik van
Androgel bij kankerpatiënten die het risico lopen op hypercalciëmie (en daardoor hypercalciurie) als gevolg van
botmetastasen. Bij die patiënten wordt aangeraden de serumcalciumconcentraties regelmatig te monitoren. Bij
patiënten met ernstige hart-, lever- of nierinsufficiëntie kan een behandeling met Androgel ernstige complicaties
veroorzaken die worden gekenmerkt door oedeem met of zonder hartdecompensatie. In dat geval moet de behandeling onmiddellijk worden stopgezet. Bovendien kunnen diuretica noodzakelijk zijn. Voorzichtigheid is geboden
bij gebruik van testosteron bij patiënten met ischemisch hartlijden. Testosteron kan de bloeddruk verhogen. Voorzichtigheid is geboden bij gebruik van Androgel voor patiënten met hypertensie. Naast meting van de testosteronconcentraties bij patiënten die gedurende lange tijd met androgenen worden behandeld, moeten de volgende
laboratoriumparameters periodiek worden gecontroleerd: hemoglobine, hematocriet (om polycytemie op te sporen), leverfunctietests en de serumlipiden. Voorzichtigheid is geboden bij gebruik van Androgel voor patiënten met
epilepsie en migraine, aangezien die aandoeningen zouden kunnen verergeren. Er zijn rapporten gepubliceerd van
een verhoogd risico van slaapapneu bij patiënten met hypogonadisme die werden behandeld met testosteronesters, vooral patiënten met risicofactoren zoals obesitas en chronische ademhalingsziekte. De insulinegevoeligheid
kan verbeteren bij patiënten die met androgenen worden behandeld en bij wie de plasmatestosteronconcentraties
normaal worden na substitutietherapie. Bepaalde klinische tekenen (prikkelbaarheid, zenuwachtigheid, gewichtstoename, langdurige of frequente erecties) kunnen wijzen op een te hoge dosis androgenen zodat de dosering
dient te worden aangepast. Als de patiënt een ernstige reactie ontwikkelt op de plaats van toediening, moet de
behandeling worden herzien en zo nodig worden stopgezet. Sportlui moeten weten dat dit geneesmiddel een
werkzaam bestanddeel (testosteron) bevat dat een positieve reactie kan geven bij dopingcontroles. Androgel mag
niet worden gebruikt bij vrouwen, gezien de mogelijke viriliserende effecten. Potentiële overdracht van testosteron: Als geen voorzorgsmaatregelen worden genomen, kan testosterongel door nauw huid-huidcontact worden
overgedragen op andere personen. Bij herhaald contact zou dat kunnen leiden tot verhoogde serumtestosteronspiegels en mogelijk bijwerkingen (bv. groei van haar op het gelaat en/of het lichaam, een lagere stem, onregelmatigheden van de menstruatiecyclus) (onopzettelijke androgenisatie). De arts moet de patiënt goed inlichten over
het risico van overdracht van testosteron en over de veiligheidsrichtlijnen (zie verder). Androgel mag niet worden
voorgeschreven aan patiënten bij wie de kans hoog is dat ze de veiligheidsrichtlijnen niet zullen naleven (bv. ernstig
alcoholisme, drugsmisbruik, ernstige psychiatrische stoornissen). De overdracht kan worden vermeden door kleren
te dragen die de plaats waar de gel is aangebracht bedekken, of door voor contact een douche te nemen. Daarom
worden de volgende voorzorgsmaatregelen aanbevolen: Voor de patiënt: nadat de gel is aangebracht, de handen
wassen met water en zeep, de zone waar de gel is aangebracht bedekken met een kledingstuk zodra de gel droog is,
een douche nemen voor elke situatie waarin een dergelijk contact kan plaatsvinden. Voor mensen die niet worden
behandeld met Androgel: bij contact met een behandelde zone die niet werd gewassen of niet bedekt is met een
kledingstuk, de huid waarop testosteron zou kunnen zijn overgedragen, zo snel mogelijk wassen met water en zeep,
meld de ontwikkeling van tekenen van overmatige androgeenblootstelling, zoals acne of verandering van het haar.
Volgens in-vitrostudies van de absorptie van testosteron met Androgel zouden de patiënten na applicatie van de
gel het best minstens 6 uur moeten wachten vooraleer een bad of een douche te nemen. Als af en toe een bad of
een douche wordt genomen 1 tot 6 uur nadat de gel is aangebracht, zal dat geen significante invloed hebben op
het resultaat van de behandeling. Om de veiligheid van de partner te waarborgen, moet de patiënt de raad krijgen
bijvoorbeeld lang te wachten tussen het aanbrengen van Androgel en geslachtsgemeenschap, tijdens het contact
een T-shirt te dragen dat de plaats van applicatie bedekt, of een douche te nemen voor de geslachtsgemeenschap.
