uitgave voor de Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie www.nve.nl nummer 1, maart 2014 jaargang 7 Expert opinion Endogene klokken en metabole aandoeningen Onderzoek Bruin vet als therapeutisch target Richtlijn Expertise op de voorgrond bij neuroendocriene tumoren endocrinologie advertentie 8 10 Richtlijn NET gereviseerd Prof. dr. Wouter de Herder licht de belangrijkste aandachtspunten toe van de onlangs gereviseerde richtlijn Neuro-endocriene tumoren. Sandra van der Togtvan Leeuwen bespreekt het implementatietraject. Ontregeling endogene klokken Ontregeling van endogene klokken, zowel in de hypothalamus als in de perifere organen, verhoogt de kans op het ontstaan van metabole aandoeningen. Prof. dr. Andries Kalsbeek zet uiteen welke neuro-endocriene processen hieraan ten grondslag liggen. 12 Neveneffecten corticosteroïden bij prematuren Behandeling van te vroeg geboren kinderen met glucocorticosteroïden is bewezen levensreddend. Deze middelen hebben echter ook schadelijke neveneffecten, zo toont Deodata Tijsseling aan in haar promotieonderzoek. 14 De vader van de endocrinologie Dr. Charles-Édouard Brown-Séquard wordt wel ‘de vader van de endocrinologie’ genoemd. Deze titel dankt hij aan zijn ontdekking van de hormonale secretie en ‘organotherapie’. Hij werd echter ook beticht van kwakzalverij. 16 Bruin vet als therapeutisch target Prof. dr. Patrick Rensen en Mariëtte Boon richten zich, samen met onderzoekers van het Maastricht UMC+, op de mogelijkheden van bruin vet als therapeutisch target bij obesitas, diabetes mellitus type 2 en atherosclerose. & 4 5 6 19 23 21 Potentie Cushingmeter onderzocht Verpleegkundig specialist Mies Kerstens onderzocht het inzetten van de Cushingmeter voor het signaleren en bespreekbaar maken van psychosociale vragen en problemen bij patiënten met het syndroom van Cushing. WOORD VOORAF Prof. dr. Eric Fliers, NVE-voorzitter en hoofdredacteur NIEUWS NVE Nieuws en mededelingen van het bestuur NIEUWS NVE Resultaten lezersonderzoek 2013 PROMOTIE Overzicht dissertaties december 2013 t/m januari 2014 CONGRESAGENDA Selectie nationale en internationale bijeenkomsten 4 endocrinologie maart 2014 colofon woord vooraf tekst: redactie beeld: NVE en Par-pa Fotografie nieuws nve 5 endocrinologie maart 2014 beeld: AMC Endocrinologie is een uitgave van BPM Medica voor de Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie (NVE). Het tijdschrift verschijnt 4 maal per jaar in een oplage van 1.250 exemplaren. Conform CGR-regels verschijnt een aparte editie zonder productadvertenties voor niet-voorschrijvers. REDACTIERAAD Prof. dr. E. (Eric) Fliers, internist-endocrinoloog, AMC, Amsterdam (voorzitter NVE en hoofdredacteur Endocrinologie) Dr. E.L.T. (Erica) van den Akker, kinderarts-endocrinoloog, Erasmus MC, locatie Sophia, Rotterdam W. (Wanda) Geilvoet, verpleegkundig specialist endocrinologie, Erasmus MC, Rotterdam (bestuurslid LWEV) Prof. dr. W.W. (Wouter) de Herder, internist-endocrinoloog, Erasmus MC, Rotterdam (bestuurslid NVE) Dr. O.C. (Onno) Meijer, neuro-endocrinoloog, LUMC, Leiden (penningmeester NVE) Prof. dr. N.C. (Nicolaas) Schaper, internist-endocrinoloog, Maastricht UMC+ Prof. dr. A.J.W. (Anton) Scheurink, neuro-endocrinoloog, Rijksuniversiteit Groningen Dr. H.J.L.M. (Henri) Timmers, internist-endocrinoloog, UMC St Radboud, Nijmegen Prof. dr. B.H.R. (Bruce) Wolffenbuttel, internist-endocrinoloog, UMC Groningen (secretaris NVE) REDACTIE BPM Medica E.R.R. (Esther) van Heeswijk, eindredacteur Van Diemenstraat 344 1013 CR Amsterdam tel.: 020 - 303 45 40 [email protected] www.bpmmedica.nl UITGEVERIJ BPM Medica W. (Wijnand) van Dijk, uitgever SECRETARIAAT NVE Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie p/a UMC Groningen Afdeling Endocrinologie Huispostcode AA 31 N. (Natasja) Alma-Bierma, secretaresse Postbus 30.001 9700 RB Groningen tel.: 050 - 361 39 62 [email protected] www.nve.nl MEDEWERKERS AAN DIT NUMMER Dr. J.H. (Jan Hein) van Dierendonck, dr. M.W.S.M. (Marten) Dooper, D. (Daniël) Dresden, M. (Mies) Kerstens, H.C.J. (Henri) Neuvel ONTWERP EN ART DIRECTION Def. grafische vormgeving, Amsterdam OPMAAK Novente vormgevers, Lunteren FOTO COVER Ingekleurde PLM-afbeelding (polarised light micrograph) van melatoninekristallen (© Science Photo). DRUKWERK Veldhuis Media, Raalte ABONNEMENTEN Leden van de NVE, internist-endocrinologen, internist-diabetologen, internisten, kinderarts-endocrinologen, klinisch chemici en gynaecologen met s ubspecialisme endocrinologie krijgen het tijdschrift Endocrinologie kosteloos toegestuurd. Andere geïnteresseerde professionals kunnen zich via de uitgever abonneren voor € 51,– per jaar. ADRESWIJZIGING Wilt u een adreswijziging doorgeven in verband met de toezending van het tijdschrift Endocrinologie? Raadpleeg daarvoor de contactinformatie die bovenaan de adresdrager vermeld staat bij dit nummer van Endocrinologie. ADVERTENTIES Cross Advertising Westerkade 2 3116 GJ Schiedam tel.: 010 - 742 10 23 [email protected] www.crossadvertising.nl Advertenties en andere sponsoruitingen vallen buiten de redactionele eindverantwoordelijkheid van de redactieraad, NVE en uitgever. ISSN 1876-2484 © 2014 BPM MEDICA Heel veel nieuws... Het zal u niet zijn ontgaan: de statuten van onze vereniging zijn toe aan modernisering. Natuurlijk blijft de bevordering van endocrien wetenschappelijk onderzoek het belangrijkste doel van de NVE, maar we willen de doelstelling verruimen richting bij- en nascholing, belangenbehartiging en communicatie/samenwerking met andere wetenschappelijke verenigingen en met patiëntenorganisaties op het gebied van endocriene aandoeningen. Het is vast niet toevallig dat de European Society of Endocrinology (ESE) recentelijk een eerste stap heeft gezet richting samenwerking met de diverse landelijke endocriene verenigingen en daartoe een ‘European Council’ (ESE Council of Affiliated Societies, oftewel ECAS) opricht. Daarnaast heeft de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) toenadering gezocht tot de NVE om de coördinatie te versterken tussen de diverse deelspecialismen door de oprichting van een zogenaamd platform van deelspecialistische verenigingen. 1st ESE-NVE Basic Endocrinology Course on Neuroendocrinology NVE bekroont beste abstracts De NVE-prijzen voor de beste Nederlandse abstracts van de 1st ESE-NVE Basic Endocrinology Course on Neuroendocrinology zijn aan respectievelijk Ioannis Zalachoras (LUMC), Fiona Reijne (UMC Groningen) en Daniela Herrera Moro Chao (AMC) uitgereikt door NVE-penningmeester dr. Onno Meijer (v.l.n.r.). De op Europese promovendi en junior postdocs gerichte bijeenkomst, georganiseerd door de ESE en NVE, vond plaats van 15 t/m 17 januari 2014 in het Trippenhuis van de KNAW in Amsterdam. Deze bewegingen sluiten naadloos aan bij genoemde ruimere doelstellingen. Gelukkig bleek er volledige steun te zijn voor deze koersvernieuwing tijdens de bespreking van het concept van de nieuwe statuten tijdens de algemene ledenvergadering afgelopen februari, zodat we als bestuur hiermee verder kunnen volgens de spelregels die de huidige statuten dicteren. Nog meer nieuws: begin dit jaar is achter de schermen hard gewerkt aan een geheel nieuwe, meer eigentijdse vormgeving van ons tijdschrift. Belangrijk uitgangspunt van de restyling is dat de verschillende vaste onderdelen en rubrieken nu meer dan voorheen één geheel vormen, maar wel een eigen gezicht behouden (‘eenheid in verscheidenheid’). Maar: uiteindelijk gaat het natuurlijk om de inhoud. Bent u als lezer tevreden over het gebodene? Afgelopen najaar legden wij u een enquête hierover voor, waarvan de resultaten – met dank voor uw respons – zijn samengevat in dit nummer. Uw beoordeling komt gelukkig ruim boven de voldoende uit. In dit nummer blikken we verder terug op de zeer succesvol verlopen Dutch Endocrine Meeting 2014 en berichten we over een recente NVE-activiteit in samenwerking met de ESE: de organisatie van de eerste Basic Endocrinology Course in Amsterdam. Prof. dr. Ron de Kloet Beste klinische abstract en beste basale abstract Laqueur Lecture over stressconcept NVE-Novartisprijzen uitgereikt NVE-penningmeester dr. Onno Meijer (links) feliciteert prof. dr. Ron de Kloet met de Laqueur Lecture 2014. Op de slotdag van The Dutch Endocrine Meeting 2014 hield prof. dr. Ron de Kloet de Laqueur Lecture 2014. De voormalig NVE-voorzitter besprak daarin op visionaire wijze de evolutie van het stressconcept, inclusief de rol van de glucocorticoïdreceptor en de mineralocorticoïdreceptor. Ook zette hij uiteen wat de mogelijke rol van glucocorticoïden kan zijn bij het beïnvloeden van pathologische stress. Het grote belang van zijn eigen bijdragen in dit veld was heel goed zichtbaar. The Dutch Endocrine Meeting 2014 werd afgesloten met de uitreiking van de NVE-Novartis-prijzen voor het beste klinische en het beste basale abstract. De onderscheiding voor het beste klinische abstract was voor klinisch chemicus in opleiding Michel Vos van de afdeling Klinische Chemie van Isala in Zwolle. Hij is eerste auteur van het abstract SHBG deficiency due to homozygous missense mutation. Promovenda Anneke van den Beukel van de afdeling Endocrinologie van het Erasmus MC werd onderscheiden met de prijs voor het beste basale abstract. Dit abstract is getiteld Women have more potential to induce browning of the perirenal fat depot than men. Dr. Robin Peeters Novo Nordisk Award for Endocrinology 2014 Internist-endocrinoloog dr. Robin Peeters van het Erasmus MC in Rotterdam is tijdens Rest mij u te melden dat het tijdschrift Endocrinologie in de loop van dit jaar via www.endocrinologie.nl tevens online beschikbaar komt. Uiteraard houden wij u ook hiervan op de hoogte! Namens de redactieraad en het NVE-bestuur, Eric Fliers, hoofdredacteur Endocrinologie en voorzitter NVE De winnaar van de Novo Nordisk Award for Endocrinology 2014: dr. Robin Peeters. The Dutch Endocrine Meeting 2014 onderscheiden met de Novo Nordisk Award for Endocrinology 2014. Deze prijs, waaraan een bedrag van 10.000 euro is verbonden, heeft tot doel excellent onderzoek binnen de endocrinologie te belonen en te stimuleren. De jury bestond uit drie personen die door de NVE waren benoemd: NVE-penningmeester dr. Onno Meijer (LUMC), prof. dr. Ad Hermus (Radboudumc) en dr. Pierre Zelissen (UMC Utrecht). In het juryrapport spreekt de jury haar grote waardering uit voor de combinatie van basaal en klinisch onderzoek in het werk van de winnaar, ‘dat allebei van zeer hoge kwaliteit en originaliteit is, en dat de grenzen van de wetenschappelijke kennis daadwerkelijk substantieel verlegt’. Michel Vos (rechts) en Anneke van den Beukel werden onderscheiden met respectievelijk de NVE-Novartis-prijzen voor het beste klinische abstract en het beste basale abstract. 