INFOPUNT VEILIGHEID Onderzoeksrapport Apps over gevaarlijke stoffen Patrick van der Waaij 03-06-2014 Voor mijn studie Integrale Veiligheidskunde aan de Hogeschool Utrecht heb ik stage gelopen bij Infopunt Veiligheid van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV). Als stageopdracht heb ik onder andere onderzoek gedaan naar het gebruik van apps over gevaarlijke stoffen onder OVD-B, OVD-G, AGS en GAGS. In dit rapport kunt de bevindingen van dit verkennend onderzoek lezen. Samenvatting Dit verkennend onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Infopunt Veiligheid naar aanleiding van de vraag of het app-overzicht, zoals deze op de site van Infopunt beschikbaar is, nog actueel is. Hierbij zijn aanvullende vragen gesteld over het gebruik en de behoeftes van de doelgroep aan apps over gevaarlijke stoffen. De doelgroep bestond uit alle repressieve Officieren van Dienst Brandweer (OVD-B), Officieren van Dienst Geneeskundig (OVD-G), Adviseurs Gevaarlijke Stoffen (AGS) en Gezondheidskundig Adviseurs Gevaarlijke Stoffen (GAGS). De opdrachtgever van dit onderzoek, Infopunt Veiligheid, is onderdeel van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV). Infopunt houdt zich bezig met vraagbeantwoording van professionals uit het werkveld van de fysieke veiligheid, daarnaast beheert Infopunt een online kennisbank met diverse informatie over thema’s binnen de fysieke veiligheid. In het kader van een stageopdracht ten behoeve van mijn tweedejaarsstage heb ik dit verkennend onderzoek uitgevoerd voor Infopunt. De doelgroep van het onderzoek bestaat uit de operationeel leidinggevende OVDB’en en OVD-G’en. Daarnaast zijn in dit verkennend onderzoek de operationeel adviseurs GAGS en AGS meegenomen. Het betreft hier de functionarissen die in dienst zijn van één of meer van de 25 veiligheidsregio’s of bedrijfsbrandweren. Het onderzoek heeft zich gericht op apps over gevaarlijke stoffen; hieronder vallen alle applicaties die geschikt zijn voor smartphone of tablet die informatie verschaffen over gevaarlijke stoffen. De informatie die de apps geven is toegespitst op incidenten met gevaarlijke stoffen. Tijdens de uitvoering van dit verkennend onderzoek stond de volgende vraag centraal: welke behoefte is er met betrekking tot informatievoorziening doormiddel van apps over gevaarlijke stoffen onder de operationeel leidinggevende OVD-B en OVD-G en onder (gezondheidskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen en hoe waarderen zij de reeds beschikbare apps? Door het beantwoorden van deze vraagstelling is getracht de doelstelling van dit onderzoek te bereiken. De doelstelling voor dit verkennend onderzoek was het bekijken welke behoeftes er met betrekking tot informatievoorziening doormiddel van apps over gevaarlijke stoffen zijn onder de OVD-B, OVD-G en (G)AGS. Voor de bestaande apps werd gekeken naar de waardering door deze functionarissen. Om de centrale vraagstelling van dit verkennend onderzoek te kunnen beantwoorden is er gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethodes. In de eerste plaats is er een deskresearch gedaan aan de hand van het bestaande app-overzicht. Hiermee is een beeld verkregen van de bestaande apps. Tijdens de deskresearch is met gebruikmaking van de zoekmachine Google op diverse termen gezocht die een relatie hebben met het onderwerp. Aansluitend op de deskresearch zijn er drie interviews geweest met functionarissen uit de doelgroep. Het doel van deze interviews was een eerste verkenning van het onderwerp en de vragen uit het interview dienden als basis voor de later uit te zetten enquête. Voor dit verkennend onderzoek zijn interviews gehouden met een OVD-B, een OVD-G en AGS uit de veiligheidsregio’s Utrecht en Rotterdam-Rijnmond. Door middel van een digitale enquête is geprobeerd om de mening van zoveel mogelijk functionarissen uit de doelgroep te verkrijgen. Door 2 gebruik te maken van diverse netwerken is de enquête breed verspreid en hebben er functionarissen uit vrijwel alle veiligheidsregio’s gereageerd. Dit verkennend onderzoek heeft verschillende resultaten opgeleverd. De deskresearch heeft een actueel overzicht opgeleverd van verschillende apps die beschikbaar zijn op het gebied van gevaarlijke stoffen. Dit app-overzicht zal op de site van Infopunt beschikbaar worden gesteld. De waardering is in dit overzicht niet meegenomen, het waarderen van de apps is overgelaten aan de functionarissen. De afgenomen interviews zijn op zeer beperkte schaal uitgevoerd, er zijn slechts drie functionarissen ondervraagd. Hierdoor zijn de resultaten niet generaliseerbaar voor de gehele populatie. De interviews hebben gediend ter verkenning van het onderwerp en hebben als basis gediend voor het opstellen van de digitale enquête. De digitale enquête heeft de meeste resultaten voor dit verkennend onderzoek opgeleverd. In totaal hebben er 208 respondenten uit 24 veiligheidsregio’s gereageerd op de enquête:50% betrof OVD-B, 25% OVD-G, 11% AGS en 5% GAGS. Van de groep respondenten geeft 80% (169 respondenten) aan op dit moment gebruik te maken van digitale informatievoorziening, waarvan de grootste groep (65%) op dit moment een Mobiele Data Terminal (MDT) gebruikt. De MDT’s worden op dit moment voor diverse doeleinden ingezet tijdens de repressieve inzetten. Van de groep respondenten die aangeeft op dit moment geen gebruik te maken van digitale informatievoorziening (20%), geeft de grootste groep aan (60%) het liefst te worden uitgerust met een tablet. In de enquête is de respondenten die aangeven gebruik te maken van een tablet of smartphone gevraagd of ze bekend zijn met apps over gevaarlijke stoffen en deze ook daadwerkelijk gebruiken tijdens de repressieve inzetten. Binnen deze groep respondenten geeft een ruime meerderheid van 70% aan de apps daadwerkelijk in te zetten bij inzetten met gevaarlijke stoffen. De overweging om de apps wel in te zetten tijdens de repressieve inzet is de snelheid en het gemak. Voor de andere respondenten die de apps niet gebruiken, zijn de belangrijkste redenen de betrouwbaarheid, de apps voldoen niet aan de informatiebehoefte, zij halen de benodigde informatie bij de (G)AGS en de huidige middelen voorzien in de informatiebehoefte. De respondenten die hebben aangegeven de apps daadwerkelijk te gebruiken, is gevraagd deze apps te beoordelen op betrouwbaarheid, overzichtelijkheid, bruikbaarheid en of ze de apps zouden aanraden. Deze resultaten zin opgenomen in de het app-overzicht. De respondenten is gevraagd of zij behoefte hebben aan een nieuwe of aanvullende app die hun van informatie voorziet tijdens incidenten met gevaarlijke stoffen. Hierbij konden respondenten aangeven welke organisatie deze app dan zou moeten maken. De grootste groep geeft aan dat ze het liefst zien dat de app door Brandweer/GHOR Nederland wordt gemaakt. Opmerkelijk is dat de gegeven antwoorden verschillen per functie, de OVD’s geven aan dat Brandweer/GHOR Nederland deze app zou moeten maken, de AGS dat dit door het IFV moet gebeuren en de GAGS door het RIVM. Een andere interessante partij die genoemd wordt is Defensie. De respondenten hebben de mogelijkheid gehad om relevante apps die noemen die zij bruikbaar en zinvol achten voor incidenten met gevaarlijke stoffen. Dit heeft een elftal aan apps opgeleverd dit nog niet in het app-overzicht voorkwamen. 