endocrinologie - Cross Media Nederland

uitgave voor de Nederlandse
Vereniging voor Endocrinologie
www.nve.nl
nummer 1, maart 2014
jaargang 7
Expert opinion
Endogene klokken
en metabole
aandoeningen
Onderzoek
Bruin vet als
therapeutisch
target
Richtlijn
Expertise op de
voorgrond bij neuroendocriene tumoren
endocrinologie
advertentie
8
10
Richtlijn NET gereviseerd
Prof. dr. Wouter de Herder licht de belangrijkste aandachtspunten toe van de
onlangs gereviseerde richtlijn Neuro-endocriene tumoren. Sandra van der Togtvan Leeuwen bespreekt het implementatietraject.
Ontregeling endogene klokken
Ontregeling van endogene klokken, zowel
in de hypothalamus als in de perifere
organen, verhoogt de kans op het
ontstaan van metabole aandoeningen.
Prof. dr. Andries Kalsbeek zet uiteen
welke neuro-endocriene processen
hieraan ten grondslag liggen.
12
Neveneffecten corticosteroïden
bij prematuren
Behandeling van te vroeg geboren
kinderen met glucocorticosteroïden is
bewezen levensreddend. Deze middelen
hebben echter ook schadelijke neveneffecten, zo toont Deodata Tijsseling aan
in haar promotieonderzoek.
14
De vader van de endocrinologie
Dr. Charles-Édouard Brown-Séquard wordt
wel ‘de vader van de endocrinologie’
genoemd. Deze titel dankt hij aan zijn ontdekking van de hormonale secretie en
‘organotherapie’. Hij werd echter ook
beticht van kwakzalverij.
16
Bruin vet als therapeutisch target
Prof. dr. Patrick Rensen en Mariëtte Boon
richten zich, samen met onderzoekers van
het Maastricht UMC+, op de mogelijkheden van bruin vet als therapeutisch target
bij obesitas, diabetes mellitus type 2 en
atherosclerose.
&
4
5
6
19
23
21
Potentie Cushingmeter onderzocht
Verpleegkundig specialist Mies Kerstens
onderzocht het inzetten van de Cushingmeter voor het signaleren en bespreekbaar maken van psychosociale vragen en
problemen bij patiënten met het syndroom van Cushing.
WOORD VOORAF
Prof. dr. Eric Fliers, NVE-voorzitter en hoofdredacteur
NIEUWS NVE
Nieuws en mededelingen van het bestuur
NIEUWS NVE
Resultaten lezersonderzoek 2013
PROMOTIE
Overzicht dissertaties december 2013 t/m januari 2014
CONGRESAGENDA
Selectie nationale en internationale bijeenkomsten
4
endocrinologie
maart 2014
colofon
woord
vooraf
tekst: redactie
beeld: NVE en Par-pa Fotografie
nieuws
nve
5
endocrinologie
maart 2014
beeld: AMC
Endocrinologie is een uitgave van BPM Medica voor de Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie
(NVE). Het tijdschrift verschijnt 4 maal per jaar in een oplage van 1.250 exemplaren. Conform
CGR-regels verschijnt een aparte editie zonder productadvertenties voor niet-voorschrijvers.
REDACTIERAAD
Prof. dr. E. (Eric) Fliers, internist-endocrinoloog, AMC, Amsterdam (voorzitter NVE en hoofdredacteur
Endocrinologie)
Dr. E.L.T. (Erica) van den Akker, kinderarts-endocrinoloog, Erasmus MC, locatie Sophia, Rotterdam
W. (Wanda) Geilvoet, verpleegkundig specialist endocrinologie, Erasmus MC, Rotterdam (bestuurslid
LWEV)
Prof. dr. W.W. (Wouter) de Herder, internist-endocrinoloog, Erasmus MC, Rotterdam (bestuurslid NVE)
Dr. O.C. (Onno) Meijer, neuro-endocrinoloog, LUMC, Leiden (penningmeester NVE)
Prof. dr. N.C. (Nicolaas) Schaper, internist-endocrinoloog, Maastricht UMC+
Prof. dr. A.J.W. (Anton) Scheurink, neuro-endocrinoloog, Rijksuniversiteit Groningen
Dr. H.J.L.M. (Henri) Timmers, internist-endocrinoloog, UMC St Radboud, Nijmegen
Prof. dr. B.H.R. (Bruce) Wolffenbuttel, internist-endocrinoloog, UMC Groningen (secretaris NVE)
REDACTIE
BPM Medica
E.R.R. (Esther) van Heeswijk, eindredacteur
Van Diemenstraat 344
1013 CR Amsterdam
tel.: 020 - 303 45 40
[email protected]
www.bpmmedica.nl
UITGEVERIJ
BPM Medica
W. (Wijnand) van Dijk, uitgever
SECRETARIAAT NVE
Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie
p/a UMC Groningen
Afdeling Endocrinologie
Huispostcode AA 31
N. (Natasja) Alma-Bierma, secretaresse
Postbus 30.001
9700 RB Groningen
tel.: 050 - 361 39 62
[email protected]
www.nve.nl
MEDEWERKERS AAN DIT NUMMER
Dr. J.H. (Jan Hein) van Dierendonck, dr. M.W.S.M. (Marten) Dooper, D. (Daniël) Dresden,
M. (Mies) Kerstens, H.C.J. (Henri) Neuvel
ONTWERP EN ART DIRECTION
Def. grafische vormgeving, Amsterdam
OPMAAK
Novente vormgevers, Lunteren
FOTO COVER
Ingekleurde PLM-afbeelding (polarised light micrograph)
van melatoninekristallen (© Science Photo).
DRUKWERK
Veldhuis Media, Raalte
ABONNEMENTEN
Leden van de NVE, internist-endocrinologen, internist-diabetologen, internisten, kinderarts-endocrinologen, klinisch chemici en gynaecologen met s­ ubspecialisme endocrinologie krijgen het tijdschrift Endocrinologie kosteloos toegestuurd. Andere geïnte­resseerde professionals kunnen zich
via de uitgever ­abonneren voor € 51,– per jaar.
ADRESWIJZIGING
Wilt u een adreswijziging doorgeven in verband met de toezending van het tijdschrift Endocrinologie? Raadpleeg daarvoor de contactinformatie die bovenaan de adresdrager vermeld staat bij
dit nummer van Endocrinologie.
ADVERTENTIES
Cross Advertising
Westerkade 2
3116 GJ Schiedam
tel.: 010 - 742 10 23
[email protected]
www.crossadvertising.nl
Advertenties en andere sponsoruitingen vallen buiten de redactionele
eindverantwoordelijkheid van de redactieraad, NVE en uitgever.
ISSN 1876-2484
© 2014 BPM MEDICA
Heel veel nieuws...
Het zal u niet zijn ontgaan: de statuten van onze vereniging
zijn toe aan modernisering. Natuurlijk blijft de bevordering
van endocrien wetenschappelijk onderzoek het belangrijkste
doel van de NVE, maar we willen de doelstelling verruimen
richting bij- en nascholing, belangenbehartiging en communicatie/samenwerking met andere wetenschappelijke verenigingen en met patiëntenorganisaties op het gebied van endocriene aandoeningen.
Het is vast niet toevallig dat de European Society of Endocrinology (ESE) recentelijk een eerste stap heeft gezet richting
samenwerking met de diverse landelijke endocriene verenigingen en daartoe een ‘European Council’ (ESE Council of
Affiliated Societies, oftewel ECAS) opricht. Daarnaast heeft
de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) toenadering
gezocht tot de NVE om de coördinatie te versterken tussen
de diverse deelspecialismen door de oprichting van een zogenaamd platform van deelspecialistische verenigingen.
1st ESE-NVE Basic Endocrinology
Course on Neuroendocrinology
NVE bekroont
beste abstracts
De NVE-prijzen voor de beste Nederlandse
abstracts van de 1st ESE-NVE Basic Endocrinology Course on Neuroendocrinology zijn
aan respectievelijk Ioannis Zalachoras
(LUMC), Fiona Reijne (UMC Groningen) en
Daniela Herrera Moro Chao (AMC) uitgereikt door NVE-penningmeester dr. Onno
Meijer (v.l.n.r.). De op Europese promovendi en junior postdocs gerichte bijeenkomst,
georganiseerd door de ESE en NVE, vond
plaats van 15 t/m 17 januari 2014 in het
Trippenhuis van de KNAW in Amsterdam.
Deze bewegingen sluiten naadloos aan bij genoemde ruimere
doelstellingen. Gelukkig bleek er volledige steun te zijn voor
deze koersvernieuwing tijdens de bespreking van het concept
van de nieuwe statuten tijdens de algemene ledenvergadering
afgelopen februari, zodat we als bestuur hiermee verder kunnen volgens de spelregels die de huidige statuten dicteren.
Nog meer nieuws: begin dit jaar is achter de schermen hard
gewerkt aan een geheel nieuwe, meer eigentijdse vormgeving
van ons tijdschrift. Belangrijk uitgangspunt van de restyling
is dat de verschillende vaste onderdelen en rubrieken nu
meer dan voorheen één geheel vormen, maar wel een eigen
gezicht behouden (‘eenheid in verscheidenheid’). Maar: uiteindelijk gaat het natuurlijk om de inhoud. Bent u als lezer
tevreden over het gebodene? Afgelopen najaar legden wij u
een enquête hierover voor, waarvan de resultaten – met
dank voor uw respons – zijn samengevat in dit nummer. Uw
beoordeling komt gelukkig ruim boven de voldoende uit. In
dit nummer blikken we verder terug op de zeer succesvol
verlopen Dutch Endocrine Meeting 2014 en berichten we
over een recente NVE-activiteit in samenwerking met de
ESE: de organisatie van de eerste Basic Endocrinology
Course in Amsterdam.
Prof. dr. Ron de Kloet
Beste klinische abstract
en beste basale abstract
Laqueur Lecture
over stressconcept NVE-Novartisprijzen uitgereikt
NVE-penningmeester dr. Onno Meijer (links) feliciteert
prof. dr. Ron de Kloet met de Laqueur Lecture 2014.
Op de slotdag van The Dutch Endocrine
Meeting 2014 hield prof. dr. Ron de Kloet de
Laqueur Lecture 2014. De voormalig
NVE-voorzitter besprak daarin op visionaire
wijze de evolutie van het stressconcept, inclusief de rol van de glucocorticoïdreceptor
en de mineralocorticoïdreceptor. Ook zette
hij uiteen wat de mogelijke rol van glucocorticoïden kan zijn bij het beïnvloeden van pathologische stress. Het grote belang van zijn
eigen bijdragen in dit veld was heel goed
zichtbaar.
The Dutch Endocrine Meeting 2014
werd afgesloten met de uitreiking van
de NVE-Novartis-prijzen voor het beste klinische en het beste basale
abstract. De onderscheiding voor het
beste klinische abstract was voor klinisch chemicus in opleiding Michel
Vos van de afdeling Klinische Chemie
van Isala in Zwolle. Hij is eerste auteur
van het abstract SHBG deficiency due
to homozygous missense mutation.
Promovenda Anneke van den Beukel
van de afdeling Endocrinologie van het
Erasmus MC werd onderscheiden met
de prijs voor het beste basale abstract.
Dit abstract is getiteld Women have
more potential to induce browning of
the perirenal fat depot than men.
