Nederlands 5, Peter Devlieger, Pagina |1 INHOUDSTAFEL I. Poëzie in de late Middeleeuwen 1 a. De rederijkers i. Bob – Weird al Yankovic ii. School-tv iii. Webquest iv. Synthesmoment: de rederijkerspoëzie v. Voorbeelden van poëzie vi. De rederijkers beoefenden ook dramatiek vii. Poëzie in verband met sterven 1 1 2 2 2 3 5 8 I. Poëzie in de late Middeleeuwen a. De rederijkers i. Bob – Weird al Yankovic Beluister het lied van Weird Al Yankovic: ‘Bob’ 1. Wat valt op? Het moet een hele krachttoer geweest zijn om dergelijke tekst op te stellen – wat is het gevolg qua inhoud? Ook de rederijkers besteedden heel veel aandacht aan de vorm. Lees er even dit stukje over: 1 Zie site, poëziegeschiedenis, ‘Weird al Yankovic – Bob’ I, man, am regal a German am I Never odd or even If I had a hi-fi Madam, I'm Adam Too hot to hoot No lemons, no melon Too bad I hid a boot Lisa Bonet ate no basil Warsaw was raw Was it a car or a cat I saw? Rise to vote, sir Do geese see God? "Do nine men interpret?" "Nine men," I nod Rats live on no evil star Won't lovers revolt now? Race fast, safe car Pa's a sap Ma is as selfless as I am May a moody baby doom a yam? Ah Satan sees Natasha No devil lived on Lonely Tylenol Not a banana baton No "x" in "Nixon" O, stone, be not so O Geronimo, no minor ego "Naomi", I moan "A Toyota's a Toyota" A dog, a panic in a pagoda Oh, no! Don Ho! Nurse, I spy gypsies -- run! Senile felines Now I see bees I won UFO tofu We panic in a pew Oozy rat in a sanitary zoo God! A red nugget! A fat egg under a dog! Go hang a salami, I'm a lasagna hog Nederlands 5, Peter Devlieger, Pagina |2 ii. School-tv Bekijk even een kort filmpje voor schooltelevisie, over de Rederijkers. Noteer de belangrijkste elementen. 2 iii. Webquest Ga op het internet op zoek naar een antwoord op de volgende vragen. Je krijgt van de uitgever van een jeugdencyclopedie de beschikking over twee bladzijden om het item voor te stellen. Voorzie illustraties en schrijf op het niveau van tieners. Kopieer niet zomaar van het internet! Gebruik het takenblad dat je vindt op de site3. ∗ ∗ ∗ ∗ ∗ ∗ ∗ Zeg in een paar woorden wie of wat de rederijkers waren. Waar komt de term ‘rederijkers’ vandaan? Noem een aantal rederijkerskamers. Aan welke stad waren ze verbonden? Vind je ook hedendaagse kamers? Wat was de ideologie, de doelstelling van de Rederijkers in het algemeen, en meer bepaald van ‘De Fonteyne’? Wat was ‘kunst’ voor de rederijkers? Wat is een landjuweel? De Factor was de leider van de Rederijkerskamer. Welke andere functies trof je aan in de Rederijkerskamers? Omschrijf ze kort. Geef een paar voorbeelden van dichtvormen die door de rederijkers beoefend werden. iv. Synthesmoment: de rederijkerspoëzie 2 3 Zie site, poëziegeschiedenis, ‘Schooltv – de rederijkers’ Zie site, Taken, ‘De rederijkers’ Nederlands 5, Peter Devlieger, Pagina |3 v. Voorbeelden van poëzie Geef bij onderstaande voorbeelden telkens aan wat er speciaal is aan het gedicht. Een ghedicht op dat woort Maria Machtige Mogentheit Menighertiere Medicijnste Melodioeste Marie Middelarighe Maechdelijke Maniere Miltste Moederlijcste Melodije Medelijt Met Minder Melancolije Meesterighe Meerende Mijchels Mijsterije Menichfoudicht Mint Minct Mametterije Maect mijn Misval Minlyke Materie Ave Arche Amorueste Aensien Achker Ambrosius Accordeersele Appelerlinghe Arme Allendigher Anvlien Ammirael Aventlic Aryveersele Ancker Afgrondelic Arresteersele Arpe Abigael Albest Alleene Alder Archangelicste Approbeersele Anhoort Abrahams Afcoomste Altene Rechtverdichste Rancke Rykelicste Rente Roode Roose Rechts Reformeringhe Redelicste Raetcamer Reyaelste Regente Reynlicste Rustelicste Reveleringhe Raetfrouw Rys Rooms Restoringhe Ramp Remedie Ruymste Riviere Reverendeghe Rachel Ruths Repareringhe Rout Ruijde Routhertighe Riekende Rosiere Jnte Jn Jesse Jacobs Joyeuse Joachems Jonghe Josephs Jolyt Jostinghe Judith Jistorieuse Jesus Jnghelieste Jntoijt Jsrahels Jeugdelicste Jnbijt Jnstrumentelicste Jst Jont Jnspiratie Ja Jeghen Jiegheliken Jpocrijt Jnstorende Jnwendighe Jubilacie Aerbeydende Aenroepic Alder Almachtichste Aestelik Anhanct Assistencie Anders Afvallick