6 endocrinologie maart 2014 Heeft u tips of suggesties voor het tijdschrift Endocrinologie? Laat het de redactie weten via [email protected]. tekst: redactie beeld: Par-pa Fotografie nieuws nve Dr. Carola Zillikens NVE-Ipsen-prijs beste klinische artikel 2013 De NVE-Ipsen-prijs voor het beste artikel in de klinische endocrinologie van 2013 is tijdens The Dutch Endocrine Meeting 2014 uitgereikt aan dr. Carola Zillikens. De internist-endocrinoloog van het Erasmus MC ontving de prijs voor het artikel PLS3 mutations in X-Linked osteoporosis with fractures, waarvan zij één van de eerste auteurs is. Het artikel, gepubliceerd in The New England Journal of Medicine (2013;369[16]:1529-36), beschrijft de rol van het plastine 3-eiwit bij de botopbouw en laat voor het eerst zien dat mutaties in het plastine 3-gen, gelegen op het X-chromosoom, een oorzaak kunnen zijn van erfelijke osteoporose. 7,4 Lezersonderzoek voor Endocrinologie In het najaar van 2013 hield de redactie van Endocrinologie een lezersonderzoek onder de NVE-leden om te peilen of de redactionele inhoud nog steeds overeenkomt met de behoefte van de lezers. Uit de resultaten blijkt dat de lezers het tijdschrift goed waarderen met een rapportcijfer 7,4. Dr. Siebe Spijker NVE-Ipsen-prijs voor beste basale artikel 2013 De NVE-Ipsen-prijs voor het beste artikel in de basale endocrinologie van 2013 is uitgereikt aan arts-onder zoeker dr. Siebe Spijker van het LUMC voor het artikel Conversion of mature human b-cells into glucagonproducing a-cells. In dit artikel, gepubliceerd in Diabetes (2013;62[7]:2471-80), laten de auteurs zien hoe menselijke insulineproducerende bètacellen een omzetting kunnen ondergaan naar glucogeenprodu cerende alfacellen, zonder dat er sprake is van een genetische modificatie. De plasticiteit van de endocriene cellen zou een rol kunnen spelen bij de pathofysiologie van bijvoorbeeld diabetes mellitus type 2 en zou aanknopingspunten kunnen bieden voor de ontwikkeling van therapeutische toepassingen. Via het lezersonderzoek konden de NVE-leden hun mening, voorkeuren en wensen kenbaar maken. De respons voldoet aan de verwachting: 16,2 procent vulde de online vragenlijst in. Conform de samenstelling van de NVE is de groep respondenten gemêleerd. Naast internist-endocrinologen, met 43 procent de grootste groep, namen aan het onderzoek voornamelijk klinisch chemici (12,2 procent), aios interne geneeskunde (10,8 procent) en biomedisch wetenschappers (9,6 procent) deel. Van de respondenten werkt 47 procent in een algemeen ziekenhuis, 42 procent in een academisch ziekenhuis en is 5 procent verbonden aan een universiteit. De verhou ding man-vrouw is respectievelijk 56,8 en 43,2 procent. Belangrijke informatiebron Het gemiddelde rapportcijfer dat de respondenten Endocrinologie geven is een 7,4. Dat is vergelijkbaar of zelfs beter in vergelijking met andere Nederlandstalige medische tijdschriften die geregeld over endocriene ontwikkelingen publiceren (zie bovenstaande overzicht). Een meerderheid van de respondenten, 67 procent, beschouwt Endocrinologie als de belangrijkste infor matiebron voor nieuws over de endocrinologie in Nederland. Op de vraag hoe intensief zij een nummer lezen, antwoordt 34,2 procent van de respondenten alles te lezen en 38,1 procent ongeveer de helft te lezen. tekst: redactie beeld: Def. nieuws nve Cijfers voor tijdschriften die endocrien nieuws publiceren: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (99%*) Endocrinologie (99%*) Medisch Contact (97%*) Nederlands Tijdschrift voor Diabetologie (96%*) * percentage respondenten 5 7,5 7,4 7,2 6,7 Op algemene redactionele aspecten wordt het tijdschrift door de meerderheid goed tot zeer goed beoordeeld, met de beste beoordelingen voor ‘leesbaarheid’, ‘toon en stijl’, ‘betrouwbaarheid’ van de artikelen en ‘onderwerpkeuze’ en ‘lay-out, fotografie en illustraties’. (zie top-5). Ondanks dat het overgrote deel van de respondenten tevreden is over de lay-out, verschijnt het tijdschrift vanaf 2014 in een eigentijdser jasje. Ook zal het tijdschrift in de loop van dit jaar online beschikbaar komen. Redactionele hoofdcategorieën De belangrijkste onderwerpen die behandeld zouden moeten worden zijn volgens de respondenten: ‘nieuwe richtlijnen’, ‘klinisch onderzoek’, ‘basaal onderzoek’, ‘expert opinions’ en ontwikkelingen rondom ‘nieuwe (klassen) geneesmiddelen’ (zie top-5). De redactionele hoofdcategorieën van Endocrinologie zijn ‘activiteiten en ontwikkelingen vanuit de NVE’, de ‘Nederlandse preklinische endocrinologie’, de ‘Nederlandse klinische endocrinologie’ en ‘maatschappelijke en sociaal-economische ontwikkelingen gerelateerd aan de endocrinologie’. Deze vier hoofdpijlers van de redactionele formule worden door de meerderheid als belangrijk tot zeer belangrijk beschouwd. Als belangrijkste interessegebieden binnen de endo crinologie noemden de respondenten ‘schildklieraandoeningen’, ‘bijnieraandoeningen’ en ‘hypofysaire aandoeningen’. Deze deelgebieden zijn ieder voor zo’n 70 procent van de respondenten een van de belangrijkste aandachtsvelden, gevolgd door ‘diabetes mellitus type 1’, ‘hypogonadisme’, ‘endocriene tumoren’ en ‘diabetes mellitus type 2’ (zie top-10). top redactionele aspecten: 1. Leesbaarheid artikelen 2. Toon en stijl artikelen 3. Betrouwbaarheid artikelen 4. Onderwerpkeuze 5. Lay-out, fotografie en illustraties 5 Wensen en behoeften lezers De NVE-leden is ook gevraagd wat zij zouden veranderen aan het tijdschrift en welke thema’s of rubrieken zij zouden willen opnemen. Ruim de helft van de top onderwerpen en thema’s: 1. Nieuwe richtlijnen 2. Klinisch onderzoek 3. Basaal onderzoek 4. Expert opinions 5. Nieuwe (klassen) geneesmiddelen 7 endocrinologie maart 2014 Top-10 interessegebieden van lezers van Endocrinologie: Schildklier aandoeningen: 75% Bijnier aandoeningen: 73,7% Hypofysaire aandoeningen: 69,7% Diabetes mellitus type 1: 50% Hypogonadisme: 50% Endocriene tumoren: 50% Diabetes mellitus type 2: 48,7% Osteoporose: 44,7% Neuroendocriene tumoren: 42,1% Obesitas: 34,2% respondenten had ideeën hierover. Uit de suggesties komt onder meer de wens naar voren om meer aandacht te besteden aan kinderendocrinologie. Verder wordt ook meer en uitgebreidere aandacht voor klinisch onderzoek genoemd, aandacht voor de niet-academische praktijk en aandacht voor basaal onderzoek. Het NVE-bestuur, de redactieraad van Endocrinologie en uitgeverij BPM Medica danken alle respondenten voor hun deelname aan het lezersonderzoek. De resul taten zullen wij gebruiken om in de toekomst nog beter in te spelen op de wensen en behoeften van de lezers. Ñ 8 endocrinologie maart 2014 tekst: Marten Dooper, wetenschapsjournalist beeld: Jeroen Oerlemans Andries Kalsbeek: ‘Momenteel doen we onderzoek bij proefdieren en bij mensen naar de precieze rol van verstoorde biologische klokken bij diabetes mellitus type 2 en naar de rol van de timing van voedselinname bij metabole aandoeningen.’ expert opinion Prof. dr. A. Kalsbeek is sinds 2008 hoofd van het Laboratorium voor Experimentele Endocrinologie van het AMC in Amsterdam. Daarnaast leidt hij de onderzoeksgroep Hypothalame Integratie Mechanismen van het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen (NIN). Op 7 december 2012 hield hij zijn oratie Nerveuze hormonen en verwarde klokken bij de aanvaarding van het ambt als hoogleraar Experimentele neuro-endocrinologie aan de Universiteit van Amsterdam. een belangrijke rol weggelegd voor de melanopsinebevattende cellen in de retina. Zij zijn via zenuwbanen verbonden met de suprachiasmatische nucleus.’ Energieboost HOE ONTREGELING VAN DE BIOLOGISCHE KLOK HET RISICO OP METABOLE AANDOENINGEN VERHOOGT Gevoelige endogene klokken Naast de centrale biologische klok, gelegen in de hypothalamus, kent het lichaam tal van perifere klokken, gelegen in de afzonderlijke organen. Waar de centrale klok licht als belangrijkste Zeitgeber heeft, gebruiken de perifere klokken vooral metabole informatie als Zeitgeber. In de moderne maatschappij zijn voor veel mensen zowel licht als voedsel 24 uur per dag beschikbaar. Dit kan gemakkelijk leiden tot een ontregeling van de endogene klokken en een verhoogde kans op metabole aandoeningen, stelt hoogleraar Experimentele neuro-endocrinologie prof. dr. Andries Kalsbeek. Dat de vele circadiane ritmen die het menselijk lichaam kent - zoals de dagelijkse variatie in lichaamstemperatuur en bloeddruk, en de dagelijkse pieken in de aanmaak van melatonine en cortisol - onder controle staan van de zogeheten biologische klok, is al ongeveer een halve eeuw bekend. Ook de locatie van deze klok is al enkele decennia bekend: de biologische klok bevindt zich in de suprachiasmatische nucleus; een onderdeel van de hypothalamus. De afgelopen twee decennia zijn ook diverse genen gevonden waarvan de activiteit verantwoordelijk is voor het continu laten tikken van de klok in de suprachiasmatische nucleus. ‘En mede dankzij beroemde experimenten, zoals het 60 dagen durende verblijf van de Fransman Michel Siffre in een diepe grot in de Franse Alpen, weten we ook al bijna een halve eeuw dat de afwisseling van licht en donker de belangrijkste Zeitgeber is die ervoor zorgt dat deze klok keurig in de pas blijft lopen met het aardse dag-nachtritme van 24 uur’, vertelt Kalsbeek. ‘Hierbij is Sinds het begin van deze eeuw is bekend dat de genen die de biologische klok laten tikken niet alleen in de suprachiasmatische kern tot expressie komen, maar ook in tal van perifere weefsels zoals de lever, spieren, vetweefsel, nieren en het hart. ‘Ook de perifere organen beschikken over een endogene biologische klok’, legt Kalsbeek uit. ‘Die regelt de ritmische aanmaak van allerlei eiwitten in de cellen, waardoor de cel op ieder tijdstip optimaal is uitgerust voor de eisen die het gedrag van het organisme aan de cel stelt. Deze perifere klokken staan natuurlijk niet in verbinding met de retina. Voor hun synchronisatie zijn ze deels afhankelijk van de centrale biologische klok in de hypothalamus. Sinds enige tijd weten we echter dat de perifere klokken daarnaast een andere belangrijke Zeitgeber kennen: metabole informatie. Dat blijkt onder meer uit de betrokkenheid van genen als RevErb alfa en ROR in het moleculaire mechanisme van de perifere klokken. Om hun 24-uursritme te handhaven, hebben de perifere klokken op gezette tijden een “energieboost” nodig.’ Pre-Edisontijdperk De kennis over de rol van metabole informatie bij de circadiane ritmen verruimt de recente discussie over het verband tussen de verstoorde slaap-waakritmes van de moderne mens en de toename van het aantal mensen met metabole aandoeningen als obesitas en/of diabetes mellitus type 2. ‘Vóór de komst van het kunstlicht, zeg maar in het pre-Edisontijdperk, vielen activiteiten als eten en werken grotendeels samen met de periode dat er daglicht was. ’s Nachts werd vooral geslapen. Je kunt je voorstellen dat die levenswijze leidt tot een sterke synchronisatie van zowel de centrale als de perifere klokken in het lichaam. In de westerse maatschappij anno 2014 ziet de dag er voor veel mensen heel anders uit: we zijn gemiddeld veel langer wakker en zijn daardoor langer blootgesteld aan licht, hetgeen onder meer de 9 endocrinologie maart 2014 ‘Ook cortisol, schildklierhormoon en oestrogeen hebben via de hypothalamus invloed op zowel het glucosemetabolisme als lipidenmetabolisme’ aanmaak van melatonine onderdrukt. Ook werken veel mensen in de avonduren nog de nodige calorieën naar binnen. Die manier van leven vergroot de kans dat de decentrale biologische klok en de perifere klokken niet meer synchroon gaan lopen, zowel met elkaar als met het aardse 24-uursritme. Het is nog te vroeg om met zekerheid te stellen dat de toename van het aantal mensen met diabetes en obesitas hiervan rechtstreeks het gevolg is. Momenteel doen we op de afdeling Endocrinologie en Metabolisme van het AMC onderzoek bij proefdieren en bij mensen naar de precieze rol van verstoorde biologische klokken bij diabetes mellitus type 2 en naar de rol van de timing van voedselinname bij metabole aandoeningen.’ Energiemetabolisme Recente ontdekkingen op het terrein van de neuro-endocrinologie maken het metabole verhaal nog ingewikkelder. Kalsbeek: ‘Wij hebben de afgelopen jaren kunnen aantonen dat de remmende werking die het hormoon insuline heeft op de glucoseproductie in de lever niet alleen rechtstreeks tot stand komt door binding van insuline aan receptoren in de lever, maar dat deze remmende werking voor 20 tot 40 procent tot stand komt via de inwerking van insuline op de hypothalamus. De binding van insuline aan receptoren in de nucleus arcuatus leidt tot een afname van de activiteit van neuropeptide Y-neuronen in dit deel van de hypothalamus. Via de pre-autonome neuronen die vanuit de hypothalamus rechtstreeks in verbinding staan met het ruggenmerg en de autonome innervatie van de lever, zorgt dit voor een afname van de glucoseproductie. Maar niet alleen insuline beïnvloedt op deze manier het ener- giemetabolisme. We hebben inmiddels aangetoond dat ook hormonen als cortisol, schildklierhormoon en oestrogeen via de hypothalamus invloed hebben op zowel het glucosemetabolisme als het lipidenmetabolisme. De binding van deze hormonen aan receptoren in de hypothalamus heeft daarnaast invloed op het eetgedrag. Zo remt insuline via de neuropeptide Y-neuronen het eetgedrag, terwijl cortisol het eetgedrag juist stimuleert.’ Tegengestelde signalen ‘Je kunt je afvragen wat het nut is van het verschijnsel dat insuline zijn metabole functies deels via de hersenen uitoefent en niet alleen via binding aan de doelorganen’, vervolgt Kalsbeek. ‘Een mogelijke verklaring is dat de hersenen hierdoor hun rol als grote “integrator” of “supervisor” beter kunnen uitoefenen. In de hersenen komt informatie samen over alle processen die zich in het lichaam afspelen. Hierdoor zijn we in staat de verschillende signalen tegen elkaar af te wegen en optimaal te reageren op de omstandigheden. De hersenen kunnen op deze manier de primaire signalen zo nodig versterken of verzwakken. Overigens kan dat mechanisme ook een rol spelen bij de toename van het aantal mensen met metabole aandoeningen vandaag de dag. Zo is ons brein evolutionair gezien erg gericht op het bevorderen van het eten van vet en zoet voedsel. Dit was eeuwenlang nodig om te kunnen overleven. In de huidige maatschappij is het aanbod aan vet en zoet voedsel echter zo groot, dat we er te veel van binnenkrijgen. Onze hersenen hebben er blijkbaar nog moeite mee deze tegengestelde signalen goed tegen elkaar af te wegen.’ Ñ 10 endocrinologie maart 2014 tekst: Daniël Dresden, wetenschapsjournalist beeld: Pixel Pakhuys richtlijn ‘RICHTLIJN NET GEEFT GOEDE PRAKTISCHE HANDVATTEN, MAAR EXPERTISE MOET OP VOORGROND STAAN’ Na revisie volgt implementatie Gezien de ‘sterk verouderde naamgeving’ van deze maligniteiten en de soms ‘archaïsche adviezen’ voor de behandeling was de richtlijn over neuro-endocriene tumoren uit 2003 dringend aan herziening toe, aldus prof. dr. Wouter de Herder. De internist-endocrinoloog van het Erasmus MC is voorzitter van de werkgroep die de richtlijn onlangs reviseerde. De procesmatige begeleiding werd uitgevoerd door het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). Sandra van der Togt-van Leeuwen, adviseur richtlijnen bij IKNL, gaat in op een belangrijke vervolgstap binnen de huidige richtlijnontwikkeling: de implementatie. Prof. dr. W.W. de Herder, internist-endocrinoloog bij het Erasmus MC en hoogleraar Endocriene oncologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, is voorzitter van de werkgroep die de richtlijn reviseerde. A.C.M. van der Togt-van Leeuwen was als adviseur richtlijnen van het IKNL betrokken bij het revisietraject en is momenteel betrokken bij het implementatietraject van de richtlijn. Na een lange periode met diverse namen, zoals carcinoïd in het maag-darmstelsel of eilandjesceltumor, is er tegenwoordig een meer universele naamgeving voor deze groep van relatief zeldzame aandoeningen: neuro-endocriene tumor (NET) of neuro-endocrien carcinoom (NEC). ‘De oude richtlijn holde zo erg achter de feiten aan en was zo gebaseerd op archaïsche data, dat we die beter niet meer konden gebruiken’, aldus De Herder. Zo stond de pathologische gradering ten tijde van de oude richtlijn nog in de kinderschoenen en tegenwoordig is er ook meer ervaring met de stadiëring dan een decennium geleden. Deze onderdelen vormen de basis voor het verdere beleid en daarom zijn er dan ook aanbevelingen op dit gebied opgenomen in de nieuwe richtlijn. De Herder vindt wel dat het uiteindelijk een vrij uitgebreide richtlijn is geworden. ‘Wat mij betreft had het beknopter gekund. Je had ook kunnen kiezen voor een beknopte richtlijn waarbij in elk hoofdstuk niet veel meer staat dan “verwijs naar een expertisecentrum”. Deze richtlijn geeft goede praktische handvatten. Maar het is hopelijk wel duidelijk dat expertise op de voorgrond moet staan.’ Nieuwe inzichten Vanwege de nieuwe medisch-inhoudelijke inzichten op het gebied van NET besloot de Landelijke Werkgroep Gastro-Intestinale Tumoren dat het de hoogste tijd was voor een nieuwe richtlijn. Als eerste nieuwe ontwikkeling noemt De Herder de aangetoonde werking van somatostatine-analogen, die tegenwoordig de therapie van eerste keuze zijn bij deze tumoren. Er is echter één nieuwe somatostatine-analogon net buiten de boot gevallen. De evidence over de werkzaamheid daarvan is namelijk alleen nog op congressen gepresenteerd, maar nog niet gepubliceerd. ‘Momenteel is alleen octreotide LAR 30 mg geregistreerd voor tumorremming van NET van de dunne darm, maar de verwachting is dat er in de nabije toekomst ook een registratie komt voor lanreotide autosolution 120 mg voor tumorremmende effecten bij NET van de tractus digestivus en pancreas. Misschien dat dan ook het indicatiegebied van octreotide LAR wordt uitgebreid. Als dat gebeurt, moeten we een addendum maken’, aldus De Herder. Naast de somatostatine-analogen zijn er doelgerichte therapieën beschikbaar, bijvoorbeeld de radioactieve peptiden, hoewel die middelen in 2003 ook al voorhan- De afgelopen november beschikbaar gekomen landelijke consensus-based richtlijn Neuro-endocriene tumoren (NET) van de tractus digestivus en pancreas is te raadplegen op www.richtlijnendatabase.nl. De richtlijn is de opvolger van de consensus-based richtlijn Carcinoïd tumoren van de tractus digestivus uit 2003. den waren. Ook zijn er nieuwe medicamenten, zoals everolimus en sunitinib, die specifiek zijn voor behandeling van NET van de pancreas (pNET). De Herder vindt het gebruik van deze middelen voor deze indicatie een belangrijke doorbraak, die dan ook een plaats in de richtlijn heeft gekregen. Wat de diagnostiek betreft noemt hij de belangrijke rol van de endoscopische echografie bij met name de beeldvorming van pNET. Andere nieuwe ontwikkelingen zijn de toegenomen aandacht voor kwaliteit van leven en de toevoeging van een separaat hoofdstuk over de zeer zeldzame hooggradige NEC. Niet speculeren De Herder voegt hieraan toe dat in de richtlijn niet wordt gespeculeerd over nieuwe ontwikkelingen. ‘Daarbij kijken we liever even de kat uit de boom. Er is wel een poging ondernomen om de klassieke chemotherapie nogmaals te positioneren.’ Ten slotte is het niveau van evidence kritisch bekeken, waarbij de verschillen tussen expert opinions versus gecontroleerde studies zijn aangegeven. Immers: omdat NET zeldzame tumoren zijn, is er weinig evidence op basis van gerandomiseerd onderzoek van het hoogste niveau beschikbaar. Bij de recente herziening is expliciet gekeken naar zowel de Amerikaanse als Europese richtlijnen over NET. ‘Je moet geen Nederlandse richtlijn creëren die dwars tegen de internationale standaarden ingaat’, aldus De Herder. ‘De richtlijn moet in ieder geval in lijn zijn met de Europese richtlijn en bij voorkeur ook met de Amerikaanse. Tussen de Europese en Amerikaanse richtlijnen zijn geen grote discrepanties, dus dat maakt het makkelijk.’ Implementatietraject Het IKNL is verantwoordelijk voor de ondersteuning bij het proces van richtlijnontwikkeling. Van der Togt vond het bij dit ziektebeeld niet lastig om de specialisten bijeen te brengen. ‘Misschien omdat het een vrij kleine wereld is’, stelt zij. ‘Voorheen waren richtlijnen meer handboeken die soms in de kast bleven liggen. Bij de huidige richtlijnontwikkeling is de focus meer praktijkgericht, zijn de uiteindelijke richtlijnen vaak minder omvangrijk en speelt de implementatie een belangrijker rol. Het IKNL is de belangrijkste organisatie die zich bezighoudt met de implementatie van richtlijnen’, aldus de adviseur richtlijnen. ‘Tegenwoordig drukken we de richtlijnen overi- 11 endocrinologie maart 2014 Bij deze herziening is expliciet gekeken naar de Amerikaanse en Europese richtlijnen gens niet meer, maar wel handzame samenvattingskaartjes.’ Nadat eind 2013 de gereviseerde richtlijn is geaccordeerd en verschenen, zijn begin dit jaar de eerste plannen voor een implementatietraject in gang gezet om de richtlijn onder de aandacht van de doelgroep te brengen. ‘Met alleen een persbericht bereik je dit doel niet. Je moet ook specifieke acties ondernemen.’ Kennis breed verspreiden De vraag is of uitgebreide aandacht voor een zeldzame tumor die wordt behandeld in een beperkt aantal centra niet vergelijkbaar is met het ‘schieten met een kanon op een mug’. Van der Togt uit zich in meer diplomatieke bewoordingen. ‘Het is natuurlijk een zeer zeldzame ziekte. Van veelvoorkomende aandoeningen moet iedere betrokken specialist op de hoogte zijn’, stelt zij. ‘Juist bij zeldzame tumoren is het belangrijk dat de kennis hierover bekend is bij artsen die deze tumoren vrijwel nooit zien. Zij moeten zich ervan bewust zijn dat het bij bepaalde symptomen wel eens om een NET kan gaan, ook als ze daar in eerste instantie niet aan zouden denken.’ Dat argument heeft ze ook gehoord van patiënten die in de werkgroep zaten. Van der Togt: ‘Zij lopen ertegenaan dat NET pas laat wordt ontdekt. Dus ook huisartsen en specialisten uit algemene ziekenhuizen moeten weten hoe zij deze aandoeningen tijdig kunnen herkennen. Om die reden zijn alle betrokken wetenschappelijke verenigingen geïnformeerd over het beschikbaar komen van de richtlijn via www.richtlijnendatabase.nl en verder wordt gewerkt aan publicaties in tijdschriften. Daarnaast brengen de adviseurs van IKNL, die in alle ziekenhuizen contact hebben met de sleutelfiguren, de aanbevelingen uit de richtlijn op de juiste plaatsen onder de aandacht.’ Ñ 12 endocrinologie maart 2014 D. Tijsseling promoveerde op 30 januari 2014 aan de Universiteit Utrecht bij promotoren prof. dr. G.H.A. Visser en prof. dr. F. van Bel en copromotoren dr. W.B. de Vries en dr. J.B. Derks. De titel van haar proefschrift luidt Perinatal glucocorticoïd treatment and perspectives for antioxidant therapy. tekst: Jan Hein van Dierendonck, wetenschapsjournalist beeld: Pixel Pakhuys promotie 13 endocrinologie maart 2014 PERINATALE CORTICOSTEROÏDBEHANDELING MOGELIJK VEILIGER IN COMBINATIE MET ANTIOXIDANTEN Bijwerkingen van corticosteroïden Hoe veilig is het toedienen van corticosteroïden aan zwangere vrouwen of pasgeborenen? Deodata Tijsseling zag bij muizen verminderde celproliferatie in de hippocampus van volwassen nakomelingen na antenataal dexamethason. Bij rattenpups gaf postnatale dexamethasonbehandeling negatieve effecten op de ontwikkeling van hart en hersenen, en onderzoek bij prematuren bevestigde een effect op gefractioneerde groei van gewicht, lengte en hoofdomtrek. Volgens de promovenda is het goede nieuws dat de antioxidanten vitamine C en E of pravastine deze verontrustende effecten van corticosteroïden zouden kunnen helpen verminderen. Behandeling met deze stresshormonen is bewezen levensreddend, maar kent potentieel sterke bijwerkingen. Tijsseling richtte zich in haar promotieonderzoek op de schadelijke bijwerkingen van corticosteroïden op de ontwikkeling van verschillende foetale orgaansystemen en onderzocht in proefdieren of die schadelijkheid wellicht wordt veroorzaakt doordat corticosteroïden oxidatieve stress en/of verlaagde stikstofoxidebeschikbaarheid induceren en of behandeling met de antioxidanten vitamine C en E of pravastatine gunstige effecten geeft. Celproliferatie in hippocampus Vrouwen die na 23 plus 5 weken en vóór 34 weken amenorroe dreigen te bevallen, ontvangen sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw synthetische corticosteroïden ter preventie van surfactantdeficiëntie bij hun kind (infant respiratory distress; IRD). Komen prematuren ter wereld met RD-syndroom, dan worden ze in ernstige gevallen postnataal behandeld met hoge doses corticosteroïden om longrijping te bevorderen en pulmonaire ontstekingsprocessen te remmen. Tijsseling studeerde geneeskunde in Utrecht, raakte geïnteresseerd in neonatologie en verloskunde en kwam terecht bij de neonatologen prof. dr. Frank van Bel en dr. Willem de Vries. ‘De Vries was gepromoveerd op onderzoek naar effecten van corticosteroïden op hartontwikkeling en ik ging werken aan onderzoek naar de organen van ratten die in de loop van zijn onderzoek op formaline waren gezet. Mijn doel was celdeling en apoptose in de hersenen te kwantificeren, maar het materiaal was slechts gedeeltelijk bruikbaar.’ Ze kwam toen in contact met gynaecoloog dr. Jan Derks, die eveneens op onderzoek naar corticosteroïden was gepromoveerd. Via hem kreeg ze ook de kans om ruim een jaar onderzoek te doen bij prof. dr. Dino Giussani aan de University of Cambridge. In het eerste deel van haar onderzoek keek Tijsseling naar de hippocampus van muizen die antenataal waren behandeld met corticosteroïden in een dosering equivalent aan de menselijke situatie. Haar bevindingen waren tamelijk alarmerend. ‘We vonden een tijdelijke afname van het aantal neuronen en toename van apoptose, maar een blijvende afname van celdelingen. We weten dat verminderde celproliferatie in de hippocampus op volwassen leeftijd is gerelateerd aan een vermindering van de geheugencapaciteit en van het vermogen tot het leren van nieuwe kennis en vaardigheden.’ Tijsseling zocht vervolgens bevestiging bij de mens. Uit analyse van hippocampussen van binnen 4 dagen na de bevalling overleden prematuur geborenen die al of niet antenataal waren blootgesteld aan corticosteroïden bleek bij de corticosteroïdengroep een significant lagere neuronendichtheid in de zone van de cornu ammonis. In haar proefschrift stelt ze dat zo’n ongewenste neuronenreductie mogelijk nog wel door de breinplasticiteit kan worden gecompenseerd. Weliswaar heeft vervolgonderzoek bij mensen na eenmalige antenatale corticosteroïdtoediening tot op dertigjarige leeftijd nooit negatieve langetermijneffecten aangetoond, maar dergelijke effecten zouden volgens Tijsseling mogelijk op latere leeftijd kunnen optreden. Hogere doseringen die na de geboorte zijn gegeven hebben wel degelijk een negatief effect op het zenuwstelsel. Vasculaire functie In Engeland verlegde ze het onderzoek naar ratten en onderzocht uitvoerig de effecten ‘De follow-up zou zich moeten richten op metabole en cardiovasculaire aandoeningen op latere leeftijd en op stoornissen van cognitieve functies’ van postnatale dexamethason op cardiovasculaire parameters en allerlei hersen- en lichaamsgroeiparameters. Haar resultaten ondersteunen de hypothese dat corticosteroïden de vasculaire functie negatief beïnvloeden door het verlagen van de stikstofbeschikbaarheid en dat pravastine deze beschikbaarheid herstelt. Het effect van dexamethason op lichaamsgewicht was al na één etmaal duidelijke (en asymmetrisch voor diverse organen) en werd getemperd door pravastine. Vervolgens bestudeerde Tijsseling het effect van dexamethason- en hydrocortisonbehandeling op longitudinale groeigegevens (gewicht, lengte, hoofdomtrek) van prematuur geboren kinderen. Met name de groeisnelheid tijdens en kort na behandeling bleek verstoord en dat was vooral opvallend na dexamethason. Aanknopingspunten vervolgonderzoek ‘Eigenlijk is nog altijd onduidelijk waarom corticosteroïden zo’n gunstig effect hebben op onrijpe perinatale longen’, aldus Tijsseling. ‘Het is cruciaal dat werkingsmechanis- me diepgaand te doorgronden met het oog op het ontwikkelen van specifieker werkende middelen.’ Ook het opstellen van dosisresponsstudies acht ze essentieel. ‘Men is bij zwangeren ooit gestart met een effectieve standaarddosering, maar er is nooit goed onderzocht of die dosis omlaag kan of moet worden aangepast aan het lichaamsgewicht. Ook zijn als postnatale behandelingen dexamethason en hydrocortison nooit in één randomized controlled trial met elkaar vergeleken. Beide middelen kunnen effect hebben op lengte, gewicht en hoofdomtrek van pasgeborenen. We weten dat vertraagde groei gevolgd door versnelde groei op latere leeftijd, zogeheten “inhaalgroei”, vaak metabole ziekten als diabetes mellitus en hypertensie tot gevolg heeft. Nauwgezette follow-up van kinderen behandeld met neonatale corticosteroïden zou zich dus moeten richten op metabole en cardiovasculaire aandoeningen op latere leeftijd en ook op stoornissen van cognitieve functies.’ Viramine C en E reduceren slechts gedeeltelijk de negatieve bijeffecten en uit haar onderzoek blijkt dat in ratten hoog gedoseerd pravastine op dit moment de gunstigste effecten geeft. ‘Die dosering is niet geschikt voor kinderen, dus het is zaak te zoeken naar optimale doseringsschema’s.’ Ñ 14 endocrinologie maart 2014 tekst: Wouter de Herder, internist-endocrinoloog beeld: en.wikipedia.org Charles-Édouard Brown-Séquard (1817-1894). historie CHARLES-ÉDOUARD BROWN-SÉQUARD (1817-1894) De vader van de endocrinologie De bekende Franse arts en fysioloog CharlesÉdouard Brown-Séquard werd op 8 april 1817 geboren in Port Louis op Mauritius en overleed op 1 april 1894 in Parijs. Binnen de endocrinologie is hij vooral bekend als ontdekker van de hormonale secretie en ‘organotherapie’. Daarom wordt hij ook wel ‘de vader van de endocrinologie’ genoemd. Hij speelde ook een controversiële rol vanwege het propageren van verjongings-elixers. Privéleven en carrière Charles Edward Brown, de vader van Charles-Édouard Brown-Séquard, was een Amerikaanse marineofficier. Zijn moeder, Charlotte Séquard, was van Franse afkomst. Nadat het schip van zijn vader met man en muis was vergaan, werd Charles-Édouard verder door zijn moeder opgevoed. Hij nam later ook de naam van zijn moeder aan. De als Charles-Édouard Brown geboren Brit nam uiteindelijk in 1878 (!) als CharlesÉdouard Brown-Séquard ook de (Franse) nationaliteit van zijn moeder aan. Charles-Édouard Brown-Séquard is drie keer getrouwd geweest: in 1868 trouwde hij met Ellen Fletcher met wie hij een zoon kreeg, in 1873 trouwde hij met Maria R. Carlisle met wie hij een dochter kreeg en in 1878 trouwde hij met Elizabeth Emma Dakin. Brown-Séquard wilde eigenlijk toneelschrijver worden, maar werd een niet zo bijster populaire schrijver van boeken. Verder behaalde hij een bacheloriaat in de letteren en wetenschappen in Parijs, maar besloot uiteindelijk tot een andere koers en ging geneeskunde studeren. In 1840 studeerde hij af aan de École de Médecine in Parijs. In de periode die hierop volgde werkte hij onder meer samen met een aantal beroemde Franse geneesheren, zoals in 1842 met de internist Armand Trousseau (1801-1867). In 1846 promoveerde hij op het neurologisch georiënteerde proefschrift Recherches et expériences sur la physiologie de la moelle épinière. Brown-Séquard heeft op diverse locaties in de wereld gewoond en gewerkt als medicus, onderzoeker en opleider. Zo was hij in de Verenigde Staten hoogleraar in de fysiologie aan het Medical College of Virginia in Richmond (4 maanden in 1855), hoogleraar in de fysiologie en pathologie aan de Harvard University in Boston (1864-1867), in Frankrijk hoogleraar in de vergelijkende en experimentele pathologie aan het École de Médecine in Parijs (1869-1871) en, als opvolger van Claude Bernard, hoofd van de afdeling Experimentele Geneeskunde van het Collège de France in Parijs (1878-1894). Tussendoor stak hij vele malen de Atlantische Oceaan over en woonde en werkte hij onder meer in Philadelphia (1852-1853), na het overlijden van zijn moeder (1843) in Port Louis op Mauritius (1853-1854) en daarnaast in Parijs, Nice, Londen (1858-1863) en New York (1873). Wetenschapper en ‘experimenteerder’ Als getalenteerde en gedreven wetenschapper deinsde Brown-Séquard er niet terug voor om bijzondere experi- 15 Over de auteur Prof. dr. W.W. de Herder is internistendocrinoloog aan het Erasmus MC, hoogleraar Endocriene oncologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en redactielid van het NVE-tijdschrift Endocrinologie. menten op zichzelf te verrichten. Zo had hij aanvankelijk bijzondere interesse in de secretie van maagsappen en slikte hij sponzen aan touwtjes in, om die vervolgens dan weer op te vissen en te analyseren. Tijdens de cholera-epidemie van 1854 op Mauritius slikte hij het braaksel van cholerapatiënten in, om vervolgens de effecten van opium als medicament te testen! Zijn naamsbekendheid dankt de neuroloog Brown-Séquard aan het halfzijdige dwarslaesiesyndroom met zijn eponiem, dat onder meer beschreven staat in zijn dissertatie uit 1846. Endocrinoloog en kwakzalver Aan het eind van zijn leven werkte hij aan zijn (controversiële) ‘La Méthode Séquardienne’ – organotherapie. In hetzelfde jaar (1855) waarin Thomas Addison zijn verhandeling On the constitutional and local effects of disease of the suprarenal capsule publiceerde (zie Endocrinologie nummer 2, juni 2010, pagina’s 27 en 28), toonde Brown-Séquard bij proefdieren de fatale gevolgen van een bilaterale adrenalectomie aan die deels kon worden hersteld na het toedienen van bijnierextracten. Hij was ervan overtuigd dat de schildklier, testes, bijnieren, pancreas, lever, milt en nieren stoffen afscheidden die geneeskrachtige eigenschappen bevatten. Zijn ideeën werden gevoed door de theorieën van Théophile de Bordeu (1722-1776) en Claude Bernard (1813-1878) over klieren die bepaalde stoffen in de bloedbaan kunnen afscheiden. Tegenwoordig worden deze stoffen ‘hormonen’ genoemd. Op 1 juni 1889 presenteerde Brown-Séquard zijn spectaculaire ‘levenselixer-voordracht’ tijdens de bijeenkomst van de Société de Biologie in Paris. Hij had zichzelf herhaaldelijk subcutaan geïnjiceerd met 1 cc van een waterig mengsel bestaande uit bloed uit de vena spermatica, semen en het extract van één of meer verse testikel(s) van gezonde jonge cavia’s of een gezonde jonge hond. De toen 72-jarige Brown-Séquard rapporteerde dat dit mengsel bij hem leidde tot een krachtiger urinestraal bij de mictie (door hem verklaard als een betere controle van het centraal zenuwstelsel over de blaas), vermindering van constipatie, verbeterde kracht en verbeterde intellectuele vermogens, zoals hij ooit gewend was in zijn jongere jaren. Het is de vraag of dit alles toch niet meer dan een placeboaspect betreft - immers: de steroide hormonen zijn niet in water oplosbaar. Het effect van de presentatie en de daaropvolgende publicaties was echter dramatisch. Hoewel deskundigen zeer kritisch waren en Brown-Séquard betichtten van kwakzalverij, dook de medische en lekenpers er massaal bovenop. Als gevolg hiervan werd deze vorm van ‘organotherapie’ (inspuiten van testisextracten, transplantatie van menselijke of dierlijke testikels) toegepast voor allerhande aandoeningen, zoals diabetes mellitus, gangreen, epilepsie, tuberculose, anemie, ziekte van endocrinologie maart 2014 Er ontstond een levendige handel in het ‘levenselixer’ Addison, hysterie en migraine... Als gevolg ontstond er een levendige handel in het ‘levenselixer’ en duizenden artsen dienden dit goedje toe aan tienduizenden patiënten. Deze ontwikkeling leidde ook tot een aantal belangrijke nieuwe ontdekkingen en ontwikkelingen, zoals de behandeling van myxoedeem met schildklierextracten en de ontdekking van onder meer secretine en andere hormonen/peptiden. Publicaties en onderscheidingen Charles-Edouard Brown-Séquard was Fellow of the Royal College of Physicians of London, Fellow of the Royal Society van Engeland, lid van The National Academy of Sciences van de Verenigde Staten en lid van de Franse Académie des Sciences. Hij richtte drie medische tijdschriften op en publiceerde 9 boeken en meer dan 500 wetenschappelijke artikelen. Het is de vraag of in de huidige tijd, met onder meer de huidige regelgeving en medisch-ethische toetsingscommissies, Brown-Séquard zo vrijelijk zijn gang had kunnen gaan en of hij zijn werk wel gepubliceerd had gekregen. Het huidige advies met betrekking tot veel van zijn experimenten blijft: ‘Don’t try this at home!’. Ñ Literatuur • Brown-Séquard C. Recherches et expériences sur la physiologie de la moelle épinière. 1846. • Brown-Séquard C. Des effets produits chez l’homme par injections sous-cutanées d’un liquide retiré des testicules frais de cobaye et de chien. Comptes Rendus de la Société de Biologie 1889;41:415-22. • Brown-Séquard C. The effects produced on man by subcutaneous injections of a liquid obtained from the testicles of animals. Lancet 1889;2:105-7. • Wilson JD. Charles-Edouard Brown-Séquard and the centennial of endocrinology. J Clin Endocrinol Metab 1990;71:1403-9. • Haas LF. Charles Edouard Brown-Séquard (1818-1894). J Neurol Neurosurg Psychiatry 1998;64:89. • Tattersall R, Turner B. Brown-Séquard and his syndrome. Lancet 2000;356:61-3. 