Dr. Robin Peeters
Novo Nordisk Award for
Endocrinology 2014
Internist-endocrinoloog dr. Robin Peeters
van het Erasmus MC in Rotterdam is tijdens
Rest mij u te melden dat het tijdschrift Endocrinologie in de
loop van dit jaar via www.endocrinologie.nl tevens online
beschikbaar komt. Uiteraard houden wij u ook hiervan op de
hoogte!
Namens de redactieraad en het NVE-bestuur,
Eric Fliers, hoofdredacteur Endocrinologie en voorzitter NVE
De winnaar van de Novo Nordisk Award for
Endocrinology 2014: dr. Robin Peeters.
The Dutch Endocrine Meeting 2014 onderscheiden met de Novo Nordisk Award for
Endocrinology 2014. Deze prijs, waaraan
een bedrag van 10.000 euro is verbonden,
heeft tot doel excellent onderzoek binnen de
endocrinologie te belonen en te stimuleren.
De jury bestond uit drie personen die door de
NVE waren benoemd: NVE-penningmeester
dr. Onno Meijer (LUMC), prof. dr. Ad Hermus (Radboudumc) en dr. Pierre Zelissen
(UMC Utrecht). In het juryrapport spreekt de
jury haar grote waardering uit voor de combinatie van basaal en klinisch onderzoek in
het werk van de winnaar, ‘dat allebei van zeer
hoge kwaliteit en originaliteit is, en dat de
grenzen van de wetenschappelijke kennis
daadwerkelijk substantieel verlegt’.
Michel Vos (rechts) en Anneke van den Beukel
werden onderscheiden met respectievelijk de
NVE-Novartis-prijzen voor het beste klinische abstract en het beste basale abstract.
6
endocrinologie
maart 2014
Heeft u tips of suggesties voor het tijdschrift
Endocrinologie? Laat het de redactie weten
via [email protected].
tekst: redactie
beeld: Par-pa Fotografie
nieuws
nve
Dr. Carola Zillikens
NVE-Ipsen-prijs beste
klinische artikel 2013
De NVE-Ipsen-prijs voor het beste artikel in de klinische
endocrinologie van 2013 is tijdens The Dutch Endocrine
Meeting 2014 uitgereikt aan dr. Carola Zillikens. De
internist-endocrinoloog van het Erasmus MC ontving
de prijs voor het artikel PLS3 mutations in X-Linked
osteoporosis with fractures, waarvan zij één van de
eerste auteurs is. Het artikel, gepubliceerd in The New
England Journal of Medicine (2013;369[16]:1529-36),
beschrijft de rol van het plastine 3-eiwit bij de botopbouw en laat voor het eerst zien dat mutaties in het
plastine 3-gen, gelegen op het X-chromosoom, een
oorzaak kunnen zijn van erfelijke osteoporose.
7,4
Lezersonderzoek
voor
Endocrinologie
In het najaar van 2013 hield de redactie van Endocrinologie een
lezersonderzoek onder de NVE-leden om te peilen of de redactionele inhoud nog steeds overeenkomt met de behoefte van de
lezers. Uit de resultaten blijkt dat de lezers het tijdschrift goed
waarderen met een rapportcijfer 7,4.
Dr. Siebe Spijker
NVE-Ipsen-prijs voor
beste basale artikel 2013
De NVE-Ipsen-prijs voor het beste artikel in de basale
endocrinologie van 2013 is uitgereikt aan arts-onder­
zoeker dr. Siebe Spijker van het LUMC voor het artikel
Conversion of mature human b-cells into glucagonproducing a-cells. In dit artikel, gepubliceerd in
Diabetes (2013;62[7]:2471-80), laten de auteurs zien
hoe menselijke insulineproducerende bètacellen een
omzetting kunnen ondergaan naar glucogeenprodu­
cerende alfacellen, zonder dat er sprake is van een genetische modificatie. De plasticiteit van de endocriene
cellen zou een rol kunnen spelen bij de pathofysiologie
van bijvoorbeeld diabetes mellitus type 2 en zou aanknopingspunten kunnen bieden voor de ontwikkeling
van therapeutische toepassingen.
Via het lezersonderzoek konden de NVE-leden hun
mening, voorkeuren en wensen kenbaar maken. De respons voldoet aan de verwachting: 16,2 procent vulde de
online vragenlijst in. Conform de samenstelling van de
NVE is de groep respondenten gemêleerd. Naast internist-endocrinologen, met 43 procent de grootste groep,
namen aan het onderzoek voornamelijk klinisch chemici
(12,2 procent), aios interne geneeskunde (10,8 procent)
en biomedisch wetenschappers (9,6 procent) deel. Van
de respondenten werkt 47 procent in een algemeen ziekenhuis, 42 procent in een academisch ziekenhuis en is
5 procent verbonden aan een universiteit. De verhou­
ding man-vrouw is respectievelijk 56,8 en 43,2 procent.
Belangrijke informatiebron
Het gemiddelde rapportcijfer dat de respondenten
Endocrinologie geven is een 7,4. Dat is vergelijkbaar of
zelfs beter in vergelijking met andere Nederlandstalige
medische tijdschriften die geregeld over endocriene ontwikkelingen publiceren (zie bovenstaande overzicht).
Een meerderheid van de respondenten, 67 procent,
beschouwt Endocrinologie als de belangrijkste infor­
matiebron voor nieuws over de endocrinologie in
Nederland. Op de vraag hoe intensief zij een nummer
lezen, antwoordt 34,2 procent van de respondenten alles
te lezen en 38,1 procent ongeveer de helft te lezen.
tekst: redactie
beeld: Def.
nieuws
nve
Cijfers voor tijdschriften die endocrien nieuws publiceren:
Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (99%*)
Endocrinologie (99%*)
Medisch Contact (97%*)
Nederlands Tijdschrift voor Diabetologie (96%*)
* percentage respondenten
5
7,5
7,4
7,2
6,7
Op algemene redactionele aspecten wordt het tijdschrift
door de meerderheid goed tot zeer goed beoordeeld, met
de beste beoordelingen voor ‘leesbaarheid’, ‘toon en
stijl’, ‘betrouwbaarheid’ van de artikelen en ‘onderwerpkeuze’ en ‘lay-out, fotografie en illustraties’. (zie top-5).
Ondanks dat het overgrote deel van de respondenten
tevreden is over de lay-out, verschijnt het tijdschrift
vanaf 2014 in een eigentijdser jasje. Ook zal het tijdschrift in de loop van dit jaar online beschikbaar komen.
Redactionele hoofdcategorieën
De belangrijkste onderwerpen die behandeld zouden
moeten worden zijn volgens de respondenten: ‘nieuwe
richtlijnen’, ‘klinisch onderzoek’, ‘basaal onderzoek’,
‘expert opinions’ en ontwikkelingen rondom ‘nieuwe
(klassen) geneesmiddelen’ (zie top-5).
De redactionele hoofdcategorieën van Endocrinologie
zijn ‘activiteiten en ontwikkelingen vanuit de NVE’, de
‘Nederlandse preklinische endocrinologie’, de ‘Nederlandse klinische endocrinologie’ en ‘maatschappelijke
en sociaal-economische ontwikkelingen gerelateerd
aan de endocrinologie’. Deze vier hoofdpijlers van de
redactionele formule worden door de meerderheid als
belangrijk tot zeer belangrijk beschouwd.
Als belangrijkste interessegebieden binnen de endo­
crinologie noemden de respondenten ‘schildklieraandoeningen’, ‘bijnieraandoeningen’ en ‘hypofysaire aandoeningen’. Deze deelgebieden zijn ieder voor zo’n 70
procent van de respondenten een van de belangrijkste
aandachtsvelden, gevolgd door ‘diabetes mellitus type
1’, ‘hypogonadisme’, ‘endocriene tumoren’ en ‘diabetes
mellitus type 2’ (zie top-10).
top
redactionele
aspecten:
1. Leesbaarheid
artikelen
2. Toon en stijl
artikelen
3. Betrouwbaarheid
artikelen
4. Onderwerpkeuze
5. Lay-out, fotografie
en illustraties
5
Wensen en behoeften lezers
De NVE-leden is ook gevraagd wat zij zouden veranderen aan het tijdschrift en welke thema’s of rubrieken
zij zouden willen opnemen. Ruim de helft van de
top
onderwerpen
en thema’s:
1. Nieuwe richtlijnen
2. Klinisch onderzoek
3. Basaal onderzoek
4. Expert opinions
5. Nieuwe (klassen)
geneesmiddelen
7
endocrinologie
maart 2014
Top-10 interessegebieden van lezers van Endocrinologie:
Schildklier­
aandoeningen:
75%
Bijnier­
aandoeningen:
73,7%
Hypofysaire
­aandoeningen:
69,7%
Diabetes
mellitus type 1:
50%
Hypo­gonadisme:
50%
Endocriene
tumoren:
50%
Diabetes
mellitus type 2:
48,7%
Osteoporose:
44,7%
Neuroendocriene
tumoren:
42,1%
Obesitas:
34,2%
respondenten had ideeën hierover. Uit de suggesties
komt onder meer de wens naar voren om meer aandacht
te besteden aan kinderendocrinologie. Verder wordt ook
meer en uitgebreidere aandacht voor klinisch onderzoek
genoemd, aandacht voor de niet-academische praktijk
en aandacht voor basaal onderzoek.
Het NVE-bestuur, de redactieraad van Endocrinologie
en uitgeverij BPM Medica danken alle respondenten
voor hun deelname aan het lezersonderzoek. De resul­
taten zullen wij gebruiken om in de toekomst nog beter
in te spelen op de wensen en behoeften van de lezers. Ñ
8
endocrinologie
maart 2014
tekst: Marten Dooper,
wetenschapsjournalist
beeld: Jeroen Oerlemans
Andries Kalsbeek: ‘Momenteel doen
we onderzoek bij proefdieren en bij
mensen naar de precieze rol van
verstoorde biologische klokken bij
diabetes mellitus type 2 en naar de
rol van de timing van voedselinname
bij metabole aandoeningen.’
expert opinion
Prof. dr. A. Kalsbeek is sinds 2008 hoofd van het Laboratorium voor
Experimentele Endocrinologie van het AMC in Amsterdam. Daarnaast
leidt hij de onderzoeksgroep Hypothalame Integratie Mechanismen van
het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen (NIN). Op 7 december 2012 hield hij zijn oratie Nerveuze hormonen en verwarde klokken
bij de aanvaarding van het ambt als hoogleraar Experimentele
neuro-endocrinologie aan de Universiteit van Amsterdam.
een belangrijke rol weggelegd voor de
melanopsinebevattende cellen in de retina.
Zij zijn via zenuwbanen verbonden met de
suprachiasmatische nucleus.’
Energieboost
HOE ONTREGELING VAN DE BIOLOGISCHE KLOK HET RISICO OP METABOLE AANDOENINGEN VERHOOGT
Gevoelige endogene
klokken
Naast de centrale biologische klok, gelegen in de hypothalamus, kent
het lichaam tal van perifere klokken, gelegen in de afzonderlijke organen. Waar de centrale klok licht als belangrijkste Zeitgeber heeft,
gebruiken de perifere klokken vooral metabole informatie als Zeitgeber. In de moderne maatschappij zijn voor veel mensen zowel licht
als voedsel 24 uur per dag beschikbaar. Dit kan gemakkelijk leiden
tot een ontregeling van de endogene klokken en een verhoogde kans
op metabole aandoeningen, stelt hoogleraar Experimentele
neuro-endocrinologie prof. dr. Andries Kalsbeek.
