ZA 05/04/14 20.15 Concertinleiding door Stephan Weytjens 21.00 Concert Claire Lefilliâtre & Oxalys Claire Lefilliâtre, sopraan Toon Fret, fluit | Piet van Bockstal, hobo | Nathalie Lefèvre, klarinet | Bram Van Sambeek, fagot | Anthony Devriendt, hoorn | Annie Lavoisier, harp | Jean-Claude Van den Eynden, piano | Annelies Focquaert, harmonium | Antoine Siguré, percussie | Shirly Laub, viool | Frédéric d’Ursel, viool | Elisabeth Smalt, altviool | Amy Norrington, cello | Koenraad Hofman, contrabas Claude Debussy (1862-1918) / bewerking: Arnold Schönberg (1874-1951) Prélude à l’après-midi d’un faune Joseph Jongen (1873-1953) Sur la grève, opus 57 Que dans les cieux, opus 45 nr. 2 Calmes, aux quais déserts, opus 54 Release, opus 57 Joseph Canteloube (1879-1957) / bewerking: Annelies Van Parys (°1975) Chants d’Auvergne (selectie) La pastoura al camps Baïlèro Trois bourrées: L’aïo dè rotso Ound’onorèn gorda? Obal din lou limouzi L’Antouèno Deux bourrées: N’aï pas Iéu de mio Lo calhé Lo fïolairé Lou boussu Malurous qu’o uno fenno Pastouro, sé tu m’aymo Uno jionto postouro De bewerking van de originele muziek van Joseph Canteloube werd toegestaan door Éditions Heugel sa. Canteloube & Van Parys: Chants d’Auvergne De Franse componist Joseph Canteloube dankt zijn roem vooral aan één enkel opus: zijn Chants d’Auvergne, liederen voor sopraan en orkest die mogen worden beschouwd als de ultieme hommage van de componist aan zijn geboortestreek. In de eerste helft van de 20ste eeuw, toen Canteloube deze liederen publiceerde, waren veel Europese componisten in de ban van de volksmuziek. Denken we maar aan componisten als Béla Bartók en Zoltán Kodály in Hongarije, Ralph Vaughan-Williams in Groot-Brittannië, Manuel de Falla in Spanje of Karol Szymanovsky in Polen. De belangstelling van componisten voor de eigen regionale muzikale erfenis hing destijds duidelijk in de lucht in heel Europa. Canteloubes eerste kennismaking met de volksmuziek van de Auvergne dateert uit zijn kinderjaren, toen hij samen met zijn vader ging wandelen langs de talrijke plaatselijke bergdorpjes. Later, tijdens zijn muziekstudies aan de Parijse Schola Cantorum waar hij zich in 1907 inschreef, kreeg zijn fascinatie voor het volkse repertoire een nieuwe impuls. Zijn leraar Vincent d’Indy werd daar zijn grote mentor. D’Indy had zelf in 1886 een pastorale symfonie gecomponeerd, getiteld Symphonie sur un chant montagnard français, een werk dat destijds een zekere populariteit genoot. Hij behoorde tot de grote pleitbezorgers van het nationalisme in de Franse muziek en stimuleerde de jonge Canteloube om zich te verdiepen in de volksmuziek van de Centraal-Franse regio waar zijn familie al generaties lang had gewoond. Over zijn muzikale ontdekkingstochten in de Auvergne, herinnerde Canteloube zich later: “Ik woonde destijds op het verre platteland, in een regio waar de mensen nog graag zongen. Ik begon rond te zwerven langs boerderijen en dorpen om er de liederen van de plattelandsbewoners te beluisteren. Ik liet zowel oude vrouwen als mannen voor mij zingen ook herders en herderinnetjes in de velden, en de boeren en hun knechten tijdens hun werk.” Naar eigen zeggen werd Canteloube betoverd door de charme, de poëzie en de grandeur van de volksliederen, die hij ooit omschreef als “muzikale en poëtische bronnen die spontaan uit de aarde ontspringen”. Daarbij was het overigens niet zozeer het louter folkloristische aspect van de volksmuziek dat hem fascineerde, maar in de eerste plaats de puurheid en de schoonheid van het muzikale repertoire. Nadat Canteloube de volksliederen had opgetekend, verwerkte hij ze in een aantal composities. De Chants d’Auvergne zijn daarvan zeker niet de enige voorbeelden binnen zijn oeuvre, maar ze zijn wel veruit de bekendste. Gespreid over de periode 