Adem Achtichste Antierende Abuijselick Absistencie Aerdighe Abijsaac Ach Audencie Anxtelick Akick Als Aveloos Adeu Alluleije Als Archs Absencie Alderlic Anschijn Advocate Altoos Princesse Precieuse Principale Rosemarijn Ripelicke Roede Onnosel Oetmoedighe Originale Oersprongelic Onse Ontweechder hoede Voersiet Vrede Vrouwe Vroede Edelste Ende Ewich Emmermere Reyn Robyn Rasch Roep my tuwen goede Eerwerdighe Ester hebt Ewich Eere (Jan van Stijevoort) Neder sit wort trow tis reden ons leven sy een snee ys nevel sno (Spiegel) Ontwaekt nu Geesten, oorlooft deugd Maakt gedichten en konstig u verheugt geprezen wordt gij, wil ’t practiseren veroorzaakt tijdkortinge, blijdschap en geneugt staakt fan,tasijen, en bedrijft nu vreugd verrezen is zij, konst kan floreren (Spiegel) Arbeyt beswaert seere nieuwe tijdinge goet nu ele onvervaert keere, aldaer belijdinge doet. Besnijdinge bloet in dwaen sal. Ja verblijdinge goet: nu versmaen sal. Soetelinc ontfaen sal. (Anna Bijns) Voord, zijd niet moe: wild my saen versinnen Hoord, zwijd, siet toe: stild, wy gaen beghinnen (Matthijs de Castelein) Princelyc Coninc der Seraphinnen Verwinnen helpt mij mijn vleeschelijke treken Ontsteken wilt mijn herte met uwer minnen Binnen, suyvert mij van mijn ghebreken (Anna Bijns) Lacht dy sat. Tsick valt coen. Wacht my dat. Ick zalt doen. (Matthijs de Castelein) Nederlands 5, Peter Devlieger, Pagina |4 Myn herte niet el dan druck besluyt Ick vinde my selve al swaer beducht Ick haecke tot den wint wordt zuydt Want mijn lieffelijck lief reedt derwaerts uut Dus coempt van daer den zoeten lucht Mijn ooghen staen naer der coempste ter vlucht En segghe dit woordt van wijlen eer Daer lief daer ooghe, daer handt daer seer O zuyderste lucht die my beraeyt Mijnen boesem ontdoe ick soe ick best mach Mijn hertken is soe vele te bat ghepaeyt Dat ick metten winde mach zijn bewaeyt Hy coempt van daer ick hem rijden sach Al ist van trooste een cleyn bejach Tgesichte neempt derwaerts zijnen keer Daer lief daer ooghe, daer handt daer seer Ick vanghe den windt, ick en hebs niet el Tconfoort is cleyne dat ick hier schouwe Maer men pleech te segghene in een spel Een luttelken helpt den lecker wel Die nauwe staet, die nemet nauwe Dus stae ick als een bedruckte vrauwe En haecke, ken wiste wat segghen meer Daer lief daer ooghe, daer handt daer seer Princelijck Lief diemen in eeren noomt Daer ick eens sdaechs nae te siene pooghe Maer tis een saeke die luttel vroomt Te sienen nae eene die niet en coomt Dus seg ick als die tlijden dooghe Daer handt daer seer, daer lief daer ooghe. (Anthonis de Roovere) Plaats nu de juiste definitie bij elk van de voorgaande gedichten: Het KETENDICHT: een gedicht waarvan het slotwoord/slotrijm van het ene vers beginwoord/beginrijm is van het volgende vers Het SCHAAKBORD: in elk van de 64 velden staat een woord of zinsdeel. Dit gedicht kun je in alle richtingen lezen, volgens de zetmogelijkheden van het schaakspel. Het KREEFTDICHT of RETROGRADE: dit gedicht kun je in twee richtingen lezen Het NAAMDICHT of ACHROSTICON: de beginletters van elke strofe vormen een naam Het ALDICHT: alle woorden die in de verschillende versregels op een overeenkomstige plaats staan, rijmen op elkaar Het REFREIN: bevat 4 tot meer dan 20 strofen van gemiddeld 15 versregels. Elke strofe eindigt op een stok, een steeds terugkerende, gelijke versregel die het thema van het gedicht verwoordt. De laatste strofe is doorgaans korter en bevatte oospronkelijk de opdracht aan de voorzitter van de rederijkerskamer (Prince) Nederlands 5, Peter Devlieger, Pagina |5 vi. De rederijkers beoefenden ook dramatiek Bekijk de korte reportage uit school-tv ‘Leven tussen hoop en vrees’. 