Dat de vele circadiane ritmen die het menselijk lichaam kent - zoals de dagelijkse variatie
in lichaamstemperatuur en bloeddruk, en de
dagelijkse pieken in de aanmaak van melatonine en cortisol - onder controle staan van de
zogeheten biologische klok, is al ongeveer
een halve eeuw bekend. Ook de locatie van
deze klok is al enkele decennia bekend: de
biologische klok bevindt zich in de suprachiasmatische nucleus; een onderdeel van de
hypothalamus. De afgelopen twee decennia
zijn ook diverse genen gevonden waarvan de
activiteit verantwoordelijk is voor het continu laten tikken van de klok in de suprachiasmatische nucleus. ‘En mede dankzij beroemde experimenten, zoals het 60 dagen durende
verblijf van de Fransman Michel Siffre in een
diepe grot in de Franse Alpen, weten we ook
al bijna een halve eeuw dat de afwisseling van
licht en donker de belangrijkste Zeitgeber is
die ervoor zorgt dat deze klok keurig in de
pas blijft lopen met het aardse dag-nachtritme van 24 uur’, vertelt Kalsbeek. ‘Hierbij is
Sinds het begin van deze eeuw is bekend dat
de genen die de biologische klok laten tikken
niet alleen in de suprachiasmatische kern
tot expressie komen, maar ook in tal van
perifere weefsels zoals de lever, spieren, vetweefsel, nieren en het hart. ‘Ook de perifere
organen beschikken over een endogene biologische klok’, legt Kalsbeek uit. ‘Die regelt
de ritmische aanmaak van allerlei eiwitten
in de cellen, waardoor de cel op ieder tijdstip
optimaal is uitgerust voor de eisen die het
gedrag van het organisme aan de cel stelt.
Deze perifere klokken staan natuurlijk niet
in verbinding met de retina. Voor hun synchronisatie zijn ze deels afhankelijk van de
centrale biologische klok in de hypothalamus. Sinds enige tijd weten we echter dat
de perifere klokken daarnaast een andere
belangrijke Zeitgeber kennen: metabole
informatie. Dat blijkt onder meer uit de
betrokkenheid van genen als RevErb alfa en
ROR in het moleculaire mechanisme van de
perifere klokken. Om hun 24-uursritme te
handhaven, hebben de perifere klokken op
gezette tijden een “energieboost” nodig.’
Pre-Edisontijdperk
De kennis over de rol van metabole informatie bij de circadiane ritmen verruimt de
recente discussie over het verband tussen de
verstoorde slaap-waakritmes van de moderne mens en de toename van het aantal mensen met metabole aandoeningen als obesitas
en/of diabetes mellitus type 2. ‘Vóór de
komst van het kunstlicht, zeg maar in het
pre-Edisontijdperk, vielen activiteiten als
eten en werken grotendeels samen met de
periode dat er daglicht was. ’s Nachts werd
vooral geslapen. Je kunt je voorstellen dat die
levenswijze leidt tot een sterke synchronisatie van zowel de centrale als de perifere klokken in het lichaam. In de westerse maatschappij anno 2014 ziet de dag er voor veel
mensen heel anders uit: we zijn gemiddeld
veel langer wakker en zijn daardoor langer
blootgesteld aan licht, hetgeen onder meer de
9
endocrinologie
maart 2014
‘Ook cortisol, schildklierhormoon en oestrogeen hebben
via de hypothalamus invloed
op zowel het glucosemetabolisme als lipidenmetabolisme’
aanmaak van melatonine onderdrukt. Ook
werken veel mensen in de avonduren nog de
nodige calorieën naar binnen. Die manier
van leven vergroot de kans dat de decentrale
biologische klok en de perifere klokken niet
meer synchroon gaan lopen, zowel met
elkaar als met het aardse 24-uursritme. Het
is nog te vroeg om met zekerheid te stellen
dat de toename van het aantal mensen met
diabetes en obesitas hiervan rechtstreeks het
gevolg is. Momenteel doen we op de afdeling
Endocrinologie en Metabolisme van het AMC
onderzoek bij proefdieren en bij mensen naar
de precieze rol van verstoorde biologische
klokken bij diabetes mellitus type 2 en naar
de rol van de timing van voedselinname bij
metabole aandoeningen.’
Energiemetabolisme
Recente ontdekkingen op het terrein van de
neuro-endocrinologie maken het metabole
verhaal nog ingewikkelder. Kalsbeek: ‘Wij
hebben de afgelopen jaren kunnen aantonen
dat de remmende werking die het hormoon
insuline heeft op de glucoseproductie in de
lever niet alleen rechtstreeks tot stand komt
door binding van insuline aan receptoren in
de lever, maar dat deze remmende werking
voor 20 tot 40 procent tot stand komt via de
inwerking van insuline op de hypothalamus.
De binding van insuline aan receptoren in
de nucleus arcuatus leidt tot een afname van
de activiteit van neuropeptide Y-neuronen
in dit deel van de hypothalamus. Via de
pre-autonome neuronen die vanuit de hypothalamus rechtstreeks in verbinding staan
met het ruggenmerg en de autonome innervatie van de lever, zorgt dit voor een afname
van de glucoseproductie. Maar niet alleen
insuline beïnvloedt op deze manier het ener-
giemetabolisme. We hebben inmiddels aangetoond dat ook hormonen als cortisol,
schildklierhormoon en oestrogeen via de
hypothalamus invloed hebben op zowel het
glucosemetabolisme als het lipidenmetabolisme. De binding van deze hormonen aan
receptoren in de hypothalamus heeft daarnaast invloed op het eetgedrag. Zo remt
insuline via de neuropeptide Y-neuronen
het eetgedrag, terwijl cortisol het eetgedrag
juist stimuleert.’
Tegengestelde signalen
‘Je kunt je afvragen wat het nut is van het
verschijnsel dat insuline zijn metabole functies deels via de hersenen uitoefent en niet
alleen via binding aan de doelorganen’, vervolgt Kalsbeek. ‘Een mogelijke verklaring is
dat de hersenen hierdoor hun rol als grote
“integrator” of “supervisor” beter kunnen
uitoefenen. In de hersenen komt informatie
samen over alle processen die zich in het
lichaam afspelen. Hierdoor zijn we in staat
de verschillende signalen tegen elkaar af te
wegen en optimaal te reageren op de
omstandigheden. De hersenen kunnen op
deze manier de primaire signalen zo nodig
versterken of verzwakken. Overigens kan
dat mechanisme ook een rol spelen bij de
toename van het aantal mensen met metabole aandoeningen vandaag de dag. Zo is
ons brein evolutionair gezien erg gericht op
het bevorderen van het eten van vet en zoet
voedsel. Dit was eeuwenlang nodig om te
kunnen overleven. In de huidige maatschappij is het aanbod aan vet en zoet voedsel echter zo groot, dat we er te veel van binnenkrijgen. Onze hersenen hebben er blijkbaar nog
moeite mee deze tegengestelde signalen
goed tegen elkaar af te wegen.’ Ñ
10
endocrinologie
maart 2014
tekst: Daniël Dresden,
wetenschapsjournalist
beeld: Pixel Pakhuys
richtlijn
‘RICHTLIJN NET GEEFT GOEDE PRAKTISCHE HANDVATTEN,
MAAR EXPERTISE MOET OP VOORGROND STAAN’
Na revisie volgt
implementatie
Gezien de ‘sterk verouderde naamgeving’ van deze maligniteiten en de soms ‘archaïsche adviezen’ voor de behandeling
was de richtlijn over neuro-endocriene tumoren uit 2003
dringend aan herziening toe, aldus prof. dr. Wouter de
Herder. De internist-endocrinoloog van het Erasmus MC
is voorzitter van de werkgroep die de richtlijn onlangs
reviseerde. De procesmatige begeleiding werd uitgevoerd
door het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL).
Sandra van der Togt-van Leeuwen, adviseur richtlijnen
bij IKNL, gaat in op een belangrijke vervolgstap binnen
de huidige richtlijnontwikkeling: de implementatie.
Prof. dr. W.W. de Herder, internist-endocrinoloog
bij het Erasmus MC en hoogleraar Endocriene oncologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, is
voorzitter van de werkgroep die de richtlijn reviseerde. A.C.M. van der Togt-van Leeuwen was als
adviseur richtlijnen van het IKNL betrokken bij het
revisietraject en is momenteel betrokken bij het
implementatietraject van de richtlijn.
Na een lange periode met diverse namen, zoals carcinoïd in het maag-darmstelsel of eilandjesceltumor, is er
tegenwoordig een meer universele naamgeving voor
deze groep van relatief zeldzame aandoeningen:
neuro-endocriene tumor (NET) of neuro-endocrien carcinoom (NEC). ‘De oude richtlijn holde zo erg achter de
feiten aan en was zo gebaseerd op archaïsche data, dat
we die beter niet meer konden gebruiken’, aldus
De Herder.
Zo stond de pathologische gradering ten tijde van de
oude richtlijn nog in de kinderschoenen en tegenwoordig
is er ook meer ervaring met de stadiëring dan een decennium geleden. Deze onderdelen vormen de basis voor
het verdere beleid en daarom zijn er dan ook aanbevelingen op dit gebied opgenomen in de nieuwe richtlijn.
De Herder vindt wel dat het uiteindelijk een vrij uitgebreide richtlijn is geworden. ‘Wat mij betreft had het
beknopter gekund. Je had ook kunnen kiezen voor een
beknopte richtlijn waarbij in elk hoofdstuk niet veel
meer staat dan “verwijs naar een expertisecentrum”.
Deze richtlijn geeft goede praktische handvatten. Maar
het is hopelijk wel duidelijk dat expertise op de voorgrond moet staan.’
Nieuwe inzichten
Vanwege de nieuwe medisch-inhoudelijke inzichten op
het gebied van NET besloot de Landelijke Werkgroep
Gastro-Intestinale Tumoren dat het de hoogste tijd was
voor een nieuwe richtlijn. Als eerste nieuwe ontwikkeling noemt De Herder de aangetoonde werking van
somatostatine-analogen, die tegenwoordig de therapie
van eerste keuze zijn bij deze tumoren. Er is echter één
nieuwe somatostatine-analogon net buiten de boot
gevallen. De evidence over de werkzaamheid daarvan is
namelijk alleen nog op congressen gepresenteerd, maar
nog niet gepubliceerd. ‘Momenteel is alleen octreotide
LAR 30 mg geregistreerd voor tumorremming van NET
van de dunne darm, maar de verwachting is dat er in de
nabije toekomst ook een registratie komt voor lanreotide autosolution 120 mg voor tumorremmende effecten
bij NET van de tractus digestivus en pancreas. Misschien dat dan ook het indicatiegebied van octreotide
LAR wordt uitgebreid. Als dat gebeurt, moeten we een
addendum maken’, aldus De Herder.
Naast de somatostatine-analogen zijn er doelgerichte
therapieën beschikbaar, bijvoorbeeld de radioactieve
peptiden, hoewel die middelen in 2003 ook al voorhan-
De afgelopen november beschikbaar gekomen landelijke
consensus-based richtlijn
Neuro-endocriene tumoren
(NET) van de tractus digestivus
en pancreas is te raadplegen
op www.richtlijnendatabase.nl.