Bovendien wordt aanbevolen bij contact met kinderen een T-shirt te dragen dat de plaats van applicatie bedekt,
om contaminatie van de huid van het kind te voorkomen. Zwangere vrouwen moeten elk contact vermijden met
de plaats waarop Androgel werd aangebracht. Als de partner zwanger is, moet de patiënt nog meer aandacht
besteden aan de gebruiksvoorzorgen. Overige informatie: Afleverstatus: UR. Vergoedingsstatus: Androgel wordt
volledig vergoed. Datum laatste herziening registertekst: juni 2007. Registratiehouder: Laboratoires Besins International. 3, rue du Bourg l’Abbé, 75003 Parijs, Frankrijk. Voor inlichtingen in Nederland: GOODLIFE Healthcare,
Den Haag, [email protected] GOODLIFE Healthcare BV is distributeur van Androgel 25mg en 50mg, gel in
sachet. Voor informatie: [email protected]
Sandostatine LAR® Samenstelling: Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie, respectievelijk 10 mg, 20 mg, of
30 mg octreotide. Eigenschappen: Synthetisch octapeptide-analogon van natuurlijk somatostatine, met aanmerkelijk langere werkingsduur. Het remt de secretie van peptiden van het gastro-enteropancreatische (GEP) systeem en van groeihormoon. Bij patiënten met acromegalie verlaagt Sandostatine de plasmaspiegels van GH en/of IGF-1. Indicaties: Behandeling van acromegalie bij patiënten, bij wie chirurgie of radiotherapie onvoldoende effectief of niet geëigend is of die in de
beginfase van radiotherapeutische behandeling zijn, totdat deze effectief is. Behandeling van patiënten met symptomen
die samenhangen met gastro-enteropancreatische endocriene tumoren, die eerder door middel van subcutane toediening
van Sandostatine met succes zijn behandeld. Te weten: carcinoïden met de kenmerken van het carcinoïd-syndroom;
VIPomen; glucagonomen; gastrinomen/Zollinger-Ellison-syndroom; insulinomen, voor de pre-operatieve beheersing van
hypoglykemieën en als onderhoudstherapie; GRFomen. Behandeling van patiënten met gevorderde neuro-endocriene
tumoren van de middendarm of onbekende primaire tumor locatie. Dosering: Behandeling van patiënten met acromegalie
en patiënten met symptomen van GEP-NET: 10-30 mg elke 4 weken. Bij behandeling van acromegalie mag indien na 3
maanden de GH, IGF 1 en/of de klachten onvoldoende onder controle zijn bij een dosis van 30 mg, de dosis worden
verhoogd naar 40 mg om de 4 weken. Behandeling van patiënten met gevorderde neuro-endocriene tumoren van de
middendarm of onbekende primaire tumor locatie: 30 mg elke 4 weken. Behandeling met Sandostatine LAR voor tumorcontrole moet worden voortgezet in afwezigheid van progressie van de tumor. Sandostatine LAR mag alleen per diepe
intragluteale injectie worden gegeven. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of één van
de hulpstoffen. Waarschuwingen/voorzorgsmaatregelen: De behandeling met Sandostatine LAR van patiënten met GH
producerende tumoren kan levenslang noodzakelijk zijn. De schildklierfunctie moet worden gecontroleerd bij patiënten
die langdurig behandeld worden met octreotide. De leverfunctie moet worden gecontroleerd tijdens behandeling met
octreotide. Dosisaanpassingen van geneesmiddelen zoals bètablokkers, calciumkanaalblokkers of middelen die de vochten electrolytenbalans reguleren kan noodzakelijk zijn. Bij 15-30% van de patiënten die langdurig met Sandostatine s.c.
zijn behandeld, is de vorming van galstenen beschreven; de incidentie bij gebruik van Sandostatine LAR is waarschijnlijk
niet hoger. De glucose-regulering kan beïnvloed worden. Bij patiënten met diabetes mellitus type 1 heeft Sandostatine LAR
waarschijnlijk invloed op de glucose-regulering. Bij niet-diabeten en type 2 diabeten met insulinereserves die gedeeltelijk
intact zijn, kan het subcutaan toedienen van Sandostatine leiden tot post-prandiale glykemische toename. Aanbevolen
wordt om de glucosetolerantie en de antidiabetische behandeling nauwkeurig te controleren. Bij patiënten met insulinomen
kan octreotide de diepte van hypoglykemie vergroten en de duur daarvan verlengen. Controle van de B12-spiegels
wordt aanbevolen bij patiënten met een voorgeschiedenis van vitamine B12-tekort. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd
dienen adequate anticonceptiemaatregelen te nemen tijdens de behandeling met octreotide. Alleen gebruiken tijdens
zwangerschap in dwingende gevallen. Niet gebruiken tijdens borstvoeding. Interacties: Octreotide kan de enterale
absorptie van ciclosporine verlagen en die van cimetidine vertragen. Gelijktijdig gebruik van octreotide en bromocriptine
verhoogt de biologische beschikbaarheid van bromocriptine. Somatostatine analoga kunnen de metabole klaring van
verbindingen die door cytochroom P450 enzymen worden gemetaboliseerd verlagen. Daarom dienen geneesmiddelen
die hoofdzakelijk door CYP 3A4 worden gemetaboliseerd en die een lage therapeutische index hebben (bv. kinidine,
terfenadine) met voorzichtigheid te worden toegepast. Bijwerkingen: Tot de vaakst voorkomende bijwerkingen die zijn
gemeld tijdens de behandeling behoren onder meer gastro-intestinale stoornissen, zenuwstelselstoornissen, hepatobiliaire
stoornissen en stoornissen die met het metabolisme en de voeding te maken hebben. Zeer vaak: hoofdpijn, diarree,
buikpijn, misselijkheid, constipatie, flatulentie, hyperglykemie, cholelithiasis. Vaak: verhoogde transaminasespiegels, bradycardie, duizeligheid, dyspnoe, dyspepsie, braken, zwelling van de buik, steatorroe, dunne ontlasting, verkleuring
van de ontlasting, pruritus, rash, alopecia, hypothyreoïdie, schildklierdisfunctie (bv. verlaagd TSH, totaal T4 en vrij T4),
hypoglykemie, gestoorde glucosetolerantie, anorexia, pijn op de injectieplaats, cholecystitis, galwegobstructie (excl. galsteen), hyperbilirubinemie. Soms: tachycardie, dehydratie. In zeldzame gevallen kunnen gastro-intestinale bijwerkingen
optreden, lijkende op acute darmobstructie, met progressieve zwelling van de buik, ernstige epigastrische pijn, gevoeligheid van de buik en afweerreacties. In zeer zeldzame gevallen treedt acute pancreatitis op gedurende de eerste dagen
of uren na Sandostatine s.c. behandeling. Bij langdurige behandeling is cholelithiasis geïnduceerde pancreatitis gemeld.
