Bestemmingsplan ‘Wilgenlaan kavel 50’ Gemeente Landgraaf IMRO: NL.IMRO.0882.BPWILGNLNK5002001-ON01 Status: Ontwerp Datum: 17 februari 2014 Bron: Stroomlijn Toelichting Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 Inho Inhoudsopgave 1. INLEIDING ................................................................ ................................................................................................ .............................................................................................. .............................................................. 3 1.1 Aanleiding en doel ...........................................................................................................3 1.2 Ligging projectgebied en planomschrijving ......................................................................5 1.3 Geldende planologische situatie.......................................................................................6 2. PLANBESCHRIJVING ................................................................ ................................................................................................ ................................................................................. ................................................. 7 2.1 Ruimtelijke en functionele structuur ................................................................................7 2.2 Stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten ..........................................................8 2.3 Verkeer en parkeren.........................................................................................................8 3. BELEID ................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ .................................................................. ..................................14 ..14 3.1 Europees en Rijksbeleid .................................................................................................14 3.2 Provinciaal beleid ...........................................................................................................19 3.3 Regionaal beleid.............................................................................................................21 3.4 Gemeentelijk beleid .......................................................................................................23 4. SECTORALE ASPECTEN ................................................................ ................................................................................................ ........................................................................... ...........................................25 ...........25 4.1 Bodem............................................................................................................................25 4.2 Geluid ............................................................................................................................25 4.3 Water .............................................................................................................................27 4.4 Ecologie .........................................................................................................................29 4.5 Archeologie....................................................................................................................33 4.6 Luchtkwaliteit.................................................................................................................35 4.7 Externe veiligheid...........................................................................................................37 4.8 Geur ...............................................................................................................................38 5. PLANOPZET ................................................................ ................................................................................................ ........................................................................................... ...........................................................39 ...........................39 5.1 Feitelijke planopzet ........................................................................................................39 5.2 Juridische planopzet.......................................................................................................39 6. UITVOERBAARHEID ................................................................ ................................................................................................ ................................................................................ ................................................44 ................44 6.1 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid........................................................44 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid ..................................................................................44 7. HANDHAVINGSPARAGRAAF HANDHAVINGSPARAGRAAF ................................................................ ................................................................................................ .................................................................... ....................................48 ....48 Ontwerp, 17 februari 2014 2 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 1. Inleiding 1.1 1.1 Aanleiding en doel Medio 2007 heeft het college van B&W ingestemd met de verlening van de bouwvergunning en planologische vrijstelling aan de Bousberg Ontwikkeling bv (BO) in verband met de realisatie van 88 projectwoningen op de voormalige locatie van camping De Bousberg (Boomweg 10). In 2010 is voor het totale stedenbouwkundige plan een bestemmingsplan vastgesteld bestaande uit 88 projectwoningen en 14 vrije kavelwoningen (totaal 102 woningen). Volledigheidshalve wordt vermeld dat in 2006 een exploitatie-overeenkomst is gesloten met BO. Onderdeel van de exploitatie-overeenkomst is o.a. het landschapsplan (inrichtingsplan) waarin het unieke concept van het plan 'natuur tot aan de voordeur bij de projectwoningen' (gemeenschappelijk groen) is uitgewerkt. Op verzoek van BO is het bestemmingsplan De Bousberg in 2012 gewijzigd, in die zin dat de twee appartementencomplexen zijn vervangen door grondgebonden woningen. De wijziging van het bestemmingsplan heeft ertoe geleid dat het aantal geprojecteerde woningen is afgenomen met 20, hetgeen goed aansluit op de regionale ambitie om het aantal nieuw te bouwen woningen terug te dringen. Het totaal aantal woningen is door de wijziging van het bestemmingsplan gedaald van 102 woningen naar 82 woningen. Het woningbouwproject De Bousberg is opgedeeld in 4 fases. Binnen de fases 1, 2 en 3 zijn de projectwoningen gepland (in het gemeenschappelijke groen). In fase 4 is ruimte voor de vrije kavelwoningen. Inmiddels is de infrastructuur voor fase 1 en 2 grotendeels gerealiseerd. Na de aanleg van de infrastructuur voor fase 1 en 2 (in 2011), is de verkoop van woningen gestagneerd. Als gevolg hiervan zijn er op dit moment pas 6 woningen verkocht (5 projectwoningen en 1 vrije kavel). De vijf verkochte projectwoningen zijn allen gelegen in fase 1 en 2. De verkochte vrije kavel ligt in het oostelijk deel van het plangebied (fase 4). De gemeenteraad heeft 5 november 2013, om diverse redenen, besloten een voorbereidingsbesluit te nemen zoals bedoeld in art. 3.7 Wro. Hoofdredenen van het nemen van het voorbereidingsbesluit zijn: 1. stagnatie van de woningverkoop, waarbij grote delen van het plangebied al geruime tijd onbebouwd zijn gebleven (met name fase 3); 2. er behoefte is aan een planologische regeling in het bestemmingsplan die de landschappelijke hoofduitgangspunten beter beschermt. 3. de stedenbouwkundige afronding van fase 1, fase 2 en fase 4 ( fase 4 voorzover gelegen aan de Larikslaan, d.w.z. de vrije kavels gelegen ten oosten van de Eikenlaan) van belang is. Ontwerp, 17 februari 2014 3 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 In het voorbereidingsbesluit verklaart de raad dat een bestemmingsplan wordt voorbereid. De kern van het nemen van een voorbereidingsbesluit is dat dit vanaf het moment waarop het is bekend gemaakt en inwerking is getreden, een bevriezende werking heeft op het bij dat besluit aangegeven gebied. Een voorbereidingsbesluit is een juridisch instrument dat de status quo terstond kan bevriezen om ongewenste planologische ontwikkelingen en dreigend verval in een gebied te weren, en om te voorkomen dat een gebied als gevolg van bouw- of andere werkzaamheden minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van de voor dat gebied meest wenselijk geachte bestemming. De aanvrager heeft ruimschoots voor het nemen van het voorbereidingsbesluit kenbaar gemaakt een woning te willen aankopen in fase 1 van het woningbouwproject. De gesprekken met de gemeente over het bouwplan van de aanvrager en de indiening van de omgevingsvergunningaanvraag dateren voor het nemen van het voorbereidingsbesluit. Het bouwplan van de aanvrager past binnen de voorschriften van het vigerend bestemmingsplan en doet geen afbreuk aan de landschappelijke en stedenbouwkundige hoofduitgangspunten van het plan. Aangezien het bouwplan van de aanvrager ruimschoots voor het nemen van het voorbereidingsbesluit bekend was bij de gemeente, leidt het strikt vasthouden aan dit voorbereidingsbesluit tot een onevenredige benadeling van de aanvrager. Voor wat betreft het bouwplan van de aanvrager, leidt het strikt vasthouden aan het voorbereidingsbesluit tot strijdig handelen met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur; in dit geval het rechtzekerheids-, vertrouwens- en redelijkheidsbeginsel. Gelet op het vorenstaande, is het gerechtvaardigd om middels art. 3.3 lid 3 van de Wabo de aanhouding te doorbreken en medewerking te verlenen aan het bouwplan van de aanvrager. Medewerking kan in dit geval plaatsvinden indien het bouwplan niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Aangezien de aanvrager op dit moment elders tijdelijke huisvestiging heeft en dringend in afwachting is van de bouw van de woning in de Bousberg, kan in alle redelijkheid niet van deze aanvrager worden verwacht dat zij de vaststelling van het ‘grote’ bestemmingsplan voor het gehele plangebied De Bousberg moeten gaan afwachten voordat een omgevingsvergunning voor hun bouwplan, kan worden verleend. Om te voorkomen dat de aanvrager onnodig lang moet wachten op de vergunningverlening en gelet op de hierboven geschetste voorgeschiedenis, is een bestemmingsplan opgesteld voor het bouwplan van de aanvrager. Met dit onderhavige bestemmingsplan, kan zoals eerder aangegeven, aanhoudingsplicht (art. 3.3 lid 3 van de Wabo) worden doorbroken. Ontwerp, 17 februari 2014 4 de Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 1.2 Ligging projectgebied projectgebied en planomschrijving De Bousberg is gelegen ten noordwesten van de kern Schaesberg en ten noorden van de buurt de Kakert in de gemeente Landgraaf. Het projectgebied ligt aan de Boomweg 10, die vanaf de doorgaande Moltweg/Hompertsweg via de Parklaan bereikbaar is. Kadastraal is het projectgebied bekend onder gemeente Nieuwenhagen, sectie A : nrs. 1192, 1609, 2173, 2174, 2175, 3329, 3771, 3772, 3773, 3774, 3829 en gemeente Schaesberg, sectie E : nrs. 832, 1295. De projectlocatie is hieronder globaal op een uitsnede van de topografische kaart weergegeven (Grote Provincie Atlas, Limburg, 1989). Ontwerp, 17 februari 2014 5 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 1.3 Geldende planologische situatie Het bouwplan van aanvrager bestaat uit de realisatie van een grondgebonden woning. Het woningbouwplan is gelegen in het bestemmingsplan ‘De Bousberg wijzigingsplan 2’, vastgesteld door de gemeenteraad op 17 april 2012. Het bouwplan is bestemd tot ‘wonen’ en voldoet aan de voorschriften uit het vigerend bestemmingsplan. Verbeelding bestemmingsplan Ontwerp, 17 februari 2014 6 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 2. Planbeschrijving Planbeschrijving 2.1 Ruimtelijke en functionele structuur Het woningbouwplan wordt gerealiseerd op de voormalige gronden van camping ‘De Bousberg’. Het bouwplan van aanvrager is gelegen op de locatie die bekend staat als fase 1 van het woningbouwproject