De richtlijn is de opvolger van
de consensus-based richtlijn
Carcinoïd tumoren van de tractus digestivus uit 2003.
den waren. Ook zijn er nieuwe medicamenten, zoals
everolimus en sunitinib, die specifiek zijn voor behandeling van NET van de pancreas (pNET). De Herder vindt
het gebruik van deze middelen voor deze indicatie een
belangrijke doorbraak, die dan ook een plaats in de
richtlijn heeft gekregen.
Wat de diagnostiek betreft noemt hij de belangrijke rol
van de endoscopische echografie bij met name de beeldvorming van pNET. Andere nieuwe ontwikkelingen zijn
de toegenomen aandacht voor kwaliteit van leven en de
toevoeging van een separaat hoofdstuk over de zeer
zeldzame hooggradige NEC.
Niet speculeren
De Herder voegt hieraan toe dat in de richtlijn niet
wordt gespeculeerd over nieuwe ontwikkelingen. ‘Daarbij kijken we liever even de kat uit de boom. Er is wel
een poging ondernomen om de klassieke chemotherapie
nogmaals te positioneren.’ Ten slotte is het niveau van
evidence kritisch bekeken, waarbij de verschillen tussen
expert opinions versus gecontroleerde studies zijn aangegeven. Immers: omdat NET zeldzame tumoren zijn, is
er weinig evidence op basis van gerandomiseerd onderzoek van het hoogste niveau beschikbaar.
Bij de recente herziening is expliciet gekeken naar zowel
de Amerikaanse als Europese richtlijnen over NET. ‘Je
moet geen Nederlandse richtlijn creëren die dwars tegen
de internationale standaarden ingaat’, aldus De Herder.
‘De richtlijn moet in ieder geval in lijn zijn met de Europese richtlijn en bij voorkeur ook met de Amerikaanse.
Tussen de Europese en Amerikaanse richtlijnen zijn
geen grote discrepanties, dus dat maakt het makkelijk.’
Implementatietraject
Het IKNL is verantwoordelijk voor de ondersteuning bij
het proces van richtlijnontwikkeling. Van der Togt vond
het bij dit ziektebeeld niet lastig om de specialisten bijeen te brengen. ‘Misschien omdat het een vrij kleine
wereld is’, stelt zij.
‘Voorheen waren richtlijnen meer handboeken die soms
in de kast bleven liggen. Bij de huidige richtlijnontwikkeling is de focus meer praktijkgericht, zijn de uiteindelijke richtlijnen vaak minder omvangrijk en speelt de
implementatie een belangrijker rol. Het IKNL is de
belangrijkste organisatie die zich bezighoudt met de
implementatie van richtlijnen’, aldus de adviseur richtlijnen. ‘Tegenwoordig drukken we de richtlijnen overi-
11
endocrinologie
maart 2014
Bij deze herziening is
expliciet gekeken naar
de Amerikaanse en
Europese richtlijnen
gens niet meer, maar wel handzame samenvattingskaartjes.’
Nadat eind 2013 de gereviseerde richtlijn is geaccordeerd en verschenen, zijn begin dit jaar de eerste plannen voor een implementatietraject in gang gezet om de
richtlijn onder de aandacht van de doelgroep te brengen. ‘Met alleen een persbericht bereik je dit doel niet.
Je moet ook specifieke acties ondernemen.’
Kennis breed verspreiden
De vraag is of uitgebreide aandacht voor een zeldzame
tumor die wordt behandeld in een beperkt aantal centra
niet vergelijkbaar is met het ‘schieten met een kanon op
een mug’. Van der Togt uit zich in meer diplomatieke
bewoordingen. ‘Het is natuurlijk een zeer zeldzame ziekte. Van veelvoorkomende aandoeningen moet iedere
betrokken specialist op de hoogte zijn’, stelt zij. ‘Juist bij
zeldzame tumoren is het belangrijk dat de kennis hierover bekend is bij artsen die deze tumoren vrijwel nooit
zien. Zij moeten zich ervan bewust zijn dat het bij
bepaalde symptomen wel eens om een NET kan gaan,
ook als ze daar in eerste instantie niet aan zouden denken.’ Dat argument heeft ze ook gehoord van patiënten
die in de werkgroep zaten. Van der Togt: ‘Zij lopen ertegenaan dat NET pas laat wordt ontdekt. Dus ook huisartsen en specialisten uit algemene ziekenhuizen moeten weten hoe zij deze aandoeningen tijdig kunnen herkennen. Om die reden zijn alle betrokken wetenschappelijke verenigingen geïnformeerd over het beschikbaar
komen van de richtlijn via www.richtlijnendatabase.nl
en verder wordt gewerkt aan publicaties in tijdschriften.
Daarnaast brengen de adviseurs van IKNL, die in alle
ziekenhuizen contact hebben met de sleutelfiguren, de
aanbevelingen uit de richtlijn op de juiste plaatsen
onder de aandacht.’ Ñ
12
endocrinologie
maart 2014
D. Tijsseling promoveerde
op 30 januari 2014 aan de
Universiteit Utrecht bij
promotoren prof. dr. G.H.A.
Visser en prof. dr. F. van Bel
en copromotoren dr. W.B. de
Vries en dr. J.B. Derks. De titel
van haar proefschrift luidt
Perinatal glucocorticoïd
treatment and perspectives
for antioxidant therapy.
tekst: Jan Hein van Dierendonck,
wetenschapsjournalist
beeld: Pixel Pakhuys
promotie
13
endocrinologie
maart 2014
PERINATALE CORTICOSTEROÏDBEHANDELING MOGELIJK
VEILIGER IN COMBINATIE MET ANTIOXIDANTEN
Bijwerkingen van
corticosteroïden
Hoe veilig is het toedienen van corticosteroïden aan zwangere
vrouwen of pasgeborenen? Deodata Tijsseling zag bij muizen
verminderde celproliferatie in de hippocampus van volwassen
nakomelingen na antenataal dexamethason. Bij rattenpups gaf
postnatale dexamethasonbehandeling negatieve effecten op de
ontwikkeling van hart en hersenen, en onderzoek bij prematuren
bevestigde een effect op gefractioneerde groei van gewicht, lengte
en hoofdomtrek. Volgens de promovenda is het goede nieuws dat de
antioxidanten vitamine C en E of pravastine deze verontrustende
effecten van corticosteroïden zouden kunnen helpen verminderen.
Behandeling met deze stresshormonen is
bewezen levensreddend, maar kent potentieel sterke bijwerkingen. Tijsseling richtte
zich in haar promotieonderzoek op de schadelijke bijwerkingen van corticosteroïden op
de ontwikkeling van verschillende foetale
orgaansystemen en onderzocht in proefdieren of die schadelijkheid wellicht wordt veroorzaakt doordat corticosteroïden oxidatieve stress en/of verlaagde stikstofoxidebeschikbaarheid induceren en of behandeling
met de antioxidanten vitamine C en E of
pravastatine gunstige effecten geeft.
Celproliferatie in hippocampus
Vrouwen die na 23 plus 5 weken en vóór 34
weken amenorroe dreigen te bevallen, ontvangen sinds de jaren zeventig van de vorige
eeuw synthetische corticosteroïden ter preventie van surfactantdeficiëntie bij hun kind
(infant respiratory distress; IRD). Komen
prematuren ter wereld met RD-syndroom,
dan worden ze in ernstige gevallen postnataal behandeld met hoge doses corticosteroïden om longrijping te bevorderen en pulmonaire ontstekingsprocessen te remmen.
Tijsseling studeerde geneeskunde in
Utrecht, raakte geïnteresseerd in neonatologie en verloskunde en kwam terecht bij de
neonatologen prof. dr. Frank van Bel en dr.
Willem de Vries. ‘De Vries was gepromoveerd op onderzoek naar effecten van corticosteroïden op hartontwikkeling en ik ging
werken aan onderzoek naar de organen van
ratten die in de loop van zijn onderzoek op
formaline waren gezet. Mijn doel was celdeling en apoptose in de hersenen te kwantificeren, maar het materiaal was slechts
gedeeltelijk bruikbaar.’ Ze kwam toen in
contact met gynaecoloog dr. Jan Derks, die
eveneens op onderzoek naar corticosteroïden was gepromoveerd. Via hem kreeg ze
ook de kans om ruim een jaar onderzoek te
doen bij prof. dr. Dino Giussani aan de University of Cambridge.
In het eerste deel van haar onderzoek keek
Tijsseling naar de hippocampus van muizen
die antenataal waren behandeld met corticosteroïden in een dosering equivalent aan
de menselijke situatie. Haar bevindingen
waren tamelijk alarmerend. ‘We vonden een
tijdelijke afname van het aantal neuronen
en toename van apoptose, maar een blijvende afname van celdelingen. We weten dat
verminderde celproliferatie in de hippocampus op volwassen leeftijd is gerelateerd aan
een vermindering van de geheugencapaciteit en van het vermogen tot het leren van
nieuwe kennis en vaardigheden.’ Tijsseling
zocht vervolgens bevestiging bij de mens.
Uit analyse van hippocampussen van binnen 4 dagen na de bevalling overleden prematuur geborenen die al of niet antenataal
waren blootgesteld aan corticosteroïden
bleek bij de corticosteroïdengroep een significant lagere neuronendichtheid in de zone
van de cornu ammonis. In haar proefschrift
stelt ze dat zo’n ongewenste neuronenreductie mogelijk nog wel door de breinplasticiteit
kan worden gecompenseerd.
Weliswaar heeft vervolgonderzoek bij mensen na eenmalige antenatale corticosteroïdtoediening tot op dertigjarige leeftijd nooit
negatieve langetermijneffecten aangetoond,
maar dergelijke effecten zouden volgens
Tijsseling mogelijk op latere leeftijd kunnen
optreden. Hogere doseringen die na de
geboorte zijn gegeven hebben wel degelijk
een negatief effect op het zenuwstelsel.
Vasculaire functie
In Engeland verlegde ze het onderzoek naar
ratten en onderzocht uitvoerig de effecten
‘De follow-up zou zich moeten
richten op metabole en cardiovasculaire aandoeningen op
latere leeftijd en op stoornissen
van cognitieve functies’
van postnatale dexamethason op cardiovasculaire parameters en allerlei hersen- en
lichaamsgroeiparameters. Haar resultaten
ondersteunen de hypothese dat corticosteroïden de vasculaire functie negatief
beïnvloeden door het verlagen van de stikstofbeschikbaarheid en dat pravastine deze
beschikbaarheid herstelt. Het effect van
dexamethason op lichaamsgewicht was al na
één etmaal duidelijke (en asymmetrisch
voor diverse organen) en werd getemperd
door pravastine. Vervolgens bestudeerde
Tijsseling het effect van dexamethason- en
hydrocortisonbehandeling op longitudinale
groeigegevens (gewicht, lengte, hoofdomtrek) van prematuur geboren kinderen. Met
name de groeisnelheid tijdens en kort na
behandeling bleek verstoord en dat was
vooral opvallend na dexamethason.
Aanknopingspunten vervolgonderzoek
‘Eigenlijk is nog altijd onduidelijk waarom
corticosteroïden zo’n gunstig effect hebben
op onrijpe perinatale longen’, aldus Tijsseling. ‘Het is cruciaal dat werkingsmechanis-
me diepgaand te doorgronden met het oog
op het ontwikkelen van specifieker werkende
middelen.’ Ook het opstellen van dosisresponsstudies acht ze essentieel. ‘Men is bij
zwangeren ooit gestart met een effectieve
standaarddosering, maar er is nooit goed
onderzocht of die dosis omlaag kan of moet
worden aangepast aan het lichaamsgewicht.