Afleverstatus: U.R. Verpakking en Prijs: Zie Z-Index. Vergoeding: Sandostatine LAR 10, 20 en 30 mg worden volledig
vergoed. Datering Samenvatting van de Productkenmerken: September 2013. Raadpleeg voor de volledige informatie
de geregistreerde Samenvatting van de Productkenmerken. Te verkrijgen bij Novartis Pharma, Postbus 241, 6800 LZ
Arnhem, 026-3782555, of via www.novartisoncology.nl
Referenties: 1. Rinke A, Müller HH, Schade-Brittinger C, et al. Placebo-controlled, double-blind, prospective, randomized
study on the effect of octreotide LAR in the control of tumor growth in patients with metastatic neuroendocrine midgut tumors:
a report from the PROMID Study Group. J Clin Oncol. 2009;27:4656-4663.
16
endocrinologie
juni 2014
tekst: Jan Hein van Dierendonck,
wetenschapsjournalist
beeld: Novente
voor het voetlicht
Internisten die zich bezighouden met volwassenen
met erfelijke stofwisselingsziekten kunnen zich
sinds 2011 aansluiten bij INVEST. Voor informatie
zie: www.investof.nl
INTERNISTEN VOOR VOLWASSENEN MET EEN ERFELIJKE STOFWISSELINGSZIEKTE
INVEST sluit zich aan bij NVE
De werkgroep Internisten voor Volwassenen met een Erfelijke
Stofwisselingsziekte (INVEST) heeft zich aangesloten bij de NVE.
Dr. Janneke Langendonk, internist in het Erasmus MC, één van de
initiatiefnemers van INVEST, licht toe waarom. ‘Het gaat om een
sterk groeiende en zeer diverse patiëntenpopulatie, waarvoor we
de zorg willen verbeteren door richtlijnen en noodprotocollen te
harmoniseren, expertise te delen en elkaar te consulteren. En ook
om gezamenlijk de problemen rond financiering en accreditatie
aan te pakken.’
‘We hebben als werkgroep zelf verzocht om
aansluiting bij de NVE,’ vertelt Janneke Langendonk. ‘Het is belangrijk te worden opgemerkt en om een geschikt platform te hebben voor je ideeën. Gezien de thematiek is de
NVE dan een logische keus. Op het laatste
NVE-congres hebben we INVEST geïntroduceerd en twee presentaties gegeven.’
Langendonk deed haar promotieonderzoek
bij de afdeling Endocrinologie van het LUMC
en specialiseerde zich na haar opleiding
Interne Geneeskunde in de Vasculaire
Geneeskunde. Sinds vijf jaar houdt zij zich in
het Erasmus MC bezig met zeldzame erfelijke
stofwisselingsziekten. ‘Er zijn ongeveer achthonderd verschillende metabole ziekten en
daarvan zien we er in het Erasmus MC ongeveer honderd, variërend van één tot honderdtwintig patiënten per diagnose. Het centrum voor lysosomale en metabole ziekten
van het Erasmus MC is groot in de behandeling van de ziekte van Pompe en andere lysosomale stapelingsziekten, zoals mucopolysaccharidose. Eén van de andere speerpunten
van het centrum is porfyrie. Wij zijn voor deze
ziekten het enige Nederlandse centrum.’
Dr. Janneke Langendonk,
één van de initiatiefnemers
van INVEST: ‘Tot nu toe
hebben we ons vooral ingezet voor standaardisatie
van de zorg bij stofwisselingsziekten.’
Richtlijnen en noodprotocollen
In 2011 richtte Langendonk met vijf andere
internisten INVEST op, waarbij nu tien Nederlandse internisten zijn aangesloten en twee
Belgische, uit Leuven. In Nederland doen alle
academische centra mee, met uitzondering
van het UMC Utrecht. Langendonk: ‘We wisselen regelmatig kennis uit en we consulteren
elkaar. Tot nu toe hebben we ons vooral ingezet voor standaardisatie van de zorg bij stofwisselingsziekten. In drie jaar tijd zijn voor
twaalf diagnoses richtlijnen tot stand gekomen
en zijn overzichtelijke en werkbare noodprotocollen opgesteld. Alle beschikbare protocollen
zullen binnenkort op onze nieuwe website
www.investof.nl worden geplaatst. Voor het
opstellen van richtlijnen is het noodzakelijk
dat je ervaringen uitwisselt. INVEST maakt
dat veel eenvoudiger. Neem bijvoorbeeld een
specifiek probleem zoals zwangerschap met
een stofwisselingsziekte. Wat betekent dat
voor moeder en kind? Dat weten we nog onvoldoende door de kleine patiëntenaantallen, met
uitzondering van phenylketonurie, omdat die
ziekte relatief veel voorkomt.’
Hielprik
Erfelijke stofwisselingsziekten waren, vanwege de vaak beperkte levensverwachting, voorheen vooral het domein van de kindergeneeskunde. Inmiddels heeft de hielprik en de verbeterde behandeling van deze ziekten ervoor
gezorgd dat de patiëntenpopulatie volwassen
is geworden. De groep volwassen patiënten
wordt in Nederland geschat op ongeveer
zevenduizend mensen. Dit komt neer op
gemiddeld één patiënt per huisarts. Langendonk: ‘Sinds 2008 is in Nederland de hielprikscreening uitgebreid naar opsporing van veertien erfelijke stofwisselingsziekten. Dat levert
op termijn per UMC jaarlijks veertig tot vijftig
volwassenen met een stofwisselingsziekte op.
Door de hielprik worden bovendien incidenteel ook moeders opgespoord met een erfelijke
stofwisselingsziekte.’