3 De respondenten hebben aangegeven dat wanneer er een app ontwikkeld wordt deze vooral gebruiksvriendelijk moet zijn en het liefst meer informatie dan alleen over gevaarlijke stoffen geeft. De app moet veel mogelijkheden bieden, maar zeker werkbaar blijven om tijdens repressieve inzetten te gebruiken. Naar aanleiding van dit verkennend onderzoek worden er een drietal aanbevelingen gedaan: • Controleer de beschikbare apps op betrouwbaarheid; Brandweer NL, GGD GHOR NL, IFV, RIVM en Defensie kunnen hier wellicht een rol in spelen. • Onderzoek verder de mogelijkheden tot het ontwikkelen van een landelijke app die informatie geeft over gevaarlijke stoffen • Bekijk welke mogelijkheden apps kunnen hebben op andere gebieden; denk bijvoorbeeld aan zelfredzaamheid, brandveiligheid/bouwregelgeving, etc. 4 Inhoud Samenvatting.................................................................................................................. 2 Voorwoord ..................................................................................................................... 6 1.0 Inleiding ................................................................................................................... 7 1.1 Aanleiding ................................................................................................................ 7 1.2 Doelstelling .............................................................................................................. 8 1.3 Probleemstelling en deelvragen ............................................................................... 8 1.4 Begripsafbakening ................................................................................................... 9 1.5 Theoretische ondersteuning ................................................................................... 10 2.0 Methode ................................................................................................................. 11 2.1 Populatie en steekproef .......................................................................................... 11 2.2 Dataverzamelingsmethoden ................................................................................... 11 2.3 Operationalisatie .................................................................................................... 12 3.0 Resultaten ............................................................................................................... 14 3.1 Resultaten deskresearch ......................................................................................... 14 3.2 Resultaten interviews ............................................................................................. 15 3.3 Resultaten enquête ................................................................................................. 15 4.0 Conclusies en aanbevelingen ................................................................................. 23 4.1 Beantwoorden ondezoeksvragen ........................................................................... 23 4.2 Aanbevelingen ....................................................................................................... 27 5.0 Literatuurlijst.......................................................................................................... 28 Bijlagen: Bijlage I : Enquête Bijlage II: App-overzicht Bijlage III: Interview & uitwerking met dhr. Harry Bakker, OVD-B VRU Bijlage IV: Interview & uitwerking met dhr. Roy Hempel, OVD-G VRR Bijlage V: Interview & uitwerking met dhr. Geerlof Bijsterbosch, AGS VRU Bijlage VI: Tabel respons per regio per functie Bijlage VII: Overzicht beoordeling apps Bijlage VIII: Tabel voorkeur organisatie per functie 5 Voorwoord Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van mijn studie Integrale Veiligheidskunde aan de Hogeschool Utrecht. In het kader van deze studie heb ik een stage gelopen bij Infopunt Veiligheid, onderdeel van het Instituut Fysieke Veiligheid in Arnhem. Het doel van de stage is het op doen van praktijkkennis, praktijkervaring en het ontwikkelen van beroepscompetenties. Daarbij dragen de stages bij aan mijn persoonlijke ontwikkeling zodat ik straks, na het behalen van mijn diploma, aan de slag kan als beginnend beroepsbeoefenaar in het werkveld van de Integrale Veiligheidskunde. Het onderzoek is gericht op het gebruik van apps over gevaarlijke stoffen tijdens repressieve inzetten door officieren van dienst van de brandweer en GHOR en de (gezondheidskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen. Hierover is nog niets bekend en ook de mogelijkheden en behoeftes van de functionarissen zijn niet eerder onderzocht. Dit verkennend onderzoek leidt tot een globaal beeld van wat er speelt op het gebied van informatievoorziening door middel van apps over gevaarlijke stoffen. Het doen van dit onderzoek heb ik met veel plezier gedaan. Voorafgaand aan deze stage had ik nooit echt een onderzoek gedaan, waardoor ik veel heb geleerd tijdens dit onderzoek. Daarbij heb ik ook kunnen werken aan mijn persoonlijke competenties die van belang zijn als beginnend beroepsbeoefenaar. Ik hoop dat ik met dit onderzoek een bijdrage heb kunnen leveren aan de kennis en inzichten over het gebruik van apps over gevaarlijke stoffen als informatiebron tijdens een repressieve inzet. In dit voorwoord maak ik graag van de gelegenheid gebruik om Caren Mertens te bedanken voor de begeleiding vanuit Infopunt bij mijn stage. Daarnaast gaat mijn dank uit naar het hele Infopuntteam voor de leuke stageperiode die ik heb gehad. Mijn dank gaat ook uit naar een ieder die zijn bedragen heeft geleverd aan dit onderzoek. De mensen die ik mocht interviewen ter verkenning van het onderwerp, de respondenten die de enquête hebben ingevuld en een ieder die heeft geholpen de enquête te verspreiden onder de doelgroep van dit onderzoek. Tot slot vind ik het ontzettend leuk dat zo’n grote groep respondenten heeft aangegeven op de hoogte gesteld te willen worden van de resultaten. Dit geeft voor mij aan dat het onderwerp leeft onder de doelgroep. 6 1.0 Inleiding Dit verkennend onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Infopunt Veiligheid. Infopunt Veiligheid maakt onderdeel uit van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) in Arnhem. Infopunt Veiligheid houdt zich bezig met vraagbeantwoording en professionals uit het werkveld van de fysieke veiligheid kunnen hier hun vraag stellen. Hierbij kunt u denken aan medewerkers van: veiligheidsregio’s, gemeentelijke, provinciale en landelijke overheden. Bij Infopunt zijn diverse specialisten werkzaam die deze vragen kunnen beantwoorden. Naast vraagbeantwoording is Infopunt de beheerder van een online kennisbank op hun website. In deze kennisbank worden dossiers aangeboden met verschillende actuele thema’s op het gebied van fysieke veiligheid. Infopunt fungeert als kennisbron en levert expertise aan verschillende overheidsorganisaties die werkzaam zijn op het gebied van fysieke veiligheid. De dossiers van Infopunt Veiligheid zijn openbaar en beschikbaar voor iedere geïnteresseerde, de vraagbeantwoording is gericht op professionals uit het werkveld van de fysieke veiligheid. Door de uitvoering van bovenstaande taken geeft Infopunt Veiligheid invulling aan één van de wettelijke taken die door de Wet Veiligheidsregio’s is opgelegd aan het IFV. Infopunt geeft invulling aan artikel 68 lid 1 e en f van de Wet veiligheidsregio’s: • e: het ontwikkelen en in stand houden van expertise door middel van het verzamelen en beheren van relevante kennis en zo nodig door het verrichten van toegepast wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening; • f: het ter beschikking stellen van de verzamelde informatie en expertise aan organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening. Ten behoeve van mijn studie Integrale Veiligheidskunde aan de Hogeschool Utrecht moet ik een stage lopen bij een organisatie binnen het werkveld van veiligheid. Om te voldoen aan deze stage heb ik stage gelopen bij Infopunt Veiligheid. Eén van de taken die ik tijdens mijn stage heb uitgevoerd, is het doen van een verkennend onderzoek naar het gebruik van applicaties over gevaarlijke