Ook zijn als postnatale behandelingen dexamethason en hydrocortison nooit in één
randomized controlled trial met elkaar vergeleken. Beide middelen kunnen effect hebben op lengte, gewicht en hoofdomtrek van
pasgeborenen. We weten dat vertraagde
groei gevolgd door versnelde groei op latere
leeftijd, zogeheten “inhaalgroei”, vaak metabole ziekten als diabetes mellitus en hypertensie tot gevolg heeft. Nauwgezette follow-up van kinderen behandeld met neonatale corticosteroïden zou zich dus moeten
richten op metabole en cardiovasculaire aandoeningen op latere leeftijd en ook op stoornissen van cognitieve functies.’
Viramine C en E reduceren slechts gedeeltelijk de negatieve bijeffecten en uit haar
onderzoek blijkt dat in ratten hoog gedoseerd pravastine op dit moment de gunstigste effecten geeft. ‘Die dosering is niet
geschikt voor kinderen, dus het is zaak te
zoeken naar optimale doseringsschema’s.’ Ñ
14
endocrinologie
maart 2014
tekst: Wouter de Herder,
internist-endocrinoloog
beeld: en.wikipedia.org
Charles-Édouard
Brown-Séquard
(1817-1894).
historie
CHARLES-ÉDOUARD BROWN-SÉQUARD (1817-1894)
De vader van de
endocrinologie
De bekende Franse arts en fysioloog CharlesÉdouard Brown-Séquard werd op 8 april 1817 geboren in Port Louis op Mauritius en overleed op 1 april
1894 in Parijs. Binnen de endocrinologie is hij vooral
bekend als ontdekker van de hormonale secretie en
‘organotherapie’. Daarom wordt hij ook wel ‘de vader van de endocrinologie’ genoemd. Hij speelde ook
een controversiële rol vanwege het propageren van
verjongings-elixers.
Privéleven en carrière
Charles Edward Brown, de vader van Charles-Édouard
Brown-Séquard, was een Amerikaanse marineofficier.
Zijn moeder, Charlotte Séquard, was van Franse
afkomst. Nadat het schip van zijn vader met man en
muis was vergaan, werd Charles-Édouard verder door
zijn moeder opgevoed. Hij nam later ook de naam van
zijn moeder aan. De als Charles-Édouard Brown geboren Brit nam uiteindelijk in 1878 (!) als CharlesÉdouard Brown-Séquard ook de (Franse) nationaliteit
van zijn moeder aan.
Charles-Édouard Brown-Séquard is drie keer getrouwd
geweest: in 1868 trouwde hij met Ellen Fletcher met wie
hij een zoon kreeg, in 1873 trouwde hij met Maria R.
Carlisle met wie hij een dochter kreeg en in 1878 trouwde hij met Elizabeth Emma Dakin.
Brown-Séquard wilde eigenlijk toneelschrijver worden,
maar werd een niet zo bijster populaire schrijver van
boeken. Verder behaalde hij een bacheloriaat in de letteren en wetenschappen in Parijs, maar besloot uiteindelijk tot een andere koers en ging geneeskunde studeren.
In 1840 studeerde hij af aan de École de Médecine in
Parijs. In de periode die hierop volgde werkte hij onder
meer samen met een aantal beroemde Franse geneesheren, zoals in 1842 met de internist Armand Trousseau
(1801-1867). In 1846 promoveerde hij op het neurologisch georiënteerde proefschrift Recherches et expériences sur la physiologie de la moelle épinière.
Brown-Séquard heeft op diverse locaties in de wereld
gewoond en gewerkt als medicus, onderzoeker en opleider. Zo was hij in de Verenigde Staten hoogleraar in de
fysiologie aan het Medical College of Virginia in Richmond (4 maanden in 1855), hoogleraar in de fysiologie
en pathologie aan de Harvard University in Boston
(1864-1867), in Frankrijk hoogleraar in de vergelijkende
en experimentele pathologie aan het École de Médecine
in Parijs (1869-1871) en, als opvolger van Claude Bernard, hoofd van de afdeling Experimentele Geneeskunde van het Collège de France in Parijs (1878-1894). Tussendoor stak hij vele malen de Atlantische Oceaan over
en woonde en werkte hij onder meer in Philadelphia
(1852-1853), na het overlijden van zijn moeder (1843) in
Port Louis op Mauritius (1853-1854) en daarnaast in
Parijs, Nice, Londen (1858-1863) en New York (1873).
Wetenschapper en ‘experimenteerder’
Als getalenteerde en gedreven wetenschapper deinsde
Brown-Séquard er niet terug voor om bijzondere experi-
15
Over de auteur
Prof. dr. W.W. de Herder is internistendocrinoloog aan het Erasmus MC,
hoogleraar Endocriene oncologie aan
de Erasmus Universiteit Rotterdam
en redactielid van het NVE-tijdschrift
Endocrinologie.
menten op zichzelf te verrichten. Zo had hij aanvankelijk bijzondere interesse in de secretie van maagsappen
en slikte hij sponzen aan touwtjes in, om die vervolgens
dan weer op te vissen en te analyseren. Tijdens de cholera-epidemie van 1854 op Mauritius slikte hij het braaksel van cholerapatiënten in, om vervolgens de effecten
van opium als medicament te testen! Zijn naamsbekendheid dankt de neuroloog Brown-Séquard aan het
halfzijdige dwarslaesiesyndroom met zijn eponiem, dat
onder meer beschreven staat in zijn dissertatie uit 1846.
Endocrinoloog en kwakzalver
Aan het eind van zijn leven werkte hij aan zijn (controversiële) ‘La Méthode Séquardienne’ – organotherapie. In
hetzelfde jaar (1855) waarin Thomas Addison zijn verhandeling On the constitutional and local effects of disease of
the suprarenal capsule publiceerde (zie Endocrinologie
nummer 2, juni 2010, pagina’s 27 en 28), toonde
Brown-Séquard bij proefdieren de fatale gevolgen van een
bilaterale adrenalectomie aan die deels kon worden hersteld na het toedienen van bijnierextracten. Hij was ervan
overtuigd dat de schildklier, testes, bijnieren, pancreas,
lever, milt en nieren stoffen afscheidden die geneeskrachtige eigenschappen bevatten. Zijn ideeën werden gevoed
door de theorieën van Théophile de Bordeu (1722-1776)
en Claude Bernard (1813-1878) over klieren die bepaalde
stoffen in de bloedbaan kunnen afscheiden. Tegenwoordig worden deze stoffen ‘hormonen’ genoemd.
Op 1 juni 1889 presenteerde Brown-Séquard zijn spectaculaire ‘levenselixer-voordracht’ tijdens de bijeenkomst
van de Société de Biologie in Paris. Hij had zichzelf herhaaldelijk subcutaan geïnjiceerd met 1 cc van een waterig mengsel bestaande uit bloed uit de vena spermatica,
semen en het extract van één of meer verse testikel(s)
van gezonde jonge cavia’s of een gezonde jonge hond.
De toen 72-jarige Brown-Séquard rapporteerde dat dit
mengsel bij hem leidde tot een krachtiger urinestraal bij
de mictie (door hem verklaard als een betere controle
van het centraal zenuwstelsel over de blaas), vermindering van constipatie, verbeterde kracht en verbeterde
intellectuele vermogens, zoals hij ooit gewend was in
zijn jongere jaren. Het is de vraag of dit alles toch niet
meer dan een placeboaspect betreft - immers: de steroide hormonen zijn niet in water oplosbaar.
Het effect van de presentatie en de daaropvolgende
publicaties was echter dramatisch. Hoewel deskundigen
zeer kritisch waren en Brown-Séquard betichtten van
kwakzalverij, dook de medische en lekenpers er massaal
bovenop. Als gevolg hiervan werd deze vorm van ‘organotherapie’ (inspuiten van testisextracten, transplantatie van menselijke of dierlijke testikels) toegepast voor
allerhande aandoeningen, zoals diabetes mellitus,
gangreen, epilepsie, tuberculose, anemie, ziekte van
endocrinologie
maart 2014
Er ontstond een levendige
handel in het ‘levenselixer’
Addison, hysterie en migraine... Als gevolg ontstond er
een levendige handel in het ‘levenselixer’ en duizenden
artsen dienden dit goedje toe aan tienduizenden patiënten. Deze ontwikkeling leidde ook tot een aantal belangrijke nieuwe ontdekkingen en ontwikkelingen, zoals de
behandeling van myxoedeem met schildklierextracten
en de ontdekking van onder meer secretine en andere
hormonen/peptiden.
Publicaties en onderscheidingen
Charles-Edouard Brown-Séquard was Fellow of the
Royal College of Physicians of London, Fellow of the
Royal Society van Engeland, lid van The National Academy of Sciences van de Verenigde Staten en lid van de
Franse Académie des Sciences. Hij richtte drie medische
tijdschriften op en publiceerde 9 boeken en meer dan
500 wetenschappelijke artikelen.
Het is de vraag of in de huidige tijd, met onder meer de
huidige regelgeving en medisch-ethische toetsingscommissies, Brown-Séquard zo vrijelijk zijn gang had kunnen gaan en of hij zijn werk wel gepubliceerd had gekregen. Het huidige advies met betrekking tot veel van zijn
experimenten blijft: ‘Don’t try this at home!’. Ñ
Literatuur
• Brown-Séquard C. Recherches et expériences sur la physiologie de
la moelle épinière. 1846.
• Brown-Séquard C. Des effets produits chez l’homme par injections
sous-cutanées d’un liquide retiré des testicules frais de cobaye et
de chien. Comptes Rendus de la Société de Biologie 1889;41:415-22.
• Brown-Séquard C. The effects produced on man by subcutaneous
injections of a liquid obtained from the testicles of animals. Lancet
1889;2:105-7.
• Wilson JD. Charles-Edouard Brown-Séquard and the centennial of
endocrinology. J Clin Endocrinol Metab 1990;71:1403-9.
• Haas LF. Charles Edouard Brown-Séquard (1818-1894). J Neurol
Neurosurg Psychiatry 1998;64:89.
• Tattersall R, Turner B. Brown-Séquard and his syndrome. Lancet
2000;356:61-3.
16
endocrinologie
maart 2014
tekst: Jan Hein van Dierendonck,
wetenschapsjournalist
beeld: Jan Hein van Dierendonck
Prof. dr. Patrick Rensen en promovenda Mariëtte Boon
richten zich momenteel op klinisch onderzoek naar de
activering van bruin vet.
17
onderzoek
LEIDT ACTIVERING VAN BRUIN VET TOT VERMINDERING VAN
OBESITAS, DIABETES MELLITUS TYPE 2 EN ATHEROSCLEROSE?