4Je moet in staat zijn deze vragen te beantwoorden: ∗ Waarom slingerden middeleeuwers tussen hoop en vrees? ∗ Welke consequenties had dat voor hun kijk op het leven? ∗ Wat hebben verhalen daarmee te maken? Hoe noemen we die verhalen? ∗ Parafrazeer de inhoud van het toneelstuk ‘Beatrijs’. Lees dit stuk over De duivel en het manicheïsme in de middeleeuwen: Het hoofdaccent van het hele helleluik vormt ongetwijfeld de zogenaamde boommens. Zijn plaats in het midden van de gefolterde groepen, alsook de in vergelijking met dezelfde groepen opmerkelijke grootte, wijzen daarop. Steunend op twee armen als takken in twee bootjes op het ijs, wendt de boommens zijn geopend achterwerk naar de toeschouwer, terwijl zijn blik ons aanziet van onder zijn typische hoofddeksel, waarop een reuze roze doedelzak met gestrafte onkuisaards nu aan de hand van duivels hun wufte dansen tot in eeuwigheid moeten voortzetten. Het idee van een boommens is ons ook bekend van een miniatuur van circa 1510/1520 in een Latijns getijdenboek. In verband met woekeraars is er in de Middelnederlandse literatuur sprake van een boom in de hel, en wel een boom die gezegd wordt voort te komen uit de mond van een woekeraar. De boom had takken, waaraan hingen ‘vele lude, en den boem stont midden inder hellen gloet… Ende alle de ghene die ander boem hanghen, dat sijn de ghene die hem helpen tquade goet winnen ende hebbent helpen verteeren’. In dit licht lijkt het aanvaardbaar, als we in de romp van de boommens, die in een herberg is herschapen, waarin getapt wordt, de woekeraars en helers hun geld zien verbrassen. Het herinnert mij aan de Antwerpse herberg waarin Marieken van Niemeghen met Moenen, de duivel, terecht is gekomen en die merkwaardig genoeg De boom heet. Is het soms een heenwijzing naar Christus’ woord ‘een slechte boom brengt slechte vruchten voort’? Rechts in de hoek heeft een duivelspact plaats. De duivel, vermomd in een zwijn getooid met nonnenkap, fluistert de verdoemde in het oor, terwijl deze laatste het varken vat. Het is kennelijk van de kant van de duivel een aansporing om de veder, die hij in zijn poot houdt, ter hand te nemen om de gezegelde akte die hij op zijn dij heeft liggen, te ondertekenen. We zien dat ook in Marieken van Niemeghen en vermoedelijk zou het niet moeilijk vallen in onze Middelnederlandse literatuur nog andere voorbeelden daarvan te vinden. De duivel en de Goede God: dit tweetal beheerste het leven van de middeleeuwer; in zijn ogen was hun tweestrijd de verklaring voor wat er voorviel. Volgens de orthodox christelijke geloof is Satan niet de gelijke van God, maar is hij een schepsel, een gevallen engel. De grote middeleeuwse ketterij was het manicheïsme, dat onder verschillende dekmantels en namen optrad. De basis van het manicheïsme was het geloof in het bestaan van twee goden, een god van het goede en een god van het slechte. De laatste was de Schepper en de Heer van de aarde. De dwaling van het manicheïsme was volgens de orthodoxe leer dat het God en de duivel op één lijn stelde. De hele middeleeuwse denk- en belevingswereld kan onder één noemer worden gevat en omschreven als een min of meer bewuste vorm van manicheïsme. De duivel was het symbool van intellectuele begeerte en seksuele lust, en kon in twee gedaantes verschijnen: als bedrieglijk bekoorlijke verleider of als afschrikwekkende kwelgeest. Voer nu de opdrachten 1 tot en met 7 uit in je studieboek op pagina 88-89. 4 Op de site, Poëziegeschiedenis, Schooltv – Leven tussen hoop en vrees Nederlands 5, Peter Devlieger, Pagina |6 ∗ Lees de samenvatting van het verhaal Mariken van Nieumeghen hieronder. Welke parallellen met Beatrijs merk je? We bekijken één fragment wat naderbij: het pact met de duivel. ∗ Hoe ziet de duivel eruit? Wat zegt dat over de macht van de duivel? ∗ Wat gaat de duivel haar leren? Dat lijkt zeer sterk op iets wat jullie vertrouwd is. Wat? En wat zegt dat over de periode waarin het verhaal geschreven werd? ∗ De duivel stelt wel een voorwaarde als hij haar moet inwijden in de zeven vrije kunsten. Wat is die voorwaarde? Waarom stelt hij die voorwaarde? Wat is het compromis dat bereikt wordt? ∗ Welke elementen uit de tekst over het laatmiddeleeuwse wereldbeeld komen in deze scène voor? Haal uit deze scène elementen van de middeleeuwen en van de renaissance. Nederlands 5, Peter Devlieger, Pagina |7 Nederlands 5, Peter Devlieger, Pagina |8 vii. Poëzie in verband met sterven We bekijken ten slotte nog wat teksten uit de late middeleeuwen in verband met sterven. Voer daartoe opdracht 5 t.e.m. 10 uit in je basisboek.
© Copyright 2024 ExpyDoc