Plus-tekens
Stofwisselingsziekten zijn volgens Langendonk niet complex, wel is sprake van een grote verscheidenheid en zeldzaamheid. ‘Het is
een kennisintensief vakgebied, maar het is
17
endocrinologie
juni 2014
‘Naar schatting
hebben zo’n
7.000 volwassenen
in Nederland
een erfelijke
stofwisselingsziekte’
goed inzichtelijk te maken. Een arts-assistent
die drie keer een metabole patiënt heeft
gezien, weet waar hij op moet letten. We
organiseren ook eigen educatieve sessies, om
bewustwording te stimuleren van symptomen die kunnen duiden op metabole ziekten;
de zogeheten “plus-tekens”. Stel dat er bij
iemand met diabetes ook doofheid in de
familie voorkomt: denk dan eens aan een
mitochondriële ziekte. Of is er bij een patiënt
naast spierpijn ook een cardiomyopathie?
Denk dan eens aan een vetzuuroxidatiestoornis.’ Deze ziekten worden gekenmerkt door
een tekort aan enzymactiviteit, wat leidt tot
een teveel aan substraat en een tekort aan
enzymproduct. Dit leidt tot een heel scala aan
afwijkingen. Specifieke uitdagingen voor dit
vakgebied zijn vooral de zorg rond zwangerschappen en potentieel levensbedreigende
omstandigheden, zoals operaties, vasten en
infecties. Patiënten kunnen acuut ontregeld
raken bij porfyrie, vetzuuroxidatiestoornissen, glycogeenstapelingsziekten, organische
acidurieën en ureumcyclusdefecten. Dit heeft
mogelijk fatale gevolgen. ‘De meeste volwassenen met een stofwisselingsziekte kunnen
goed functioneren in de maatschappij. Een
niet correct behandelde ontregeling kan dan
grote gevolgen hebben.’
Expertisecentra
Een belangrijk streven van INVEST is het
stroomlijnen van doorverwijzingen naar
centra die uitblinken in expertise in een
bepaalde stofwisselingsziekte. ‘Het is de
bedoeling dat acute opvang dicht bij huis is
geregeld, maar dat een patiënt ten minste
één keer per jaar voor een uitvoerige controle wordt doorgestuurd naar de desbetreffende specialist. In het Erasmus MC weten we
alles over de ziekte van Pompe en porfyrie-
en, voor de ziektes van Gaucher en Fabry
verwijzen we naar het AMC en voor glycogeenstapelingsziekten (anders dan Pompe)
verwijzen we naar het UMC Groningen. In
de praktijk blijkt niet iedere patiënt bereid
te zijn ver te reizen, maar wij streven ernaar
hen te overtuigen van het belang hiervan.’
Financiële transparantie
Ook richt de werkgroep zich op het gebrek aan
transparantie van het huidige vergoedingensysteem. ‘Het gaat om een complexe patientengroep en we zitten opgescheept met een
DBC die volstrekt inadequaat is voor de zorg
die we leveren. We hebben vorig jaar een verzoek om aanpassing van de DBC/DOT gedaan,
maar de behandeling hiervan is helaas uitgesteld tot 2016. Voor de kosten van enzymvervangende therapie zijn aparte afspraken
gemaakt die nu buiten de DBC-systematiek
vallen. Enzymvervangende therapie is slechts
mogelijk voor zes van de achthonderd diagnoses, dit betreft een kleine minderheid van de
totale populatie metabole patiënten.
Typerend voor dit nieuwe vakgebied is ook dat
accreditatieaanvragen worden afgewezen
omdat men blijkbaar nog steeds denkt dat
aangeboren stofwisselingsziekten exclusief
horen bij de kindergeneeskunde, terwijl het
aantal volwassenen met een stofwisselingsziekte het aantal kinderen bijna overtreft. We
moeten de overheid en de beroepsverenigingen overtuigen van onze bijzondere taken en
de daarbij behorende specifieke problemen.’ Ñ
INVEST
De bij INVEST aangesloten internisten op dit
moment zijn:
• AMC, prof. dr. C.E.M. (Carla) Hollak en
dr. G.E. (Gabor) Linthorst
• VUmc, dr. A. (Abel) Thijs
• UMCG, prof. dr. B.H.R. (Bruce) Wolffenbuttel en
G. (Gonnie) Alkemade
• Radboud umc, dr. M.C.H. (Mirian) Janssen en
J.M. (Alexander) Rennings
• Maastricht UMC+, Martijn Brouwers
• UZ Leuven, prof. dr. D. (David) Cassiman en
prof. dr. W (Wouter) Meersseman
• Erasmus MC, dr. J.G. (Janneke) Langendonk en
dr. F.P.J. (François) Karstens
Voor informatie zie: www.investof.nl
18
endocrinologie
juni 2014
tekst: Daniël Dresden,
wetenschapsjournalist
beeld: Pixel Pakhuys
promotie
L.T. van Hulsteijn promoveerde op 17 april
2014 aan de Universiteit Leiden bij promotor
prof. dr. J.W.A. Smit en copromotor dr. E.P.M.
van der Kleij-Corssmit. De titel van haar
proefschrift luidt: Paragangliomas pictured.
Paragangliomen in de picture
‘Wat mij erg aanspreekt is de genotype-fenotype relatie’,
steekt dr. Leonie van Hulsteijn van wal naar aanleiding
van haar onlangs afgeronde promotieonderzoek in Leiden.
Zij deed onderzoek naar de klinische karakteristieken van
patiënten met paragangliomen, waarbij de focus lag op
mutaties in de SDH-genen.
Psychosociale aspecten
Paragangliomen zijn zeldzame, vaatrijke tumoren van
de paraganglia die zijn gegroepeerd rond het autonome
zenuwstelsel. Ze worden onderverdeeld naar de regio
waarin zij zijn ontstaan, onder andere in het hoofdhalsgebied, bijnier (feochromocytomen) of daarbuiten. Het
grootste deel van de gediagnosticeerde paragangliomen
wordt ontdekt door de aanwezigheid van hypersecretie
van catecholamines en/of catecholaminemetabolieten.