Bruin vet als
therapeutisch target
Nooit eerder beleefde de Leidse hoogleraar prof. dr. Patrick Rensen zo’n snelle wetenschappelijke progressie. Ruim 3 jaar geleden richtten hij en zijn onderzoeksgroep zich
in het kader van een onderzoek naar het vetmetabolisme bij Hindoestanen op zogeheten
‘bruin vet’. Mede dankzij muizenstudies begrijpen zij inmiddels aardig hoe de fysiologie
in elkaar steekt en hoe deze valt te manipuleren met farmaceutica. Zijn promovenda
Mariëtte Boon zet nu in samenwerking met onderzoekers van het Maastricht UMC+
een klinische interventiestudie op die is gericht op activering van bruin vet.
endocrinologie
maart 2014
Misschien is bruin ‘vet’ een slechtgekozen
benaming. De voornaamste functie van dit
rond grote bloedvaten gesitueerde weefsel is
namelijk juist mitochondriale verbranding
van triglyceriden, die uitsluitend worden
omgezet in warmte. Deze thermogenese
draagt bij neonaten in belangrijke mate bij
aan handhaving van de lichaamstemperatuur totdat spieren deze taak kunnen overnemen. Lang werd aangenomen dat bruin
vet op volwassen leeftijd geheel is verdwenen, maar dat werd in 2009 door onder
anderen de Maastrichtse onderzoeker prof.
dr. Wouter van Marken Lichtenbelt gelogenstraft in een publicatie in The New England
Journal of Medicine: met 18F-fluorodeoxyglucose(FDG)-PET-CT-scans toonde
hij aan dat volwassenen vooral langs de aorta en in het gebied boven de sleutelbeenderen tot zo’n 100 à 200 gram bruin vet herbergen en dat slanke mensen doorgaans
relatief veel bruin vet hebben, terwijl het bij
personen met obesitas nauwelijks aantoonbaar is. Inmiddels is bekend dat bruin vet
tot circa 20 procent aan het totale energieverbruik kan bijdragen.
Ontkoppeling
‘Voor zo’n PET-scanvisualisatie moet je
bruin vet wel maximaal stimuleren tot glucoseopname’, legt Rensen uit. ‘Dat wordt
gedaan door mensen met watergekoelde
matten af te koelen tot riltemperatuur en
vervolgens de temperatuur iets te laten stijgen, zodat ze zich stabiel net boven hun riltemperatuur bevinden. Als vervolgens
18
F-FDG wordt toegediend, zal het in het
metabool actieve bruin vet ophopen zonder
dat de spieren het opnemen. Bij koudesensatie gaan afferente zenuwprikkels naar de
hypothalamus en die geeft via het sympathische zenuwstelsel signalen naar bruin vet,
waarbij noradrenaline vrijkomt dat adrenerge receptoren op bruin vetcellen activeert. Dat geeft vorming van het signaalmolecuul cAMP, dat vervolgens downstream
vetzuren vrijmaakt uit intracellulaire lipi-
‘In 3 jaar tijd hebben we de
sprong gemaakt van basale
muizenstudies naar een op
bruin vet gerichte klinische
interventiestudie’
dendruppels. Enerzijds worden deze vetzuren verbrand en anderzijds activeren zij het
ontkoppelingseiwit UCP-1 op het binnenmembraan van mitochondriën. Over dit
membraan heerst normaliter een protonengradiënt; een soort protonenstuwmeer verantwoordelijk voor het laten draaien van het
enzym ATP-synthetase. Maar protonen die
dit membraan passeren via UCP-1, genereren warmte in plaats van ATP. Bruin vetmitochondriën krijgen aldus een totaal andere
functie dan bijvoorbeeld in spiercellen.’
Hindoestanen
Rensen is established investigator van de
Hartstichting, met een onderzoekbeurs
waarmee hij de rol van de hersenen bij atherosclerose onderzoekt. Daarnaast participeert hij in het CVON-consortium GENIUS,
waarin ‘nieuwe genen’ die een rol spelen bij
atherosclerose worden geïdentificeerd. In
beide projecten is bruin vet nu een
hoofdthema. Dat thema werd destijds opgepakt door Boon, die binnenkort op onderzoek hiernaar hoopt te promoveren. Haar
recente overzichtsartikel over bruin vet
werd uitgeroepen tot beste artikel in het
Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde
van het vorige academisch jaar en onlangs
ontving zij van NWO een Rubicon-subsidie
om haar onderzoek gedurende 15 maanden
voort te zetten in Maastricht.
Uitgaande van de vraag waarom mensen
van Zuid-Aziatische origine een veel hogere
kans hebben op diabetes mellitus type 2 dan
blanke Kaukasiërs, analyseerde Boon onder
meer navelstrengbloed bij een cohort Haagse Hindoestanen. Hieruit bleek dat Hindoestaanse baby’s worden geboren met verhoogde bloedwaarden van triglyceriden en
glucose. Tevens vond ze dat Hindoestaanse
adolescenten een aanzienlijk lager energieverbruik hebben dan gematchte blanke Kaukasiërs. ‘Mede door deze combinatie van
factoren vormden we de hypothese dat het
bruin vet van Hindoestanen wellicht disfunctioneel kan zijn’, vertelt Boon. ‘Daarom
zijn we een studie gestart bij Hindoestanen
in de leeftijd van rond 22 jaar om na te gaan
of ze minder bruin vet of minder actief bruin
vet hebben voorafgaand aan de ontwikkeling van diabetes mellitus type 2.’
Uit onderzoek dat de promovenda uitvoerde
samen met haar collega’s dr. Ingrid Jazet
van het LUMC en dr. Frits Smit en dr. Lenka
Pereira Arias-Bouda van het Rijnland Ziekenhuis, bleek dat deze groep inderdaad
minder bruin vet heeft dan blanke Kaukasiërs en dat het bruin vetvolume correleert
met energieverbruik. Een onderzoeksresultaat waarover recentelijk werd gepubliceerd
in The Lancet Diabetes & Endocrinology.
Boon: ‘De volgende stap is onderzoeken Ò
18
endocrinologie
maart 2014
onderzoek
of activeren van bruin vet leidt tot vermindering van obesitas, diabetes mellitus type 2
en atherosclerose. Daarom zijn we sinds
enkele jaren ook begonnen met onderzoek
naar bruin vetactivering in de APOE*3-Leiden.CETP transgene muis – een relevant en
gevalideerd model voor de menselijke vetstofwisseling.’
promoties
Inmiddels is bekend dat
bruin vet tot circa 20 procent
aan het totale energieverbruik
kan bijdragen
Verschillende routes
Wat betreft de vetactivering zijn er diverse
opties. Recentelijk publiceerden de Maastrichtenaren dat bij studenten die gedurende 10 dagen een groot deel van de dag aan
milde koude werden blootgesteld, het bruin
vetvolume toenam en harder ging werken.
De Leidenaren mikken echter op een farmacologische benadering. Rensen: ‘Oorspronkelijk bestudeerden we in ons muismodel
het effect van allerlei geneesmiddelen die in
mensen enig gewichtsverlies veroorzaakten.
Zo publiceerden wij onlangs in Diabetes dat
metformine een lichte mate van gewichtsreductie geeft en triglyceriden verlaagt door
AMP-kinase te activeren in bruin vetcellen.’
Nog spectaculairder bleek de werking van de
cannabinoïd-1-receptor(CB1R)antagonist
rimonabant, dat destijds als anti-obesitasmiddel jammerlijk faalde vanwege psychische bijwerkingen. ‘Rimonabant leidt tot
een zeer sterke activering van bruin vet.
Inmiddels weten we dat een antagonist van
de CB1R, die de bloed-hersenbarrière niet
passeert, een vergelijkbaar afvaleffect geeft
door bruin vetactivering. Rimonabant
dempt het beloningssysteem in het brein en
ook de eetlust, maar blijkbaar is het directe
effect op bruin vet minstens even relevant.
Overigens werkt rimonabant in op grotendeels dezelfde cellulaire signaleringsroute
als metformine.’
Ook salsalaat, een verbinding die na het passeren van de maag uiteenvalt in moleculen
salicylzuur, geeft een gunstig effect. Salsalaat wordt op dit moment getest bij patiënten met morbide obesitas en/of diabetes
mellitus type 2. ‘Een promovenda die de
relatie tussen bruin vet en het immuunsysteem onderzoekt, zag met dit middel een
dosisafhankelijke toename van bruin vetac-
Rijksuniversiteit Groningen
www.eur.nl
www.rug.nl
15 januari 2014
Disorders of sex development in Indonesia:
natural course and the implications of a
stepwise multidisciplinary approach
A.Z. Juniarto
11 december 2013
Novel insights into the pathogenesis of
metabolic syndrome-related disease
J.F. de Boer
15 januari 2014
Disorders of sex development in Indonesia:
the course of psychological development in
late identified patients
A. Ediati
6 december 2013
New insights in factors influencing growth in
children born small for gestational age
J.S. Renes
tivering’, vertelt Rensen. ‘Het hoofdmechanisme is mogelijk weer AMP-kinase.’
Arginine
Echter: de Leidse groep zet, in het kader van
de Rubicon-subsidie en in samenwerking
met de onderzoekers in Maastricht, haar
kaarten op een derde route. Boon: ‘Het relatief veilig toe te dienen aminozuur L-arginine is al bij personen met obesitas getest en
gaf inderdaad gewichtsreductie. Arginine is
een precursormolecuul van het signaalmolecuul stikstofmonoxide (NO) en blijkt in muizen de groei en ontwikkeling van bruin vetweefsel te verhogen. Mogelijk activeren
NO-signalen AMP-kinase. Bovendien stimuleert NO de ontwikkeling van endotheelcellen, geeft het vasodilatatie en zou aldus de
doorbloeding van bruin vet kunnen verhogen. We gaan het effect van arginine nu vergelijken tussen mensen van Hindoestaanse
en blanke Kaukasische origine. Dat Hindoestanen vaak insulineresistent zijn, zou in
theorie kunnen komen door een matige
spierdoorbloeding, waardoor het bloedglucose te hoog blijft. Wellicht dat arginine
hier dus ook, buiten bruin vet om, nog positieve effecten geeft.’
Rensen: ‘In een ander project onderzoeken
we samen met collega prof. dr. Hanno Pijl
het effect van het weglaten van specifieke
aminozuren uit het dieet. Muizen blijken
daar metabool gezonder van te worden en
ook hier denken we aan bruin vet: registreert onze hypothalamus te weinig van een
aminozuur, dan geeft ze een signaal af aan
bruin vet. Dat gebeurt overigens ook als ze
het passeren van extreem veel vetzuren
registreert, dus na een snelle vette hap!’ Ñ
Erasmus Universiteit Rotterdam
4 december 2013
Disorders of sex development
Y.G. van der Zwan
26 november 2013
Cortisol exposure and sensitivity in health
and disease
L. Manenschijn
BRUIN VET IN NOORDWIJKERHOUT
Afgelopen februari tijdens The Dutch Endocrine
Meeting 2014 was er een plenaire sessie die
geheel in het teken stond van de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van
bruin vet. Bij deze sessie, onder leiding van internist-endocrinoloog dr. B. Havekes (Maastricht
UMC+), hield prof. dr. W.D. van Marken Lichtenbelt, onlangs aan de Universiteit Maastricht
benoemd tot hoogleraar Ecologische energetica
en gezondheid, de lezing Activation and recruitment of human brown adipose tissue. Prof. dr.
P.C.N. Rensen, hoogleraar Metabole aspecten van
vasculaire ziekten aan de Universiteit Leiden,
hield de lezing Brown adipose tissue: a new target in the treatment of diabetes and atherosclerosis – lessons from mouse studies. De plenaire
sessie bood ook ruimte voor de Novartis Update
Lecture die onder de titel Determinants of sympathetically-mediated brown fat thermogenesis
werd gehouden door prof. dr. D. Richard, directeur van het Québec Research Center in Canada.