stoffen onder de operationeel leidinggevenden en adviseurs gevaarlijke stoffen van de brandweer en de GHOR in het veld. 1.1 Aanleiding Aanleiding tot dit onderzoek was de vraag of het app-overzicht zoals deze op de site van Infopunt Veiligheid staat, nog actueel is en de behoefte om het overzicht eventueel uit te breiden met andere relevante apps. Met het actualiseren van het appoverzicht rees de vraag welke apps daadwerkelijk bruikbaar zijn voor de repressieve inzet, of er een behoefte bestond aan een aanvulling op de reeds bestaande apps en welke behoeftes dit zijn. In eerste instantie zou dit gebeuren met apps die betrekking hadden op zelfredzaamheid en gevaarlijke stoffen. Gezien de beperkte tijd van mijn stage is er een tweedeling gemaakt in deze onderwerpen. Vanwege het feit dat het begrip zelfredzaamheid erg omvangrijk is en er vele partners en ook burgers betrokken zijn bij dit thema, was dit onderwerp te omvangrijk voor de aard van mijn stage. Om deze 7 reden is gekozen voor het onderwerp gevaarlijke stoffen. Dit onderwerp is multidisciplinair, het speelt zowel in de witte als in de rode kolom, en kan duidelijk afgebakend worden: incidenten waarbij gevaarlijke stoffen een rol spelen. 1.2 Doelstelling Het doel van dit verkennend onderzoek was het bekijken welke behoeftes er met betrekking tot informatievoorziening doormiddel van apps over gevaarlijke stoffen zijn onder de operationeel leidinggevende OVD- B en OVD-G en onder de (gezondheidskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen. Vanwege het feit dat er al een aantal apps over gevaarlijke stoffen bestaan werd in dit onderzoek ook de waardering van de reeds bestaande apps meegenomen. Met de informatie die door dit verkennend onderzoek beschikbaar gekomen is, wil Infopunt Veiligheid kijken of het IFV eventueel kan faciliteren of ontwikkelen, in samenwerking met andere relevante partijen zoals: Brandweer Nederland, GHOR Nederland, de veiligheidsregio’s en anderen kennis partners zoals het RIVM en TNO, in de bestaande behoeftes van de officieren en (gezondheidskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen. 1.3 Probleemstelling en deelvragen Centrale vraagstelling: Welke behoefte is er met betrekking tot informatievoorziening doormiddel van apps over gevaarlijke stoffen onder de operationeel leidinggevende OVD-B en OVD-G en onder de (gezondheidskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen en hoe waarderen zij de reeds beschikbare apps? Om bovenstaande centrale vraagstelling te kunnen beantwoorden, zijn er een aantal deelvragen gesteld: 1. 2. 3. 4. Welke apps op het gebied van gevaarlijke stoffen zijn er al beschikbaar? Hoe wordt op dit moment gebruik gemaakt van de beschikbare apps? Hoe wordt het gebruik van de reeds bestaande apps ervaren? Welke behoefte bestaat er onder de operationeel leidinggevenden en (gezondheidskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen tijdens een incident aan apps die informatie geven over gevaarlijke stoffen? 5. Welke informatie krijgen de operationeel leidinggevende en (gezondheidskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen graag via een app en welke juist niet? Naast de bovenstaande centrale en deelvragen, zijn er tijdens de enquête verschillende vragen gesteld over het gebruik van digitale informatievoorzieningen in het algemeen en het datagebruik in het algemeen. Door deze vragen toe te voegen aan de enquête, wilde ik er achter komen of digitale informatievoorziening reeds gemeen goed was in de repressieve dienst en op welke wijze dit gefaciliteerd wordt. Met deze informatie konden verbanden gelegd worden tussen het gebruik van de digitale informatievoorziening en de behoefte aan eventuele aanvullingen hierop. Wanneer er bekend is welke digitale hulpmiddelen, zoals Mobiele Data Terminal, tablet, etc., er gebruikt worden, kan gekeken worden op welke wijze digitale informatie aangeboden 8 kan worden en hoe dit gewaardeerd wordt door de officieren en (geneeskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen. 1.4 Begripsafbakening In dit onderzoek worden verschillende termen gebruikt die een bepaalde afbakening of toelichting nodig hebben om helderheid te bieden voor de reikwijdte van dit onderzoek. In deze paragraaf zal van deze begrippen een nadere toelichting worden gegeven. 1.4.1. Officier van Dienst Brandweer Een van de functionarissen die tot de doelgroep van het onderzoek behoort, is de Officier van Dienst Brandweer (OVD-B). De OVD-B is eindverantwoordelijk voor de inzet van de brandweereenheden tijdens een incident. De OVD-B is de operationeel leidinggevende ter plaatse en geeft bij monodisciplinaire inzetten de leiding aan de brandweereenheden ter plaatse. Wanneer er sprake is van multidisciplinair optreden, zal de OVD-B de samenwerking met de anderen diensten ter plaatse coördineren. (Incident management, 2014) 1.4.2. Officier van Dienst Geneeskundig Een andere functionarissen die tot de doelgroep van het onderzoek behoort, is de Officier van Dienst Geneeskundig (OVD-G). Deze functionaris maakt onderdeel uit van de Geneeskundige Hulpverlening in de Regio (GHOR). De OVD-G is eindverantwoordelijk voor de inzet van de geneeskundige diensten tijdens een incident. De OVD-G is de operationeel leidinggevende ter plaatse en geeft bij monodisciplinaire inzetten de leiding aan de geneeskundige diensten ter plaatse. Wanneer er sprake is van multidisciplinair optreden, zal de OVD-G de samenwerking met de anderen diensten ter plaatse coördineren. (Incident management, 2014) 1.4.3. Adviseur Gevaarlijke Stoffen Een van de adviseurs die tot de doelgroep van het onderzoek behoort, is de Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS). Deze functionaris behoort tot de brandweer-organisatie. De AGS is degene die de operationeel leidinggevende van een incident met gevaarlijke stoffen adviseert over de inzet van de brandweer. De AGS is binnen de brandweer dé specialist met betrekking tot gevaarlijke stoffen. De AGS neemt in zijn advies zaken met betrekking tot: redding, bronbestrijding, gevolgen voor het effectgebied, ontsmetting en afhandeling van het incident mee. Tijdens een incident werk de AGS nauw samen met de meetplanleider (MPL). (Brandweer Zuid-Limburg, 2011) 1.4.4. Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen De andere adviseur die tot de doelgroep van het onderzoek behoort, is de Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen (GAGS). Deze functionaris maakt onderdeel uit van de GHOR. De GAGS is degene die de operationeel leidinggevende van een incident met gevaarlijke stoffen adviseert over de gezondheidseffecten van de gevaarlijke stoffen. 9 De GAGS is binnen de geneeskundige diensten dé specialist op het gebied van gevaarlijke stoffen. Het advies van de GAGS zal vooral betrekking hebben op de (mogelijke) gezondheidseffecten van bepaalde gevaarlijke stoffen. (GGD Amsterdam, 2013) 1.4.5. Apps App is een veel gebruikte afkorting voor het woord applicatie. Een applicatie is een klein softwareprogramma dat gebruikt kan worden op een tablet of smartphone. Het computerprogramma voert een bepaalde taak uit, zoals het zoeken van dichtstbijzijnde AED (Consumentenbond, 2014). Door middel van deze apps kunnen er veel functies aan een tablet of smartphone worden toegevoegd die handig of leuk zijn voor de gebruiker. (App ontwikkelen, 2014) Dit onderzoek richt zich op apps die de gebruiker informatie verstrekken over gevaarlijke stoffen. Op welke wijze deze informatie versterkt wordt, is niet zozeer van belang, bijvoorbeeld doormiddel van digitale ERIC-kaarten of o.i.d., zolang dit maar doormiddel van een app op een tablet of smartphone geschiedt. 