1923-1954 publiceerde Canteloube een dertigtal liederen in vijf afzonderlijke bundels, al schreef hij de muziek zelf grotendeels tijdens de jaren 1920. Samen vormen deze liedbundels een ware catalogus van de volksmuziek uit deze regio. Canteloube was er vast van overtuigd dat de volksmuziek van de Auvergne zowel qua expressie als qua vorm beantwoordde aan “het hoogste niveau van de zuivere kunst”, en daarom een plaats verdiende in de grote concertzaal. Vanuit die gedachte voorzag hij de volksmelodieën van fijnzinnige harmonisaties en van een kleurrijke orkestrale inkleding. Het harmonische en orkestrale palet van Canteloube herinnert bij momenten aan Debussy en Ravel, al is zijn eigen muzikale taal heel wat behoudsgezinder dan die van zijn impressionistische tijdgenoten. Canteloube had trouwens maar weinig affiniteit met de moderne muzikale stromingen die in het begin van de 20ste eeuw opgang maakten. Volgens hem waren veel moderne componisten het spoor bijster geraakt door zich af te keren van de volksmuziek en zich te verliezen in een al te intellectualistische benadering. De volkse poëzie van de Chants d’Auvergne is geschreven in het ‘Auvergnat’, een locale variant van het Occitaanse dialect. Qua inhoud verwijzen de liederen vooral naar de pastorale liefdespoëzie – de liefde tussen herders en herderinnetjes – en naar het landelijke leven in al zijn facetten. Dat blijkt meteen bij een blik op de titels van de liederen, die bijvoorbeeld verwijzen naar het herdersgezang (Baïlèro), naar het mooie herderinnetje (Uno jionto postouro ) of het bronwater (L’aïo dè rotso). De volkse sfeer van de gedichten en melodieën wordt vaak ondersteund door ritmen die aanleunen bij de traditionele volksdans, zoals de ‘bourree’, een levendige Franse volksdans die een grote populariteit kende in de Auvergne. Daarnaast is er ook ruimte voor tragere liederen, zoals de melancholische Regret en de reeds genoemde Baïlèro. Vanavond worden de Chants d’Auvergne niet uitgevoerd in Canteloubes oorspronkelijke orkestratie, maar wel in een uitgedunde bewerking van Annelies Van Parys. Nadat Annelies Van Parys in 2012 in opdracht van het ensemble Oxalys en Muziektheater Transparant een intimistische bewerking had geschreven van Debussy’s opera Pelléas et Mélisande, bewerkte zij onlangs in opdracht van AMUZ een twaalftal liederen uit de Chants d’Auvergne. Het ensemble waarmee zij aan de slag ging, lang op voorhand vast en werd bepaald door de standaardbezetting van het ensemble Oxalys. Enkel een instrumentengroep bestaande uit strijkkwintet, blaaskwintet en harp, aangevuld met wat slagwerk, stond ter beschikking. Als melodisch slaginstrument behoorde enkel het glockenspiel tot de mogelijkheden. Het herwerken van de weelderige orkestratie naar deze kleinschalige bezetting vormde uiteraard een grote uitdaging. Voor Canteloube vormde de orkestratie een essentieel bestanddeel van zijn composities. Met zijn kleurenpracht trachtte Canteloube immers de natuurlijke omgeving te suggereren waarbinnen de volksliederen oorspronkelijk werden gezongen. Met zijn orkestratie wilde hij de klankwereld voor de geest roepen van het herders- en boerenleven en van de ontembare natuur van de Auvergne. De orkestrale timbres werden door hem ingezet om het zuchten van de wind, het ritselen van de bladeren of het geluid van de herdersfluiten te suggereren. Het is dan ook geen toeval dat Canteloube in zijn orkestratie een centrale plaats toekende aan de houtblazers: hun partijen bevatten geregeld echo’s van typische volksinstrumenten uit de Auvergne, zoals de herdersschalmei of de zogenaamde ‘cabrette’, een uit geitenhuid vervaardigde variant van de doedelzak. Annelies Van Parys stelde het ambitieuze doel voorop om de drukke, veelgelaagde textuur van Canteloube uit te dunnen zonder dat de muziek