De Bousberg (adres Wilgenlaan). Hieronder is een uitsnede te zien waarop de bebouwing te zien is. Uitsnede bebouwing Ontwerp, 17 februari 2014 7 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 2.2 Stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten In verband met de ruimtelijke inpassing is de relatie van het bouwplan met de omgeving, zowel bebouwd als onbebouwd, belangrijk. Daarbij gaat het om de combinatie van de stedenbouwkundige en de landschappelijke inpassing. Het nieuwbouwplan omvat in zijn totaliteit 82 woningen. Het ontwerp houdt rekening met en respecteert de groene, landelijke omgeving, hetgeen bijdraagt aan een aantrekkelijke woonomgeving. Het nieuwbouwproject zal tevens een positieve impuls geven aan het woon- en leefklimaat in het gebied en de directe omgeving. Gelet op de korte afstand van de locatie tot de Brunssummerheide, is het een aantrekkelijk woongebied met een grote potentie. Ten aanzien van de bebouwde omgeving geldt dat bij het ontwerp van de nieuwe bebouwing in grote mate rekening is gehouden met het landschap. In het stedenbouwkundig en landschappelijk ontwerp van Kees Rijnboutt is dit als volgt verwoord: “Landschappelijk is het een bijzondere rand: de reeds bestaande bebossing en bosranden geven samen met het reliëf kwaliteiten aan het terrein die ook onderkend worden in het structuurplan van de gemeente Landgraaf: de nieuwe bebouwing dient er te gast te zijn in het landschap.” In het ontwerp wordt de bestaande ontsluiting van het gebied gehandhaafd, waardoor de ruimtelijke impact van het project niet groter wordt dan strikt noodzakelijk zal zijn. Het gebied zal qua beeldkwaliteit een helder beeld uitstralen. Uit landschappelijk oogpunt zijn de volgroeide bomen, struiken en hagen in het gebied belangrijke structurerende elementen. Ze vormen belangrijke landschappelijke elementen en zullen zoveel mogelijk gehandhaafd blijven. In het voorjaar van 2005 is door bureau AAG (landschapsarchitectuur) te Landgraaf, nadat het gehele terrein (hoogtes, bebouwing en aanwezige groenbestanden) is ingemeten, een inventarisatie van de bestaande bomen op de Camping de Bousberg uitgevoerd. Bij deze inventarisatie zijn alle bomen ter plaatse geschouwd en beoordeeld. In het bestemmingsplan landschappelijke De Bousberg hoofduitgangspunten (moederplan) uitgebreid zijn de beschreven. stedenbouwkundige Het basisprincipe en 'het woningbouwplan is te gast in het landschap' wordt door het bouwplan van aanvrager gerespecteerd. Rekening houdend met het concentratie- en verdichtingsbeleid uit het rijks- en provinciaal beleid en gezien het landschappelijk ontwerp voor het gebied wordt geconcludeerd dat het bouwplan uit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt passend is. 2.3 2.3 Verkeer en parkeren In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de ruimtelijke inpassing van verkeer en parkeren in het projectgebied en op de mogelijke effecten daarvan. Ontwerp, 17 februari 2014 8 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 2.3.1 Verkeer De ontsluiting van het gebied zal plaatsvinden via de bestaande wegenstructuur op de projectlocatie en daar buiten. Er is geen sprake van een doorgaande weg. De weg door het projectgebied zal door bewoners en bestemmingsverkeer gebruikt worden. Dit betekent dat de ruimtelijke impact op het gebied van infrastructuur beperkt zal blijven. Verkeersintensiteit Met betrekking tot de toekomstige verkeersintensiteit als gevolg van de nieuwbouw van de woningen heeft ARCADIS (naar aanleiding van diverse verzoeken en inspraak /zienswijzen van reclamanten in het kader van de artikel 19 WRO procedure) een onderzoek (Verkeerstoets Woningbouwlocatie de Bousberg, d.d. 18 augustus 2005) uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de nieuwe woonlocatie een totale verkeersproductie van 588 mvt1/etmaal op zal leveren. Hierbij is uitgegaan van een plan van totaal 112 woningen met een gemiddelde van 5 autoverplaatsingen per woning/huishouden en is rekening gehouden met een extra aandeel van 5% voor verzorgend verkeer. Dit aantal van 588 mvt/etmaal is beduidend lager dan de verkeersproductie die een vol bezette camping genereert. Bij een camping met 281 kampeerplaatsen en 33 vakantiewoningen die vol bezet zijn, moet uitgegaan worden van 990 mvt/etmaal (inclusief verzorgend verkeer). Overigens zij opgemerkt dat het aantal woningen vergeleken met de momentopname ten tijde van het opstellen van het onderzoek is teruggebracht naar 82. Dit houdt tevens een daling in van het aantal autoverplaatsingen. Deze zullen bij een gemiddelde van 5 autoverplaatsingen per woning/huishouden worden teruggebracht op 535 , hetgeen een aanzienlijke afname inhoud. Wel is van belang dat een woonlocatie en een camping zich moeilijk met elkaar laten vergelijken. Op basis van de uitgevoerde berekeningen zal, uitgaande van een vol bezette camping, de totale verkeersproductie van en naar de nieuwe woonbuurt minder bedragen (990 versus 588 (535 op basis van onderhavig plan)). Dit zal tevens het geval zijn bij een hoger aantal autoverplaatsingen per huishouden dan het aantal van 5 dat nu als norm is aangehouden. Uitgaande van bijvoorbeeld 7 autoverplaatsingen per huishouden bedraagt de verkeersproductie nog altijd minder dan 990 mvt/etmaal. Bij het aantal van 102 woningen bedraagt de verkeersproductie zelfs maar 750. Dit bedraagt circa 24% minder verplaatsingen. Er zal echter wel een duidelijke verschuiving plaatsvinden in momenten waarop de verkeersproductie vanuit de woonbuurt juist hoger ligt dan die van de camping. De Parklaan, als belangrijke ontsluitingsweg, zal in de weekenden een lagere verkeersintensiteit genereren. Daarentegen zal in vergelijking tot de huidige situatie de verkeersintensiteit tijdens de spitsuren op werkdagen juist toenemen. Er is dus sprake van een verschuiving van de verhoogde verkeersintensiteiten in de weekenden en drukke (zomer) seizoenen, naar een verhoogde intensiteit juist in de spitsen op werkdagen gedurende het gehele jaar. Verkeersontsluiting De ontsluiting van de nieuwe woonbuurt vindt plaats via de bestaande woonbuurt waarbij gekozen kan worden voor twee routes die aansluiten op de Hompertsweg (beide via de Parklaan). De huidige woonbuurt is ingericht als een 30 km/uur verblijfsgebied. Dit 30 km/uur regime stelt richtlijnen aan de verkeersintensiteiten. Hierbij wordt uitgegaan van een maximale intensiteit van Ontwerp, 17 februari 2014 9 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 5000 mvt/etmaal (ASVV, 2004). In de huidige woonbuurt staan ca. 60 woningen die een verkeersproductie genereren van ca. 315 mvt/etmaal. Verdeeld over twee ontsluitingswegen betekent dat een gemiddelde intensiteit van ca. 160 mvt/etmaal. De toevoeging van de nieuwe woonbuurt leidt tot ca. 428 mvt/etmaal gemiddeld per weg (ca. 268 extra). Dit betekent dat bij de toename van de verkeersintensiteit tijdens piekmomenten op bijvoorbeeld de Parklaan, de intensiteit nog ruimschoots past bij een 30 km/uur verblijfsgebied (428 versus 5000 mvt/etmaal). Naast de intensiteit spelen ook aspecten als functies in het gebied, wel of geen doorgaand verkeer en de inrichting van de wegen een rol. Daarbij wordt wel gesteld dat de inrichting van de wegen in het 30 km/uur gebied zo is dat de snelheid daar automatisch uit voortvloeit. Gezien de overwegende woonfunctie in de bestaande en nieuwe woonbuurt sluit dit goed aan bij het beeld dat het totaal als één 30 km/uur verblijfsgebied wordt gezien. In een aanvullend onderzoek (van augustus 2006; opgenomen in het bijlagenboek) is met behulp van het Statisch Verkeersmodel Regio Parkstad Limburg van 19 april 2006 een voorspelling gedaan van de verkeersintensiteiten op de Hompertsweg waarbij het jaar 2004 als basisjaar is genomen (bepaald aan de hand van tellingen). In onderstaande tabel staan voor de jaartallen 2004, 2010, 2015 en 2025 deze intensiteiten vermeld (afgerond op 500 mvt/etm). Het bouwplan De Bousberg alsook de realisatie van de Binnenring is in de jaartallen 2010, 2015 en 2025 meegenomen. In de jaartallen 2015 en 2025 is tevens de Buitenring opgenomen. Uit deze intensiteiten staat de berekende a-waarde met de hieraan verbonden conclusie weergegeven. Hierbij is uitgegaan van het meest negatieve scenario dat de buurt slechts 1 aansluiting op de Hompertsweg heeft (terwijl in werkelijkheid dit er 3zijn). Jaartal Intensiteit aa-waarde 2004 10.500 2010 10.500 0.77 Geen maatregel noodzakelijk 2015 9.500 0.73 Geen maatregel noodzakelijk 2025 10.000 0.75 Geen maatregel noodzakelijk 0.77 Noodzaak maatregel Geen maatregel noodzakelijk Hieruit blijkt dat er geen enkele noodzaak aanwezig is om op dit kruispunt maatregelen te treffen. Opvallend is dat de realisatie van de Binnenring nagenoeg geen effect heeft op de verkeerseffecten op de Hompertsweg. De Verkeerstoets Woningbouwlocatie de Bousberg, d.d. 18 augustus 2005 is opgenomen in het bijlagenboek bij dit bestemmingsplan. In de verkeerstoets is echter nog uitgegaan van 117 woningen, terwijl het plan inmiddels is gewijzigd naar 82 woningen. Bovenstaande berekeningen zijn hierop aangepast. In relatie tot bovenstaande verkeerstoets kan hierdoor worden geconcludeerd dat het aantal te verwachten verkeersbewegingen van en naar de woonbuurt nog verder afneemt en er aan de conclusies uit het verkeersonderzoek niets wijzigt, in die zin dat er geen problemen te verwachten zijn als gevolg van de toename van de verkeersintensiteit na ontwikkeling van de nieuwe woonbuurt. Parkeren Ten aanzien van parkeren is van belang dat geparkeerde auto’s het landschap niet mogen verstoren. De parkeerbehoefte in het plan is gebaseerd op de kencijfers uit de ASVV ’04. De Ontwerp, 17 februari 2014 10 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 gehanteerde norm (gemiddelde) van 1,8 parkeerplaatsen per woning (waarvan 0,3 parkeerplaatsen bezoekersgerelateerd) wordt voldoende geacht, mede gelet op het feit dat het plan een gedifferentieerd woningaanbod bevat. In de daadwerkelijke inrichting van het projectgebied wordt rekening gehouden met een norm van minimaal 2 parkeerplaatsen per woning, zodat er geen parkeerproblemen zullen ontstaan. Er wordt daarom zoveel mogelijk op eigen terrein en binnen de bebouwing geparkeerd. Daarnaast zal het parkeren geconcentreerd in het gebied plaatsvinden. In het huidige ontwerp is hiermee al rekening gehouden door het parkeren bij het landhuis en villa’s zoveel mogelijk te concentreren binnen de gevellijn (landhuis) en in de gevel (villa’s). Verspreid in het gebied zijn ook enkele bezoekersparkeerplaatsen voorzien. Deze komen geclusterd voor en zijn zo in het plan gepast dat ze het landschap niet schaden. Verder wordt verwezen naar het Inrichtingsplan Villapark Bousberg van bureau AAG uit Landgraaf, zoals opgenomen in het bijlagenboek. Vervolgonderzoek 1 Naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen ten aanzien van het plan is, na overleg met de buurt en de gemeente Landgraaf, besloten een aanvullend verkeersonderzoek (verkeersstudie) uit te voeren. In opdracht van Bousberg Ontwikkeling B.V. heeft ARCADIS in aanvulling op de verkeerstoets van 18 augustus 2005 een nader onderzoek naar de verkeerskundige aspecten in de breedheid van het plan uitgevoerd. In dit onderzoek is de nadruk gelegd op beantwoording van de volgende vragen: - Welke verandering in de verkeersintensiteiten treedt op in vergelijking tot de oude situatie met een camping? - Welke ontsluitingsmogelijkheden zijn er binnen de nieuwe ontwikkeling? - Welke aanvullende verkeersmaatregelen zijn voor de bestaande woonbuurt wenselijk, passend binnen een 30 km/uur gebied, indien de nieuwe situatie leidt tot extra verkeer? - Welke parkeerbehoefte ontstaat binnen het projectgebied? - Heeft de toename van het verkeer gevolgen voor de bestaande wegconstructie op de Parklaan of andere ontsluitingswegen van de bestaande woonbuurt? Waarbij zowel wordt gekeken naar de definitieve situatie als de situatie tijdens de bouw. Verkeersintensiteiten De ontsluiting van de woningbouwlocatie Bousberg leidt tot een toename van de intensiteiten in de bestaande woonbuurt (Parklaan, Boslaan en Bousberglaan). Behalve een toename is ook sprake van een verschuiving naar een andere periode van de dag en de week. Toch vormt de toename geen aanleiding voor