1.4.6. Gevaarlijke stoffen Dit onderzoek richt zich op gebruik van apps bij incidenten met gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen is een term die bij de hulpdiensten en in de chemische industrie veelvuldig wordt gebruikt. In dit onderzoek wordt met term ‘’gevaarlijke stoffen’’ bedoeld: stoffen die door hun eigenschappen gevaar, schade of ernstige hinder voor mens, dier of milieu kunnen veroorzaken (Beurtvaartadres, 2014). Aangezien de operationeel leidinggevende en de (geneeskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen uit de doelgroep van dit onderzoek alleen bij incidenten met gevaarlijke stoffen te maken hebben, heeft het onderzoek zich gericht op de informatievoorziening tijdens de repressieve fase van een incident met gevaarlijke stoffen. De informatie die door de apps verstrekt wordt, kan natuurlijk ook in de preparatiefase van nut zijn. 1.5 Theoretische ondersteuning Naar mij bekend hebben er niet eerder onderzoeken plaatsgevonden naar de behoefte en het gebruik van apps over gevaarlijke stoffen door officieren en (geneeskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen. Door dhr. Donné Schmidt en dhr. Marc Ruijten is in het kader van hun opleiding tot GAGS een overzicht gemaakt met beschikbare apps over gevaarlijke stoffen en gezondheid. Dit overzicht heb ik gebruikt als basis voor mijn deskresearch naar de reeds bestaande apps over gevaarlijke stoffen. 10 2.0 Methode In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan gebruikte methoden tijdens dit onderzoek. Om de benodigde informatie te verzamelen, is er gebruikgemaakt van diverse onderzoeksmethoden: deskresearch naar de reeds bestaande apps, interviews met officieren en (gezondheidskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen uit het veld en tot slot een digitale enquête waarmee de mening van een groot aantal personen uit de doelgroep gepeild werd. 2.1 Populatie en steekproef 2.1.1. Populatie Tot de populatie van dit verkennend onderzoek behoren alle officieren van dienst van de brandweer en de GHOR die werkzaam zijn bij één van de 25 veiligheidsregio’s, Defensie of bedrijven. Daarnaast vallen ook de officieren die op dit moment een opleiding volgen tot de één van bovengenoemde functies onder de populatie. Naast de officieren van de dienst maken ook de (gezondheidskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen van de brandweer en de GHOR onderdeel uit van de populatie. Het betreft adviseurs die werkzaam zijn binnen één of meerdere van de 25 veiligheidsregio’s. 2.1.2. Steekproef In dit verkennend onderzoek zijn vanzelf sprekend niet alle onder de populatie vallende officieren en (gezondheidskundig) adviseurs persoonlijk benaderd om deel te nemen aan de enquête. Vanwege het feit dat het hier een verkennend onderzoek betreft, is ervoor gekozen om via diverse netwerken de enquête uit te zetten onder de officieren en (gezondheidskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de volgende netwerken: • IBGS-netwerk Incidentbestrijding Gevaarlijke Stoffen, voorheen OGSnetwerk; • Brandweeracademie; • Programmaraad incidentbestrijding; • Netwerk GAGS; • Diverse eigen netwerken, zoals teamleider OVD’s Veiligheidsregio Utrecht. Binnen deze netwerken zijn verschillende contactpersonen benaderd die de enquête verder binnen de netwerken verspreid hebben. Hierdoor ontstond het gehoopte sneeuwbaleffect, waardoor de enquête breed verspreid is onder de doelgroep. Naar aanleiding van de beperkte respons uit bepaalde veiligheidsregio’s, is er na ongeveer drie weken telefonisch contact gezocht met deze regio’s. Hierbij is het verzoek gedaan om de enquête verder uit te zetten binnen de eigen organisatie of deze opnieuw onder de aandacht te brengen binnen de functies uit de doelgroep. 2.2 Dataverzamelingsmethoden 2.2.1. Deskresearch Het doen van deskresearch had tot doel erachter komen welke apps over gevaarlijke stoffen al worden aangeboden. Dit was nodig om een beeld te verkrijgen van het huidige aanbod en de informatie die dit heeft opgeleverd kon later tijdens de enquête worden ingezet om gerichte vragen te stellen. 11 De basis voor de deskresearch was het bestaande app-overzicht van de website van Infopunt Veiligheid. Aan de hand van dit app-overzicht is gekeken naar de relevantie van de genoemde apps, welke informatie er gegeven werd en van welke bron die informatie afkomstig was. Op deze wijze zijn alle apps uit het overzicht benaderd en bekeken. Daarnaast is er door middel van de zoekmachine Google en in de verschillende stores om apps te downloaden, gezocht naar andere relevante apps over gevaarlijke stoffen. Door op verschillende termen te zoeken die een relevantie hebben met apps over gevaarlijke stoffen, is er diverse informatie over de reeds beschikbare apps over gevaarlijke stoffen naar voren gekomen. Voorbeelden van termen waarop gezocht is: • Apps gevaarlijke stoffen; • Gevaarlijke stoffen; • Apps brandweer gevaarlijke stoffen; • Apps GHOR gevaarlijke stoffen. 2.2.2. Interviews Voorafgaand aan de enquête zijn er met drie functionarissen uit de doelgroep interviews geweest over het onderwerp: het gebruik van apps over gevaarlijke stoffen tijdens incidenten. Het doel van deze interviews was een eerste verkenning over het onderwerp en erachter komen of het gebruik van apps leefde onder de officieren en adviseurs. De antwoorden van de interviews zijn de basis voor het opstellen van de enquêtes geweest. De volgende personen zijn voor dit onderzoek geïnterviewd: • Dhr. Harry Bakker, Officier van Dienst Brandweer. Veiligheidsregio Utrecht, district Rijn & Venen Noord. • Dhr. Roy Hempel, Officier van Dienst Geneeskundig. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. • Dhr. Geerlof Bijsterbosch, adviseur gevaarlijke stoffen. Veiligheidsregio Utrecht, AGS- West. Het doel van deze zeer beperkte steekproef was de verkenning van het onderwerp en voorzet voor de later uit te zetten enquête. 2.2.3. Enquête Door middel van het uitzetten van een digitale enquête onder een grote groep officieren en adviseurs, moeten de resultaten van dit verkennend onderzoek zo representatief mogelijk zijn. Daarbij was het doel om zoveel mogelijk respons vanuit de verschillende veiligheidsregio’s te krijgen, om een beeld te scheppen dat generaliseerbaar is voor alle veiligheidsregio’s en alle officieren en adviseurs binnen de doelgroep. 2.3 Operationalisatie In dit onderzoek stonden de behoeftes en de waardering van officieren en (gezondheidskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen centraal. De vragen die tijdens de interviews en later in de enquête gesteld zijn, hadden dan ook vooral betrekking op de persoonlijke ervaringen en meningen van de ondervraagde officieren en adviseurs. 12 In de enquête is onder andere de waardering van de officieren en adviseurs gevraagd over de reeds bestaande apps waarmee zij bekend waren. In de enquête is gevraagd of de respondenten op dit moment bekend zijn met apps over gevaarlijke stoffen en of zij deze op dit moment al gebruiken tijdens de repressieve inzetten. Ook is aan de respondenten gevraagd om een waardeoordeel te geven aan de verschillende apps uit het app-overzicht. Hierin is een schaal van goed – voldoende – slecht aan te brengen. De respondenten hadden de mogelijkheid om één van de drie bovenstaande oordelen aan de app te geven. De respondenten konden de betrouwbaarheid, overzichtelijkheid en de bruikbaarheid van de apps beoordelen. Naast de waardering zijn ook de behoeftes aan informatie door middel van apps over gevaarlijke stoffen van de respondenten geïnventariseerd. Om deze behoefte te kunnen peilen is gevraagd naar de toegevoegde waarde die apps volgens de respondenten hebben ten opzichte van anderen informatievoorzieningen en welke informatie een, eventueel, te ontwikkelen app moet bevatten om zijn dienst te bewijzen tijdens repressieve inzetten. Daarnaast was er in de enquête ruimte voor de respondenten om hun antwoord te geven zonder dat zij aan meerdere keuzes gebonden waren. De enquête is achter dit rapport opgenomen in de bijlage I. 13 3.0 Resultaten In dit derde hoofdstuk worden de resultaten van de gedane deskresearch, de afgenomen interviews en de digitale enquête aan u gepresenteerd. De conclusies en aanbevelingen zullen aanbod komen in het volgende hoofdstuk. 