Dit wordt bij screening gedetecteerd in urine of bloed,
waarna radiologische beeldvorming volgt. ‘Paragangliomen produceren in principe catecholamines. Het
feochromocytoom doet dat vrijwel altijd. Tot 40 procent
van de paragangliomen in het hoofdhalsgebied die door
de KNO-arts worden gezien, scheiden hormonen uit.’ Zo
vertelt Van Hulsteijn, momenteel werkzaam als internist in opleiding in het HagaZiekenhuis.’
Interessant voor clinici vindt Van Hulsteijn haar onderzoek naar de psychologische aspecten van screening.
‘Paragangliomen zijn onder de neuro-endocriene tumoren
de meest overervende tumortypen. De vraag is wat je die
mensen aandoet als je een hele familie oproept om zich te
laten testen’, aldus schetst ze een welbekend dilemma van
screeningsonderzoek. ‘Als ze een mutatie hebben, moeten
ze elk jaar of iedere twee jaar komen voor laboratoriumonderzoek, terwijl ze mogelijk nooit een paraganglioom
ontwikkelen. Het blijkt dat deze mensen in ieder geval
geen verminderde kwaliteit van leven hebben dan mensen
die geen mutatiedrager voor een erfelijke ziekte zijn.’
Wel kwam uit haar onderzoek naar voren dat SDH-mutatiedragers minder controle menen te hebben over hun
aandoening dan verschillende andere patiëntgroepen.
SDHB-mutatiedragers beschouwen hun aandoening als
minder chronisch en ervaren meer persoonlijke controle
dan SDHD-mutatiedragers. Tevens hebben zij sterker het
idee dat hun aandoening te beïnvloeden is met een
behandeling. Risicoperceptie en zorgen over het ontwikkelen van een paraganglioom verschillen niet tussen
SDHB- en SDHD-mutatiedragers.
Mutatiedragers
Impact en vervolgonderzoek
Aan de meeste paragangliomen ligt een genmutatie ten
grondslag. Bij Nederlandse patiënten met paragangliomen en bij mensen met een erfelijke aanleg daarvoor,
komen SDHD-mutaties het vaakste voor. Daaronder vallen specifieke andere mutaties, maar die blijken niet te
leiden tot verschillende fenotypes. SDHB-mutatiedragers
hebben een grotere kans om een maligne paraganglioom
te ontwikkelen, in vergelijking met de SDHD-mutatiedragers (incidentie van respectievelijk 17 en 8 procent).
Daarom is het volgens Van Hulsteijn belangrijk om alle
mutatiedragers op reguliere basis te screenen op verhoogde catecholaminemetabolieten.
Uit een mortaliteitsstudie van Van Hulsteijn en collega’s
blijkt dat het overlijdensrisico onder SDHD-mutatiedragers
niet verhoogd is, vergeleken met de algemene bevolking.
‘Maar dat kan ook komen doordat we ze zo actief screenen.’
Omdat paragangliomen zeldzame aandoeningen zijn, is
het de vraag of het onderzoek hiernaar invloed heeft op
de inzichten in hypertensie bij de algemene populatie.
‘Als in de kliniek een hypertensie niet goed te reguleren
is met medicatie, dan moet je naar een specifieke oorzaak gaan zoeken’, reageert Van Hulsteijn. ‘Bij hen is bij
misschien 0,5 procent sprake van een feochromocytoom, dus verreweg de minderheid.’
In een lopend onderzoek wordt bij mensen met de
SDHB- en SDHD-mutaties gekeken naar andere tumoren. Dit gebeurt in samenwerking met andere afdelingen Endocrinologie, waaronder Rotterdam. Het blijkt
namelijk dat SDHB- en SDHD- mutatiedragers niet
alleen paragangliomen ontwikkelen, maar bijvoorbeeld
ook schildklierkanker. Dat onderzoek loopt nog en moet
nog gepubliceerd worden. Ñ
promotie
Erasmus Universiteit Rotterdam
Rijksuniversiteit Groningen
www.eur.nl
www.rug.nl
26 maart 2014
Unraveling Glucocorticoid Resistance in
MLL-rearranged Infant Acute Lymphoblastic
Leukemia
J.A.P. Spijkers-Hagelstein
26 maart 2014
Risk factors for renal and cognitive dysfunction:
factors influencing patient outcomes
J.M.H. Joosten
12 maart 2014
Unraveling Prednisolone Resistance in
Pediatric Acute Lymphoblastic Leukemia:
Towards personalized targeted therapy
I.M.A.A. Ariës
26 februari 2014
Polycystic Ovary Syndrome: From Phenotype
to Genotype
Y.V. Louwers
7 februari 2014
Gender Differences in Melanoma Progression
and Survival
A. Joosse
4 februari 2014
Overweight in 5-year-old Children:
Assessment and Risk Factors
L. Veldhuis
Radboud Universiteit Nijmegen
www.ru.nl
19 maart 2014
Strain-promoted cycloadditions for (glyco)
protein research
R.P. Temming
17 maart 2014
Motor development in Prader Willi Syndrome
L. Reus
13 maart 2014
Zebrafish scales in bone research
E. de Vrieze
5 maart 2014
Mechanisms in autoinflammation – with an
emphasis on HIDS and TRP channels
M. Stoffels
24 februari 2014
Social, neuroendocrine and clinical
modulations of approach and decision behavior
S. Radke
19
endocrinologie
juni 2014
14 februari 2014
The Undescended Testis. Putting the Pieces
Together
E.M. van der Plas
Universiteit Leiden
www.leidenuniv.nl
19 maart 2014
Cystic fibrosis liver disease and the
enterohepatic circulation of bile acids
F.A.J.A. Bodewes
5 maart 2014
Vasopressin in chronic kidney disease and
its effects in autosomal dominant polycystic
kidney disease
W.E. Boertien
19 februari 2014
Pathophysiological aspects of lifestyle
and the kidney
A.J. Kwakernaak
5 februari 2014
Understanding the origin of congenital
heart disease. Is there a role for maternal
cholesterol in cardiac development?