knelpunten. Ontsluiting De ontsluiting van de nieuwe woonbuurt vindt plaats via de bestaande woonbuurt. Daarbij is er één locatie op de Parklaan waar het verkeer van de nieuwe woonbuurt op aansluit. Vervolgens kan via drie routes aangesloten worden op de Hompertsweg, namelijk tweemaal via de Parklaan en via de Bousberglaan. Om te bezien in hoeverre er andere ontsluitingsmogelijkheden zijn, is apart onderzoek uitgevoerd naar alternatieve ontsluitingen. Er zijn 5 tracévarianten bekeken, die via de Ontwerp, 17 februari 2014 11 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 Boomweg (ten zuiden van de locatie) danwel de Oude Landgraaf (ten noorden van de locatie) ontsloten worden. Een zesde alternatief is voorgesteld door de buurtbewoners bij brief van 10 juli 2006 en tevens in het onderzoek meegenomen. Uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat geen van de onderzochte tracévarianten een volwaardig en beter alternatief vormt, niet alleen uit verkeerskundig oogpunt, maar voor een aantal varianten ook vanwege aanwezige natuur- en archeologische waarden en uit economisch oogpunt. Derhalve wordt voorgesteld de ontsluiting toch via de Parklaan te laten plaatsvinden. Mocht een tweede ontsluiting echter toch gewenst zijn, dan blijkt uit het onderzoek dat de tracévariant 3, welke loopt in westelijke richting via de Boomweg richting de Bousberglaan het meest geschikte alternatief vormt. Aangezien calamiteitenontsluiting nu uitgegaan (overeenkomstig wordt van de verkeersstudie) één ontsluiting gerealiseerd aan wordt de de westzijde aansluitend op de Bousberglaan. Aanvullende verkeersmaatregelen Ondanks dat de nieuwe woningbouwlocatie een toename van de intensiteit op bijvoorbeeld de Parklaan genereert, blijkt dat de toekomstige te verwachten intensiteit nog goed past bij een 30 km/uur verblijfsgebied. De hogere intensiteit levert ook geen problemen op met betrekking tot de vormgeving van de wegen. Desondanks is bekeken of aanvullende verkeersmaatregelen wenselijk zijn, om te zorgen dat het verkeersgedrag afgestemd blijft op het verkeersregime. Beoordeeld zijn de kruispuntvormen in de huidige woonbuurt, de aansluitingen op de Hompertsweg en de aansluiting van de woonlocatie op de Parklaan. Teneinde de snelheid van het dalende verkeer, dat vanwege het hoogteverschil in de woonbuurt hogere snelheden kan halen, te beperken, kan op de kruispunten van de Boslaan met de Parklaan en de Bousberglaan (overeenkomstig de verkeersstudie) een snelheidsremmende maatregel getroffen worden in de zin van een attentieverhogende maatregel (alleen markering) op de kruispunten. Voor de overgang tussen de woonbuurt en de Hompertsweg, welke in de huidige situatie is geregeld met een poortconstructie (voorrangssituatie, bebording en markering) zijn aanvullende fysieke verkeersmaatregelen niet noodzakelijk. Volstaan kan worden met het plegen van het noodzakelijk onderhoud aan de bestaande markering. De aansluiting tussen de Parklaan en de Boomweg wordt aangepast om het verkeer van en naar de woningbouwlocatie goed te kunnen afwikkelen. Parkeerbehoefte In het gebied wordt geen specifiek parkeerregime gehanteerd. Er wordt een parkeernorm voorgesteld van 1,8 ppl/woning, waarbij minimaal 1 ppl per woning op eigen terrein wordt gerealiseerd. Met de voorgestelde inrichting van het plan waarbij rekening wordt gehouden met een parkeernorm van 2 ppl/woning, zoveel mogelijk op eigen terrein, wordt ruimschoots aan deze norm voldaan. Wegconstructie Teneinde te kunnen bepalen of de constructie van de wegen in de bestaande woonbuurt de hogere verkeersbelasting, door toename van de intensiteit, zal kunnen weerstaan is een boringsonderzoek verricht. Vanuit dit onderzoek blijkt dat de wegconstructie niet meer voldoet Ontwerp, 17 februari 2014 12 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 rekening houdend met een levensduur van 20 jaar. De extra belasting door de nieuwe wijk levert daarbij slechts een marginale bijdrage, mede omdat dit voornamelijk uit personenauto’s bestaat. Dat de constructie niet meer voor een periode van 20 jaar voldoet, wordt veroorzaakt door reeds uitgevoerde belasting (vermoeiingsverschijnselen) en de bestaande constructie, welke niet meer volledig is afgestemd op de huidige richtlijnen aan de wegconstructie. Tijdens de bouwfase voldoet de verhardingsconstructie van de Parklaan bij de aansluiting van de nieuwe woonbuurt niet, waardoor de levensduur van de wegconstructie sneller afneemt. Een visuele inspectie wordt voorafgaand aan en aan het eind van het werk uitgevoerd, zodat vastgelegd kan worden welke schade veroorzaakt is door het werkverkeer en welke schade gerelateerd kan worden aan het huidige verkeer. Het rapport “Verkeersstudie woningbouwlocatie Bousberg te Landgraaf” d.d. augustus 2006 met kenmerk 110501/ZC6/2V8/701359 is opgenomen in het bijlagenboek bij deze toelichting. Vervolgonderzoek 2 In maart 2009 is een aanvullende verkeerstoets opgesteld in verband met het beschikbaar komen van nieuwe kencijfers met betrekking tot de verkeersgeneratie van woongebieden. In dat onderzoek wordt geconcludeerd dat de ontsluiting van het Villapark leidt tot een toename van intensiteiten in de bestaande woonbuurt (Parklaan, Boslaan en Bousberglaan). Deze toename is relatief fors ten opzichte van huidige intensiteiten. Behalve een toename is ook sprake van een verschuiving naar andere perioden van de dag en de week. Toch vormt de toename geen aanleiding voor knelpunten omdat de toekomstige intensiteiten ruim binnen de richtlijnen voor erftoegangswegen liggen (3.000 mvt/etmaal). Voorts wordt aangegeven dat er geen betere alternatieve ontsluitingen voorhanden zijn voor deze woonbuurt. Daarnaast blijft het advies staan om een calamiteitenontsluiting te realiseren aan de westzijde op de Bousberglaan of aan de oostzijde aantakkend op de Exdellerweg. Ten slotte wordt voorgesteld om de ontsluiting via de Parklaan te laten plaatsvinden met enkele verkeersmaatregelen, zoals de aanpassing van de drie kruispunten op de Boslaan. Daarnaast wordt de locatie bij de aansluiting van de woonbuurt op de Parklaan als aandachtspunt genoemd. Het onderzoek “Verkeerstoets Villapark De Bousberg Landgraaf” d.d. maart 2009 met kenmerk 110501/ZF9/088/701359 is opgenomen in het bijlagenboek bij deze toelichting. Ontwerp, 17 februari 2014 13 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 3. Beleid Beleid 3. 1 Europees en Rijksbeleid 3.1.1 .1.1 VogelVogel- en en habitatrichtlijn Vanuit Europa is de bescherming van soorten en gebieden geregeld in de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Europese Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/33/EEG) hebben de bescherming van soorten en hun natuurlijke habitats tot doel. Elke lidstaat is verplicht om speciale beschermingszones aan te wijzen, die samen één Europees netwerk van natuurgebieden vormen: ‘Natura 2000’. Tot voor kort speelde de Vogel- en Habitatrichtlijn een belangrijk rol in het Nederlandse rechtssysteem. Het beschermingsregime van artikel 6 van de Habitatrichtlijn had namelijk een rechtstreekse werking. Dit gold ook voor de Vogelrichtlijn. Met de implementatie van de bepalingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving is een einde gekomen aan de rechtstreekse werking van deze richtlijnen. De soortenbescherming is thans verankerd in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998. Onder werking van de Natuurbeschermingswet vallen: - Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden); - Beschermde Natuurmonumenten; - Gebieden door de minister aangewezen ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen. Natura 2000 Natura 2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden en bevat de gebieden die zijn aangewezen op basis van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en Habitatrichtlijn en zijn daarmee geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. Het doel daarvan is het ontwikkelen en in stand houden van soorten en ecosystemen die belangrijk zijn voor Europa. Voor die aangewezen gebieden geldt dat aanwijzingsbesluiten zijn opgesteld waarin staat voor welke soorten en habitats het betreffende gebied is aangewezen en welke instandhoudingdoelstellingen er gelden voor deze soorten en habitats. Er zijn drie thema’s die centraal staan bij Natura 2000, te weten beleven, gebruiken en beschermen. Beleven houdt in dat er ruimte wordt gecreëerd voor recreatie. Recreatie en natuurontwikkeling in dezelfde omgeving betekent echter wel dat er goede afspraken gemaakt moeten worden. Met gebruiken wordt bedoeld dat de natuur naast haar schoonheid ook economisch functioneel is. Wonen, werken en recreëren in een mooie omgeving is het streven, waarbij economie en ecologie met elkaar in balans dienen te zijn. Beschermen wil zeggen het Ontwerp, 17 februari 2014 14 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 duurzaam beschermen van flora en fauna. Het ideaalbeeld wordt bereikt wanneer de drie thema’s in combinatie met elkaar zonder problemen van toepassing kunnen zijn op natuurgebieden. Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit neemt hierin het voortouw, door Natura 2000-gebieden aan te wijzen. Bij het aanwijzen van een gebied wordt op basis van enkel ecologische argumenten bepaald welke natuurwaarden op welke locatie geholpen moeten worden en welke doelstellingen daarbij behaald moeten worden. Voor ieder definitief aangewezen natuurgebied dient een beheersplan opgesteld te worden met een looptijd van zes jaar. Een dergelijk beheersplan wordt opgesteld in goed overleg met eigenaren, beheerders en betrokken overheden (met name gemeenten, waterschappen en provincies). Het plan geeft weer wat er moet gebeuren om de gestelde doelen te bereiken en wie daarvoor verantwoordelijk is. Het onderhavige plan heeft geen nadelige gevolgen voor de Brunssummerheide (natura-2000 gebied). 3.1.2 .1.2 Europese Kaderrichtlijn Water In het jaar 2000 is de nieuwe Europese Kaderrichtlijn water in werking getreden. Het doel van deze richtlijn is de vaststelling van een kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater in de Europese Gemeenschap, waarmee: - aquatische ecosystemen en de hiervan afhankelijke wetlands en terrestrische ecosystemen voor verdere achteruitgang worden behoed en beschermd en verbeterd worden; - duurzaam gebruik van water wordt bevorderd, op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; - er wordt bijgedragen tot afzwakking van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte. Verschillende doelstellingen uit de Kaderrichtlijn zijn ook opgenomen in ander waterbeleid. Aspecten betreffende duurzaam gebruik maken bijvoorbeeld een belangrijk onderdeel uit van de Nota Waterbeleid in de 21e eeuw (WB21). Ook in het Nationaal Waterplan zijn al vergaande doelstellingen ten aanzien van de waterkwaliteit opgenomen. Voor het onderhavige plangebied zijn vanuit de Kaderrichtlijn geen gevolgen te verwachten, die niet ook vanuit andere wet- en regelgeving voortkomen. 3.1.3 .1.3 Verdrag van Valletta (Malta) Het Europese Verdrag van Valletta, ook wel het Verdrag van Malta genoemd, beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Het gaat bijvoorbeeld om grafvelden, gebruiksvoorwerpen en resten van bewoning. Op iedere plaats in de bodem kan dit soort erfgoed zich bevinden. Vaak werden archeologen laat bij de ontwikkeling van plannen betrokken. Hierdoor werd de aanwezigheid van archeologische waarden vaak pas ontdekt als projecten, zoals de aanleg van wegen of stadsvernieuwing, al in volle gang waren. Ontwerp, 17 februari 2014 15 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet is een raamwet, die regelt hoe Rijk, provincies en gemeenten bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De gemeenten zijn in deze wet tot bevoegd gezag aangewezen en dienen de archeologische belangen op een goede manier te verweven in het ruimtelijk beleid. De wijze waarop met het aspect archeologie rekening is gehouden in relatie tot dit bestemmingsplan, komt verder aan bod. 3.1.4 .1.4 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte In de Wro is de sturingsfilosofie dat elke overheid op basis van de eigen verantwoordelijkheid en de daarbij behorende instrumenten vooral proactief optreedt ter realisering van haar eigen ruimtelijk beleid. Daartoe stelt elke overheidslaag een structuurvisie vast. Het beleid met betrekking tot de basiskwaliteit van steden, dorpen en bereikbaarheid kent vier pijlers: - bundeling van verstedelijking en economische activiteiten; - bundeling van infrastructuur en vervoersstromen; - aansluiting van Nederland op internationale netwerken van luchtvaart en zeevaart; - borging van milieukwaliteit en externe veiligheid. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. Met de Structuurvisie heeft het kabinet het roer omgezet in het nationale ruimtelijke beleid en kiest het Rijk ervoor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Hieronder vallen bijvoorbeeld de ruimtelijke - economische structuur, duurzame energievoorziening, het vervoer van gevaarlijke stoffen, het gebruik van de ondergrond, infrastructuur, milieukwaliteit, water en natuur. Geen van de nationale belangen heeft direct betrekking op onderhavig bestemmingsplan. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Om toch nationale belangen door te laten werken in het beleid van provincies en gemeenten, heeft het rijk de AMvB Ruimte opgesteld. De AMVB Ruimte, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), is met uitzondering van enkele onderdelen eind 2011 aangepast. Het Barro geeft nadere regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen en omvat bepalingen inzake onderwerpen als groene ruimte (Rijksbufferzones, EHS en nationale landschappen), water (kust en grote rivieren), militaire objecten, bundeling en locatiebeleid. Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de beleidskader zoals vastgesteld op rijksniveau. Ontwerp, 17 februari 2014 16 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 3.1.5 .1.5 Kabinetsstandpunt “Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw” Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt ‘Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw’ (WB21)’, is de zorg over het toenemend hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt. Het kabinet heeft voor het waterbeleid in de 21e eeuw de volgende drie uitgangspunten opgesteld: - anticiperen in plaats van reageren; - niet afwentelen van waterproblemen op het volgende stroomgebied, maar handelen volgens de drietrapsstrategie van ‘vasthouden – bergen - afvoeren’, en; - meer ruimtelijke maatregelen naast technische ingrepen. In het rijksbeleid zijn de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid meegenomen. Water en ruimtelijke ordening worden nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld. De watertoets vormt een waarborg voor de inbreng van water in de ruimtelijke ordening. De watertoets wordt sinds 2001 toegepast op plannen die gevolgen voor de waterhuishouding kunnen hebben. De watertoets heeft een integraal karakter: alle relevante 'wateraspecten' worden meegenomen. Er wordt gekeken naar veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging. De watertoets wordt toegepast door in een vroegtijdig stadium de waterbeheerders te betrekken bij plannen die een invloed kunnen hebben op de waterhuishouding. Een watertoets is uitgevoerd; deze komt later aan bod. 3.1.6 .1.6 Nationaal Waterplan In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen. Het Nationaal Waterplan richt zich hiermee op de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die het water biedt te benutten. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het dan van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Meer dan voorheen moet water bepalend zijn bij de besluitvorming. De mate waarin water Ontwerp, 17 februari 2014 17 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 bepalend is, hangt af van de wateropgave in relatie tot andere opgaven, aanwezige functies en bodemgesteldheid, en andere kenmerken in dat gebied. 3.1.7 .1.7 Nota Belvedere In 1999 is de Nota Belvedere uitgebracht. Deze nota gaat in op de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting en is ondertekend door de ministeries van VROM, LNV, OC&W en V&W. De doelstelling van de nota is om bij landschappelijke inrichting meer prioriteit te leggen bij de cultuurhistorische identiteit. Cultuurhistorische waarden kunnen namelijk als inspiratiebron dienen voor het ruimtelijk ontwerp, waardoor het cultuurhistorische erfgoed behouden blijft en zelfs sterker tot uitdrukking komt. Behoud en ontwikkeling dienen echter wel evenwichtig plaats te vinden. Tussen het behouden en zorgen voor cultuurhistorisch erfgoed en de dynamiek van nieuwe ontwikkelingen heerst nu eenmaal enige spanning. Nieuwe ontwikkelingen vormen dan ook de grootste bedreiging voor hetgeen in het verleden is ontwikkeld. Daarom is het van belang dat er bij nieuwe ontwikkelingen meer oog komt voor cultuurhistorische waarden. Het toekennen van nieuwe gebruiksmogelijkheden aan cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken en landschappen is een voorbeeld van een compromis dat gesloten zou kunnen worden. Een vitaal behoud van deze cultuurhistorische elementen is immers nodig, omdat ze anders alsnog verloren dreigen te gaan. Het plangebied ligt niet in de Belvederegebieden die op nationaal niveau zijn aangewezen. Het Belvederegebied Heuvelland is in de nabijheid gelegen en beslaat een groot gedeelte van ZuidLimburg. Voor cultuurhistorische waarden van bovenlokaal belang is de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg van betekenis. Van lokale betekenis kan de aanwezigheid van rijksmonumenten, beeldbepalende panden en cultuurhistorische waardevolle bebouwing welke onderdeel uitmaken van een beschermd dorpsgezicht zijn. Daarvan is in het plangebied echter geen sprake. 3.1.8 .1.8 Wet op de Archeologische Archeologische Monumentenzorg Met de op 1 september 2007 in werking getreden Wet op de Archeologische Monumentenzorg, wordt bepaald dat archeologische waarden een onvervangbaar onderdeel uitmaken van het locale en regionale culturele erfgoed. Bij de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen dient dit expliciet te worden meegewogen en waar mogelijk ontzien. Het uitgangspunt is dat archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen, in situ dus. Voor gebieden waar zich bekende archeologische waarden bevinden, zijn bodemverstorende activiteiten in beginsel uitgesloten. Het Verdrag van Malta, onderdeel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg, is een Europees verdrag dat in 1992 is ondertekend door de lidstaten van de Raad van Europa. Het Ontwerp, 17 februari 2014 18 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 verdrag is er op gericht het bodemarchief beter te beschermen. Het bodemarchief bestaat uit alle archeologische waarden die zich in de grond bevinden, zoals gebruiksvoorwerpen, grafvelden en nederzettingen. Deze archeologische waarden dienen op een integrale wijze beschermd te worden. Het is belangrijk dat bij de ruimtelijke inrichting van een gebied tijdig rekening gehouden wordt met mogelijk aanwezige archeologische resten. Daarom dient voorafgaand aan een nieuwe ontwikkeling onderzoek plaats te vinden naar archeologische waarden in de bodem van het plangebied. Hierdoor kunnen tijdig archeologievriendelijke alternatieven gezocht worden en wordt tevens een stukje onzekerheid tijdens de bouw van de ontwikkelingen weggenomen, doordat vooraf duidelijk is of er al dan niet archeologische resten in bodem te verwachten zijn. Er wordt naar gestreefd archeologische waarden op de plaats zelf te bewaren (behoud in situ). In de bodem blijven de resten immers goed geconserveerd. Indien mogelijk worden de resten ingepast in de ontwikkeling. Degene die verantwoordelijk is voor het verstoren van de grond dient te betalen voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarden, wanneer behoud in situ niet mogelijk is. Het verdrag is ook vertaald in de Nederlandse wetgeving, namelijk de Monumentenwet. Daarnaast komt het verdrag ook terug in onder andere de Ontgrondingswet. Het is dan ook belangrijk dat de ontwikkelingen in het plangebied conform het verdrag zijn, en daarmee dan ook conform de wet. Parkstad, waartoe de gemeente Landgraaf behoort, beschikt over een eigen archeologische verwachtings- en cultuurhistorische advieskaart. Volgens deze kaart zijn binnen het plangebied gronden gelegen met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde. De wijze waarop met het aspect archeologie rekening is gehouden in relatie tot dit bestemmingsplan, komt later in dit bestemmingsplan aan bod. 3.2 3.2 Provinciaal beleid 3.2 3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg Op 22 september 2006 is het POL 2006 vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg. Het POL 2006 is een integraal plan dat bestaande, verschillende plannen voor de fysieke omgeving op de beleidsterreinen milieu, water, ruimte, mobiliteit, cultuur, welzijn en economie integreert. Het POL2006 is een integraal plan voor het omgevingsbeleid voor het grondgebied van de provincie Limburg. Dat houdt in dat het POL2006 zowel een structuurvisie, een provinciaal waterhuishoudingplan, een provinciaal milieubeleidsplan en een verkeers- en vervoersplan is. Tevens vormt het POL2006 een economisch beleidskader op hoofdlijnen, voor zover het de fysieke elementen daarvan betreft, en is het een welzijnsplan op hoofdlijnen voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft. Het POL2006, inclusief aanvullingen, heeft de status van een structuurvisie en is hierdoor niet direct bindend. Het is echter wel de Ontwerp, 17 februari 2014 19 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 bedoeling dat het POL2006 zijn doorwerking zal krijgen in beleidsnota’s, programma’s, verordeningen en bestemmingsplannen. Het POL bevat de provinciale visie op de ontwikkeling van Limburg en beschrijft voor onderwerpen waar de provincie een rol heeft in de ambities, de context en de hoofdlijnen van de aanpak. POL 2006 is het beleidskader voor de toekomstige ontwikkeling van Limburg tot een kwaliteitsregio, die zich bewust is van de unieke kwaliteit van de leefomgeving en de eigen identiteit. Ten behoeve van de kwaliteitsregio Limburg wordt ingezet op duurzame ontwikkeling. Dat is een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen om ook in hún behoeften te voorzien. Medio 2008, 2009, 2010 en voor het laatst begin 2011 zijn beperkte delen van het POL aangevuld op basis van gewijzigde beleidsstukken, waaronder POL-aanvullingen. Perspectieven Niet voor ieder gebied binnen de provincie Limburg gelden dezelfde beleidsbepalingen als het gaat om de kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Om die reden worden in het POL2006 tien perspectieven onderscheiden, met ieder een eigen benadering met betrekking tot de meest doeltreffende beleidsdoelen voor dat gebied. Uit de onderstaande uitsnede van POLkaart 1 ‘Perspectieven’ kan worden geconcludeerd dat het besluitgebied is gelegen binnen de begrenzing "stedelijke dynamiek" in het perspectief "stedelijke bebouwing" (P9, roze). Perspectievenkaart POL Ontwerp, 17 februari 2014 20 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 3.2 3.2.2 Stedelijke bebouwing (perspectief 9) De stedelijke bebouwing (P9) omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon-, winkelen voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. Waar nodig wordt hier door herstructurering de vitaliteit gewaarborgd. Verder is het plangebied gelegen binnen de grens stedelijke dynamiek, behorende bij de stadsregio Parkstad Limburg. Herstructurering van woon- en werkgebieden moet hier ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen. Op economisch terrein is de ambitie gericht op het ontwikkelen van een vitale economie, met een hoge mate van dynamiek en ondernemerschap en een attractief ondernemersklimaat. Er is sprake van een kennisgedreven economie, met innoverende bedrijven op alle fronten, die erin slagen nieuwe producten te ontwikkelen en nieuwe markten aan te boren. Een daaruit voortvloeiende ambitie is de zorg voor voldoende werklocaties van de juiste kwaliteit. De snelle veranderingen in de economie vragen om een werklocatiebeleid dat flexibel en snel op ontwikkelingen kan inspelen. Onderdeel daarvan is de zorg voor tijdige beschikbaarheid van voldoende locaties met de juiste kwaliteit. Het bouwplan van de aanvrager valt binnen perspectief 9 en voldoet aan de doelstellingen