16 endocrinologie maart 2014 tekst: Jan Hein van Dierendonck, wetenschapsjournalist beeld: Jan Hein van Dierendonck Prof. dr. Patrick Rensen en promovenda Mariëtte Boon richten zich momenteel op klinisch onderzoek naar de activering van bruin vet. 17 onderzoek LEIDT ACTIVERING VAN BRUIN VET TOT VERMINDERING VAN OBESITAS, DIABETES MELLITUS TYPE 2 EN ATHEROSCLEROSE? Bruin vet als therapeutisch target Nooit eerder beleefde de Leidse hoogleraar prof. dr. Patrick Rensen zo’n snelle wetenschappelijke progressie. Ruim 3 jaar geleden richtten hij en zijn onderzoeksgroep zich in het kader van een onderzoek naar het vetmetabolisme bij Hindoestanen op zogeheten ‘bruin vet’. Mede dankzij muizenstudies begrijpen zij inmiddels aardig hoe de fysiologie in elkaar steekt en hoe deze valt te manipuleren met farmaceutica. Zijn promovenda Mariëtte Boon zet nu in samenwerking met onderzoekers van het Maastricht UMC+ een klinische interventiestudie op die is gericht op activering van bruin vet. endocrinologie maart 2014 Misschien is bruin ‘vet’ een slechtgekozen benaming. De voornaamste functie van dit rond grote bloedvaten gesitueerde weefsel is namelijk juist mitochondriale verbranding van triglyceriden, die uitsluitend worden omgezet in warmte. Deze thermogenese draagt bij neonaten in belangrijke mate bij aan handhaving van de lichaamstemperatuur totdat spieren deze taak kunnen overnemen. Lang werd aangenomen dat bruin vet op volwassen leeftijd geheel is verdwenen, maar dat werd in 2009 door onder anderen de Maastrichtse onderzoeker prof. dr. Wouter van Marken Lichtenbelt gelogenstraft in een publicatie in The New England Journal of Medicine: met 18F-fluorodeoxyglucose(FDG)-PET-CT-scans toonde hij aan dat volwassenen vooral langs de aorta en in het gebied boven de sleutelbeenderen tot zo’n 100 à 200 gram bruin vet herbergen en dat slanke mensen doorgaans relatief veel bruin vet hebben, terwijl het bij personen met obesitas nauwelijks aantoonbaar is. Inmiddels is bekend dat bruin vet tot circa 20 procent aan het totale energieverbruik kan bijdragen. Ontkoppeling ‘Voor zo’n PET-scanvisualisatie moet je bruin vet wel maximaal stimuleren tot glucoseopname’, legt Rensen uit. ‘Dat wordt gedaan door mensen met watergekoelde matten af te koelen tot riltemperatuur en vervolgens de temperatuur iets te laten stijgen, zodat ze zich stabiel net boven hun riltemperatuur bevinden. Als vervolgens 18 F-FDG wordt toegediend, zal het in het metabool actieve bruin vet ophopen zonder dat de spieren het opnemen. Bij koudesensatie gaan afferente zenuwprikkels naar de hypothalamus en die geeft via het sympathische zenuwstelsel signalen naar bruin vet, waarbij noradrenaline vrijkomt dat adrenerge receptoren op bruin vetcellen activeert. Dat geeft vorming van het signaalmolecuul cAMP, dat vervolgens downstream vetzuren vrijmaakt uit intracellulaire lipi- ‘In 3 jaar tijd hebben we de sprong gemaakt van basale muizenstudies naar een op bruin vet gerichte klinische interventiestudie’ dendruppels. Enerzijds worden deze vetzuren verbrand en anderzijds activeren zij het ontkoppelingseiwit UCP-1 op het binnenmembraan van mitochondriën. Over dit membraan heerst normaliter een protonengradiënt; een soort protonenstuwmeer verantwoordelijk voor het laten draaien van het enzym ATP-synthetase. Maar protonen die dit membraan passeren via UCP-1, genereren warmte in plaats van ATP. Bruin vetmitochondriën krijgen aldus een totaal andere functie dan bijvoorbeeld in spiercellen.’ Hindoestanen Rensen is established investigator van de Hartstichting, met een onderzoekbeurs waarmee hij de rol van de hersenen bij atherosclerose onderzoekt. Daarnaast participeert hij in het CVON-consortium GENIUS, waarin ‘nieuwe genen’ die een rol spelen bij atherosclerose worden geïdentificeerd. In beide projecten is bruin vet nu een hoofdthema. Dat thema werd destijds opgepakt door Boon, die binnenkort op onderzoek hiernaar hoopt te promoveren. Haar recente overzichtsartikel over bruin vet werd uitgeroepen tot beste artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde van het vorige academisch jaar en onlangs ontving zij van NWO een Rubicon-subsidie om haar onderzoek gedurende 15 maanden voort te zetten in Maastricht. Uitgaande van de vraag waarom mensen van Zuid-Aziatische origine een veel hogere kans hebben op diabetes mellitus type 2 dan blanke Kaukasiërs, analyseerde Boon onder meer navelstrengbloed bij een cohort Haagse Hindoestanen. Hieruit bleek dat Hindoestaanse baby’s worden geboren met verhoogde bloedwaarden van triglyceriden en glucose. Tevens vond ze dat Hindoestaanse adolescenten een aanzienlijk lager energieverbruik hebben dan gematchte blanke Kaukasiërs. ‘Mede door deze combinatie van factoren vormden we de hypothese dat het bruin vet van Hindoestanen wellicht disfunctioneel kan zijn’, vertelt Boon. ‘Daarom zijn we een studie gestart bij Hindoestanen in de leeftijd van rond 22 jaar om na te gaan of ze minder bruin vet of minder actief bruin vet hebben voorafgaand aan de ontwikkeling van diabetes mellitus type 2.’ Uit onderzoek dat de promovenda uitvoerde samen met haar collega’s dr. Ingrid Jazet van het LUMC en dr. Frits Smit en dr. Lenka Pereira Arias-Bouda van het Rijnland Ziekenhuis, bleek dat deze groep inderdaad minder bruin vet heeft dan blanke Kaukasiërs en dat het bruin vetvolume correleert met energieverbruik. Een onderzoeksresultaat waarover recentelijk werd gepubliceerd in The Lancet Diabetes & Endocrinology. Boon: ‘De volgende stap is onderzoeken Ò 18 endocrinologie maart 2014 onderzoek of activeren van bruin vet leidt tot vermindering van obesitas, diabetes mellitus type 2 en atherosclerose. Daarom zijn we sinds enkele jaren ook begonnen met onderzoek naar bruin vetactivering in de APOE*3-Leiden.CETP transgene muis – een relevant en gevalideerd model voor de menselijke vetstofwisseling.’ promoties Inmiddels is bekend dat bruin vet tot circa 20 procent aan het totale energieverbruik kan bijdragen Verschillende routes Wat betreft de vetactivering zijn er diverse opties. Recentelijk publiceerden de Maastrichtenaren dat bij studenten die gedurende 10 dagen een groot deel van de dag aan milde koude werden blootgesteld, het bruin vetvolume toenam en harder ging werken. De Leidenaren mikken echter op een farmacologische benadering. Rensen: ‘Oorspronkelijk bestudeerden we in ons muismodel het effect van allerlei geneesmiddelen die in mensen enig gewichtsverlies veroorzaakten. Zo publiceerden wij onlangs in Diabetes dat metformine een lichte mate van gewichtsreductie geeft en triglyceriden verlaagt door AMP-kinase te activeren in bruin vetcellen.’ Nog spectaculairder bleek de werking van de cannabinoïd-1-receptor(CB1R)antagonist rimonabant, dat destijds als anti-obesitasmiddel jammerlijk faalde vanwege psychische bijwerkingen. ‘Rimonabant leidt tot een zeer sterke activering van bruin vet. Inmiddels weten we dat een antagonist van de CB1R, die de bloed-hersenbarrière niet passeert, een vergelijkbaar afvaleffect geeft door bruin vetactivering. Rimonabant dempt het beloningssysteem in het brein en ook de eetlust, maar blijkbaar is het directe effect op bruin vet minstens even relevant. Overigens werkt rimonabant in op grotendeels dezelfde cellulaire signaleringsroute als metformine.’ Ook salsalaat, een verbinding die na het passeren van de maag uiteenvalt in moleculen salicylzuur, geeft een gunstig effect. Salsalaat wordt op dit moment getest bij patiënten met morbide obesitas en/of diabetes mellitus type 2. ‘Een promovenda die de relatie tussen bruin vet en het immuunsysteem onderzoekt, zag met dit middel een dosisafhankelijke toename van bruin vetac- Rijksuniversiteit Groningen www.eur.nl www.rug.nl 15 januari 2014 Disorders of sex development in Indonesia: natural course and the implications of a stepwise multidisciplinary approach A.Z. Juniarto 11 december 2013 Novel insights into the pathogenesis of metabolic syndrome-related disease J.F. de Boer 15 januari 2014 Disorders of sex development in Indonesia: the course of psychological development in late identified patients A. Ediati 6 december 2013 New insights in factors influencing growth in children born small for gestational age J.S. Renes tivering’, vertelt Rensen. ‘Het hoofdmechanisme is mogelijk weer AMP-kinase.’ Arginine Echter: de Leidse groep zet, in het kader van de Rubicon-subsidie en in samenwerking met de onderzoekers in Maastricht, haar kaarten op een derde route. Boon: ‘Het relatief veilig toe te dienen aminozuur L-arginine is al bij personen met obesitas getest en gaf inderdaad gewichtsreductie. Arginine is een precursormolecuul van het signaalmolecuul stikstofmonoxide (NO) en blijkt in muizen de groei en ontwikkeling van bruin vetweefsel te verhogen. Mogelijk activeren NO-signalen AMP-kinase. Bovendien stimuleert NO de ontwikkeling van endotheelcellen, geeft het vasodilatatie en zou aldus de doorbloeding van bruin vet kunnen verhogen. We gaan het effect van arginine nu vergelijken tussen mensen van Hindoestaanse en blanke Kaukasische origine. Dat Hindoestanen vaak insulineresistent zijn, zou in theorie kunnen komen door een matige spierdoorbloeding, waardoor het bloedglucose te hoog blijft. Wellicht dat arginine hier dus ook, buiten bruin vet om, nog positieve effecten geeft.’ Rensen: ‘In een ander project onderzoeken we samen met collega prof. dr. Hanno Pijl het effect van het weglaten van specifieke aminozuren uit het dieet. Muizen blijken daar metabool gezonder van te worden en ook hier denken we aan bruin vet: registreert onze hypothalamus te weinig van een aminozuur, dan geeft ze een signaal af aan bruin vet. Dat gebeurt overigens ook als ze het passeren van extreem veel vetzuren registreert, dus na een snelle vette hap!’ Ñ Erasmus Universiteit Rotterdam 4 december 2013 Disorders of sex development Y.G. van der Zwan 26 november 2013 Cortisol exposure and sensitivity in health and disease L. Manenschijn BRUIN VET IN NOORDWIJKERHOUT Afgelopen februari tijdens The Dutch Endocrine Meeting 2014 was er een plenaire sessie die geheel in het teken stond van de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van bruin vet. Bij deze sessie, onder leiding van internist-endocrinoloog dr. B. Havekes (Maastricht UMC+), hield prof. dr. W.D. van Marken Lichtenbelt, onlangs aan de Universiteit Maastricht benoemd tot hoogleraar Ecologische energetica en gezondheid, de lezing Activation and recruitment of human brown adipose tissue. Prof. dr. P.C.N. Rensen, hoogleraar Metabole aspecten van vasculaire ziekten aan de Universiteit Leiden, hield de lezing Brown adipose tissue: a new target in the treatment of diabetes and atherosclerosis – lessons from mouse studies. De plenaire sessie bood ook ruimte voor de Novartis Update Lecture die onder de titel Determinants of sympathetically-mediated brown fat thermogenesis werd gehouden door prof. dr. D. Richard, directeur van het Québec Research Center in Canada. 