3.1 Resultaten deskresearch Voorafgaand aan het veldwerk is er eerst een kleine deskresearch gedaan naar de beschikbare apps over gevaarlijke stoffen. Hierin is gekeken welke apps er reeds al beschikbaar zijn voor de verschillende besturingssystemen en welke bruikbare informatie deze bevatten. De deskresearch heeft een actueel app-overzicht opgeleverd voor de website van Infopunt Veiligheid. Het uitgebreide overzicht, inclusief links naar de betreffende webpagina behorende bij de app, zit achter dit rapport bijgesloten als bijlage II. De deskresearch heeft voor het besturingssysteem IOS (van Apple) de volgende, naar mijn inziens, bruikbare apps opgeleverd: • Hazmet Load and Segregation Guide; • Chemical Safety Data Sheets; • MSDS Mobile; • UN Number; • WISER; • Merck PSE HD; • HazRef 2008; • Dangerous Goods; • Cargo Decoder Plus; • ERG 2012; • GESTIS database on hazardous substances; • Mobile REMM; • Medscape; • NIOSH Pocket Guide to Chemical Hazards; • Drager. Voor het besturingssysteem Android heeft de deskresearch de volgende, soms met IOS overeenkomende, apps opgeleverd: • HazMat Pocket Guide; • Material Safety Data Sheet; • MSDS Mobile; • UN Number; • WISER; • Merck PTE HD; • ADR Dangerous Goods; • Cargo Decoder; • Gevaarlijke Goederen Manual; • ERG 2012; • GESTIS ILV; • Mobile REMM; 14 • • Medscape; Drager. Het onderzoek naar apps voor het besturingssysteem Windows heeft slecht één resultaat opgeleverd: • GESTIS ILV. Bij het beoordelen en zoeken van de apps is rekening gehouden met de multidisciplinaire informatie behoefte. Bepaalde apps die meer voorzien in de monodisciplinaire behoeftes, zijn dan ook niet meegenomen in dit onderzoek. De auteurs van de bovenstaande apps zijn niet nagetrokken; hierdoor kan de betrouwbaarheid van de apps te wensen overlaten. Het oordeel over de betrouwbaarheid is overgelaten aan de professionals. Het aangereikte app-overzicht is verre van volledig, het doel van de deskresearch was dan ook niet om een uitputtende lijst met alle beschikbare apps te creëren. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat dit een verkennend onderzoek betreft en vanwege de beperkte tijdsduur van de stage. Daarnaast bood de enquête de mogelijkheid aan de respondenten om zelf apps aan te geven die zij gebruiken naast de genoemde apps. Als hier apps uit zouden komen, zouden ze toegevoegd kunnen worden aan het overzicht. Welke apps de respondenten hebben aangegeven te gebruiken, naast de apps uit het app-overzicht, kunt u lezen in paragraaf 3.3.5. 3.2 Resultaten interviews Voor dit verkennend onderzoek zijn zoals in paragraaf 2.2 vermeld drie functionarissen uit de doelgroep geïnterviewd. De interviews hebben gediend ter verkenning van het onderwerp en als basis voor de enquête. De interviews hebben op zeer beperkte schaal plaatsgevonden er de resultaten zijn dan ook niet generaliseerbaar, dit heeft mede te maken met het feit dat twee van de drie functionarissen werkzaam zijn binnen dezelfde veiligheidsregio: Utrecht. Hierdoor zijn de resultaten niet bruikbaar om conclusies te trekken over de andere veiligheidsregio’s. De interviews met de verschillende functionarissen hebben vooral een beeld opgeleverd van wat er leeft en wat er speelt in het veld met betrekking tot apps over gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn de vragen van de interviews gebruikt in de enquête. De gebruikte vragenlijsten en uitwerkingen zijn achter dit rapport te vinden in bijlage III, IV en V. 3.3 Resultaten enquête Dat enquête heeft in dit onderzoek voor de meeste informatie gezorgd. Door de wijde verspreiding van de enquête en respondenten uit vrijwel alle veiligheidsregio’s zijn de resultaten uit de enquête zeer bruikbaar. De enquête zoals deze is voorgelegd aan de respondenten is te vinden in bijlage I. 3.3.1 Respondenten In totaal hebben er 208 respondenten uit 24 veiligheidsregio’s deelgenomen aan de enquête. De meeste respondenten komen uit veiligheidsregio Utrecht (39); vanuit de 15 veiligheidsregio Gooi- en Vechtstreek is geen enkele reactie binnengekomen. De vele reacties vanuit de veiligheidsregio Utrecht zijn te verklaren doordat bij het uitzetten van de enquête de teamleider van de OVD-B’s uit de veiligheidsregio Utrecht is gevraagd deze enquête te verspreiden binnen de regio. In bijlage VI kunt u een tabel vinden waar het aantal respondenten per functie en veiligheidsregio is weergegeven. Het aantal respondenten is niet gelijkmatig verdeeld over de functionarissen uit de doelgroep van dit onderzoek. De grootste groep respondenten bestaat uit OVD-B; bijna 50% de respondenten geeft aan deze functie te bekleden. Bijna 25% van de respondenten is OVD-G, 11% van de respondenten is in dienst als AGS en bijna 5% van de respondenten als GAGS. Een kanttekening bij deze cijfers is dat er in de veiligheidsregio’s simpelweg meer OVD-B’s in dienst zijn dan AGS’en of GAGS’en. Daarbij komt het in veel regio’s voor dat er slechts één piketfunctie van GAGS of AGS is, voor meerdere regio’s. 3.3.2. Digitale informatievoorziening Van de respondenten geeft meer dan 80% aan op dit moment al gebruikt te maken van digitale informatievoorziening. In de onderstaande tabel kunt u het verschil in antwoord per functie zien. Hierin is te zien dat bij alle functies het grootste deel op dit moment al gebruik maakt van digitale informatievoorziening. Van de 80% (169 respondenten) die aangeeft op dit moment gebruik te maken van digitale informatievoorziening, geeft bijna 65% (110 respondenten) aan op dit moment gebruik te maken van een Mobiele Data Terminal. De respondenten hadden de mogelijkheid om zelf aan te geven (open antwoord) waarvoor ze de MDT gebruiken. De meest voorkomende antwoorden zijn: • Navigatie; • Crash recovery; • City gis; 16 • Bereikbaarheidskaarten; • Kladblokregels; • Bluswatervoorzieningen; • (digitale) chemiekaarten; • Regio gebonden procedure- of handboeken. Een enkele keer werd aangegeven dat er gebruikt gemaakt wordt van het digitale ERIC-kaartenboek. Overige antwoorden op deze vraag kwamen dusdanig weinig voor en hebben niet voldoende relatie met het onderwerp van dit onderzoek om ze hier nader te beschouwen. Iets minder dan 20% (39 respondenten) geeft aan op dit moment geen gebruik te maken van digitale informatievoorziening. Van deze 39 respondenten, geven 37 respondenten antwoord op de vraag: ‘U heeft op dit moment geen gebruik te maken van digitale informatievoorzieningen tijdens een repressieve inzet, heeft u behoefte aan een van deze middelen?’. Hiervan gegeven 22 respondenten (60%) aan het liefst te worden uitgerust met een tablet. Ook naar aanleiding van deze vraag hebben de respondenten de mogelijkheid gehad om aan te geven welke informatiebronnen zij het liefst op de tablet beschikbaar hebben. De meest voorkomende antwoorden op deze vraag waren: • Informatie over gevaarlijke stoffen; • Meteogegevens; • (Digitale) chemiekaarten; • Bereikbaarheidskaarten; • Nuttige apps die voorzien in de informatiebehoefte; • Procedures en handboeken. Bij deze vraag waren de respondenten niet gebonden aan antwoordmogelijkheden maar konden zij naar eigen inzicht mogelijkheden invullen. Uit de diversiteit aan antwoorden wordt duidelijk dat veel respondenten vooral de grote hoeveelheid boekwerken die zij op dit moment bij zich dragen, graag gedigitaliseerd zien worden. 