uit het POL. 3.3 3.3 Regionaal beleid 3.3 3.3.1 Intergemeentelijke Structuurvisie Parkstad “Ruimte voor park & stad” De ruimtelijke ontwikkelingsvisie voor de regio Parkstad is in 2009 vastgelegd in de Structuurvisie Parkstad Limburg 2030. De Structuurvisie schetst die ambities en kansen en nodigt uit om mee te denken, mee te doen en te ontwikkelen. Want de lijnen die deze visie uitzet vormen géén strak keurslijf, maar biedt veel meer een aanzet om met alle partijen - markt, overheden en bewoners samen te werken, ideeën te genereren en kansrijke initiatieven met veel draagvlak te starten. De structuurvisie kent zes pijlers die samen het fundament vormen van de inhoudelijke keuzes en zullen steeds als toetssteen gebruikt worden bij ontwikkelingen en initiatieven van de vier grote opgaven: Ruimte, Mobiliteit, Economie en Wonen. De zes pijlers zijn: 1. landschap leidt; 2. één hoofdcentrum; 3. energie als fundament; 4. netwerk van Park en Stad; 5. buitenring = Parkstadring; 6. economische slagader N281. Toetsing aan deze pijlers levert per opgave een ontwikkelingsbeeld op. Het ontwikkelingsbeeld voor ruimte is een duurzame versterking van de identiteit en vitaliteit. De ambitie bij mobiliteit is een betere bereikbaarheid via weg en spoor, zowel regionaal als internationaal. Hoofdambitie bij economie is structuurversterking met als strategie ruimtelijke concentratie en revitalisering van locaties die niet meer aan de moderne eisen voldoen. Bij wonen is lef nodig om zoveel mogelijk te Ontwerp, 17 februari 2014 21 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 realiseren via integrale gebiedsontwikkeling om daarbij plaats te bieden aan bestaande en nieuwe kansrijke bewonersgroepen en te zorgen dat inbedding en uitstraling van de woongebieden bijdragen aan het nieuwe ‘Parkstad imago’. Dit alles is vertaald naar zeven ontwikkelingszones: Noordflank, Oostflank, Zuidflank, Westflank, Gravenrode, Via Belgica en Herstructurering stedelijk gebied. In de Intergemeentelijke Structuurvisie Parkstad is als missie van Parkstad Limburg geformuleerd “duurzame economische structuurversterking van de regio door het bundelen van de krachten van de zeven gemeenten Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Onderbanken, Nuth, Simpelveld en Voerendaal.” De bevolkingsafname die de regio meemaakt wordt gezien als een kans om de kwaliteit van de woon-, werk- en leefomgeving duurzaam te versterken. Dat gaat gebeuren door in te zetten op de herkenbare, unieke pluspunten: • het vele groen in de directe nabijheid van woongebieden, de landschappelijke rijkdom en de dynamische afwisseling tussen park en stad; • sterke natuurlijke beekdalen; • een rijke culturele en sociale historie; • fijnmazige sociale structuren met sterke dorps- en stadskernen die een grote variëteit aan woonmilieus bieden; • een goede bereikbaarheid; • een hoge dichtheid aan kennisinstellingen, hoogkwalitatieve bedrijventerreinen met bovenregionale bedrijven en winkelgebieden; • De een sterk toeristisch/recreatief netwerk. Intergemeentelijke Structuurvisie Parkstad zet de toekomstlijnen uit voor twee structuurdragers: ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit en de economisch-maatschappelijke ontwikkeling. Deze twee dragers zijn uitgewerkt op vier hoofdthema’s, te weten ruimtelijke identiteit, economie, wonen en mobiliteit. Het zijn de belangrijkste thema’s voor de komende decennia: • Ruimtelijke identiteit – regionale ontwikkeling met de natuur als goede buur; • Economie – meer vitaliteit vanuit historische en huidige kracht; • Wonen – meer kwaliteit voor een veranderende bevolking; • Mobiliteit – meer samenhang, betere bereikbaarheid. Deze thema’s zijn omgezet in de volgende pijlers: 1. Landschap leidt: nieuwe ontwikkelingen versterken kwaliteit, gebruik en beleving van natuur en landschap. Beekdalen zijn heilig. 2. Eén hoofdcentrum: heldere beeldkwaliteit en dito ruimtelijke inrichting ondersteunen stedelijke dynamiek; 3. Energie als fundament: cradle-to-cradle-technieken, alternatieve opwekking, energielandschappen en CO2-compensatie; 4. Netwerk van Park en Stad: meer contrast stad en land, versterken verbindingen tussen stedelijk en landelijk gebied; Ontwerp, 17 februari 2014 22 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 5. Economisch slagader N281/A76 en Parkstadring: inrichting en beeldkwaliteit versterken verbindingen en contrasten. Bij de ontwikkeling van het woningbouwproject De Bousberg, zijn de landschappelijke kwaliteiten van het gebied leidend geweest. Het plan voldoet daarmee uitstekend aan de eerste pijler uit de intergemeentelijke structuurvisie. 3.3 3.3.2 Herstructureringvisie voor de woningvoorraad 20082008-2020 In 2009 is de Herstructureringsvisie voor de Woningvoorraad Parkstad Limburg 2008-2020 vastgesteld. In deze visie hebben regio, gemeenten en corporaties gezamenlijk op kaart weergegeven waar de transformatie komende jaren moet gaan landen. Daarbij is als een van de voorwaarden voor realisatie gesteld dat de ‘envelop’ jaarlijks dient te worden gemonitord. Het doel van de herstructureringsvisie is: • Inzicht bieden in de gebieden waar in Parkstad Limburg transformatie van de woningvoorraad nodig is in het licht van de teruglopende en veranderende woningbehoefte en hoe herstructurering kan bijdragen aan een duurzaam Parkstad; • Ruimte bieden aan kansen om nieuwe kwaliteiten toe te voegen, meer groen en ruimte; • Samenwerking verder vorm geven tussen partners en belanghebbenden rondom overeenstemming over de ambitie; • Een kader vormen voor verdieping voor wat betreft het bepalen van de benodigde middelen en ontwikkelen van instrumenten; • Een kader vormen voor de Regionale Woonvisie en Woningbouwprogrammering na 2010; • Een kader vormen voor de gemeentelijke structuurvisies, stadsdeelvisies en masterplannen waar het integrale afwegingskader geborgd wordt. Landgraaf wil aantrekkelijk blijven als woongemeente. Landgraaf heeft de ambitie de wijken (oorspronkelijke eigen kernen) Ubach over Worms, Nieuwenhagen en Schaesberg als herkenbare eenheden neer te zetten, gescheiden door een groene verbindingszone, met een centraal multifunctioneel hart: behoud en versterken centra. De herstructureringsvisie voor de woningvoorraad bevat geen specifieke opgave voor het plangebied De Bousberg. 3.4 3.4 Gemeentelijk beleid 3.4 3.4.1 Structuurvisie Structuurvisie Landgraaf 2030 Op 15 december 2011 heeft de raad van de gemeente Landgraaf de Structuurvisie Landgraaf 2030 vastgesteld. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen weer van de voorziene ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Daarnaast beschrijft de structuurvisie het ruimtelijk beleid dat de gemeente wil Ontwerp, 17 februari 2014 23 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 voeren. De ontwikkeling van het woningbouwproject De Bousberg past binnen de doelstellingen uit de structuurvisie (zie paragraaf 3.9.6 van de gemeentelijke structuurvisie). Ontwerp, 17 februari 2014 24 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 4. Sectorale aspecten 4.1 Bodem In opdracht van de aanvrager heeft Geonius Milieu B.V. de bodemkwaliteit vastgesteld ter plaatse van de Wilgenlaan 50 te Landgraaf. Conclusies Na uitvoering van het verkennend bodemonderzoek wordt het volgende geconcludeerd: - Vanaf het maaiveld wordt tot de maximaal geboorde diepte (2,0 m-mv) enkel matig siltig zand aangetroffen. Er zijn verder geen afwijkende geuren en/of kleuren waargenomen; - uit de analyseresultaten blijkt eveneens dat in zowel de boven- als de ondergrond geen van - op basis van de vastgestelde bodemkwaliteit dient de hypothese “onverdachte locatie” te de onderzochte parameters in verhoogde mate zijn aangetroffen; worden aanvaard; - op basis van de uitgevoerde inspectie van het maaiveld en de opgeboorde grond dient de hypothese “onverdacht” te worden aanvaard. Dit heeft geen consequenties voor de gevolgde onderzoeksstrategie. Derhalve kan worden geconcludeerd dat geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan voor het huidige en geplande gebruik van de locatie. Bij het chemisch onderzoek zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Het uitgangspunt van het verkennend onderzoek (onverdacht terrein) wordt gehandhaafd. Er is met voldoende betrouwbaarheid vastgesteld dat op de locatie geen asbest in de bodem aanwezig is. Vervolgonderzoek en maatregelen zijn niet noodzakelijk. Aanbevelingen Geadviseerd wordt om af te voeren grond middels een partijkeuring conform de richtlijnen uit het Besluit bodemkwaliteit te laten onderzoeken alvorens eventuele bouwwerkzaamheden op de locatie worden uitgevoerd teneinde de hergebruikmogelijkheden van de vrijkomende grond te bepalen. Het rapport van Geonius d.d. 26 maart 2014 is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd. 4.2 Geluid 4.2.1 Wegverkeerslawaai Ingevolge het gestelde in artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs wegen een zone. Dit is een akoestisch aandachtsgebied, dat zich aan weerszijden van de wegen bevindt. In of in de nabijheid van het onderhavige bebouwingsplan bevinden zich: Ontwerp, 17 februari 2014 25 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 1. de Parkstad Binnenring, een buitenstedelijke weg (maximumsnelheid > 70 km/uur) met 2 rijstroken, zonebreedte aan weerszijden van de weg 250 meter; 2. het traject Hompertsweg-Moltweg, een stedelijke (wijk- c.q. buurt)ontsluitingsweg (maximumsnelheid > 50 km/uur) met 2 rijstroken, zonebreedte 200 meter; 3. de woonstraten Bousberglaan, Boslaan, Parklaan, Dennenlaan, Berkenpad, Krijgersberglaan, Exdellerweg, Aartshertogenstraat en Armadastraat, waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt (30 km-gebied), die van rechtswege zijn vrijgesteld van zonering. Parkstad Binnenring Het westelijk deel van het bebouwingsplan valt gedeeltelijk binnen de zone van de Parkstad Binnenring. In het kader van de planologische procedure voor de Binnenring werd in 2002 uitgebreid akoestisch onderzoek uitgevoerd door de Dienst Stadsontwikkeling van de gemeente Heerlen, rapportnummer HG2002-009/3. In relatie tot het onderhavige bebouwingsplan kan het volgende worden geconcludeerd: a. de berekende 50 dB(A)-contour van de Binnenring ligt volledig buiten het bebouwingsplan; b. ter controle is in genoemd onderzoek rekenpunt 22e beschouwd, gelegen ter plaatse van het meest westelijk gelegen vakantiehuis van het huidige recreatiepark “Bousberg”; ter plaatse worden in het onderhavige bebouwingsplan nieuwe woningen geprojecteerd; de berekende geluidbelasting in het betreffende rekenpunt, als gevolg van het (toekomstige) wegverkeer op de Binnenring, bedraagt 43 dB(A) en ligt derhalve ruim onder de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Hompertsweg-Moltweg Het onderhavige bebouwingsplan ligt op circa 250 meter vanaf het traject Hompertsweg-Moltweg en ligt derhalve volledig buiten de wettelijke geluidzone van deze wegen. Diverse woonstraten “Nieuwe Kakert” De genoemde woonstraten maken deel uit van een 30 km-gebied en zijn derhalve ingevolge de Wet geluidhinder vrijgesteld van zonering. Geconcludeerd moet worden dat ter plaatse van de in het onderhavige bebouwingsplan te projecteren woningen de te verwachten geluidbelastingen ten gevolge van wegverkeer op omliggende wegen de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) (nieuwe norm bedraagt 48 dB) niet zullen overschrijden. 