Regels en richtlijnen

1
Regels & richtlijnen voor de examinering in de
opleidingen van de Faculteit Ruimtelijke
Wetenschappen
Artikel 1
Toepassingsgebied
Deze regels en richtlijnen zijn van toepassing op de tentamens in de Bacheloropleidingen Sociale
Geografie & Planologie, en Technische Planologie, en voor de Masteropleidingen Culturele Geografie,
Economische Geografie, Vastgoedkunde, Sociale Planologie, Lerarenopleiding (1- en 2 jarig),
Population Studies, Environmental and Infrastructure Planning en Research Master Regional Studies.
Artikel 2
Begripsomschrijving
In deze regels en richtlijnen wordt verstaan onder:
1. Examenregeling: de onderwijs- en examenregelingen voor de in art. 1 genoemde opleidingen.
2. Examencommissie: de facultaire examencommissie.
3. Examen: de beoordeling van de kennis en/of vaardigheid van de examinandus m.b.t. (een
bepaald onderdeel van) de opleiding, t.w. het propedeuseprogramma, het na de propedeuse
resterende Bachelorprogramma of het Masterprogramma.
4. Tentamen: beoordeling van de kennis en/of vaardigheid van de examinandus m.b.t. een
afzonderlijk onderdeel van het opleidingsprogramma.
5. Student: degene die is ingeschreven voor de opleiding.
Artikel 3
Dagelijkse gang van zaken examencommissie
De examencommissie wijst uit haar midden een voorzitter en een secretaris aan, die belast zijn met de
behartiging van de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie.
Artikel 4
Vaststelling uitslag examen
De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast.
Artikel 5
Cum laude
De Examencommissie verleent het judicium volgens de regels zoals vermeld in de OER van de
betreffende opleiding.
Artikel 6
Tijdstippen
1. Schriftelijke tentamens worden afgenomen op de tijdstippen, die tenminste twee maanden voor
de aanvang van het betreffende cursusjaar door de examencommissie zijn vastgesteld, gehoord de
desbetreffende examinatoren.
2. Bij de vaststelling van de tijdstippen, bedoeld in het eerste lid, wordt zoveel mogelijk voorkomen
dat tentamens gelijktijdig worden afgenomen.
3. Wijziging van een in het eerste lid bedoeld tijdstip vindt uitsluitend plaats in geval van
overmacht, bijvoorbeeld wegens het niet beschikbaar zijn van de benodigde tentamenruimte.
4. Mondelinge tentamens worden op een door de desbetreffende examinatoren, zo mogelijk na
overleg met de examinandus, te bepalen tijdstip afgenomen.
5. Het bepaalde in het vierde lid is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op tentamens
die anders dan schriftelijk of mondeling worden afgenomen.
Artikel 7
Aanmelding
1. Deelneming aan een schriftelijk tentamen vindt niet plaats dan na deugdelijke en tijdige
aanmelding bij de facultaire onderwijsadministratie (via ProgressWWW).
2. Als tijdige aanmelding geldt een opgave via de computer tenminste vijf werkdagen voor de
tentamenperiode waarin het desbetreffende tentamen zal worden afgenomen. In bijzondere
gevallen kan de examencommissie hiervan afwijken.
3. Deelneming aan een examen vindt niet plaats dan na deugdelijke schriftelijke aanmelding bij de
facultaire onderwijsadministratie tenminste twintig werkdagen voor de desbetreffende zitting van
de examencommissie. Het bepaalde in de laatste volzin van het tweede lid is van overeenkomstige
toepassing.
4.
Op het moment dat de examinandus voldaan heeft aan het laatste verplichte studieonderdeel van
de opleiding wordt het examen afgelegd. De buldatering wordt vastgesteld op de dag waarop de
examinandus het laatste tentamen heeft afgelegd. De examinandus kan indien hij/zij daartoe een
bijzondere reden heeft de examencommissie verzoeken tot uitstel van het afleggen van het
bachelor examen. De examencommissie verleent uitstel van het afleggen van het bachelor examen
voor de duur van maximaal één inschrijfjaar. Indien de examencommissie uitstel verleent dan
wordt de buldatering vastgesteld op het moment dat geaccordeerd is.