aan rijkdom zou inboeten. Zij trachtte zoveel mogelijk trouw te blijven aan de bedoelingen van de componist en de klankkleuren uit het origineel in de mate van het mogelijke met het nieuwe ensemble te reproduceren. Het bewerken betekende uiteraard veel schrappen en verplichtte de componiste om moeilijke keuzes te maken, bv. wanneer een volledige kopersectie door één enkel instrument moest worden vervangen. Zij moest heel creatief omspringen met de beschikbare instrumenten om de kleuren die Canteloube voor ogen had, weer te geven. Occasioneel zette zij ook moderne speeltechnieken in, niet als een doel op zich, maar om andere instrumenten te suggereren of om een bijzondere sfeer te scheppen. De sopraanpartij, die het in de oorspronkelijke versie van Canteloube soms moeilijk heeft om boven het omvangrijke orkest uit te komen, krijgt in de nieuwe transparante instrumentatie wat meer ruimte, zodat de lyrische, meeslepende volksmelodieën uit de Auvergne vanavond perfect tot hun recht zullen komen. Stephan Weytjens Sur la grève Couche-toi sur la grève et prends en tes deux mains pour le laisser couler ensuite, grain par grain, de ce beau sable blond que le soleil fait d’or. Puis avant de fermer les yeux contemple encore la mer harmonieuse et le ciel transparent. Leg je neer op de zandige oever en neem in je twee handen korrel per korrel, om daarna weer te laten verglijden, van dit mooie bleke zand, goudblond door de zon. En dan, alvorens je ogen te sluiten, aanschouw nog eens aandachtig de rustige zee en de glasheldere hemel. Et quand tu sentiras, peu à peu doucement, que rien ne pèse plus à tes mains plus légères avant que de nouveau tu rouvres les paupières songe que notre vie à nous emprunte et mêle son sable fugitif à la grève éternelle. En als je gaandeweg beetje bij beetje ondervindt dat niets nog weegt in je lichter wordende handen, bedenk dan voordat je je ogen weer opent dat ons leven aan ons ontleent en dat het zijn snel voorbijgaande zand verenigt met de eeuwigdurende oever. Que dans les cieux Que dans les cieux plus purs que la neige ou les pleurs l’aube s’ouvre en silence au milieu des odeurs comme un buisson de roses. Que la source des nuits verse ses eaux d’azur sur le clocher de givre et les jardins obscurs et les fenêtres closes. Sous les feux de l’été les plaintes de l’hiver les présages d’avril Dat de dageraad zich geruisloos temidden van geuren mag openbaren in een hemel die helderder is dan sneeuw of tranen, als een rozenstruik. Dat de bron van de nacht haar azuurblauwe dauw mag uitstorten over de berijmde klokkentoren, de duistere tuinen en de gesloten ramen. Temidden het vuur van de zomer, de weeklacht van de winter, de voorbodes van april, les adieux de septembre. Pour l’élan de la rue et l’oubli des prés verts et le bonheur des chambres. Ici devant l’amour entouré de désirs, plus haut que l’espérance et que le repentir. Une âme naît impatiente et chante et chante jusqu’à mourir. het vaarwel van september. Omwille van het elan van de straat en de leemte van de groene weiden en de gelukzaligheid van de ruimte. Hier, ten overstaan van de liefde vol verlangens, meer verheven dan de hoop en het berouw. Een geest ontstaat in ongeduld en zingt en zingt tot aan het sterven. Calmes, aux quais déserts Calmes, aux quais déserts, s’endorment les bateaux. Les besognes du jour rude sont terminées et le bleu crépuscule aux mains efféminées, éteint le fleuve ardent qui roulait des métaux! Op de verlaten kades dommelen gelaten de boten. De taken van de zware dag zijn afgewerkt en de blauwe schemering met de ontkrachte handen dooft de gloeiende stroom die afdroop van het metaal! Les ateliers fiévreux desserrent leurs étaux, et les cheveux au vent les fillettes minées vers les vitrines d’or courent illuminées meurtrir leur