M.E. Smilde-Baardman
27 januari 2014
Imaging neurophysiology of human sexuality
using positron emission tomography
H.K. Huynh
Universiteit van Amsterdam
17 april 2014
Paragangliomas Pictured
L.T. van Boetzelaer-van Hulsteijn
3 april 2014
The Triad of renal function, erythropoietin
and haemoglobin in old age
J.M. Willems
6 maart 2014
Skeletal and Metabolic Complications
Of Testicular Germ Cell Tumours
P.M. Willemse
13 februari 2014
Association between pro-inflammatory cytokine
expression, angiogenesis, extracellular matrix
remodeling, and prognosis in cervical cancer
H.J.M.A.A. Zijlmans
6 februari 2014
Sex-specific aspects of venous thrombosis
R.E.J. Roach
6 februari 2014
Biliary Strictures and Liver Transplantation:
Clinical and Biomedical Aspects
K. S. Korkmaz
www.uva.nl
2 april 2014
The Stress Axis in Multiple Sclerosis. Clinical,
Cellular and Molecular Aspects
J. Melief
25 maart 2014
Studies on Circadian Rhythm Disturbances
and Melatonin in Delirium
A. de Jonghe
28 februari 2014
Twenty Years of Treatment for Gaucher
Disease: Emerging Challenges
L. van Dussen
4 februari 2014
Insulin resistance: pathophysiology in South
Asians & therapeutic strategies
M.A. Sleddering
29 januari 2014
MicroRNAs in Kidney Health and Disease
R. Bijkerk
Universiteit Maastricht
www.maastrichtuniversity.nl
25 april 2014
The brain speaks: functional and structural
neural correlates of language production
impairments in classic galactosemia
I. Timmers
20
endocrinologie
juni 2014
promotie
17 april 2014
Dietary strategies to modulate the metabolic
profile and substrate partitioning
M.J.M. Munsters
20 maart 2014
Don’t pay attention to high-calorie foods for
a healthy Weight: Attention bias for food and
the desire to eat
J. Werthmann
21 februari 2014
The Fracture Liaison Service: From risk
evaluation towards risk reduction?
K. M.B. Huntjens
20 februari 2014
Bone imaging and strength in chronic
obstructive Pulmonary disease
E.A.P.M. Romme
12 februari 2014
Childhood obesity prevention; Rationale,
implementation and effectiveness of the
Lifestyle Triple P intervention
S. M.P.L. Gerards
7 februari 2014
Identification and regulation of (novel)
human adipokines; A proteomic approach
A. Rosenow
Universiteit Utrecht
Vrije Universiteit
www.uu.nl
www.vu.nl
17 april 2014
Impact of free fatty acid composition on oocyte
developmental competence in dairy cows
H. Aardema
25 april 2014
Longitudinal assessment of diabetic
retinopathy and associated risk factors
in type 2 diabetes mellitus
H. Zavrelova
25 maart 2014
Modulation of the adipogenic master
regulator PPARγ
I. Taşdelen
24 maart 2014
Physical activity, body weight and cancer:
Effects and methodology
C. Steins Bisschop
24 februari 2014
Folding of the LDL receptor dissected
S. Gremme
13 februari 2014
Primary hyperaldosteronism in cats:
expanding the diagnostic net
S. Djajadiningrat-Laane
6 februari 2014
On the Neurobiology of Physical Activity
in Mice and Human. In Search of Eating
Disorders Determinants
Ela Kostrzewa
5 februari 2014
Fetal development after antenatal exposures:
Chorioamnionitis and maternal glucocorticoids
E. Kuypers
21 maart 2014
The effects of postdischarge nutrition
on growth, body composition, and bone
development of preterm infants
M. van de Lagemaat
7 maart 2014
X-linked creatine transporter deficiency
J.M. van de Kamp
7 februari 2014
Inequalities in children’s energy balancerelated behaviours: a European perspective
J.M. Fernandez Alvira
Promoveert u binnenkort?
Meld uw promotieonderzoek dan aan
bij de redactie van Endocrinologie via
[email protected] of
stuur een gedrukt exemplaar van uw
proefschrift naar de redactie via
onderstaand adres.
BPM Medica
Redactie Endocrinologie
E. van Heeswijk, eindredacteur
Van Diemenstraat 344
1013 CR Amsterdam
Sponsors
Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie
Gold sponsors
Bronze sponsors
Over de auteur
Wanda Geilvoet is verpleegkundig specialist voor de
sector endocrinologie aan het Erasmus MC in Rotterdam.
Daarnaast is zij bestuurslid van de LWEV en redactielid
van het NVE-tijdschrift Endocrinologie.
21
tekst: Wanda Geilvoet
verpleegkunde
endocrinologie
juni 2014
LWEV PROBEERT VERPLEEGKUNDIGEN ENTHOUSIAST TE KRIJGEN VOOR HET INSTUREN VAN ABSTRACTS
Succesvol 10e verpleegkundig
symposium LWEV
Op 7 februari 2014 organiseerde de Landelijke Werkgroep voor Endocrinologie Verpleegkundigen
(LWEV) in Noordwijkerhout alweer het tiende verpleegkundig symposium.
Ruim honderd deelnemers zorgden voor een zeer geslaagde dag.