5 november 2013 Promotion of a healthy weight and lifestyle among children: the ’Be Active, Eat Right’ study A. van Grieken Radboud Universiteit Nijmegen 11 december 2013 Novel mechanisms for prevention and treatment of type 2 diabetes N. Li 19 endocrinologie maart 2014 11 december 2013 The artificial pancreas: a challenge to research A.C. van Bon 7 november 2013 The various colours of type 2 diabetes: pathogenesis and epidemiology in different ethnic groups W.M. Admiraal Universiteit Leiden www.leidenuniv.nl 9 december 2013 Cognition in patients treated for pituitary diseases P. Brummelman 6 december 2013 Sexual coloration and aging M.J.P. Simons 22 november 2013 Testosterone a female hormone: testing the function and evolution of testosterone in female birds B. de Jong 20 november 2013 Effects of a multidisciplinary treatment program in overweight and obese preschool children G. Bocca 20 november 2013 Growth of preterm-born children I.F.A. Bocca-Tjeertes 21 januari 2014 Novel approaches in clinical development of cannabinoid drugs L.E. Klumpers 15 januari 2014 Functions of P38 and ERK mitogen activated protein kinases in zebrafish embryogenesis H. Rian 18 december 2013 Perception of infant cues: the role of childhood experiences and oxytocin R. Bhandari 11 december 2013 Future parents: childhood experiences, oxytocin and emotion recognition skills A. Voorthuis Universiteit Maastricht www.maastrichtuniversity.nl www.ru.nl 27 januari 2014 Interplay of glucose and lipid metabolism in skeletal muscle and liver assessed by multinuclear magnetic resonance spectroscopy P.M. Figueiredo Nunes 8 januari 2014 Hormones & vitamins: orchestrators of dendritic cells and cancer N. Karthaus 22 november 2013 Improving diabetes care: nurse led lifestyle counseling in primary care R.M.E. Jansink 6 november 2013 The role of hepatic inflammation in the development of hepatic steatosis and insulin resistance A. Funke Universiteit van Amsterdam www.uva.nl 29 januari 2014 Clinical studies on thyroid diseases S.A. Eskes 20 december 2013 HDL cholesterol: atherosclerosis and beyond A.E. Bochem 19 december 2013 Testing self-testers: diagnostic self-testing for cholesterol and diabetes M.H. Ickenroth 18 december 2013 The broken cycle of sleep; energy balance through circadian alignment H.K.J. Gonnissen 16 december 2013 Energy balance and colorectal cancer: understanding disease pathways through molecular epidemiology C.C.J.M. Simons 20 endocrinologie maart 2014 21 tekst: Mies Kerstens, verpleegkundig specialist beeld: Novente vormgevers promoties 11 december 2013 Diabetic cardiomyopathy: in search of proof A. Daniels 13 november 2013 Long GnRH agonist protocol in IVF: approaches to optimizing treatment outcome E.A. El Gindy Universiteit Utrecht www.uu.nl 30 januari 2014 Perinatal glucocorticoid treatment and perspectives for antioxidant therapy D. Tijsseling (zie interview met promovenda op pagina’s 14 en 15) 30 januari 2014 Vascular risk of lipid genotype and phenotype in patients with arterial disease A.P. van de Woestijne verpleegkunde 17 december 2013 Fertility forecasting: advances in the role of anti-Müllerian hormone as a reproductive biomarker M. Dolleman 5 december 2013 Polycystic ovary syndrome: fertility work-up and treatment strategies M.J. Nahuis 17 december 2013 Future-oriented self-regulation in eating behavior C.D.W. Vinkers 22 november 2013 Parenting and home environment as targets in childhood overweight prevention: results from the ChecKid study E. de Jong 4 december 2013 Type 1 diabetes and obesity in children: focus on inflammation A.A. Verrijn Stuart 20 november 2013 Glucocorticoid-induced diabetes: potential role for incretin-based therapies R.E. van Genugten 28 november 2013 Towards safer use of glucocorticoids: studies in patients with rheumatic diseases M.C. van der Goes 1 november 2013 Management and modelling of diabetes and its complications A.A.W.A. van der Heijden Vrije Universiteit www.vu.nl 28 januari 2014 Vitamin D and muscle function in older people H.C.J.P. Janssen 27 januari 2014 Population-based studies on risk of fracture in patients with neurological disorders S. Pouwels 20 december 2013 Why animals studies are still being used in drug development M. Kooijman 3 februari 2014 Treatment of vitamin D deficiency in Dutch nursing home residents V. Chel 13 december 2013 Measuring testosterone: the power of a ‘method on steroids’ H.N. Bui Promoveert u binnenkort? Meld uw promotieonderzoek dan per e-mail aan bij de redactie van Endocrinologie via [email protected] of stuur een gedrukt exemplaar van uw proefschrift naar de redactie via onderstaand adres. BPM Medica Redactie Endocrinologie E.R.R. van Heeswijk, eindredacteur Van Diemenstraat 344 1013 CR Amsterdam Sponsors Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie Gold sponsors Bronze sponsors endocrinologie maart 2014 PILOTONDERZOEK NAAR BRUIKBAARHEID VRAGENLIJST VOOR SIGNALERING PSYCHOSOCIALE ZORGVRAAG BIJ PATIËNT MET SYNDROOM VAN CUSHING extreem veel last 10 Potentie Cushingmeter onderzocht 9 Het signaleren van psychosociale zorgvragen is binnen de oncologische zorg al langer gemeengoed. Het is bekend dat ook patiënten binnen de endocrinologie zorgvragen hebben op dit gebied. Mies Kerstens, verpleegkundig specialist binnen de sector Endocriene Ziekten van het Radboudumc, deed onderzoek naar de bruikbaarheid van de Cushingmeter. Dit instrument wordt ingezet om psychosociale vragen en problemen bespreekbaar te maken. 2 Verpleegkundige psychosociale begeleiding is complementaire zorg en wordt naast de medische behandeling geboden. Het uitgangspunt is dat een patiënt zich leert aanpassen aan zijn situatie en weerbaar wordt in het omgaan met zijn ziekte. Een ander aspect is het signaleren en verhelderen van een psychosociale zorgvraag waarbij een patiënt ondersteuning zou kunnen krijgen van bijvoorbeeld een maatschappelijk werker, psycholoog of psychiater. Binnen de psychosociale zorg aan de patiënt met het syndroom van Cushing staan steeds andere aspecten op de voorgrond, waardoor deze zorg complex en intensief is. Daarnaast toont onderzoek aan dat patiënten met het syndroom van Cushing in de behandel-, herstel- en remissiefase een lagere kwaliteit van leven hebben. Er is sprake van een sterk verminderd algemeen welbevinden, vermoeidheid, angst en depressie. Mogelijk heeft het syndroom van Cushing ook andere psychische effecten, zoals een negatieve ziektebeleving, ineffectieve copingstrategieën en psychopathologie.1 De psychosociale zorg vereist daarom ervaring van de verpleegkundig specialist. Deze ervaring is door het kleine aanbod van patiënten slechts in beperkte mate op te bouwen. Dit was aanleiding tot het samenstellen van een korte gestandaardiseerde vragenlijst, die te gebruiken is bij de start van het consult. De Cushingmeter Deze korte vragenlijst, hierna de Cushingmeter genoemd, bestond uit een Distress Thermometer2, de Nederlandse versie van de CushingQol en de vraag ‘zijn er klachten die u nu in het verpleegkundig consult zou willen bespreken?’. Bij de Distress Thermometer wordt aan de patiënt gevraagd om op 8 7 6 5 4 3 1 helemaal geen last 0 een schaal van 0 tot 10 aan te geven hoeveel ‘last’ hij in de afgelopen week heeft gehad op lichamelijk, emotioneel, sociaal en praktisch gebied. De CushingQol is een unidimensioneel gevalideerde vragenlijst met 12 onderwerpen voor het meten van de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij het syndroom van Cushing.3 Pilotonderzoek Het doel van het pilotonderzoek was onderzoeken in hoeverre de Cushingmeter bruikbaar is bij het in kaart brengen van ziektegerelateerde problematiek, de geassocieerde zorgbehoefte en de hulpvraag van de patiënt op het gebied van lichamelijk, psychisch en sociaal functioneren. In totaal namen 10 patiënten met het syndroom van Cushing en 14 controlepatiënten (patiënten die glucocorticoïden gebruikten) deel aan het pilotonderzoek. De patiënten werden bij Ò 22 endocrinologie maart 2014 Over de auteur M. Kerstens is werkzaam als verpleegkundig specialist bij de sector Endocriene Ziekten van het Radboudumc in Nijmegen. Zij verrichtte afgelopen jaar tijdens haar afstuderen onderzoek op het gebied van consultvoering bij patiënten met het syndroom van Cushing. Als aandachtsgebied heeft zij onder meer het vormgeven en uitvoeren van psychosociale begeleiding aan patiënten met hypofyse- en bijnieraandoeningen. verpleegkunde aanvang van het verpleegkundig consult uitgenodigd om de vragen van de Cushingmeter te beantwoorden. Het beantwoorden van de vragen nam gemiddeld 3,5 minuut in beslag. De vragenlijst werd over het algemeen als niet ingewikkeld ervaren en werd door een deel van de patiënten benoemd als ‘een confrontatie met de eigen beperkingen’. De meerderheid van de patiënten ervoer de Cushingmeter als een erkenning van de last die de ziekte met zich meebracht en ook als hulp om klachten aan te geven. Opmerkelijk is dat bijna de helft van de controlepatiënten deze onderwerpen ook herkenbaar vindt. Geen enkel onderwerp werd als overbodig ervaren en een ruime meerderheid van de onderzoeksgroep en de helft van de controlepatiënten zou de Cushingmeter weer willen gebruiken. De ervaren ‘last’ was tussen beide patiëntgroepen niet significant verschillend. De onderzoeksgroep scoort een significant lagere kwaliteit van leven, waarbij tevens een correlatie werd vastgesteld tussen de scores op de CushingQol en distress-scores. Dit werd niet gevonden bij de controlegroep. Versterken zelfmanagement Het pilotonderzoek laat zien dat het gebruik van een korte vragenlijst bij aanvang van het consult mogelijkheden zou kunnen bieden voor een effectievere communicatie op het gebied van psychosociale zorgvragen. Hiermee wordt mogelijk een stap gezet in het versterken van het zelfmanagement van de patiënt. Verder onderzoek naar het effect van het longitudinaal gebruik van de Cushingmeter is wenselijk. Ñ tekst: redactie beeld: Def. congresagenda 23 endocrinologie maart 2014 Referenties 1 iemensma J, Kaptein AA, Pereira AM, et al. Coping T strategies in patients after treatment for functioning or nonfunctioning pituitary adenomas. J Clin Endocrinol Metab 2011;96(4):964-71. 