4.2.2 Industrielawaai In de nabijheid van onderhavige projectlocatie aan de Koolkoelenweg te Heerlen is het zandwinnings- en veredelingsbedrijf Sigrano Nederland B.V. gelegen. De werkzaamheden binnen dit bedrijf betreffen de droge en natte winning van zand alsmede de bewerking hiervan. De bewerking betreft het wassen, klasseren, drogen en vermalen van het gewonnen zand. In 1994 is een revisievergunning afgegeven ten aanzien van de inrichting, waarin het totale procesgebeuren is vastgelegd met inbegrip van het geluidaspect. In 2000 is nog een veranderingsvergunning afgegeven, vanwege een capaciteitsuitbreiding, modernisering in het bedrijfsproces en de verplaatsing van facilitaire voorzieningen. Het destijds uitgevoerde akoestisch onderzoek, naar Ontwerp, 17 februari 2014 26 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 aanleiding van de veranderingen, is gebaseerd op de totale inrichting na realisatie van alle wijzigingen. Uitgangspunt bij de beoordeling van de wijzigingen was dat deze in beginsel niet mochten leiden tot een verhoging van de vergunde geluidruimte (stand-still principe). Uit het onderzoek is gebleken dat ten opzichte van de vergunde situatie zowel een toe- als afname plaatsvindt. De verklaring hiervoor is enerzijds het wegvallen van afscherming als gevolg van het afbreken van een aantal gebouwen en anderzijds dat in dit akoestisch onderzoek is uitgegaan van het gereduceerde bronvermogen van de dakuitlaat van het molengebouw. Rekening houdend met het feit dat het een bestaande situatie betreft, zijn de aangevraagde equivalente geluidniveaus (LAeq) vergunbaar geacht. Dit is mede gebaseerd op het feit dat de grootste toename plaatsvindt op een punt binnen de inrichting, waardoor het geen gevolgen kan hebben voor woningen in de omgeving. Daarnaast wordt het referentieniveau van het omgevingsgeluid door de overige (geringe) overschrijdingen niet overschreden. Naast de activiteiten binnen de bedrijfsgebouwen van het zandwinningsbedrijf wordt op de gronden buiten de inrichting – gelegen binnen de gemeente Heerlen en Landgraaf – de benodigde delfstof (mioceenzand) gewonnen. Om deze ontgrondingen uit te mogen voeren is door Gedeputeerde Staten een ontgrondingsvergunning afgegeven. Deze vergunning is op 17 april 2001 laatstelijk gewijzigd (uitbreiding concessie). Een deel van de gronden die in deze vergunning opgenomen zijn ten noord-oosten van onderhavig projectgebied gelegen. Echter deze ligging heeft geen negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van de woninglocatie De Bousberg. Bovendien hebben Gedeputeerde Staten van Limburg in een brief van 14 februari 2006 (kenmerk 2006/1943) op voorhand aangegeven dat zij op een nieuwe ontgrondingsaanvraag voor het gebied Kakert een weigeringsbesluit zullen moeten nemen, daar de vereiste planologische inbedding van een voorgenomen ontgronding er momenteel niet is en de raad van de gemeente Landgraaf ook niet voornemens is de bestaande ruimtelijke regeling op dit punt aan te passen. Geconcludeerd kan worden dat de werkzaamheden binnen het zandwinnings- en veredelingsbedrijf Sigrano B.V. geen nadelige gevolgen zullen hebben voor de te ontwikkelen woningen binnen onderhavige projectlocatie. 4.3 Water In het kader van de ontwikkeling van een nieuwbouwplan ter plaatse van camping en bungalowpark de Bousberg aan de Boomweg te Landgraaf dient het regenwater, indien mogelijk, in de ondergrond te worden geïnfiltreerd. Centraal daarbij staan het vasthouden van gebiedseigen water en het tegengaan van verdroging van de omgeving. Bovendien wordt door het realiseren van een infiltratievoorziening de belasting van het bestaande gemeentelijk rioolstelsel zo veel mogelijk teruggedrongen. In verband hiermee is door adviesbureau Brouwers BV een infiltratieadvies opgesteld (d.d. 4 juli 2005, kenmerk LND00201.001). Gezien het ruime inrichtingsontwerp van het nieuwbouwplan en de voorschriften van de gemeente Landgraaf, worden er in dit rapport een tweetal varianten nader beschreven, waarbij er als uitgangspunt voor wordt gekozen om te infiltreren in een aan het oppervlak gelegen infiltratievoorziening. Enerzijds wordt op deze wijze aangegeven dat er hemelwater zichtbaar wordt geïnfiltreerd. Anderzijds past deze oplossing in het totale ontwerp dat een natuurlijk karakter heeft. Ontwerp, 17 februari 2014 27 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 Variant 1: aanleg van vier infiltratievoorzieningen aan het oppervlak, waarbij het gehele verharde oppervlak (patiobungalows, kastelen, vrijstaande woningen en de verharding) afwatert naar vier infiltratiebuffers, verdeeld over de locatie. Variant 2: aanleg van vier (kleinere) infiltratievoorzieningen aan het oppervlak waarbij het verharde oppervlak van de patiobungalows, kastelen en de wegverharding afwatert op deze vier buffers. Het hemelwater van de vrijstaande woningen wordt echter geïnfiltreerd op eigen perceel. Beide varianten zijn in het infiltratieadvies nader uitgewerkt en voor verschillende neerslaggebeurtenissen doorgerekend. Het infiltratieadvies van adviesbureau Brouwers BV is opgenomen in het bijlagenboek bij deze toelichting. Op 31 mei 2005 is het infiltratievoorstel ter advisering voorgelegd aan het watertoetsloket van het waterschap Roer en Overmaas. Op 27 juni 2005 heeft het waterschap haar préwateradvies afgegeven. Het waterschap geeft in haar advies voor wat betreft de beschreven varianten haar voorkeur aan de centrale voorzieningen. Tevens wordt opgemerkt dat in het beschreven infiltratievoorstel nog enkele (aandachts)punten gemist worden. • Er is geen inzicht gegeven in de afwatering naar de vier buffers in het projectgebied. • Er is niet vermeld of er een (verkennend) bodemonderzoek in het projectgebied is uitgevoerd. Bij aanwezigheid van bodemverontreiniging is infiltratie van hemelwater niet toegestaan. • Geadviseerd wordt om bij de nieuwbouw geen uitloogbare bouwmaterialen te gebruiken. Tevens wordt aangeraden de beslisbomen ‘Verantwoord afkoppelen van regenwater’ van de provincie Limburg en waterschappen toe te passen. • Er is geen kaart opgenomen met hoogtelijnen van het projectgebied en haar directe omgeving. Niet duidelijk is of de geplande buffers met bijbehorende voorzieningen ook in de laagst gelegen gebieden zijn geprojecteerd. • De capaciteit van de buffers voldoen aan de daaraan gestelde normen. Niet duidelijk is of de buffers binnen 24 uur leeglopen. Ook is niet duidelijk of er een noodoverloop wordt aangebracht en waar dan het overtollige water naar toe stroomt. Naar aanleiding van dit pré-wateradvies kan worden opgemerkt dat de afwatering naar de buffers volgens het infiltratieplan hoofdzakelijk bovengronds verlopen. De buffers worden gesitueerd in de laagste gebieden binnen het plan. De waterbuffers zijn vooralsnog globaal aangegeven. De afwatering, alsmede de vorm en de exacte situering van de buffers, zal nog definitief uitgewerkt worden tijdens de bouwvoorbereiding. In het najaar van 2004 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door adviesbureau Conex (rapport nr. CXA 287.04, d.d. 24 september 2004). Uit dit onderzoek is gebleken dat zowel in de boven- als ondergrond geen van de onderzochte parameters de achtergrondgrenswaarden overschrijden. Er zijn dus vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen voor het infiltreren van afgekoppeld regenwater. De capaciteit van de infiltratiebuffers is voldoende voor het bergen van een regenreeks met een herhalingstijd van 100 jaar (en een duur van 10 dagen). De waterstand in de buffers zal dan ongeveer 48 cm bedragen. Om voldoende veiligheden in te bouwen, zullen de buffers ca. 1 meter verdiept worden aangebracht. De buffers zullen resp. na 1 dag en 16 uur (bij een T=25, 31 mm in 45 minuten) en na 1 dag en 20 uur (bij een T=100, 25 mm in 30 minuten) geheel zijn geïnfiltreerd in de ondergrond. Gelet op de genoemde veiligheden zal dit niet tot problemen leiden. Het pré- Ontwerp, 17 februari 2014 28 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 wateradvies van waterschap Roer en Overmaas d.d. 27 juni 2005 en de inhoudelijke reactie hierop d.d. 1 juli 2005 zijn opgenomen in het bijlagenboek bij deze toelichting. Het Waterschap Roer en Overmaas heeft vervolgens per brief d.d. 4 oktober 2005(kenmerk5612/Eth) een positief definitief wateradvies gegeven. In dit wateradvies is aangegeven: “Met waardering constateren wij dat in de ruimtelijke onderbouwing ruime aandacht wordt besteed aan water. Op basis van een infiltratieplan wordt voorgesteld om het hemelwater in het projectgebied vast te houden. Onze vragen in het pré-wateradvies van 27 juni 2005 over het infiltratievoorstel zijn in de waterparagraaf van de ruimtelijke onderbouwing afdoende beantwoord. Wij geven u dan ook een positief wateradvies.” Het waterschap zal bij de verdere uitvoering van het woningbouwplan Bousberg worden betrokken. Het definitieve wateradvies is tevens opgenomen in het bijlagenboek. Naar aanleiding van de zienswijzen van reclamanten is door ARCADIS een notitie opgesteld over droogteschade. In deze notitie is onderbouwd aangegeven dat er geen consequenties zijn (zie de notitie van 9 november in het bijlagenboek bij deze toelichting). 4.4 Ecologie 4.4.1 Habitatrichtlijn en Natuurbeschermingswet Natuurbeschermingswet Eind 2004 heeft ARCADIS een Quickscan Natuurwetgeving (5 oktober 2004) uitgevoerd ten aanzien van het voornemen om op camping De Bousberg te Landgraaf woningbouw te realiseren. Uitkomst van deze Quickscan was dat het aanbeveling verdiende om mogelijke effecten op het Habitatrichtlijngebied Brunssummerheide in de vorm van een Voortoets in kaart te brengen (“Voortoets Camping de Bousberg, toetsing aan de Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet”, van 16 juni 2005). De Brunssummerheide is gesitueerd ten noorden van het onderhavig plangebied en is aangewezen als Habitatrichtlijngebied en Beschermd Natuurmonument in het kader van de Natuurbeschermingswet. De Habitatrichtlijn is een Europese richtlijn die de lidstaten verplicht gebieden aan te wijzen ter bescherming van de soorten en habitats opgenomen in Bijlage II van de richtlijn. Het beschermingskader en de aanwijzing van gebieden dienen overgenomen te worden in de nationale wetgeving van de lidstaten. Nederland heeft dit opgenomen in de nieuwe Natuurbeschermingswet. Op grond van de Natuurbeschermingswet IS het gebied aangeduid als een Beschermd Natuurmonument. De gebiedsbescherming op grond van de Natuurbeschermingswet gaat iets verder dan de Vogel- en Habitatrichtlijn, hetgeen inhoudt dat de Natuurbeschermingswet het gebied als geheel en de natuurlijke kenmerken van het gebied beschermt. Bij het beoordelen van activiteiten in en rond Habitatrichtlijngebieden en Beschermde Natuurmonumenten staat de vraag centraal of de activiteit significante gevolgen heeft voor de natuurwaarden waarvoor het gebied is aangewezen. Het gaat daarbij zowel om activiteiten binnen het Habitatrichtlijngebied als activiteiten buiten het gebied die invloed kunnen hebben op de waarden binnen het gebied. Het vaststellen of sprake is van significante effecten door bestaand gebruik of nieuwe activiteiten kan plaatsvinden in een zogenaamde Voortoets. Wanneer mogelijk sprake is van significante effecten dient een passende beoordeling uitgevoerd te worden. Ontwerp, 17 februari 2014 29 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 Voorafgaand aan de daadwerkelijke effectbeoordeling zijn op basis van de beschermde natuurwaarden en de voorgenomen activiteit de factoren in kaart gebracht die mogelijk tot effecten kunnen leiden. Aangezien de voorgenomen ingreep buiten het projectgebied plaatsvindt, kunnen directe effecten door ruimtebeslag uitgesloten worden. Ondanks dat het projectgebied buiten het beschermde gebied ligt, kunnen activiteiten binnen het projectgebied toch van invloed zijn op de beschermde natuurwaarden, als gevolg van: • verdroging; • verzuring; • vermesting; • verstoring; • toename betreding door recreatie. Uit de effectenbeoordeling van ARCADIS kan worden geconcludeerd dat effecten van betekenis ten gevolge van verdroging, verzuring, vermesting en verstoring op de Brunssummerheide niet zijn te verwachten. Een nadere beoordeling van deze effectenmiddels een Passende Beoordeling is dan ook niet noodzakelijk. Door een zorgvuldige inrichting van het gebied is te voorkomen dat het plan leidt tot een extra recreatieve belasting van de Brunssummerheide. Verder wordt opgemerkt dat er sprake is van een continue periodieke monitoring van de natuurwaarden en van inspecties ter plaatse. De rapportage “Voortoets Camping de Bousberg, toetsing aan de Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet”, van 6 juli 2005 met kenmerk 110502/ZC5/0A8/700073 is opgenomen in het bijlagenboek bij dit bestemmingsplan. 