5 november 2013
Promotion of a healthy weight and lifestyle
among children: the ’Be Active, Eat Right’
study
A. van Grieken
Radboud Universiteit Nijmegen
11 december 2013
Novel mechanisms for prevention and treatment of type 2 diabetes
N. Li
19
endocrinologie
maart 2014
11 december 2013
The artificial pancreas: a challenge to research
A.C. van Bon
7 november 2013
The various colours of type 2 diabetes:
pathogenesis and epidemiology in different
ethnic groups
W.M. Admiraal
Universiteit Leiden
www.leidenuniv.nl
9 december 2013
Cognition in patients treated for pituitary
diseases
P. Brummelman
6 december 2013
Sexual coloration and aging
M.J.P. Simons
22 november 2013
Testosterone a female hormone: testing the
function and evolution of testosterone in
female birds
B. de Jong
20 november 2013
Effects of a multidisciplinary treatment program in overweight and obese preschool
children
G. Bocca
20 november 2013
Growth of preterm-born children
I.F.A. Bocca-Tjeertes
21 januari 2014
Novel approaches in clinical development of
cannabinoid drugs
L.E. Klumpers
15 januari 2014
Functions of P38 and ERK mitogen activated
protein kinases in zebrafish embryogenesis
H. Rian
18 december 2013
Perception of infant cues: the role of childhood experiences and oxytocin
R. Bhandari
11 december 2013
Future parents: childhood experiences, oxytocin and emotion recognition skills
A. Voorthuis
Universiteit Maastricht
www.maastrichtuniversity.nl
www.ru.nl
27 januari 2014
Interplay of glucose and lipid metabolism in
skeletal muscle and liver assessed by multinuclear magnetic resonance spectroscopy
P.M. Figueiredo Nunes
8 januari 2014
Hormones & vitamins: orchestrators of
dendritic cells and cancer
N. Karthaus
22 november 2013
Improving diabetes care: nurse led lifestyle
counseling in primary care
R.M.E. Jansink
6 november 2013
The role of hepatic inflammation in the development of hepatic steatosis and insulin
resistance
A. Funke
Universiteit van Amsterdam
www.uva.nl
29 januari 2014
Clinical studies on thyroid diseases
S.A. Eskes
20 december 2013
HDL cholesterol: atherosclerosis and beyond
A.E. Bochem
19 december 2013
Testing self-testers: diagnostic self-testing
for cholesterol and diabetes
M.H. Ickenroth
18 december 2013
The broken cycle of sleep; energy balance
through circadian alignment
H.K.J. Gonnissen
16 december 2013
Energy balance and colorectal cancer: understanding disease pathways through molecular epidemiology
C.C.J.M. Simons
20
endocrinologie
maart 2014
21
tekst: Mies Kerstens,
verpleegkundig specialist
beeld: Novente vormgevers
promoties
11 december 2013
Diabetic cardiomyopathy: in search of proof
A. Daniels
13 november 2013
Long GnRH agonist protocol in IVF: approaches to optimizing treatment outcome
E.A. El Gindy
Universiteit Utrecht
www.uu.nl
30 januari 2014
Perinatal glucocorticoid treatment and perspectives for antioxidant therapy
D. Tijsseling (zie interview met promovenda op
pagina’s 14 en 15)
30 januari 2014
Vascular risk of lipid genotype and phenotype in patients with arterial disease
A.P. van de Woestijne
verpleegkunde
17 december 2013
Fertility forecasting: advances in the role of
anti-Müllerian hormone as a reproductive
biomarker
M. Dolleman
5 december 2013
Polycystic ovary syndrome: fertility work-up
and treatment strategies
M.J. Nahuis
17 december 2013
Future-oriented self-regulation in eating
behavior
C.D.W. Vinkers
22 november 2013
Parenting and home environment as targets
in childhood overweight prevention: results
from the ChecKid study
E. de Jong
4 december 2013
Type 1 diabetes and obesity in children: focus
on inflammation
A.A. Verrijn Stuart
20 november 2013
Glucocorticoid-induced diabetes: potential
role for incretin-based therapies
R.E. van Genugten
28 november 2013
Towards safer use of glucocorticoids: studies
in patients with rheumatic diseases
M.C. van der Goes
1 november 2013
Management and modelling of diabetes and
its complications
A.A.W.A. van der Heijden
Vrije Universiteit
www.vu.nl
28 januari 2014
Vitamin D and muscle function in older people
H.C.J.P. Janssen
27 januari 2014
Population-based studies on risk of fracture
in patients with neurological disorders
S. Pouwels
20 december 2013
Why animals studies are still being used in
drug development
M. Kooijman
3 februari 2014
Treatment of vitamin D deficiency in Dutch
nursing home residents
V. Chel
13 december 2013
Measuring testosterone: the power of a
‘method on steroids’
H.N. Bui
Promoveert u binnenkort?
Meld uw promotieonderzoek dan per e-mail
aan bij de redactie van Endocrinologie via
[email protected] of stuur
een gedrukt exemplaar van uw proefschrift
naar de redactie via onderstaand adres.
BPM Medica
Redactie Endocrinologie
E.R.R. van Heeswijk, eindredacteur
Van Diemenstraat 344
1013 CR Amsterdam
Sponsors
Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie
Gold sponsors
Bronze sponsors
endocrinologie
maart 2014
PILOTONDERZOEK NAAR BRUIKBAARHEID VRAGENLIJST VOOR SIGNALERING
PSYCHOSOCIALE ZORGVRAAG BIJ PATIËNT MET SYNDROOM VAN CUSHING
extreem
veel last
10
Potentie
Cushingmeter
onderzocht
9
Het signaleren van psychosociale zorgvragen is binnen de oncologische
zorg al langer gemeengoed. Het is bekend dat ook patiënten binnen de
endocrinologie zorgvragen hebben op dit gebied. Mies Kerstens, verpleegkundig specialist binnen de sector Endocriene Ziekten van het
Radboudumc, deed onderzoek naar de bruikbaarheid van de
Cushingmeter. Dit instrument wordt ingezet om psychosociale vragen en problemen bespreekbaar te maken.
2
Verpleegkundige psychosociale begeleiding
is complementaire zorg en wordt naast de
medische behandeling geboden. Het uitgangspunt is dat een patiënt zich leert aanpassen aan zijn situatie en weerbaar wordt
in het omgaan met zijn ziekte. Een ander
aspect is het signaleren en verhelderen van
een psychosociale zorgvraag waarbij een
patiënt ondersteuning zou kunnen krijgen
van bijvoorbeeld een maatschappelijk werker, psycholoog of psychiater. Binnen de
psychosociale zorg aan de patiënt met het
syndroom van Cushing staan steeds andere
aspecten op de voorgrond, waardoor deze
zorg complex en intensief is. Daarnaast
toont onderzoek aan dat patiënten met het
syndroom van Cushing in de behandel-,
herstel- en remissiefase een lagere kwaliteit
van leven hebben. Er is sprake van een
sterk verminderd algemeen welbevinden,
vermoeidheid, angst en depressie. Mogelijk
heeft het syndroom van Cushing ook andere psychische effecten, zoals een negatieve
ziektebeleving, ineffectieve copingstrategieën en psychopathologie.1 De psychosociale zorg vereist daarom ervaring van de verpleegkundig specialist. Deze ervaring is
door het kleine aanbod van patiënten
slechts in beperkte mate op te bouwen. Dit
was aanleiding tot het samenstellen van
een korte gestandaardiseerde vragenlijst,
die te gebruiken is bij de start van het consult.
De Cushingmeter
Deze korte vragenlijst, hierna de Cushingmeter genoemd, bestond uit een Distress
Thermometer2, de Nederlandse versie van
de CushingQol en de vraag ‘zijn er klachten
die u nu in het verpleegkundig consult zou
willen bespreken?’. Bij de Distress Thermometer wordt aan de patiënt gevraagd om op
8
7
6
5
4
3
1
helemaal
geen last
0
een schaal van 0 tot 10 aan te geven hoeveel
‘last’ hij in de afgelopen week heeft gehad op
lichamelijk, emotioneel, sociaal en praktisch
gebied. De CushingQol is een unidimensioneel gevalideerde vragenlijst met 12 onderwerpen voor het meten van de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij het syndroom van Cushing.3
Pilotonderzoek
Het doel van het pilotonderzoek was onderzoeken in hoeverre de Cushingmeter bruikbaar is bij het in kaart brengen van ziektegerelateerde problematiek, de geassocieerde
zorgbehoefte en de hulpvraag van de patiënt
op het gebied van lichamelijk, psychisch en
sociaal functioneren. In totaal namen 10
patiënten met het syndroom van Cushing en
14 controlepatiënten (patiënten die glucocorticoïden gebruikten) deel aan het pilotonderzoek. De patiënten werden bij Ò
22
endocrinologie
maart 2014
Over de auteur
M. Kerstens is werkzaam als verpleegkundig specialist bij de
sector Endocriene Ziekten van het Radboudumc in Nijmegen.
Zij verrichtte afgelopen jaar tijdens haar afstuderen onderzoek op het gebied van consultvoering bij patiënten met het
syndroom van Cushing. Als aandachtsgebied heeft zij onder
meer het vormgeven en uitvoeren van psychosociale begeleiding aan patiënten met hypofyse- en bijnieraandoeningen.
verpleegkunde
aanvang van het verpleegkundig consult uitgenodigd om de vragen van de Cushingmeter te beantwoorden.
Het beantwoorden van de vragen nam
gemiddeld 3,5 minuut in beslag. De vragenlijst werd over het algemeen als niet ingewikkeld ervaren en werd door een deel van de
patiënten benoemd als ‘een confrontatie met
de eigen beperkingen’. De meerderheid van
de patiënten ervoer de Cushingmeter als een
erkenning van de last die de ziekte met zich
meebracht en ook als hulp om klachten aan
te geven. Opmerkelijk is dat bijna de helft
van de controlepatiënten deze onderwerpen
ook herkenbaar vindt. Geen enkel onderwerp werd als overbodig ervaren en een ruime meerderheid van de onderzoeksgroep en
de helft van de controlepatiënten zou de
Cushingmeter weer willen gebruiken. De
ervaren ‘last’ was tussen beide patiëntgroepen niet significant verschillend. De onderzoeksgroep scoort een significant lagere kwaliteit van leven, waarbij tevens een correlatie
werd vastgesteld tussen de scores op de
CushingQol en distress-scores. Dit werd niet
gevonden bij de controlegroep.
Versterken zelfmanagement
Het pilotonderzoek laat zien dat het gebruik
van een korte vragenlijst bij aanvang van het
consult mogelijkheden zou kunnen bieden
voor een effectievere communicatie op het
gebied van psychosociale zorgvragen. Hiermee wordt mogelijk een stap gezet in het
versterken van het zelfmanagement van de
patiënt. Verder onderzoek naar het effect
van het longitudinaal gebruik van de
Cushingmeter is wenselijk. Ñ
tekst: redactie
beeld: Def.
congresagenda
23
endocrinologie
maart 2014
Referenties
1
iemensma J, Kaptein AA, Pereira AM, et al. Coping
T
strategies in patients after treatment for functioning
or nonfunctioning pituitary adenomas. J Clin Endocrinol Metab 2011;96(4):964-71.
2
uinman MA, Gazendam-Donofrio SM, Hoekstra-WeeT
bers JE. Screening and referral for psychosocial distress in oncologic practice: use of the Distress Thermometer. Cancer 2008;113(4):870-8.