désir pauvre aux diamants brutaux! De hectische ateliers breken hun kramen op. Verteerd door hartstocht en met de haren in de wind reppen de meisjes zich met verlichte geest naar de uitstalramen van goud om er hun armzalige verlangen met ruwe diamanten te stillen. Sur la ville noircie où le peuple déferle, le ciel a des douceurs de turquoise et de perle! le ciel semble ce soir d’automne, défaillir. In de sombere stad waar de schare binnenstroomt, is de lucht mild van turkoois en paarlemoer. Op deze herfstavond lijkt de hemel te bezwijmen. L’heure passe, comme une femme sous un voile et dans l’ombre mon coeur s’ouvre De tijd glijdt voorbij, als een vrouw onder een sluier, en in de beschutting stelt mijn hart zich open pour recueillir ce qui restait de rêve à la dernière étoile! om te herbergen wat bij de laatste ster aan droombeeld overbleef! Release A rompre de son col la glace que la nuit fixa malignement autour de son nid, un cygne ce matin sur l’étang s’évertue sans souci que sa blancheur saigne, et sans souci des oiseaux somnolents que ne trouble aucun cri. Lui seul entend l’appel, d’une voix qui s’est tue. Et comme s’il était de son sang enivré, d’un grand geste de l’aile aidant son corps cabré brise enfin le mur de sa maison de givre. Et je songe à ce coeur qui, longtemps interdit, a l’appel d’une voix que lui seul entendit. D’un effort douloureux s’élance et le délivre. Om met zijn hals het ijs te breken dat de nacht vindingrijk en strak heeft aangelegd rondom zijn nest slooft een zwaan zich deze morgen uit, zonder bekommernis dat zijn blanke vacht bebloed raakt en zonder bezorgdheid voor de doezelige vogels die door geen enkele schreeuw van hun stuk worden gebracht. Hij alleen hoort de roep van een stem die verstomd is. En, als was hij dronken van zijn eigen bloed, doorbreekt hij met één grote geste van zijn vleugel die zijn steigerende lichaam ter hulp komt, ten slotte de muur van zijn bevroren broedplaats. En ik mijmer over het hart dat na een lange ontzegging gehoor geeft aan een unieke stem. Dat zich met een smartelijke inspanning verheft en het bevrijdt. La pastoura al camps Quon lo pastouro s’en bo os cams, quon lo pastouro s’en bo os cams, gardo sèï mountounadoï. Tidera la la la la la loï! Gardo sèï mountounadoï! Als het herderinnetje naar het veld trekt, als het herderinnetje naar het veld trekt, dan weidt zij haar schapen. Tidera la la la la la loi! dan weidt zij haar schapen! Guèlo rèscoutr’ un moussurèt, guèlo rèscoutr’ un moussurèt, Het wichtje ontmoet er een jonge kwast, het wichtje komt er een jonge kwast tegen, lou moussou l’ogatsavo. Tidera la la la la la loï! Lou moussou l’ogatsavo. de dandy krijgt haar in de gaten. Tidera la la la la la loi! De dandy krijgt haar in de gaten. “Ah! Daïssa mè bous ogasta! Ah! Daïssa mè bous ogasta! Sès ton poulido filho! Tidera la la la la la loï! Sès ton poulido filho!” “Ah! Laat me je eens bekijken! Ah! Laat me je eens bestuderen! Jij bent een mooi meisje! Tidera la la la la la loi! jij bent een bevallige meid!” “Estaco boustrè cabalet, estaco boustrè cabalet, o lo cambo d’un ‘aôbré. Tidera la la la la la loï! O lo cambo d’un ‘aôbré!” “Maak mijn paardje eens vast, leg mijn paardje eens vast, of verwissel het van boom. Tidera la la la la la loi! Of verwissel het van boom!” È lo perdri, quan lo tènio, è lo perdri, quan lo tènio, guèlo s’en ès onado. Tidera la la la la la loï! Guèlo s’en ès onado! En hij raakte haar kwijt terwijl hij het paardje in bedwang hield, hij raakte haar kwijt terwijl hij het in bedwang hield, het wichtje ging ervan door. Tidera la la la la la loi! Het wichtje ging ervan door! Baïlèro Pastré, dè dèlaï l’aïo, as gaïré dé boun tèms? Dio lou baïlèro lèro, lèro, lèro, lèro, baïlèro, lô! È n’aï pa gaïre, è dio, tu? Baïlèro lèro, lèro, lèro, lèro, baïlèro, lô! Herder