17 Het aantal respondenten dat aangeeft gebruik te maken van een tablet en/of smartphone is 134 (82%). Dit aantal toont aan dat een deel van de respondenten zowel gebruik maakt van een MDT, als van een smartphone en/of tablet. 3.3.3. Apps over gevaarlijke stoffen De respondenten die aangegeven hebben gebruik te maken van een smartphone en/of tablet, werd gevraagd: ‘Bent u bekend met applicaties/apps over gevaarlijke stoffen?’. Van de 134 respondenten die deze vraag beantwoord hebben, geven er 116 (86%) aan bekend te zijn met apps over gevaarlijke stoffen. Van deze 116 respondenten zijn er 70 (52%) die de apps ook daadwerkelijk inzetten tijdens repressieve inzetten. De respondenten werden na beantwoording van deze vraag doorverwezen naar een vraag over de reden van het wel, dan wel niet inzetten van deze apps tijdens een repressieve inzet. Wanneer de gegeven antwoorden worden uitgesplitst naar de verschillende functies, is zichtbaar dat in alle functiegroepen de grootste groep respondenten gebruikt maakt van de apps tijdens de repressieve inzet. Er zijn geen significante verschillen tussen de verschillende functies OVD-B, OVD-G, AGS en GAGS waarneembaar. Twaalf respondenten hebben aangegeven wel bekend te zijn met verschillende apps, maar deze niet te gebruiken. Uit de antwoorden van de respondenten blijkt dat zij dit vooral niet doen omdat: • zij nog niet ingezet zijn bij incidenten waarbij gevaarlijke stoffen betrokken waren; • zij aangeven de benodigde informatie te halen bij de AGS/GAGS; • de apps niet voldoen aan de informatiebehoefte; • de betrouwbaarheid in twijfel wordt getrokken; • huidige middelen volstaan in informatiebehoefte. Eén van de respondenten geeft aan tijdens een oefening zelf gezien te hebben dat de informatie uit de apps niet klopt of zelfs fouten bevatten. Door deze respondent wordt dan ook afgeraden om niet gevalideerde apps te gebruiken. 18 De tweede groep, bestaande uit 34 respondenten geeft aan bekend te zijn met apps, maar deze niet te gebruiken tijdens repressieve inzetten. De redenen om de verschillende apps niet tijdens repressieve inzetten te gebruiken komen overeen met redenen die gegeven door respondenten die de apps in hun geheel niet gebruiken. Ook hier zijn veel gezien reacties: geen ervaring met incidenten waarbij gevaarlijke stoffen betrokken waren en de apps zijn niet voldoende betrouwbaar. Daarnaast wordt hier meerdere malen aangegeven dat de apparatuur, smartphone of tablet, niet bruikbaar is in combinatie met de apps of te traag is om daadwerkelijk te gebruiken tijdens inzetten. Een ruime meerderheid, 70 respondenten, geeft aan bekend te zijn met de verschillende apps en deze ook daadwerkelijk in te zetten tijdens repressieve inzetten. Ook aan hen is gevraagd wat hun overweging is en waarvoor zij de apps zoal gebruiken tijdens een repressieve inzet. De respondenten die deze vraag beantwoord hebben, zijn behoorlijk eensgezind. Veelvuldig gegeven redenen voor het inzetten van de apps zijn: • snelheid; • gemak; • sneller dan huidige middelen (boeken). Voor de reden van het gebruik worden informatievergaring, inzet bepalen en advies als belangrijkste redenen genoemd, eigenlijk ter vervanging van de huidige hard-copy middelen. Hierboven valt te lezen dat 70 respondenten (52%) van de 134 respondenten die deze vraag hebben beantwoord, de apps gebruiken tijdens repressieve inzetten. Hieruit blijkt meteen dat er ook een forse groep overblijft die de apps om uiteenlopende redenen niet inzet tijdens repressieve inzetten. De respondenten die hebben aangegeven bekend te zijn met verschillende apps uit het app-overzicht, is gevraagd om hun oordeel te geven over: • betrouwbaarheid van de apps; • overzichtelijkheid van de apps; • bruikbaarheid van de apps; • of ze apps zouden aanraden bij collega’s. De resultaten van deze vraag zijn verwerkt in een overzicht met alle apps, dat u kunt vinden in bijlage VII. In de bijlage zijn een tweetal tabellen opgenomen, een tabel met de apps die geschikt zijn voor Apple en één tabel met apps die geschikt zijn voor Android. In de tabel is per app aangegeven hoe de respondenten de betrouwbaarheid, overzichtelijkheid, bruikbaarheid en of ze de app zouden aanraden beoordelen. In de tabel staat aangeven hoeveel respondenten de bepaalde beoordeelde met goed, voldoende of slecht. Voor apps geschikt voor Windows is geen beoordeling in de enquête geweest. Dit heeft te maken met het feit er slecht één app voor Windows bij ons bekend is. De respondenten is gevraagd of en wat de toegevoegde waarde van apps is, ten opzichte van de huidige informatiebronnen. Hierbij konden meer antwoorden worden aangekruist. De onderstaande tabel laat zien dat veel respondenten (132) vinden dat apps een toegevoegde waarde hebben ten opzichte van de huidige informatiebronnen. 19 Op de vraag ‘welke toegevoegde waarde hebben de apps ten opzichte van de andere informatiebronnen?’ hebben 60 respondenten een antwoord gegeven. In de tabel is zichtbaar dat 50 van de 60 respondenten (83%) de apps gemakkelijker te gebruiken vindt dan de huidige middelen. Ook de snelheid waarmee de informatie beschikbaar is, wordt door een grote groep respondenten als toegevoegde waarde gezien. Dit onderstreept de eerder genoemde redenen om apps in te zetten tijdens repressieve inzetten: snelheid en gemak. Daarnaast is de helft van het aantal respondenten van mening dat apps meer up-to date zijn dan de huidige middelen. 3.3.4. Behoeftes Het doel van dit onderzoek is erachter komen welke behoefte is er met betrekking tot informatievoorziening doormiddel van apps over gevaarlijke stoffen onder de operationeel leidinggevende: OVD-B en OVD-G en onder de (gezondheidskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen. 20 De respondenten is gevraagd, wanneer er een nieuwe app ontwikkeld zou worden, welke informatie deze dan zou moeten bevatten. Naast de bovenstaande antwoorden is er door de respondenten verder aangegeven dat eigenlijk alle bovenstaande informatie relevant en bruikbaar is tijdens een inzet. Hierbij kan wel verschil worden aangebracht in informatie die een OVD nodig heeft en de informatie die een (G)AGS nodig heeft. Vanzelfsprekend heeft de laatste categorie veel meer baat bij uitgebreide en diepgaande informatie dan de OVD, die ook gebruikt maakt van het advies van de (G)AGS. Als laatste vraag in de enquête is de respondenten gevraagd, indien er een nieuwe app die informatie verstrekt over gevaarlijke stoffen verstrekt wordt ontwikkeld, welke partij dat volgens de respondenten zou moeten doen. Daarbij is de mogelijkheid geboden om uit de volgende organisaties te kiezen. • De veiligheidsregio waar de respondent werkzaam is; • Brandweer Nederland/ GHOR Nederland; • Instituut Fysieke Veiligheid; • RIVM; • TNO; • Een andere (inter)nationale organisatie. De grootste groep respondenten ziet deze app het liefst ontwikkeld worden door Brandweer/GHOR Nederland, 80 respondenten (57%) geven dit aan. Er zijn 76 respondenten (54%) die aangeven dat de app, naar hun mening, ontwikkeld moet worden door het IFV. Voor de andere antwoordmogelijkheden wordt aanzienlijk minder gekozen (RIVM 54, veiligheidsregio 47, TNO 27, andere organisatie 19). Binnen het aantal respondenten is een duidelijk verschil te zien tussen de verschillende functies. De tabel in bijlage VIII geeft weer van welke functiegroep de voorkeur uit gaat naar welke organisatie. Hierin is te zien dat zowel de OVD van de brandweer als van de GHOR de app het liefst uitgebracht ziet worden door Brandweer of GHOR Nederland. In de groep van AGS geeft het grootste deel aan dat zij de app het liefst door het IFV ontwikkeld zien worden. Tot slot vinden onder de GAGS de meeste respondenten dat het RIVM de aangewezen partner is om deze app te ontwikkelen De fluctuatie in de functiegroepen is waarschijnlijk te weiden aan de verschillende informatiebehoefte van de verschillende functies. Een interessante partij die genoemd wordt bij de laatste antwoordmogelijkheid is Defensie als ontwikkelaar van de app. Daarnaast wordt veelal naar voren gebracht dat een samenwerkingsverband van alle bovenstaande partijen tot de ontwikkelingen van een duidelijke, eenduidige en gebruiksvriendelijke app moet leiden die voor alle partijen inzetbaar is en in de informatiebehoefte voorziet. 