3
ebb SM, Badia X, Barahona MJ, et al. Evaluation of
W
health-related quality of life in patients with
Cushing’s syndrome with a new questionnaire. Eur J
Endocrinol 2008;158(5):623-30.
advertentie
Sandostatine LAR® Samenstelling: Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie, respectievelijk 10 mg, 20 mg,
of 30 mg octreotide. Eigenschappen: Synthetisch octapeptide-analogon van natuurlijk somatostatine, met aanmerkelijk
langere werkingsduur. Het remt de secretie van peptiden van het gastro-enteropancreatische (GEP) systeem en van
groeihormoon. Bij patiënten met acromegalie verlaagt Sandostatine de plasmaspiegels van GH en/of IGF-1. Indicaties:
Behandeling van acromegalie bij patiënten, bij wie chirurgie of radiotherapie onvoldoende effectief of niet geëigend is
of die in de beginfase van radiotherapeutische behandeling zijn, totdat deze effectief is. Behandeling van patiënten met
symptomen die samenhangen met gastro-enteropancreatische endocriene tumoren, die eerder door middel van subcutane
toediening van Sandostatine met succes zijn behandeld. Te weten: carcinoïden met de kenmerken van het carcinoïdsyndroom; VIPomen; glucagonomen; gastrinomen/Zollinger-Ellison-syndroom; insulinomen, voor de pre-operatieve beheersing van hypoglykemieën en als onderhoudstherapie; GRFomen. Behandeling van patiënten met gevorderde neuroendocriene tumoren van de middendarm of onbekende primaire tumor locatie. Dosering: Behandeling van patiënten met
acromegalie en patiënten met symptomen van GEP-NET: 10-30 mg elke 4 weken. Bij behandeling van acromegalie mag
indien na 3 maanden de GH, IGF 1 en/of de klachten onvoldoende onder controle zijn bij een dosis van 30 mg, de dosis worden verhoogd naar 40 mg om de 4 weken. Behandeling van patiënten met gevorderde neuro-endocriene tumoren
van de middendarm of onbekende primaire tumor locatie: 30 mg elke 4 weken. Behandeling met Sandostatine LAR voor
tumorcontrole moet worden voortgezet in afwezigheid van progressie van de tumor. Sandostatine LAR mag alleen per
diepe intragluteale injectie worden gegeven. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of
één van de hulpstoffen. Waarschuwingen/voorzorgsmaatregelen: De behandeling met Sandostatine LAR van patiënten
met GH producerende tumoren kan levenslang noodzakelijk zijn. De schildklierfunctie moet worden gecontroleerd bij patiënten die langdurig behandeld worden met octreotide. De leverfunctie moet worden gecontroleerd tijdens behandeling
met octreotide. Dosisaanpassingen van geneesmiddelen zoals bètablokkers, calciumkanaalblokkers of middelen die de
vocht- en electrolytenbalans reguleren kan noodzakelijk zijn. Bij 15-30% van de patiënten die langdurig met Sandostatine
s.c. zijn behandeld, is de vorming van galstenen beschreven; de incidentie bij gebruik van Sandostatine LAR is waarschijnlijk niet hoger. De glucose-regulering kan beïnvloed worden. Bij patiënten met diabetes mellitus type 1 heeft Sandostatine LAR waarschijnlijk invloed op de glucose-regulering. Bij niet-diabeten en type 2 diabeten met insulinereserves
die gedeeltelijk intact zijn, kan het subcutaan toedienen van Sandostatine leiden tot post-prandiale glykemische toename.
Aanbevolen wordt om de glucosetolerantie en de antidiabetische behandeling nauwkeurig te controleren. Bij patiënten
met insulinomen kan octreotide de diepte van hypoglykemie vergroten en de duur daarvan verlengen. Controle van de
B12-spiegels wordt aanbevolen bij patiënten met een voorgeschiedenis van vitamine B12-tekort. Vrouwen in de vruchtbare
leeftijd dienen adequate anticonceptiemaatregelen te nemen tijdens de behandeling met octreotide. Alleen gebruiken tijdens zwangerschap in dwingende gevallen. Niet gebruiken tijdens borstvoeding. Interacties: Octreotide kan de enterale
absorptie van ciclosporine verlagen en die van cimetidine vertragen. Gelijktijdig gebruik van octreotide en bromocriptine
verhoogt de biologische beschikbaarheid van bromocriptine. Somatostatine analoga kunnen de metabole klaring van
verbindingen die door cytochroom P450 enzymen worden gemetaboliseerd verlagen. Daarom dienen geneesmiddelen
die hoofdzakelijk door CYP 3A4 worden gemetaboliseerd en die een lage therapeutische index hebben (bv. kinidine,
terfenadine) met voorzichtigheid te worden toegepast. Bijwerkingen: Tot de vaakst voorkomende bijwerkingen die zijn
gemeld tijdens de behandeling behoren onder meer gastro-intestinale stoornissen, zenuwstelselstoornissen, hepatobiliaire
stoornissen en stoornissen die met het metabolisme en de voeding te maken hebben. Zeer vaak: hoofdpijn, diarree,
buikpijn, misselijkheid, constipatie, flatulentie, hyperglykemie, cholelithiasis. Vaak: verhoogde transaminasespiegels,
bradycardie, duizeligheid, dyspnoe, dyspepsie, braken, zwelling van de buik, steatorroe, dunne ontlasting, verkleuring
van de ontlasting, pruritus, rash, alopecia, hypothyreoïdie, schildklierdisfunctie (bv. verlaagd TSH, totaal T4 en vrij T4),
hypoglykemie, gestoorde glucosetolerantie, anorexia, pijn op de injectieplaats, cholecystitis, galwegobstructie (excl. galsteen), hyperbilirubinemie. Soms: tachycardie, dehydratie. In zeldzame gevallen kunnen gastro-intestinale bijwerkingen
optreden, lijkende op acute darmobstructie, met progressieve zwelling van de buik, ernstige epigastrische pijn, gevoeligheid van de buik en afweerreacties. In zeer zeldzame gevallen treedt acute pancreatitis op gedurende de eerste dagen
of uren na Sandostatine s.c. behandeling. Bij langdurige behandeling is cholelithiasis geïnduceerde pancreatitis gemeld.
Afleverstatus: U.R. Verpakking en Prijs: Zie Z-Index. Vergoeding: Sandostatine LAR 10, 20 en 30 mg worden volledig
vergoed. Datering Samenvatting van de Productkenmerken: September 2013. Raadpleeg voor de volledige informatie
de geregistreerde Samenvatting van de Productkenmerken. Te verkrijgen bij Novartis Pharma, Postbus 241, 6800 LZ
Arnhem, 026-3782555, of via www.novartisoncology.nl
5 - 7 maart 2014
Barcelona, Spanje
11th Annual European Neuroendocrine Tumor Society Conference
www.enets.org
10 - 12 april 2014
Vilnius, Litouwen
14th ESE Postgraduate Training
Course in Clinical Endocrinology
www.ese-hormones.org
5 - 8 maart 2014
Firenze, Italië
16th World Congress of Gynecological Endocrinology
isge2014.isgesociety.com
23 - 25 april 2014
MECC, Maastricht
26e Internistendagen
www.internistendagen.nl
17 - 21 maart 2014
Kuala Lumpur, Maleisië
12th International Congress
on Obesity
www.iaso.org
24 - 27 maart 2014
Liverpool, Groot-Brittannië
Society for Endocrinology BES 2014
www.endocrinology.org
27 - 30 maart 2014
Warschau, Polen
3rd International Conference
on PreHypertension and Cardio
Metabolic Syndrome
www.prehypertension.org
27 - 29 april 2014
Boston, Verenigde Staten
American Association of Endocrine
Surgeons Annual Meeting 2014
www.endocrinesurgery.org
30 april - 3 mei 2014
Sao Paolo, Brazilië
12th World Congress on Endometriosis
www.endometriosis.ca
3 - 6 mei 2014
Vancouver, Canada
Pediatric Endocrine Society Annual
Meeting 2014
www.pedsendo.org
28 - 29 maart 2014
Brescia, Italië
1st Translational ESE Bone Course
www.ese-hormones.org
3 - 7 mei 2014
Wroclaw, Polen
16th European Congress
of Endocrinology
www.ese-hormones.org
2 - 5 april 2014
Sevilla, Spanje
World Congress on Osteoporosis,
Osteoarthritis and Musculoskeletal
Diseases 2014
www.wco-iof-esceo.org
14 - 18 mei 2014
Las Vegas, Verenigde Staten
23rd Annual Scientific and Clinical
Congress of the American Association of Clinical Endocrinologists
www.aace.com
15 - 17 mei
Cardiff, Groot-Brittannië
6th European Society of Endocrine
Surgeons Biennial Congress: ESES
2014
www.eses2014.com
22 - 23 mei 2014
Congrescentrum De Werelt, Lunteren
12th Endo-Neuro-Psycho Meeting
www.enpmeeting.org
28 - 31 mei 2014
Sofia, Bulgarije
21st European Congress on Obesity
eco2014.easo.org
31 mei - 3 juni 2014
Madrid, Spanje
82nd Congress of the European
Atherosderosis Society
eas.kenes.com
13 - 17 juni 2014
San Francisco, Verenigde Staten
74th Scientific Sessions of the
American Diabetes Association
www.diabetes.org
21 - 24 juni 2014
Chicago, Verenigde Staten
16th International Congress of Endocrinology and 96th Annual Meeting
& Expo of The Endocrine Society
www.endo-society.org
29 juni - 2 juli 2014
München, Duitsland
ESHRE 2014
www.eshre214.eu
5 - 9 juli 2014
Milaan, Italië
FENS Forum 2014
fens2014.neurosciences.asso.fr
Mogelijk gemaakt door Goodlife Healthcare
Reisbeurzen voor ECE 2014 en ENDO 2014
Dankzij de steun van Goodlife Healthcare kan de NVE jaarlijks enkele reisbeurzen
ter beschikking stellen. De beurzen zijn bestemd voor aios en onderzoekers, die lid
zijn van de NVE, tot een maximale leeftijd van 40 jaar.
Voor 2014 kunnen zeven beurzen worden aangeboden: vier reisbeurzen met een
maximum van 1.000 euro voor de beste geaccepteerde inzendingen van een abstract voor de ECE 2014 in Polen (3 t/m 7 mei 2014, Wroclaw) en drie reisbeurzen
met een maximum van 2.000 euro voor de ENDO 2014 in de Verenigde Staten (21
t/m 24 juni 2014, Chicago).
De aanvragen dienen per e-mail worden ingediend bij het NVE-secretariaat via
[email protected]. Mail één bestand (in pdf-formaat) met hierin uw aanbiedingsbrief c.q.
aanbevelingsbrief, eventueel een beknopt cv én het abstract dat is geaccepteerd voor
presentatie. Zorg ervoor dat de bestandsnaam ten minste uw achternaam bevat. De
deadlines voor de beursaanvragen zijn respectievelijk 21 maart 2014 (ECE 2014) en
25 april 2014 (ENDO 2014). Aanvragen moeten uiterlijk op die datum zijn ontvangen.
advertentie
Kunnen blijven doen
waar ik me goed bij voel.
Er is maar één manier.
• De enige SSA met indicatie voor tumorsuppressie
• Al meer dan 20 jaar effectief en innovatief
Voor nadere (product)informatie zie elders in deze uitgave. 0 9 1 2 S A S 1 3 2 7 9