daar aan de overkant van de rivier, heb je af en toe wat vrije tijd? Zing de bailèro, lèro, lèro, lèro, lèro, bailèro, lo! Ik heb nauwelijks vrije tijd, en jij? Bailèro, lèro, lèro, lèro, lèro, bailèro, lo! Pastré, lou prat faï flour, li cal gorda toun troupel! Dio lou baïlèro lèro, lèro, lèro, lèro, baïlèro, lô! L’erb es pu fin’ ol prat d’oïci! Baïlèro lèro, lèro, lèro, lèro, baïlèro, lô! Herder, de weide staat in bloei hou je kudde in de gaten! Zing de bailèro lèro, lèro, lèro, lèro, bailèro, lo! Het gras is veel beter in de weide aan deze kant! Bailèro lèro, lèro, lèro, lèro, bailèro, lo! Pastré, couci foraï, en obal io lou bel riou! Dio lou baïlèro lèro, lèro, lèro, lèro, baïlèro, lo! Es pèromè, té baô çirca! Baïlèro lèro, lèro, lèro, lèro, baïlèro, lo! Herder,de mooie rivier loopt tussen ons in en ik kan niet oversteken! Zing de bailèro, lèro, lèro, lèro, lèro, bailèro, lo! Dan kom ik zelf wel tot bij jou! Bailèro lèro, lèro, lèro, lèro, bailèro, lo! L’aïo dè rotso L’aïo dè rotso té foro mourir, filhoto! Nè té cal pas bèïr’ oquèl’, aïo, quèl’ aïo, mès cal prèndr’un couot d’oquèl’ aïo dè bi! S’uno filhoto sè bouol morida, pitchouno, li cal pas douna d’oquèl’ aïo dè rotso, aïmaro miliour oquèl’ aïo dè bi! Het water van de bron zal je dood worden, mijn kindje! Ik smeek je niet van dat water te drinken, neem eerder een slokje van deze wijn! Aan een jong meisje dat op trouwen staat, liefje, geef je geen water uit de bron maar eerder een goed glas wijn! Ound’ onorèn gorda? Ound’ onorèn gorda, pitchouno droùlèto? Ound’ onorèn gorda lou troupèl pèl moti? Onorèn obal din lo ribèïrèto, din lou pradèl l’èrb è fresquèto; païssarèn loï fèdoï pèl loï flours, al louón dèl tsour nous forèn l’omour! Waar zullen we gaan weiden, klein meisje? Waar zullen we morgen de kudde laten grazen? We zullen naar het riviertje gaan, op het kleine stukje weide waar het gras fris is; de lammetjes zullen we tussen de bloemen weiden, en de hele dag lang zullen we de liefde bedrijven. Ogatso louï moutous, pitchouno droùlèto, ogatso louï moutous, lèïs obilhé maï nous! Ogatso louï fèdoï què païssou l’èrbo, è lèïs obilhé què païssou loï flours; naôtres, pitchouno, què soun d’aïma, pèr viouvr’ obon lou plosé d’omour! Kijk naar de schapen, klein meisje, kijk naar de schapen, en de nieuwe bijen! Kijk naar de lammetjes die in het gras grazen en naar de bijen op de bloemen; voor ons die mekaar liefhebben, mijn meisje, schenkt het leven het genot van de liefde! Obal din lou Limouzi Obal din lou Limouzi, pitchoun’ µ obal din lou Limouzi, sé l’io dè dzèntoï drolloï, o bé, o bé, sé l’io dè dzèntoï drolloï, oïçi, o bé! Beneden in de Limousin, mijn liefje, daar onder in de Limousin, daar wonen mooie meisjes, oh jakkes, oh jakkes, wat een aardige meisjes wonen daar, oh jakkes! Golon, ton bèlo què siascou lèï drolloï dè toun pois, lous nostrès fringaïrès èn Limouzi, saboun miliour counta flourèt’ o bé! Galante jongeman, de meisjes mogen dan mooi zijn in jouw streek, de mannen in de Limousin beminnen ons heel teder. Obal, din lou Limouzi, pitchouno, sé soun golon, oïçi en Aoubèrgno, dïn moun poïs, lous omès bous aïmoun è soun fidèls! Oh ja, daar onder in de Limousin, mijn liefje, zijn de galante mannen misschien liefdevol, maar hier in de Auvergne zijn ze ons heel trouw. L’Antouèno Quond onorèn o lo fièïro, ié! Quond onorèn o lo fièïro, ô! Li onorèn tuoï dous, l’Antouèno! Li onorèn tuoï dous. Als we naar de kermis gaan, yeah! Als we naar de kermis gaan, oh! Dan gaan we met z’n tweeën, Antoon! We gaan dan met z’n tweeën. Croumporèn uno baquetto, ié! Croumporèn uno baquetto, ô! La croumporèn touï dous, l’Antouèno! La croumporèn touï dous. We zullen een koetje kopen, yeah! We zullen een koetje kopen, oh! We zullen het samen kopen, Antoon! We zullen het samen