Artikel 8
Vrijstellingsverzoek
1. Een verzoek om vrijstelling van een studieonderdeel wordt schriftelijk met redenen omkleed
ingediend bij de examencommissie.
2. De examencommissie hoort de desbetreffende examinatoren, alvorens te beslissen op het
verzoek.
3. De examencommissie beslist binnen twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek. De
verzoeker wordt onverwijld in kennis gesteld van de beslissing.
Artikel 9
De orde tijdens een tentamen
1. De examencommissie zorgt, dat ten behoeve van de schriftelijke examinering surveillanten
worden aangewezen, die erop toezien dat het tentamen in goede orde verloopt. De
examencommissie draagt deze zorg op aan de desbetreffende examinator die voor voldoende
surveillance zorgt.
2. De examinandus is verplicht zich op verzoek van of vanwege de examencommissie te legitimeren
door middel van zijn collegekaart.
3. De examinandus is verplicht de aanwijzingen van de examencommissie c.q. de examinator, die
voor de aanvang van het examen of tentamen zijn gepubliceerd, alsmede aanwijzingen die tijdens
het examen of tentamen en onmiddellijk na afloop daarvan worden gegeven, op te volgen.
4. Volgt de examinandus een of meer aanwijzingen als bedoeld in het derde lid niet op, dan kan hij
door de examencommissie c.q. de examinator worden uitgesloten van de verdere deelname aan
het desbetreffende tentamen. De uitsluiting heeft tot gevolg dat het resultaat voor het tentamen
een 1 zal zijn.
5. De duur van elk tentamen is zodanig dat de examinandus redelijkerwijs voldoende tijd heeft om
de vragen te beantwoorden.
6. De opgaven mogen door de examinandus na afloop van het tentamen niet worden meegenomen,
tenzij door of namens de examencommissie anders is bepaald.
7. Mobiele telefoons moeten uitgeschakeld zijn en mogen niet op tafel liggen.
8. Het gebruik van grafische rekenmachines is tijdens de tentamens niet toegestaan. Tijdens de
tentamens waarbij een rekenmachine mag worden gebruikt mag uitsluitend gebruik worden
gemaakt van de volgende typen rekenmachines: Casio fx-82 MS, Casio fx-82 ES of Casio fx-85 ES
(met zonnecel).
9. Alle ingeleverde tentamens worden nagekeken en beoordeeld. Verzoeken tot ‘niet-nakijken’
worden niet gehonoreerd.
10. Alle studenten die de tentamenzaal betreden worden geregistreerd.
11. Een student die tijdens de tentamenzitting niets inlevert, wordt geregistreerd als zijnde een
student die het tentamen heeft afgelegd. Het tentamen wordt vervolgens beoordeeld met het cijfer
1 (één).
12. Een half uur na de aanvang van het tentamen is het niet meer toegestaan om de zaal te betreden.
13. Tijdens het eerste half uur van het tentamen is het niet toegestaan de zaal te verlaten.
Artikel 10
Fraude
1. Onder fraude wordt verstaan het tijdens het afleggen van een tentamen of het uitvoeren van een
opdracht handelen of nalaten van een student dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel
omtrent zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken.
2. In geval van fraude wordt de student door de examinator uitgesloten van verdere deelname aan
het tentamen c.q. van verdere uitvoering van de opdracht, alsmede van verdere deelname aan het
betreffende onderwijsonderdeel (inclusief herkansingen behorende bij het betreffende
onderwijsonderdeel).
3. De behaalde (eind)resultaten van het betreffende onderwijsonderdeel c.q. de betreffende cursus
worden in geval van fraude een 1.
4.