4.4.2 FloraFlora- en faunawet Voor de beoogde woningbouw op De Bousberg te Landgraaf is het noodzakelijk het plan te toetsen aan de natuurwet- en regelgeving. Deze toetsing richt zich op de effecten op natuurwaarden, die kunnen optreden bij de realisatie van de voorziene bestemming. Mede naar aanleiding van reacties uit de buurt is vanaf 2005 een aanvullend veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van vleermuizen, broedvogels en reptielen binnen het projectgebied. Om de betreffende soorten in kaart te brengen zijn drie veldbezoeken aan het projectgebied gebracht (op 3 mei, 6 juni en 22-23 juni 2005). Daarnaast zijn de nieuwste inzichten met betrekking tot de natuurwetgeving verwerkt. Hierbij wordt specifiek aandacht geschonken aan het gewijzigde provinciale natuurbeleid. Op grond van de natuurtoets is geconcludeerd dat in het projectgebied vliegroutes en foerageergebieden voor vleermuizen liggen. Omdat in de nieuwe situatie bomen aanwezig blijven zal de aantasting te verwaarlozen zijn. Onder deze voorwaarde is geen sprake van overtreding van een verbodsbepaling van de Flora- en faunawet. Een ontheffingsprocedure is derhalve niet aan de orde. Het verwijderen van de aanwezige begroeiing en de uitvoer van verstorende werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen (15 maart tot 15 juli) plaats te vinden om verboden handelingen ten aanzien van broedvogels te voorkomen, danwel dient in voorkomende gevallen sprake te zijn van ecologische begeleiding van de (bouw)werkzaamheden om verstoring van de broedvogels te Ontwerp, 17 februari 2014 30 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 voorkomen. Voor de overige beschermde soorten ten aanzien waarvan verboden handelingen te verwachten zijn geldt een algemene vrijstelling bij ruimtelijke ingrepen in het kader van de nieuwe AMvB art. 75 van de Flora- en faunawet. De provincie heeft recentelijk verklaard dat de Beleidsregel Natuurcompensatie niet meer geldt voor provinciale aandachtssoorten (waaronder alle rode lijstsoorten), omdat de Flora- en faunawet voldoende bescherming biedt. Dat betekent dat het leefgebied van deze soorten geen speciale bescherming meer geniet. Gezien de zorgvuldige landschappelijke inpassing van het woningbouwplan – met ontsluiting aan de zuidzijde en handhaven van de bosrand – vindt geen aantasting plaats van de aangrenzende groene waarden. Compensatie is daarmee niet aan de orde. De rapportage ‘Natuurtoets de Bousberg, d.d. 6 juli 2005, met kenmerk 110502/ZC5/0A7/700073 is opgenomen in het bijlagenboek bij dit bestemmingsplan. In 2010 en eind 2011 hebben ook ecologische updates plaatsgevonden. Deze updates zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. 4.4.3 Vleermuizeninventarisatie In de nacht van 14 op 15 september 2005 (week 37) is tussen 20.00 uur en 7.00 uur door een ecoloog van ARCADIS een vleermuizeninventarisatie uitgevoerd in het projectgebied met als doel de in de natuurtoets beschreven bevindingen en onderzoeksresultaten nogmaals te kunnen bekrachtigen. Van deze inventarisatie is een korte notitie opgesteld, die is opgenomen in het bijlagenboek bij deze toelichting. De belangrijkste conclusies van de vleermuizeninventarisatie zijn, dat er tijdens de inventarisatie geen zwermgedrag is waargenomen. Er zijn geen kolonies te verwachten en evenmin duidelijke vliegroutes. Wel is er foerageergedrag waargenomen. Wat betreft vliegroutes kan gesteld worden dat er sprake is van minder frequent gebruik van het projectgebied als vliegroute. Ook is de Groene Specht tweemaal gehoord. Met deze resultaten worden de eerdere onderzoeksresultaten bevestigd en blijven de conclusies van de natuurtoets onverminderd van kracht. In het algemeen kan worden geconcludeerd dat, uit oogpunt van de Habitatrichtlijn, de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet, de voorgestane ontwikkeling van woningbouw op de locatie De Bousberg geen negatieve gevolgen heeft voor de aanwezige natuurwaarden in en om het gebied. Aanvullende werkzaamheden Naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen ten aanzien van het plan zijn met betrekking tot het ecologische aspect enkele aanvullende werkzaamheden uitgevoerd. Veldinventarisatie Gedurende de maanden mei t/m augustus zijn zes aanvullende veldbezoeken uitgevoerd, ten behoeve van de inventarisatie van vleermuizen en broedvogels in het projectgebied. Ook in de maanden mei t/m juni-juli 2007 heeft monitoring plaatsgevonden door middel van een viertal veldonderzoeken. Middels de onderzoeksresultaten van deze aanvullende inventarisatie kunnen de reeds eerder behaalde onderzoeksresultaten worden bevestigd en bekrachtigd. De resultaten van Ontwerp, 17 februari 2014 31 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 de aanvullende veldbezoeken zijn tevens opgenomen in het bijlagenboek behorende bij deze toelichting. Beantwoording toets De gemeente Landgraaf heeft bureau Van Heukelom-Verbeek Landschapsarchitecten een. Er is door bureau Van Heukelom-Verbeek Landschapsarchitecten een aanvullende inhoudelijke toets uitgevoerd van de door ARCADIS uitgevoerde Voortoets en Natuurtoets. Dit naar aanleiding van de zienswijzen van reclamanten. Een deskundige binnen ARCADIS heeft vervolgens een inhoudelijke reactie gegeven op de op- en aanmerkingen in deze toets en geeft daarmee een aanvulling en nadere toelichting op de Voor- en Natuurtoets op het vlak van natuurwet- en regelgeving. Bureau Van Heukelom-Verbeek heeft in reactie hierop aangegeven dat het inhoudelijk antwoord van ARCADIS afdoende is en dat er voldoende rekening wordt gehouden met de al dan niet aanwezige beschermde natuurwaarden. Een en ander had geen consequenties voor de planvorming. Deze inhoudelijke reactie d.d. 21 juni 2006 met kenmerk 110501/ZC6/2V9/701359, alsmede de toets van Van Heukelom-Verbeek én hun reactie zijn opgenomen in het bijlagenboek bij dit bestemmingsplan. Samengevat kan worden geconcludeerd dat de Voor- en Natuurtoets bekeken en beoordeeld moeten worden in relatie tot onderhavige toelichting. De opmerkingen uit de second-opinion leiden niet tot wezenlijke wijzigingen in de reeds opgestelde rapportages. De conclusies kunnen gehandhaafd blijven en de motiveringen zijn waar nodig nader aangevuld en verduidelijkt, mede met behulp van de onderzoeksresultaten uit de aanvullende inventarisatie, zoals hierboven beschreven. De onderzoeken zijn in het kader van een door de Stichting Bewonersbelangen gedaan verzoek tot handhaving inzake het project “Kapvergunning op het vakantiepark de Bousberg” bekeken door het ministerie van LNV. Het ministerie heeft aangegeven dat in aanvulling op het advies van ARCADIS nog twee andere maatregelen in acht moeten worden genomen: - ontzie bomen met holtes en scheuren zo veel mogelijk; - hooguit één week voor de verdere werkzaamheden dienen alle te kappen bomen, en dan met name bomen met scheuren en/of holtes, te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van vleermuizen of vaste rust- en verblijfplaatsen van andere soorten. Als er soorten of rust- en verblijfplaatsen aanwezig zijn dient de boom, en een rustzone om de boom heen, te worden ontzien. Boswet Het plangebied valt voor een klein gedeelte binnen de reikwijdte van de Boswet. Dit betreft het meest oostelijke gedeelte van het plangebied. Houtopstanden die vallen onder de werkingssfeer van de Boswet vallen tevens onder de Beleidsregel mitigatie en compensatie natuurwaarden (Provincie Limburg, september 2005). Dit komt overeen met artikel 2 van de Beleidsregel, aangezien in het onder de Boswet vallende gedeelte van de Bousberg geen via de Flora- en faunawet beschermde en compensatieplichtige flora en fauna zijn aangetroffen. Artikel 3 van de Beleidsregel geeft aan, dat het verlies aan natuurwaarden gemitigeerd en/of gecompenseerd dient te worden. Daarnaast dienen de verantwoordelijkheden inclusief de middelen voor het plan te worden vastgelegd in een overeenkomst of vergunning. Deze overeenkomst en het compensatieplan zijn gekoppeld aan het bestemmingsplan waarin de compensatie wordt geregeld. Ontwerp, 17 februari 2014 32 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 Deze worden gezamenlijk aan GS van de provincie Limburg voorgelegd ter goedkeuring. In artikel 5 van de beleidsregel zijn de aard, de kwantiteit en de kwaliteit van de compensatie vastgelegd. Het bosgedeelte dat onder de werking van de Boswet valt is gelegen buiten de POG en de EHS (zie het kaartbeeld op de volgende pagina). De in artikel 5 van de beleidsregel vermelde kwantiteitstoeslagen met betrekking tot de compensatie zijn in dat geval niet van toepassing. De vanuit de Boswet te compenseren oppervlakte van 51 are blijft daardoor onveranderd. De ligging van de Bousberg (zwart omlijnt) ten opzichte van de POG- en EHS-gebieden. In het geval van de Bousberg kan gesteld worden, dat compensatie al geregeld wordt via de verplichting daaromtrent vanuit de Boswet. Doordat de kwantiteitstoeslagen uit artikel 5 van de beleidsregel niet van toepassing zijn, is artikel 9 ‘Afstemming op andere regelingen’ lid a van de beleidsregel van toepassing: Indien in een ander verband een sluitende regeling is getroffen voor de mitigatie en compensatie van natuurwaarden dan zal de reeds afgesloten regeling tevens beschouwd worden als een invulling van de Limburgse beleidsregel mitigatie en compensatie natuurwaarden. Het resultaat hiervan is, dat de Beleidsregel mitigatie en compensatie natuurwaarden niet van toepassing is op de compensatie in het kader van de Boswet. Ten aanzien van de Beleidsregel hoeft daarom geen compensatieovereenkomst te worden getekend en goedgekeurd te worden door GS van de Provincie Limburg. 4. 5 Archeologie Inventariserend Inventariserend onderzoek In het kader van het aspect archeologie is in opdracht van Past2Present-Archeologic door Bilan een (karterend) inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Het plangebied blijkt op basis van archeologische en landschappelijke (bodem, geomorfologie) gegevens een hoge verwachting te hebben voor de aanwezigheid van archeologische resten. Het bureauonderzoek wees uit dat er zich ten westen van het plangebied een archeologische vindplaats bevindt, welke zich mogelijk uitstrekt in het plangebied zelf. Afgezien van een intact bodemprofiel zijn bij het booronderzoek in het gehele plangebied geen archeologische indicatoren aangetroffen in de opgeboorde sedimenten. Ook van een voortzetting van de aangrenzende vindplaats is geen indicatie aangetroffen. Er is derhalve geen reden aan te nemen dat de aangrenzende vindplaats zich in dit plangebied uitstrekt, noch dat in het andere deel behoudenswaardige archeologie in het plangebied aanwezig is. In het noordoosten van het plangebied bevindt zich een klein deel van een terrein van hoge archeologische waarde, dat resten van een landweer uit de Late Middeleeuwen bevat (de “Oude Landgraaf”). Daar tevens zoals gesteld bij het booronderzoek in het gehele plangebied geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen in de opgeboorde sedimenten en er ook geen indicatie is aangetroffen van een voortzetting van de aangrenzende vindplaats, is er dus geen reden aan te nemen dat de aangrenzende vindplaats zich in dit projectgebied uitstrekt, noch dat in het andere deel behoudenswaardige archeologie in het plangebied aanwezig is. Bovenstaande in ogenschouw nemende wordt door Past2Present-Archeologic verder archeologisch onderzoek niet aanbevolen. De provincie heeft dit advies overgenomen. Ten aanzien van de aanwezigheid van resten van een landweer, de “Oude Landgraaf”, in het noord-oosten van het Ontwerp, 17 februari 2014 33 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 projectgebied wordt opgemerkt dat deze landweer bij uitstek geschikt is om in het plangebied in te passen en daardoor een meerwaarde te verlenen aan het woongenot. Een voorbeeld hiervan is informatieverstrekking ter plaatse van het bouwplan. Om dit nader te onderzoeken zal in een latere fase een aparte werkgroep worden opgericht i.s.m. gemeente en archeologische verenigingen en specialisten van Past2Present Archeologic. Er zijn vele mogelijkheden om dit karakteristieke landschapselement in te zetten bij de inrichting van het gebied. Door het benutten van deze mogelijkheden wordt het projectgebied verrijkt met een historische meerwaarde. Het advies van Past2Present-Archeologic en het rapport van Bilan d.d. juni 2005 zijn opgenomen in het bijlagenboek bij dit bestemmingsplan. Bescherming Landgraaf Past2Present Archeologic heeft in juni 2006 voorschriften opgesteld voor het optimaal fysiek beschermen van de randzone van de landgraaf. Deze voorschriften zijn bedoeld voor de