Het programma van dit jubileumsymposium
gaf een gevarieerde kijk op de endocrinologie, met een combinatie van veel voorkomende en zeldzame endocrinologische aandoeningen. Naast algemene onderwerpen
zoals osteoporose, hypertensie en het interpreteren van laboratoriumuitslagen, werd
ook aandacht besteed aan de meer zeldzame
ziektebeelden zoals het syndroom van Turner en neuro-endocriene tumoren van het
gastro-enteropancreatisch traject. Naast theorie was er aandacht voor de verpleegkundige zorg. Om het syndroom van Turner nader
toe te lichten was er gekozen voor een ervaringsverhaal van een patiënt. De patiëntenorganisaties Turner Contact Nederland en
Stichting NET-groep hadden ieder een stand
waar zij tijdens de pauzes informatie deelden
met de deelnemers. Nieuw in het programma was de input van analisten werkzaam op
het endocrinologisch laboratorium.
Evaluatie
Naast vele vertrouwde gezichten, was er ook
een aantal nieuwe, enthousiaste deelnemers
naar het symposium gekomen. Ruim 55 procent van de honderd deelnemers was afkomstig uit een academisch ziekenhuis en ruim
43 procent uit een perifeer ziekenhuis. Dit
jaar was het voor het eerst ook mogelijk om
het zaterdagprogramma van de Dutch Endocrine Meeting te volgen. In totaal zeven verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten maakten hier gebruik van.
Uit de evaluatie van het verpleegkundig symposium bleek dat ruim 83 procent van de
deelnemers een goede tot zeer goede algemene indruk van het symposium had. 80 procent gaf aan de informatie goed te kunnen
gebruiken in de praktijk.
Insturen abstracts
Helaas kwam er dit jaar geen respons op de
vraag abstracts in te sturen voor posterpresentaties. De LWEV zou graag zien dat verpleegkundigen praktijkonderzoek, bijzondere casuïstiek of innoverende projecten delen
met elkaar. Om enthousiasme te creëren
onder de deelnemers, werd tijdens het symposium een korte inspirerende presentatie
gegeven, zodat er volgend jaar hopelijk een
aantal abstracts worden ingezonden. De
jaarlijkse verpleegkundige sessies met posterpresentaties tijdens het European Congress of Endocrinology werden hierbij als
voorbeeld genoemd.
Vergelijking met Groot-Brittannië
Tijdens de ‘nurse sessions’ van het congres
van de British Endocrine Societies (BES), in
maart van dit jaar, complimenteerden verpleegkundigen van de Society for Endocrinology (SfE) de LWEV met de goede
opkomst ieder jaar. De Britse collega’s zien
LWEV-symposium 2015
Het volgende LWEV-symposium zal plaatsvinden
op 16 januari 2015 tijdens The Dutch Endocrine
Meeting in Noordwijkerhout. Verpleegkundigen
kunnen contact leggen met de LWEV en ook
met andere verpleegkundigen via de nieuwe
Facebookpagina: www.facebook.com; zoeken op:
Landelijke Werkgroep Endocrinologie Verpleegkundigen.
jaarlijks vijftig tot zestig deelnemers op hun
bijeenkomst; zij waren dan ook verrast met
het aantal deelnemers in een klein land als
Nederland. Op de bijeenkomst van de SfE
BES werden zeven posters van verpleegkundigen gepresenteerd. Hier staat het inzenden van abstracts door verpleegkundigen
ook nog in de kinderschoenen. Ñ
22
endocrinologie
juni 2014
in memoriam
Prof. dr. Michaela Diamant
1962-2014
Op 9 april 2014 overleed, veel te vroeg, Michaela Diamant,
hoogleraar Diabetologie aan het VU medisch centrum. Na de
studie geneeskunde, van 1980-1987 in Leiden, afgesloten met
het predikaat ‘Summa cum laude’ en een PhD-traject aan het
Rudolf Magnus Instituut onder leiding van de beroemde hoogleraar David de Wied, volgde haar opleiding tot internist in het
St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein, en – weer terug in Leiden – aan het Leids Universitair Medisch Centrum. Vervolgens
behaalde zij een registratie voor zowel het vakgebied van de
Nefrologie als dat van de Endocrinologie. Vanaf 2000 was
Michaela werkzaam aan de Vrije Universiteit, alwaar haar
talent meteen herkend werd door Rob Heine, toenmalig hoofd
van het VUmc Diabetescentrum. In 2009 volgde Michaela hem
op als hoogleraar en hoofd van het Diabetescentrum. In haar
oratie, uitgesproken op 7 mei 2010, onder de titel Academische
Diabetologie 2010: Whose Need Is It? brak zij onder meer een
lans voor het vormen van netwerken van excellente centra op
het gebied van diabetesonderzoek en behandeling in Nederland
en voor méér samenwerking dóór en tussen fondsen en instellingen die het onderzoek op het gebied van diabetes mellitus en
haar complicaties financieel (mede) mogelijk maken. Ook lichtte zij op bijzondere wijze toe welke mogelijkheden er zijn voor
het verder ontwikkelen van de academische diabetologie in
Nederland, naar voorbeeld van toonaangevende centra in het
buitenland.
De meesten van u kennen Michaela als een zeer gedreven
medisch specialist en onderzoeker, die bij al haar onderzoeksactiviteiten altijd het belang van de uitkomsten van dit onderzoek
voor de individuele patiënt met diabetes voor ogen had. Haar
drive in dezen was enorm, getuige ook de meer dan driehonderd publicaties waar zij als auteur haar stempel op heeft
gedrukt. Na haar eerste nationale voordracht in 1988 over
bèta-endorfines (ook het onderwerp van haar eerste wetenschappelijke publicatie) zouden nog vele nationale en internationale lezingen en voordrachten volgen; steeds vaker op speciale
uitnodiging van de organisatoren vanwege haar unieke kundigheid en expertise. Altijd was zij in staat om complexe materie
voor haar gehoor om te zetten in eenvoudig te begrijpen en te
doorgronden informatie. Haar expertise was erg breed en haar
kennis nagenoeg encyclopedisch, maar velen kennen haar toch
als dé expert op het gebied van GLP1-receptor-agonisten en hun
klinische toepassingen. Haar netwerk in Europa en de VS was
uitgebreid en zij speelde een belangrijke rol in de totstandkoming van de EASD-ADA consensus statement uit 2012 over de
behandeling van personen met type 2 diabetes. Hierin wordt
nadrukkelijk een lans gebroken voor een op het individu toegesneden en afgestemde behandeling, waarbij recht wordt gedaan
aan de diversiteit van het ziektebeeld, in plaats van het volgen
van een geüniformeerd stappenplan.