De beslissing inzake uitsluiting wordt door de examencommissie genomen naar aanleiding van
het schriftelijk verslag van de surveillant c.q. examinator van de door hem geconstateerde of
vermoede fraude. In spoedeisende gevallen kan de examinator een voorlopige beslissing tot
uitsluiting nemen op grond van een mondeling verslag van de surveillant c.q. examinator. Hij
draagt zorg dat dit verslag terstond na afloop van het tentamen c.q. de opdracht op schrift wordt
gesteld en in afschrift aan de student wordt verstrekt.
5. De student kan aan de examencommissie verzoeken de uitsluiting ongedaan te maken. Bij dit
verzoek voegt hij een afschrift van het verslag, bedoeld in het vierde lid, en desgewenst zijn
schriftelijk commentaar daarop.
6. Voordat de examencommissie een beslissing neemt op een verzoek, als bedoeld in het vijfde lid,
stelt zij de student en de examinator in de gelegenheid te worden gehoord.
7. In het geval het de eerste keer betreft dat een student fraude pleegt, nodigt de examencommissie
de student en examinator uit voor een gesprek. In het onderwijsdossier van de betreffende
student wordt opgenomen dat fraude is gepleegd. Dit wordt verder niet bekend gemaakt.
8. Indien een student een tweede en/of volgende keer fraude pleegt, wordt dit in zijn/haar
onderwijsdossier opgenomen. De opleidingsdirecteur draagt er vervolgens zorg voor dat iedere
examinator waarmee de betreffende student te maken krijgt wordt ingelicht over het feit dat de
betreffende student tenminste twee keer gefraudeerd heeft.
9. Plagiaat is het gebruik maken van ideeën en formuleringen van anderen zonder bronvermelding.
Voorbeelden van plagiaat en aanverwant ongeoorloofd gebruik van teksten zijn: het gebruik
maken van andermans teksten, het overnemen van andermans structuur van een tekst en het
overnemen van andermans ideeën zonder vermelding van de bron, het uitsluitend of overvloedig
gebruik maken van andermans teksten, het niet duidelijk aangeven in de tekst dat letterlijke of
bijna letterlijke citaten zijn overgenomen, het indienen van een zelfde of vergelijkbare tekst voor
verschillende opdrachten. Opgeleverde producten of delen ervan kunnen slechts voor één
studieonderdeel gelden, tenzij uitdrukkelijk vooraf met de examinator is afgesproken dat het wel
gebruikt mag worden.
10. De maximale strafmaat voor het plegen van plagiaat zoals bedoeld in artikel 11.9 en aanverwant
ongeoorloofd gebruik van teksten is ontneming van het recht gedurende een door de
examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste één jaar om één of meer door de
examencommissie aan te wijzen tentamens of examens af te leggen.
11. Indien een werkstuk in groepsverband is geschreven, zijn alle leden van de groep in geval van
plagiaat aansprakelijk, totdat het tegendeel is bewezen.
12. Indien plagiaat wordt ontdekt nadat het (eind)cijfer is vastgesteld, is de examencommissie
bevoegd het (eind)cijfer 1 te geven. Deze bevoegdheid verjaart één jaar na ontdekking, maar
uiterlijk bij de uitreiking van het diploma.
Artikel 11
Vragen en opgaven
1. De vragen en opgaven van het tentamen gaan de tevoren bekend gemaakte bronnen waaraan de
examenstof is ontleend niet te buiten. Deze bronnen worden voor de aanvang van het onderwijs
dat op het tentamen voorbereidt in hoofdzaak bekend gemaakt. Uiterlijk twintig werkdagen voor
het afnemen van het tentamen wordt de precieze omvang van de stof definitief bekend gemaakt.
2. Het tentamen representeert de leerdoelen naar inhoud en vorm.
3. De vragen en opgaven van een tentamen zijn duidelijk, en bevatten voldoende aanwijzingen voor
de vereiste detaillering van de antwoorden.