3.3.5. Andere apps De respondenten hebben de mogelijkheid gehad om apps aan te geven die zij als bruikbaar en zinvol ervaren tijdens een incident waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, maar welke niet in het app-overzicht of de enquête voorkomen. De volgende apps werden door de respondenten genoemd. • BioAgent Facts (Apple en Android); • De elementen: Een visuele verkenningstocht (Apple en Android); • ADR Pro 2013 (Apple en Android); 21 • NMR Isotopes (Apple); • ADR Lite (Android); • Blaster’s App (Apple); • QuakeWatch (Apple en Android); • Feuerwehr Schaumrechner (Apple en Android); • Gefahrgut-Blattler (Apple en Android); • IUNo (Apple en Android); • HazMat Evac (Apple en Android). Naast de bovenstaande apps is er door één van de respondenten een site met betrekking tot gevaarlijke stoffen genoemd http://www.cefic.org. Tevens werden nog enkele apps met betrekking tot de actuele meteogegevens genoemd bij deze vraag. Dit betrof: • Windfinder (Apple en Android); • Regenmelding (Apple en Android); • Meteo (Apple en Android). Alle bovengenoemde bronnen zijn door de respondenten aangedragen; er is niet gevraagd naar de waardering of betrouwbaarheid van de genoemde apps. De betrouwbaarheid van de bovenstaande bronnen is verder niet in dit onderzoek gecontroleerd of gevalideerd. 3.3.6. Slot Aan het eind van de enquête was er voor de respondenten de mogelijkheid om overige opmerkingen te plaatsen. De belangrijkste reacties die van belang zijn voor het onderzoek worden hier kort weergegeven. De reacties die gegeven worden door de respondenten hebben veelal betrekking op de gebruiksvriendelijkheid. Zij zien graag dat er een app ontwikkeld wordt waar alle, breder dan alleen gevaarlijke stoffen, informatie te halen valt zonder dat de app aan functionaliteit inlevert. De app moet veel mogelijkheden hebben, maar moet zeker werkbaar blijven voor de mensen in het veld. Daarnaast wordt hier, nogmaals, benadrukt dat een eventuele app landelijk opgepakt moet worden om te zorgen voor een uniforme werkwijze en informatievoorziening. 22 4.0 Conclusies en aanbevelingen In dit hoofdstuk zal getracht worden de eerder gestelde onderzoeksvragen te beantwoorden aan de hand van de voorgaande analyse van de binnengekomen data. In de tweede paragraaf van dit hoofdstuk zal een aantal aanbevelingen worden gedaan weke voortvloeien uit de antwoorden op de onderzoeksvragen. 4.1 Beantwoorden ondezoeksvragen In deze paragraaf zullen de eerder aan u gepresenteerde onderzoeksvragen worden beantwoord. Gezien het feit de deelvragen van belang zijn voor het beantwoorden van de centrale vraagstelling, zullen eerst de deelvragen worden beantwoord. Aan het eind van deze paragraaf zal de centrale vraagstelling, als logisch gevolg op de antwoorden gegeven op de deelvragen, worden beantwoord. Deelvraag 1 Welke apps op het gebied van gevaarlijke stoffen zijn er al beschikbaar? Tijdens de deskresearch zijn er aan de hand van het app-overzicht verschillende apps gevonden die informatie geven over gevaarlijke stoffen. Hierin is onderscheid gemaakt tussen apps die geschikt zijn voor de besturingssystemen IOS (Apple), Android en Windows. Hieronder kunt u per besturingssysteem zien welke apps gevonden zijn. Alle gevonden apps die geschikt zijn voor Apple-apparaten: • Hazmet Load and Segregation Guide; • Chemical Safety Data Sheets; • MSDS Mobile; • UN Number; • WISER; • Merck PSE HD; • HazRef 2008; • Dangerous Goods; • Cargo Decoder Plus; • ERG 2012; • GESTIS database on hazardous substances; • Mobile REMM; • Medscape; • NIOSH Pocket Guide to Chemical Hazards; • Drager. Alle gevonden apps die geschikt zijn voor Android: • HazMat Pocket Guide; • Material Safety Data Sheet; • MSDS Mobile; • UN Number; • WISER; • Merck PTE HD; • ADR Dangerous Goods; • Cargo Decoder; 23 • • • • • • Gevaarlijke Goederen Manual; ERG 2012; GESTIS ILV; Mobile REMM; Medscape; Drager. Voor het besturingssysteem van Windows is slechts één app, GESTIS ILV, gevonden. In de bijlage II, achter dit rapport is het volledige app-overzicht, inclusief link, terug te vinden. Naast de apps die gevonden zijn tijdens de deskresearch, is de respondenten gevraagd of zij bekend waren met andere apps over gevaarlijke stoffen die niet in de enquête voorkwamen. Dat heeft de volgende resultaten opgeleverd: • BioAgent Facts (Apple en Android); • De elementen: Een visuele verkenningstocht (Apple en Android); • ADR Pro 2013 (Apple en Android); • NMR Isotopes (Apple); • ADR Lite (Android); • Blaster’s App (Apple); • QuakeWatch (Apple en Android); • Feuerwehr Schaumrechner (Apple en Android); • Gefahrgut-Blattler (Apple en Android); • IUNo (Apple en Android); • HazMat Evac (Apple en Android). Deelvraag 2 Hoe wordt op dit moment gebruik gemaakt van de beschikbare apps? Tijdens de enquête is de respondenten gevraagd of zij bekend zijn met apps over gevaarlijke stoffen. In het gebruik werd onderscheid gemaakt tussen het gebruik tijdens repressieve inzet en ander gebruik wat niet verder gedefinieerd is in de antwoordmogelijkheden. In de enquête zijn er 116 respondenten (86%) die hebben aangeven bekend te zijn met apps over gevaarlijke stoffen van deze 116 respondenten geven er 70 (52%) aan de apps daadwerkelijk te gebruiken bij repressieve inzetten en 34 (25%) respondenten geven aan de apps wel te gebruiken maar niet tijdens de repressieve inzet. Hierbij is geen duidelijk verschil tussen de verschillende functies waarneembaar; binnen alle vier de functies gebruikt de grootste groep respondenten de apps tijdens de repressieve inzet. De interviews met de drie functionarissen scheppen een ander beeld: alle geïnterviewden gaven aan geen gebruik te maken van apps tijdens de repressieve inzet. 24 Deelvraag 3 Hoe wordt het gebruik van de reeds bestaande apps ervaren? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, is de respondenten gevraagd wat hun overweging is om de apps wel, dan wel niet te gebruiken. De 46 respondenten (22%) die aangeven de apps niet tijdens de repressieve inzet of in zijn geheel niet gebruiken, doen dit vooral niet vanwege: • de betrouwbaarheid van de apps; • de informatie wordt gewonnen via de (G)AGS; • de apps voldoen niet aan de informatiebehoefte; • huidige informatiemiddelen zijn toereikend genoeg. De betrouwbaarheid van de apps wordt in twijfel getrokken omdat de apps afkomstig zijn van niet gevalideerde bronnen waardoor de informatie incorrect kan zijn. Daarnaast geven veel OVD’s aan de informatie bij hun adviseurs te halen; vaak heeft dit ook als reden dat de kennis van de (G)AGS veel verder gaat dan de informatie die een app kan bieden. Hierin voldoen veel van de apps dus niet aan de informatiebehoefte van de respondenten. Als laatste reden wordt genoemd dat de huidige informatiemiddelen voldoende zijn en geen uitbreiding van een app behoeven. Tijdens de interviews werd als reden om de apps niet gebruiken ook nog de facilitaire reden genoemd: het niet in bezit hebben van een geschikt apparaat om de apps op een bruikbare manier te tonen. Daarnaast is soms de taal van de app een probleem; wanneer de app Engelstalig is, is het vaak lastig om tijdens het incident de informatie continu te vertalen naar het Nederlands. De respondenten hebben, zoals