kopen. La baquetto séro méouno, ié! La baquetto séro méouno, ô! Lèi cornoï sèroun pèr bous, l’Antouèno! Lèi cornoï sèroun pèr bous! Het koetje zal voor mij zijn, yeah! Het koetje zal voor mij zijn, oh! De hoorns zullen voor jou zijn, Antoon! De hoorns zullen voor jou zijn! N’aï pas iéu de mio N’aï pas iéu de mio, soui qu’un pastourel; mè sé n’obio-z-uno li sério fidèl; s’obio ‘no mio qué m’aïmesse plo, dé poutous, dé flours iéu lo coubririo! Ik heb geen liefje om van te houden want ik ben maar een herder; mocht ik een meisje hebben, ik zou haar trouw beminnen en zij zou mij liefhebben, want ik zou haar overladen met bloemen en zoenen. Mè sul pount d’Entraygo n’io dous áuzelous, né fa què canta pel lous amourous. Op de brug naar Entraygo zitten twee vogels, ze zingen enkel voor geliefden. Sès plo bertat cantarè plo lèu pel lo gento mio qu’es olprès de ièu! Als dat waar is, dan zullen ze dra zingen voor de vriendin aan mijn zijde! Pel lous camps d’Endoun’ io dé gentoï flours; soun blugoï, roujoï, e dé toutos coulours; li cal ana qué n’en culiaráï, o lo ménouno mio lès pourtoráï! In de velden van Endoun’ groeien mooie bloemen. ze zijn blauw, rood en elke andere kleur; ik ga ze plukken en naar het meisje brengen dat ik liefheb! Lo calhé E, dio mè tu, lo calhé, ound as toun nîou? Sul puèt dé lo Bostido dellaï lou rîou! Zeg me eens, kwartel, waar is je nest? Mijn nest is naast de bron bij het kleine terpje aan de beek. E, dio mè tu, lo calhé, qué l’o bastit? Es dé bourro dè lèbré è dé lopi! En zeg me eens, kwartel, waarvan is het gemaakt? Het is gemaakt van de vacht van hazen en konijnen! E, dio mè tu, lo calhé, qué l’io dédins? Dès ious coumo lès áutrès més plus poulits! En zeg me eens, kwartel, wat er in je nest ligt? Er liggen eieren in zoals in andere nesten maar de mijne zijn mooier! Lo fïolairé Ton qu’èrè pitchounèlo, Gordavè loui moutous. Ti lirou lirou ... la la diri tou tou la lara! Toen ik klein was weidde ik de schapen. Ti lirou lirou ... la la diri tou tou la lara! Obio ‘no counoulhèto è n’ai près u postrou. Ti lirou lirou ... la la diri tou tou la lara! Ik had een herdersstaf en ik ging naar een herder. Ti lirou lirou ... la la diri tou tout la lara! Per fa l’obiroudèto Mè domound’ un poutou. Ti lirou lirou ... la la diri tou tou la lara! Om even op mijn schapen te passen, vroeg hij me om een zoen. Ti lirou lirou ... la la diri tou tou la lara! È ièu soui pas ingrato, En ík die niet moeilijk ben, Èn lièt d’un n’in fau dous! Ti lirou lirou ... la la diri tou tou la lara! ik gaf er niet één, maar twee! Ti lirou lirou... la la diri tou tou la lara! Lou boussu Dzanètou tsou ‘l poumiéirou què sé souloumbravo, què sé souloumbravo si, què sé souloumbravo la, què sé souloumbravo. Jeanneke ligt onder de appelboom in de schaduw te rusten, ze ontspant zich alhier in het lommer, ze ontspant zich aldaar in het lommer, ze ligt niets te doen in de lommerte. Oqui possèt un boussu què lo mirolhavo, què lo mirolhavo si, què lo mirolhavo la, què lo mirolhavo. Komt een bultenaar langs, hij bekijkt haar, hij observeert haar van hier hij observeert haar van daar hij kijkt haar aan! Ah! Poulido Dzanètou! Bous sèrès lo mèouno? Bous sèrès lo mèouno si? Bous sèrès lo mèouno la? Bous sèrès lo mèouno? Ah! Lief Jeanneke! Wil jij de mijne zijn? Wil jij hier van mij zijn? Wil jij daar van mij zijn? Wil jij van mij zijn? Per qué ieu lo bouostro sio cal coupa lo bosso! Cal coupa lo bosso si, cal coupa lo bosso la, cal coupa lo bosso! Opdat ik je zou toebehoren, snij dan je bochel weg! Hak ‘m weg langs hier, hak ‘m weg langs daar, zaag ‘m eraf! Oï! Pècaïré, Dzanètou! Gordorai mo bosso! Gordorai mo bosso si, gordorai mo bosso la, gordorai mo bosso! Aie, verduiveld, Jeanneke! Ik behoud mijn bochel! Ik bewaar mijn bult langs hier, ik bewaar ‘m langs daar, ik