4. Uiterlijk 2 weken voor het afnemen van een tentamen maakt de examinator bekend op welke
manier uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in de onderwijs- en examenregeling m.b.t. de
wijze waarop het tentamen wordt afgenomen.
5. Uiterlijk 2 weken voor het afnemen van een tentamen stelt de examinator de examinandi zo
mogelijk in de gelegenheid kennis te nemen van een schriftelijke proeve van een dergelijk
tentamen alsmede van de model-beantwoording en de normen aan de hand waarvan de
beoordeling heeft plaatsgevonden.
Artikel 12
Beoordeling
1. De student is geslaagd voor het propedeutisch examen indien alle onderdelen uit het examenprogramma met voldoende resultaat (6 dan wel voldoende) zijn afgelegd.
2.
3.
4.
5.
6.
De student is geslaagd voor het Bachelorexamen indien alle onderdelen uit het
examenprogramma met voldoende resultaat (5,5 dan wel voldoende) zijn afgelegd.
De student is geslaagd voor het Masterexamen indien alle onderdelen uit het examenprogramma met voldoende resultaat (5,5 dan wel voldoende) zijn afgelegd.
De beoordeling van schriftelijke tentamens geschiedt aan de hand van tevoren schriftelijk
vastgelegde normen.
De wijze van beoordeling is zodanig dat de geëxamineerde kan nagaan hoe de uitslag van zijn
tentamen tot stand is gekomen.
Indien meerdere malen aan het (deel-)tentamen van een vak wordt deelgenomen geldt het
resultaat van het laatst gemaakte (deel-)tentamen.
Artikel 13
Nabespreking
1. Zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de uitslag van een mondeling tentamen vindt
desgevraagd dan wel op initiatief van de examinator een nabespreking plaats tussen de
examinator en de geëxamineerde. Dan wordt de gegeven uitslag toegelicht.
2. Gedurende een termijn van tien werkdagen, die aanvangt op de dag na de bekendmaking van de
uitslag van een anders dan mondeling tentamen kan de geëxamineerde aan de desbetreffende
examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking vindt plaats op een door de
examinator te bepalen plaats en tijdstip.
3. Indien door of vanwege de examencommissie een collectieve nabespreking wordt georganiseerd,
die tenminste een week van tevoren is aangekondigd, kan de geëxamineerde een verzoek als
bedoeld in het vorige lid pas indienen wanneer hij bij de collectieve nabespreking aanwezig is
geweest en zijn verzoek motiveert, of indien hij door overmacht verhinderd is geweest bij de
collectieve nabespreking aanwezig te zijn.
4. Het bepaalde in het derde lid is van overeenkomstige toepassing, indien de examencommissie
dan wel de examinator aan de geëxamineerde de gelegenheid biedt om zijn uitwerking te
vergelijken met model antwoorden.
5. De examencommissie c.q. examinator kan afwijkingen toestaan van het bepaalde in het tweede en
het derde lid.
Artikel 14
Maatstaven
De examinatoren nemen bij hun beslissingen de volgende maatstaven als richtsnoer:
1. Het behoud van kwaliteits- en selectie-eisen van elk tentamen.
2. Doelmatigheidseisen, onder meer gericht op:
› het beperken van tijdverlies voor studenten, die snelle voortgang maken met de studie;
› het tijdig staken van de studie door studenten, waarvan het onwaarschijnlijk is dat zij zullen
slagen voor een examen of tentamen.
3. Bescherming tegen zichzelf van de student die een te grote studielast op zich wil nemen.
4. Mildheid jegens studenten, die door omstandigheden buiten hun schuld, studievertraging hebben
ondervonden.
Artikel 15
Wijziging regels en richtlijnen
Geen wijzigingen vinden plaats, die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen
van studenten hierdoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
Artikel 16
Inwerkingtreding
Deze regels en richtlijnen treden in werking op 1 september 2014.
Aldus vastgesteld op 31 augustus 2014 door de examencommissie.