uit bovenstaande blijkt, tal van redenen om de apps niet gebruiken tijdens repressieve inzetten. De respondenten die aangeven die apps wel te gebruiken tijdens de repressieve inzetten zijn een stuk eensgezinder. De redenen die aangegeven worden om de apps juist wel te gebruiken zijn snelheid en gemak. Vooral snelheid is veel gehoorde redenen om de apps te gebruiken in plaats van de huidige, hard copy, informatiebronnen. Een app is simpelweg sneller met het vinden van informatie en het zoeken in een app gaat sneller dan in een boek. Samenhangend met de snelheid is het gemak; het zoekt makkelijker in een app dan in een register van een boek. Deelvraag 4 Welke behoefte bestaat er onder de operationeel leidinggevenden en (gezondheidskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen tijdens een incident aan app die informatie gegeven over gevaarlijke stoffen? In het antwoord op de vorige vraag werd al duidelijk dat er al een grote groep respondenten op dit moment gebruik maakt van de bestaande apps over gevaarlijke stoffen. Daarentegen wordt de betrouwbaarheid nogal in twijfel getrokken en is dit voor veel respondenten een reden om de huidige apps niet te gebruiken. In de enquête is gevraagd aan de respondenten welke toevoegde waarde zij zien in de apps. Hierop heeft geen enkele respondent, van de 60 die deze vraag beantwoord hebben, geantwoord met dat apps geen toevoegde waarde hebben. Slechts 7 respondenten hebben aangegeven de apps meer ter vervanging van de huidige middelen te zien dan als toegevoegde waarde. 25 Bij de open antwoordmogelijkheid is door veel respondenten aangegeven dat de app ook vooral gemakkelijk in gebruik moet zijn en het liefst landelijk georiënteerd, zodat het uitwisselen van informatie tussen de verschillende regio’s gemakkelijk is. Hieruit kan geconcludeerd worden dat veel respondenten de apps als toevoegde waarde zien en dat de grootste behoefte bestaat aan een app over gevaarlijke stoffen die betrouwbare informatie verschaft, gemakkelijk in gebruik is en landelijk inzetbaar is. Gebruiksgemak en de gevalideerde bron zijn hierbij het belangrijkst. Deelvraag 5 Welke informatie krijgen de operationeel leidinggevende en de (gezondheidskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen graag via een app en welke juist niet? De respondenten geven aan dat wanneer er een app ontwikkeld wordt over gevaarlijke stoffen deze eigenlijk alle relevante informatie voor verschillende functies moet bevatten. Hierin kan dan onderscheid gemaakt worden tussen de informatie voor de OVD’s en de (G)AGS; de (G)AGS heeft behoefte aan veel meer achtergrond informatie dan de OVD’s. Daarnaast is er een onderscheid zichtbaar tussen de twee diensten brandweer en GHOR, de informatiebehoefte van de functionarissen van de verschillende diensten kent overeenkomsten, maar zeker ook verschillen. De informatiebehoefte vanuit GHOR is, vanzelfsprekend, meer op de gezondheidsrisico’s en effecten gefocust terwijl de brandweer meer informatie wil over maatregelen om verspreiding te voorkomen en de eigenschappen van de stoffen. Centra vraagstelling Welke behoefte is er met betrekking tot informatievoorziening door middel van apps over gevaarlijke stoffen onder de operationeel leidinggevende OVD-B en OVD-G en onder de (gezondheidskundig) adviseurs gevaarlijke stoffen en hoe waarderen zij de reeds beschikbare apps? Binnen de doelgroep van dit onderzoek bestaat zeker een bepaalde behoefte aan een app die betrouwbare informatie op een gebruiksvriendelijke manier aanbied over gevaarlijke stoffen. Het liefst moet deze app multidisciplinair zijn zodat de samenwerking tussen de diensten en de uitwisseling van informatie nog beter kan verlopen. In de bijlage is een uitgebreid overzicht opgenomen waarin de beoordeling van de reeds beschikbare apps zichtbaar is, die over zicht vindt u in bijlage VII. Uit de beoordeling die de respondenten konden geven over de apps zijn er zowel voor Apple als voor Android twee apps naar voren gekomen die door veel respondenten als goed worden beoordeeld. Voor IOS/Apple betrof het: • UN Number; • WISER. Bovenstaande apps worden door veel (UN Number 26 en WISER 13) respondenten beoordeeld als goed. Ook voor Android toestellen zijn er twee apps die door een grote groep respondenten met goed worden beoordeeld. Dit zijn: 26 • • WISER; Gevaarlijke Goederen Manuel. Opvallend is dat zowel voor Apple en Android WISER door de respondenten als goed beoordeeld. Het aantal beoordelingen voor de andere apps was erg laag, veel respondenten hebben aangegeven veel apps uit de vraag niet te kennen. 4.2 Aanbevelingen Naar aanleiding van bovenstaande conclusies kunnen er een aantal aanbevelingen gedaan worden. • De beschikbare apps moeten gecontroleerd worden op betrouwbaarheid De belangrijkste reden om apps niet te gebruiken is de betrouwbaarheid van de informatie die apps geeft. Wanneer de betrouwbaarheid door deskundigen gecontroleerd wordt op juistheid, kunnen veel bestaande apps gebruikt worden tijdens repressieve inzetten. Een deskundige zou alle inhoudelijke informatie van de bestaande apps moeten controleren op juistheid en de bron achterhalen. Een overzicht met de beoordeling op betrouwbaarheid moet de mensen in het veld inlichten over welke apps als betrouwbaarheid zijn beoordeeld en welke niet. • De mogelijkheden tot het ontwikkelen van een landelijke app die informatie geeft over gevaarlijke stoffen moet verder onderzocht worden Uit dit onderzoek blijkt dat er wel degelijk behoefte is in het veld aan een app die de huidige informatiebronnen vervangt. Om ervoor te zorgen dat een dergelijke app een bruikbaar instrument wordt waarmee de mensen in het veld ook daadwerkelijk iets kunnen, is het belangrijk dat de app precies inspeelt op de behoeftes van de mensen die er mee moeten werken. De app moet naadloos aansluiten op de bestaande inzetprocedures, zodat deze als aanvulling kan dienen voor het soepel laten verlopen van een inzet waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. • Bekijken welke mogelijkheden apps kunnen hebben op andere gebieden Dit onderzoek heeft zich specifiek gericht op de informatievoorziening door middel van apps over gevaarlijke stoffen. Uit verschillende reacties blijkt dat niet alleen de informatie over gevaarlijke stoffen via apps kan worden aangeboden, maar ook informatie met betrekking tot andere onderwerpen die van belang zijn tijdens een repressieve inzet. Wanneer dergelijke apps dezelfde vormgeving hebben, zijn ze eenvoudig naast elkaar in te zetten en zorgen ze voor een landelijke, eenduidige werkwijze. Daarbij kunnen de mensen in het veld doormiddel van één apparaat zichzelf op de hoogte stellen van alle informatie die momenteel uit grote stapels boeken en mappen vandaan dient te komen. 27 5.0 Literatuurlijst Incident management (2014). Officier van Dienst. Geraadpleegd op: 08-04-2014. http://www.incidentmanagement.nl/partners/partnersofficiervandienst.aspx Brandweer Zuid-Limburg (2011). Adviseur Gevaarlijke Stoffen (tevens meetplanleider). Geraadpleegd op: 08-04-2014. http://www.brandweer.nl/bedrijven/@21984/adviseur-gevaarlijke/ GGD Amsterdam (2013). Incidenten met chemische stoffen. Geraadpleegd op: 08-042014. http://www.ggd.amsterdam.nl/milieu-gezondheid/incidenten-chemische/ Beurtvaartadres (2014). Wat zijn gevaarlijke stoffen? Geraadpleegd op: 15-04-2014. https://www.beurtvaartadres.nl/gevaarlijke-stoffen/wat-zijn-gevaarlijke-stoffen Consumentenbond (2014). Apps en app-stores. Geraadpleegd op: 15-04-2014. http://www.consumentenbond.nl/test/elektronica-communicatie/telefonie/mobieletelefoons/extra/apps-appstores/ App ontwikkelen (2014). Wat is een app? Geraadpleegd op: 15-04-2014. http://appontwikkelen.nl/apps/wat-is-een-app 28
© Copyright 2024 ExpyDoc