hou mijn knobbel! Malurous qu’o uno fenno Malurous qu’o uno fenno, malurous qué n’o cat! Qué n’o cat n’en bou uno, qué n’o uno n’en bou pas! Tradèra, ladèri dèrèro ladèra, ladèri dèra. Ongelukkig is hij die een vrouw heeft. ongelukkig is ook hij die er geen heeft! Hij die geen vrouw heeft, wil er één, hij die er één heeft, wil er géén! Tradera, laderi derero ladera, laderi dera. Urouzo lo fenno qu’o l’omé qué li cau! Urouz’ inquèro maito o quèlo qué n’o cat! Tradèra, ladèri dèrèro ladèra, ladèri dèra. Gelukkig is de vrouw die de man heeft die ze verlangt! Nóg gelukkiger is zij die geen man heeft! Tradera, laderi derero ladera, laderi dera. Pastouro, sé tu m’aymo Pastouro, sé tu m’aymo, souladje lou mio mal! Crouporès uno raubo, un poulit dobontal e lèys autrès postourèlos n’auron pas un oytal! Tiouli ouli ouli ... oula! Herder, als je me liefhebt, verzacht dan mijn pijn! “Ik zal je een jurkje kopen en een mooie schort. En de andere herderinnetjes zullen er niet zulk eentje hebben!” Tiouli ouli ouli ... oula! Pastouro, sé tu m’aymo, souladje lou mio mal! Toutos ley flours noubèlos, t’en foray un romèl, e lès autros postourèlos n’auron pas un ton bel! Tiouli … Herder, als je me graag ziet, verlicht dan mijn smart! “Met allemaal nieuwe bloemen zal ik je een twijgje maken. En de andere herderinnetjes zullen niet zulk een mooi (twijgje) hebben!” Tiouli ... Leys ogassos t’ en cridoun: Mio, rébilhoté! E! daysso leys ogassos, De babbelkousen krassen je toe: Meisje, word eens wakker! “Eh! laat de babbelaars voor wat ze zijn, omay les ogassous! E tènèn nostro proumesso: nous cal ayma touy dous! Tiouli … trek je niks aan van de eksters! En laten we onze belofte houden: we moeten mekaar allebei liefhebben!” Tiouli ... Uno jionto pastouro Uno jionto pastouro un d’oquècé motis, ossitado su l’erbèto, plouro soun bel omi! Een herderinnetje zat op een morgen in het gras te wenen om haar lieve vriend! Garo, sério bé ouro qué fougesso tournat! Cáuco pastouro mayto soun cur auro dounat! Op dit moment had hij allang terug moeten zijn! Hij zal zijn hart aan een ander hebben geschonken!” Ah! pauro pastourèlo! Délayssado soui yèn coumo lo tourtourèlo qu’o perdu soun poriou! Ah, arm herderinnertje! Je bent in de steek gelaten zoals de tortel die zijn evenknie heeft verloren! Vertaling: Brigitte Hermans (het Auvergnat werd naar het Nederlands vertaald op basis van een Franse vertaling) Claire Lefilliâtre De Franse sopraan Claire Lefilliâtre begon op haar zestiende met zang aan het conservatorium van Caen. Ze zette haar studie verder bij Alain Buet aan de École Nationale de Musique van Alençon. Hier groeide haar interesse voor de barokmuziek, waarin ze zich ging specialiseren. Ze volgde lessen interpretatie bij Montserrat Figueras, Jill Feldman, Howard Crook, Eugène Green en Benjamin Lazar. Lefilliâtre werd gevraagd voor ensembles als La Fenice, Les Corsaires du Roy, Suonar e cantar, Da Pacem e.a. Ze is vooral bekend geworden door haar medewerking aan de producties van Le Poème Harmonique o.l.v. Vincent Dumestre. Claire Lefilliâtre beperkt zich echter niet tot barokmuziek, maar verdiept zich regelmatig ook in het 19de- en 20ste-eeuwse liedrepertoire. Oxalys Opgericht in 1993 in de schoot van het Brussels conservatorium, groeide Oxalys uit tot een kamermuziekensemble met een uitgesproken profiel en een sterke internationale reputatie. Vanuit de oorspronkelijke bezetting van strijkkwintet, fluit, klarinet en harp, breidt het ensemble regelmatig uit naar andere instrumenten om een zeer breed repertoire te brengen en ongewone projecten te realiseren. De focus ligt op de muziek op de Belle Epoque (1870-1930), van waaruit Oxalys zowel terug- als vooruitblikt. Ook de vocale kamermuziek van rond de eeuwwisseling ligt Oxalys goed en wordt gebracht met excellente