2 uinman MA, Gazendam-Donofrio SM, Hoekstra-WeeT bers JE. Screening and referral for psychosocial distress in oncologic practice: use of the Distress Thermometer. Cancer 2008;113(4):870-8. 3 ebb SM, Badia X, Barahona MJ, et al. Evaluation of W health-related quality of life in patients with Cushing’s syndrome with a new questionnaire. Eur J Endocrinol 2008;158(5):623-30. advertentie Sandostatine LAR® Samenstelling: Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie, respectievelijk 10 mg, 20 mg, of 30 mg octreotide. Eigenschappen: Synthetisch octapeptide-analogon van natuurlijk somatostatine, met aanmerkelijk langere werkingsduur. Het remt de secretie van peptiden van het gastro-enteropancreatische (GEP) systeem en van groeihormoon. Bij patiënten met acromegalie verlaagt Sandostatine de plasmaspiegels van GH en/of IGF-1. Indicaties: Behandeling van acromegalie bij patiënten, bij wie chirurgie of radiotherapie onvoldoende effectief of niet geëigend is of die in de beginfase van radiotherapeutische behandeling zijn, totdat deze effectief is. Behandeling van patiënten met symptomen die samenhangen met gastro-enteropancreatische endocriene tumoren, die eerder door middel van subcutane toediening van Sandostatine met succes zijn behandeld. Te weten: carcinoïden met de kenmerken van het carcinoïdsyndroom; VIPomen; glucagonomen; gastrinomen/Zollinger-Ellison-syndroom; insulinomen, voor de pre-operatieve beheersing van hypoglykemieën en als onderhoudstherapie; GRFomen. Behandeling van patiënten met gevorderde neuroendocriene tumoren van de middendarm of onbekende primaire tumor locatie. Dosering: Behandeling van patiënten met acromegalie en patiënten met symptomen van GEP-NET: 10-30 mg elke 4 weken. Bij behandeling van acromegalie mag indien na 3 maanden de GH, IGF 1 en/of de klachten onvoldoende onder controle zijn bij een dosis van 30 mg, de dosis worden verhoogd naar 40 mg om de 4 weken. Behandeling van patiënten met gevorderde neuro-endocriene tumoren van de middendarm of onbekende primaire tumor locatie: 30 mg elke 4 weken. Behandeling met Sandostatine LAR voor tumorcontrole moet worden voortgezet in afwezigheid van progressie van de tumor. Sandostatine LAR mag alleen per diepe intragluteale injectie worden gegeven. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of één van de hulpstoffen. Waarschuwingen/voorzorgsmaatregelen: De behandeling met Sandostatine LAR van patiënten met GH producerende tumoren kan levenslang noodzakelijk zijn. De schildklierfunctie moet worden gecontroleerd bij patiënten die langdurig behandeld worden met octreotide. De leverfunctie moet worden gecontroleerd tijdens behandeling met octreotide. Dosisaanpassingen van geneesmiddelen zoals bètablokkers, calciumkanaalblokkers of middelen die de vocht- en electrolytenbalans reguleren kan noodzakelijk zijn. Bij 15-30% van de patiënten die langdurig met Sandostatine s.c. zijn behandeld, is de vorming van galstenen beschreven; de incidentie bij gebruik van Sandostatine LAR is waarschijnlijk niet hoger. De glucose-regulering kan beïnvloed worden. Bij patiënten met diabetes mellitus type 1 heeft Sandostatine LAR waarschijnlijk invloed op de glucose-regulering. Bij niet-diabeten en type 2 diabeten met insulinereserves die gedeeltelijk intact zijn, kan het subcutaan toedienen van Sandostatine leiden tot post-prandiale glykemische toename. Aanbevolen wordt om de glucosetolerantie en de antidiabetische behandeling nauwkeurig te controleren. Bij patiënten met insulinomen kan octreotide de diepte van hypoglykemie vergroten en de duur daarvan verlengen. Controle van de B12-spiegels wordt aanbevolen bij patiënten met een voorgeschiedenis van vitamine B12-tekort. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd dienen adequate anticonceptiemaatregelen te nemen tijdens de behandeling met octreotide. Alleen gebruiken tijdens zwangerschap in dwingende gevallen. Niet gebruiken tijdens borstvoeding. Interacties: Octreotide kan de enterale absorptie van ciclosporine verlagen en die van cimetidine vertragen. Gelijktijdig gebruik van octreotide en bromocriptine verhoogt de biologische beschikbaarheid van bromocriptine. Somatostatine analoga kunnen de metabole klaring van verbindingen die door cytochroom P450 enzymen worden gemetaboliseerd verlagen. Daarom dienen geneesmiddelen die hoofdzakelijk door CYP 3A4 worden gemetaboliseerd en die een lage therapeutische index hebben (bv. kinidine, terfenadine) met voorzichtigheid te worden toegepast. Bijwerkingen: Tot de vaakst voorkomende bijwerkingen die zijn gemeld tijdens de behandeling behoren onder meer gastro-intestinale stoornissen, zenuwstelselstoornissen, hepatobiliaire stoornissen en stoornissen die met het metabolisme en de voeding te maken hebben. Zeer vaak: hoofdpijn, diarree, buikpijn, misselijkheid, constipatie, flatulentie, hyperglykemie, cholelithiasis. Vaak: verhoogde transaminasespiegels, bradycardie, duizeligheid, dyspnoe, dyspepsie, braken, zwelling van de buik, steatorroe, dunne ontlasting, verkleuring van de ontlasting, pruritus, rash, alopecia, hypothyreoïdie, schildklierdisfunctie (bv. verlaagd TSH, totaal T4 en vrij T4), hypoglykemie, gestoorde glucosetolerantie, anorexia, pijn op de injectieplaats, cholecystitis, galwegobstructie (excl. galsteen), hyperbilirubinemie. Soms: tachycardie, dehydratie. In zeldzame gevallen kunnen gastro-intestinale bijwerkingen optreden, lijkende op acute darmobstructie, met progressieve zwelling van de buik, ernstige epigastrische pijn, gevoeligheid van de buik en afweerreacties. In zeer zeldzame gevallen treedt acute pancreatitis op gedurende de eerste dagen of uren na Sandostatine s.c. behandeling. Bij langdurige behandeling is cholelithiasis geïnduceerde pancreatitis gemeld. Afleverstatus: U.R. Verpakking en Prijs: Zie Z-Index. Vergoeding: Sandostatine LAR 10, 20 en 30 mg worden volledig vergoed. Datering Samenvatting van de Productkenmerken: September 2013. Raadpleeg voor de volledige informatie de geregistreerde Samenvatting van de Productkenmerken. Te verkrijgen bij Novartis Pharma, Postbus 241, 6800 LZ Arnhem, 026-3782555, of via www.novartisoncology.nl 5 - 7 maart 2014 Barcelona, Spanje 11th Annual European Neuroendocrine Tumor Society Conference www.enets.org 10 - 12 april 2014 Vilnius, Litouwen 14th ESE Postgraduate Training Course in Clinical Endocrinology www.ese-hormones.org 5 - 8 maart 2014 Firenze, Italië 16th World Congress of Gynecological Endocrinology isge2014.isgesociety.com 23 - 25 april 2014 MECC, Maastricht 26e Internistendagen www.internistendagen.nl 17 - 21 maart 2014 Kuala Lumpur, Maleisië 12th International Congress on Obesity www.iaso.org 24 - 27 maart 2014 Liverpool, Groot-Brittannië Society for Endocrinology BES 2014 www.endocrinology.org 27 - 30 maart 2014 Warschau, Polen 3rd International Conference on PreHypertension and Cardio Metabolic Syndrome www.prehypertension.org 27 - 29 april 2014 Boston, Verenigde Staten American Association of Endocrine Surgeons Annual Meeting 2014 www.endocrinesurgery.org 30 april - 3 mei 2014 Sao Paolo, Brazilië 12th World Congress on Endometriosis www.endometriosis.ca 3 - 6 mei 2014 Vancouver, Canada Pediatric Endocrine Society Annual Meeting 2014 www.pedsendo.org 28 - 29 maart 2014 Brescia, Italië 1st Translational ESE Bone Course www.ese-hormones.org 3 - 7 mei 2014 Wroclaw, Polen 16th European Congress of Endocrinology www.ese-hormones.org 2 - 5 april 2014 Sevilla, Spanje World Congress on Osteoporosis, Osteoarthritis and Musculoskeletal Diseases 2014 www.wco-iof-esceo.org 14 - 18 mei 2014 Las Vegas, Verenigde Staten 23rd Annual Scientific and Clinical Congress of the American Association of Clinical Endocrinologists www.aace.com 15 - 17 mei Cardiff, Groot-Brittannië 6th European Society of Endocrine Surgeons Biennial Congress: ESES 2014 www.eses2014.com 22 - 23 mei 2014 Congrescentrum De Werelt, Lunteren 12th Endo-Neuro-Psycho Meeting www.enpmeeting.org 28 - 31 mei 2014 Sofia, Bulgarije 21st European Congress on Obesity eco2014.easo.org 31 mei - 3 juni 2014 Madrid, Spanje 82nd Congress of the European Atherosderosis Society eas.kenes.com 13 - 17 juni 2014 San Francisco, Verenigde Staten 74th Scientific Sessions of the American Diabetes Association www.diabetes.org 21 - 24 juni 2014 Chicago, Verenigde Staten 16th International Congress of Endocrinology and 96th Annual Meeting & Expo of The Endocrine Society www.endo-society.org 29 juni - 2 juli 2014 München, Duitsland ESHRE 2014 www.eshre214.eu 5 - 9 juli 2014 Milaan, Italië FENS Forum 2014 fens2014.neurosciences.asso.fr Mogelijk gemaakt door Goodlife Healthcare Reisbeurzen voor ECE 2014 en ENDO 2014 Dankzij de steun van Goodlife Healthcare kan de NVE jaarlijks enkele reisbeurzen ter beschikking stellen. De beurzen zijn bestemd voor aios en onderzoekers, die lid zijn van de NVE, tot een maximale leeftijd van 40 jaar. Voor 2014 kunnen zeven beurzen worden aangeboden: vier reisbeurzen met een maximum van 1.000 euro voor de beste geaccepteerde inzendingen van een abstract voor de ECE 2014 in Polen (3 t/m 7 mei 2014, Wroclaw) en drie reisbeurzen met een maximum van 2.000 euro voor de ENDO 2014 in de Verenigde Staten (21 t/m 24 juni 2014, Chicago). De aanvragen dienen per e-mail worden ingediend bij het NVE-secretariaat via [email protected]. Mail één bestand (in pdf-formaat) met hierin uw aanbiedingsbrief c.q. aanbevelingsbrief, eventueel een beknopt cv én het abstract dat is geaccepteerd voor presentatie. Zorg ervoor dat de bestandsnaam ten minste uw achternaam bevat. De deadlines voor de beursaanvragen zijn respectievelijk 21 maart 2014 (ECE 2014) en 25 april 2014 (ENDO 2014). Aanvragen moeten uiterlijk op die datum zijn ontvangen. advertentie Kunnen blijven doen waar ik me goed bij voel. Er is maar één manier. • De enige SSA met indicatie voor tumorsuppressie • Al meer dan 20 jaar effectief en innovatief Voor nadere (product)informatie zie elders in deze uitgave. 0 9 1 2 S A S 1 3 2 7 9
© Copyright 2024 ExpyDoc