Mede door de bijzondere omstandigheden die ten grondslag
lagen aan het vertrek van haar familie vanuit Praag naar Nederland, in 1968, stond Michaela open voor verschillende meningen en opinies van anderen en kon zij een brug slaan tussen
wetenschappers van verschillende afkomst en cultuur. De medische wereld mag blij zijn dat zij het aanvankelijke carrièrepad
als actrice van licht komische rollen, zoals zij in haar oratie aanduidde, niet heeft ingeslagen. Michaela was een bijzonder getalenteerde en gedreven persoonlijkheid. Zij was zeer toegewijd
aan haar vakgebied en een groot voorbeeld en stimulans voor
promovendi en onderzoekers met wie zij de afgelopen jaren
heeft samengewerkt, zowel in Nederland als daarbuiten. Tot op
het laatst was zij geïnteresseerd in en actief betrokken bij al hun
onderzoeksresultaten en plannen.
Wij wensen haar partner en familie veel kracht en sterkte toe
om dit zware en veel te vroege verlies te dragen. Ook heel veel
sterkte aan alle anderen die haar in hun hart hebben gesloten en
met dit verlies een weg moeten vinden. Ñ
Rimma Shaginian, Bruce Wolffenbuttel
tekst: redactie
beeld: Def.
congresagenda
13 – 17 juni 2014
San Francisco, Verenigde Staten
74th Scientific Sessions of the
American Diabetes Association
www.diabetes.org
25 – 29 augustus 2014
Rennes, Frankrijk
27th Conference of European
Comparative Endocrinologists
cece2014.wordpress.com
21 – 24 juni 2014
Chicago, Verenigde Staten
16th International Congress of
Endocrinology and 96th Annual
Meeting & Expo of The Endocrine
Society
www.endo-society.org
26 – 30 augustus 2014
Montreal, Canada
International Federation for the
Surgery of Obesity and Metabolic
Disorders 2014
www.isfo2014.com
29 juni – 2 juli 2014
München, Duitsland
ESHRE 2014
www.eshre214.eu
5 – 9 juli 2014
Milaan, Italië
FENS Forum 2014
fens2014.neurosciences.asso.fr
3 – 7 augustus 2014
Bregenz, Oostenrijk
ESE Summer School on
Endocrinology 2014
www.ese-hormones.org
17 – 20 augustus 2014
Sydney, Australië
18th International Congress
of Neuroendocrinology
www.neuroendocrinology2014.org
19 – 22 augustus 2014
Montreal, Canada
44th Annual Meeting of the
International Society of
Psychoneuroendocrinology
www.ispne.prg/conference
15 – 19 september
Wenen, Oostenrijk
50th Annual Meeting of the
European Association for the
Study of Diabetes
www.easd.org
18 – 20 september 2014
Dublin, Ierland
53rd Meeting of the European
Society for Paediatric
Endocrinology
www.espe2014.org
23
endocrinologie
juni 2014
23-26 oktober 2014
Antalya, Turkije
Endobridge 2014
endobridge.org
19-21 november
De Leeuwenhorst, Noordwijkerhout
40e Erasmus Endocrinologie Cursus
www.nve.nl
20-21 november 2014
Antwerpen, België
7th Benelux Nuclear Receptor
Research Network meeting
[email protected]
2-5 september 2014
Innsbruck, Oostenrijk
Symposium Society for the Study
of Inborn Errors of Metabolism
(SSIEM)
www.ssiem2014.org
24-26 september 2014
Belgrado, Servië
2nd European Young Endocrine
Scientists meeting
www.eyes2014.org
6 – 10 september 2014
Santiago de Compostella, Spanje
38th Annual Meeting of the
European Thyroid Association
www.eurothyroid.com
25 – 27 september 2014
Wenen, Oostenrijk
14th International Workshop on
Multiple Endocrine Neoplasia and
Other Rare Endocrine Tumors
www.worldmen2014.at
16 – 17 januari 2015
Abu Dhabi, Verenigde Arabische
Emiraten
6th ESE Clinical Update
www.ese-hormones.org
9-12 oktober 2014
Mont Sainte-Odile, Frankrijk
39th Symposium on Hormones and
Cell Regulation ESE
hormones-cell-regulation.eu
16 – 20 mei 2015
Dublin, Ierland
17th European Congress of
Endocrinology
www.ese-hormones.org
10 – 13 september 2014
Sofia, Bulgarije
16th Congress of the European
Neuroendocrine Association
www.eneassoc.org
15 – 16 september 2014
Birmingham, Groot-Brittannië
Endocrine Nurse Update 2014
www.endocrinology.org/meetings
15 – 18 oktober 2014
Singapore
7th International Congress of
the GRS and IGF Society
www.grs-igf2014.org
16 – 17 januari 2015
De Leeuwenhorst, Noordwijkerhout
The Dutch Endocrine Meeting 2015
www.nve.nl
advertentie
Kunnen blijven doen
waar ik me goed bij voel.
Er is een manier.
0414SAS232040
• De enige SSA met indicatie voor tumorsuppressie
• Al meer dan 25 jaar effectief en innovatief