solisten als Laure Decampe, Christianne Stotijn, Dietrich Henschel, Nikolay Borchev en Christoph Pregardien. Oxalys verleent regelmatig zijn medewerking aan theaterproducties met als vaste partners Transparant en Muziek Lod. Ook pedagogische en educatieve projecten behoren tot de activiteiten. Oxalys is regelmatig te gast op de Festivals van Vlaanderen, Wallonië en Ars Musica en speelt op alle belangrijke Belgische podia zoals Bozar, deSingel, De Bijloke en het Concertgebouw in Brugge. Talrijke buitenlandse tournees brengen het ensemble regelmatig naar het Concertgebouw in Amsterdam, het festival van Schleswig-Holstein, Het Rheingau en het Mecklenburg Vorpommern Festival in Duitsland, het Beethoven Haus Bonn e.a. Oxalys is in residentie in het Koninklijk Muziekconservatorium van Brussel en wordt gesteund door de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Volgende concerten ZO 06/04/14 - 15.00 uur il Gardellino Beethoven voor blazers tickets € 20 / € 16 / € 14 / € 5 VR 11/04/14 - 21.00 uur Dialogos & Kantaduri Rituelen en volksgeloof uit het middeleeuwse Bosnië-Herzegovina tickets € 24 / € 20 / € 16 / € 5 ZA 12/04/14 - 21.00 uur Orkest van de Achttiende Eeuw & Cappella Amsterdam Bachs Johannespassie tickets € 28 / € 24 / € 20 / € 5 ZO 13/04/14 - 15.00 uur Cyril Auvity & L’Yriade Muziek van Händel met liefde als middelpunt tickets € 20 / € 16 / € 14 / € 5 Goed om te weten Foyer De foyer van AMUZ is open vanaf een uur voor aanvang van het concert en blijft ook na afloop van het concert nog geruime tijd open. Beeld- en geluidsopnamen Het is absoluut verboden beeld- en geluidsopnamen te maken tijdens de concerten en voorstellingen zonder Rondleidingen en zaalverhuur Wenst u met een groep een rondleiding in de gebouwen van AMUZ, om zo het fascinerende verhaal te horen van de gerenoveerde kerk en AMUZ als concertgebouw en -organisator, of wenst u meer informatie over de mogelijkheden om de zaal te huren voor concerten, voorstellingen en presentaties? Gelieve dan tijdens de kantooruren contact op te nemen met de administratie expliciete toelating van de directie van AMUZ. van AMUZ. Concertinleidingen, aanvangsuur en duur van de concerten De concerten in AMUZ vangen op zondag steeds aan om 15.00 uur. Op andere dagen starten de concerten om 21.00 uur. Voor de avondconcerten is er steeds een inleiding om 20.15 uur. De concerten in AMUZ hebben in principe geen pauze en duren tussen de 65 en 80 minuten, tenzij anders vermeld. Medewerkers AMUZ Bart Demuyt, directie & artistiek leiding | Veerle Braem, zakelijk directie | Robin Steins, assistentie programmering & educatie | Elise Simoens, assistentie programmering & dramaturgie | Klaartje Heiremans, pers & communicatie | Kathleen Engels, communicatie | Tine Clevers, eindredactie & ticketing | Mona Heyrman, directieassistentie & productie | Jan Tambuyser, productie & techniek | Evelyne Van Mieghem, productie & zaalhuur | Bart Tambuyser, techniek & gebouwbeheer | Koen Koninkx, foyer & ticketing | Anne Struelens, vrijwilliger distributie | Maarten Marijnissen, stagiair | Joël Wouters, stagiair | Majda Kaisoumi, stagiair | Kwinten Felix, stagiair Programmaboekjes en cd-verkoop De programmaboekjes bij de concerten van AMUZ zijn downloadbaar van de website www.amuz.be vanaf enkele dagen na het concert. Een selectie cd’s van de aantredende artiesten wordt te koop aangeboden voor en na het concert in de inkomhal/aan de balie, i.s.m. ‘t KLAverVier uit Schilde. Laatkomers De concerten in AMUZ hebben in principe geen pauze. Laatkomers kunnen dan ook niet meer worden toegelaten in de concertzaal. Op vertoon van hun concertticket kunnen zij het concert volgen op de plasmaschermen in de foyer. Binnenwerk geprint bij www.prints-copy.be wettelijk depotnummer: D/2013/0306/215
© Copyright 2024 ExpyDoc