toekomstige bewoners en de aannemer, die de woonbuurt gaat ontwikkelen. De voorschriften zullen worden toegevoegd aan het bouwbestek en de koopcontracten. In de koopcontracten wordt vermeld hoe de eigenaren dienen om te gaan met de ruimte tussen de woning en de landgraaf. Gedacht moet worden aan strikte voorschriften met betrekking tot bodemverstorende activiteiten, die niet zijn toegestaan. De cultuurhistorische en archeologische waarden gelegen tussen de bewoning en de landgraaf zijn door deze voorschriften beter beschermd. Ook de aannemer wordt op de hoogte gesteld van de te nemen maatregelen ter bescherming van de randzone (zone tussen plangebied en grenzen van de landgraaf). Het eindresultaat van de fysieke bescherming is een archeologische vindplaats die niet is aangetast en dat ook niet zal raken door het woningbouwplan. Er is zelfs sprake van een verbetering ten opzichte van de oude situatie. Om het eindresultaat te kunnen bereiken worden eisen gesteld aan het bouwontwerp en bouwproces én het gebruik. Voor alle betrokken partijen dient duidelijk te zijn op welke ingrepen en binnen welk gebied de gestelde randvoorwaarden van toepassing zijn. Ter plaatse van de Landgraaf wordt een beperkinggebied ingesteld, waarop alle randvoorwaarden en regels van toepassing zijn. Binnen dit gebied mogen alleen ingrepen worden uitgevoerd, die zijn omschreven in een bouwbestek, waaraan door het bevoegde gezag inzake archeologie (Provincie Limburg) haar goedkeuring heeft verleend, de zgn. gedoogde ingrepen. Daarnaast worden eisen gesteld aan het gebruik van de gronden binnen het beperkinggebied. Samenvattend betreft dit de volgende eisen: - ingraving van tijdelijke of permanente aard wordt voorkomen; - het onbevoegd vergraven of ander gebruik door derden wordt voorkomen; - diepe rijsporen worden voorkomen; - zettingen als gevolg van tijdelijke of permanente bebouwing worden voorkomen; - wijzigingen in de grondwaterspiegel worden voorkomen; - het uitsijpelen of weglekken van bodemvreemde stoffen naar de bodem wordt voorkomen, bijvoorbeeld uit opgeslagen materiaal of materieel of door geïmproviseerd sanitair; - het gebied waarbinnen deze beperkingen gelden, wordt in het veld zodanig aangegeven dat personeel kan herkennen dat het zich in een archeologisch gebied bevindt, alwaar beperkingen gelden. Ontwerp, 17 februari 2014 34 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 De rapportage “Instructies beschermingszone van de Landgraaf Bousberg, gemeente Landgraaf”, opgesteld door Past2Present Archeologic d.d. 26 juni 2006 is tevens opgenomen in het bijlagenboek behorende bij dit bestemmingsplan. Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg hebben het onderzoek en de adviezen van Past2Present Archeologic overgenomen per brief d.d. 14 augustus 2006. Het bouwplan van aanvrager ligt op ruime afstand van de beschermingszone van De Oude Landgraaf. 4.6 Luchtkwaliteit Aan het project wordt al sedert 2005 gewerkt. Sindsdien is de regelgeving met betrekking tot de luchtkwaliteit meermaals gewijzigd. Om deze historie te schetsen en daarbij tevens duidelijk te maken dat het aspect luchtkwaliteit nimmer tot belemmeringen heeft geleid, worden hieronder de bevindingen onder de diverse regelingen in beeld gebracht. Besluit luchtkwaliteit 2001 Met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit is door Cauberg-Huygen te Maastricht in opdracht van PRM Project Research & Management (voorheen: Sendec PRM) in 2005 een onderzoek verricht. In het kader van de planvorming voor de locatie de Bousberg te Landgraaf is het vereist inzicht te hebben in de luchtkwaliteitsaspecten binnen het projectgebied. Van belang hierbij is de invloed van het plaatselijke verkeer op de luchtkwaliteit. In het onderzoek wordt aandacht besteed aan de emissies van het verkeer op de lokale wegen, de Hompertsweg en de toekomstige Binnenring. Hierbij is tevens rekening gehouden met de heersende achtergrondconcentraties. In het rapport wordt opgemerkt dat op korte afstand van het projectgebied het zandwinningsbedrijf Sigrano is gelegen. In de vergunning(en) op grond van de Wet Milieubeheer zijn voor het bedrijf voorschriften opgenomen om stofhinder vanwege de activiteiten van het bedrijf te voorkomen. In het Besluit Luchtkwaliteit is stof als zodanig geen parameter waarvoor grenswaarden zijn opgenomen. Dit geldt alleen voor fijn stof (PM10) en deze stof blijkt uit een analyse van gewassen zand van het bedrijf hierin niet aantoonbaar. Gelet hierop wordt niet verwacht dat van het zandwinningsbedrijf een significante bijdrage aan de fijn stofconcentratie ter plaatse van het bouwplan uitgaat en is daarmee verder buiten het onderzoek gelaten. Als primair kader voor het onderzoek en de beoordeling van de luchtkwaliteit geldt het Besluit Luchtkwaliteit. Uit het onderzoek is geconcludeerd dat voor geen van de stoffen waarvoor grenswaarden zijn gesteld in het Besluit Luchtkwaliteit overschrijdingen plaatsvinden van de grenswaarden of plandrempels. Hierbij zijn berekeningen uitgevoerd voor de jaren 2005, 2010 en 2015. Het aspect luchtkwaliteit zal derhalve geen belemmering kunnen vormen voor de uitvoering van het plan. Het onderzoeksrapport “Luchtkwaliteitonderzoek plan ‘De Bousberg’ te Landgraaf” met kenmerk 2005.1777-1, d.d. 13 juli 2005 is opgenomen in het bijlagenboek bij deze toelichting. Besluit luchtkwaliteit 2005 In verband met het nieuwe Besluit Luchtkwaliteit 2005, dat per 1 augustus 2005 in werking is getreden met terugwerkende kracht tot 4 mei 2005, heeft Cauberg-Huygen een aanvullende nieuwe toets uitgevoerd aan het nieuwe Besluit. De resultaten zijn vastgelegd in een brief d.d. 10 Ontwerp, 17 februari 2014 35 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 oktober 2005 (referentie 2005.1777/25.963) aan PRM (voorheen: Sendec PRM). De conclusie luidt dat voor geen van de stoffen waarvoor in het nieuwe Besluit Luchtkwaliteit (2005) grenswaarden gesteld zijn, de respectievelijke grenswaarden worden overschreden. De brief is opgenomen als bijlage in het bijlagenboek. Aanvullend Aanvullend onderzoek Mede naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen ten aanzien van het plan is door Cauberg Huygen in 2006 een aanvullend luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek is vooral de luchtkwaliteit bepaald ter hoogte van drie maatgevende locaties, die gelegen zijn op de route vanaf de Bousbergerweg via de Boomweg en de Bousberglaan naar de Hompertsweg. Bij de berekeningen van de luchtkwaliteit is rekening gehouden met de in kaart gebrachte verkeersaspecten in de verkeersstudie “Woningbouwlocatie Bousberg te Landgraaf” welke in 2006 is uitgevoerd. In deze verkeersstudie is genoemde route onderzocht als tracévariant 3, welke variant, indien gewenst, als beste alternatief voor een tweede ontsluiting van het projectgebied kan worden beschouwd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de drie onderzochte rekenpunten (langs de Boomweg, langs de Bousberglaan en langs de Hompertsweg) in de berekende scenario’s voor de jaren 2007, 2010 en 2017 geen overschrijdingen van grenswaarde of plandrempel zijn vastgesteld voor de parameters zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en benzo(a)pyreen. Ook de resultaten voor de meest kritische parameters stikstofdioxide en fijn stof laten zien dan de betreffende grenswaarden en plandrempels in geen van de beschouwde jaartallen worden overschreden. In het algemeen kan derhalve worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgestane ontwikkeling van de woonbuurt De Bousberg. Het aanvullende rapport “Luchtkwaliteitonderzoek plan “De Bousberg” te Landgraaf, d.d. 5 juli 2006 met kenmerk 2006.1560-1 is tevens opgenomen in het bijlagenboek bij deze toelichting. “Wet luchtkwaliteit” In hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer zijn per 15 november 2007 luchtkwaliteitseisen opgenomen (Staatsblad 2007, nummer 414, 434). De betreffende artikelen van de Wet milieubeheer worden in de regel aangeduid als “Wet luchtkwaliteit”. Met het inwerking treden hiervan is het tot dan toe geldende “Besluit luchtkwaliteit 2005” ingetrokken. In de “Wet luchtkwaliteit” zijn de Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen. Verder voorziet de Wet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL is nog niet in werking getreden, dat kan pas gebeuren nadat de EU derogatie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) heeft verleend en dit is ingebed in de Nederlandse wetgeving. Naar verwachting zal het NSL het eerste kwartaal van 2009 in werking treden. In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2 ) en fijn stof (PM10 ). Conform artikel 5.16 van de Wet milieubeheer zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen. Ontwerp, 17 februari 2014 36 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 Uitvoeringsregels Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit zijn een aantal uitvoeringsregels in werking getreden. Deze uitvoeringsregels zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen (MR), dit betreft ondermeer: - Algemene Maatregel van Bestuur “Niet in betekenende mate” (Besluit nibm) (Stb. 2007, 440). - Ministeriële regeling: “Niet in betekenende mate” (regeling nibm ) (Stcrt. 2007, 218). - Ministeriële regeling “Beoordeling luchtkwaliteit 2007” (Stcrt. 2007, 220). - Ministeriële regeling “Projectsaldering luchtkwaliteit 2007” (Stcrt. 2007, 218). In het Besluit NIBM en de Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip nibm. Indien aan deze regels wordt voldaan kan een ruimtelijke ontwikkeling zonder verdere toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor de periode tussen het in werking treden van de “Wet luchtkwaliteit” en het inwerking treden van het NSL is het begrip “niet in betekenende mate” gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor NO2 en PM10 (Besluit nibm, artikel 2). Nadat het NSL in werking is getreden wordt de definitie van nibm verschoven naar 3% van de grenswaarde. In de Regeling NIBM is in artikel 4 invulling gegeven aan artikel 4 van het Besluit NIBM en een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die NIBM bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen dus zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk gemaakt kan worden dat het geplande project nibm bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Het onderhavige project kan worden gerangschikt onder de categorie van gevallen die NIBM bijdragen aan de luchtverontreiniging. Er is namelijk sprake van het oprichten van minder dan 500 woningen en één ontsluitingsweg. Een verdere toetsing aan de grenswaarden kan daarom achterwege blijven. 4.7 Externe veiligheid Aanleiding Voor de herontwikkeling van de voormalige camping de Bousberg te Landgraaf naar een woongebied is onderzoek uitgevoerd naar de situatie met betrekking tot externe veiligheid. Hierbij is gekeken naar risicovolle bronnen in de omgeving en de mogelijke beperkingen hiervan op de geplande ontwikkeling. Inventarisatie Inventarisatie risicobronnen Op basis van bestaande gegevens (“risicokaart van Limburg” en “de risicoatlas weg”) in combinatie met de huidige wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid is een inventarisatie uitgevoerd naar mogelijk risicovolle bronnen in de omgeving. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen transport-assen en stationaire bronnen. TransportTransport-assen In de nabijheid van het gebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en/of de weg plaats. Ontwerp, 17 februari 2014 37 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 Stationaire bronnen De enige stationaire bronnen in de omgeving zijn de opslag van circa 20 m³ propaan op camping “De Bousberg” en de opslag van 1,1 m³ propaan bij de inrichting aan de Boomweg 4 (manege). De propaantank op de voormalige camping is gesaneerd met de komst van de woningen en is derhalve geen risicobron meer. De propaantank bij de manege bevindt zich tussen het woonhuis en de paardenloods. Op grond van het “Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer” dient bij bovengrondse propaantanks rekening gehouden te worden met een afstand van 30 meter (bij een inhoud van het reservoir tot 2 m³) ten opzichte van woningen van derden. Uitgaande van het stedenbouwkundig ontwerp voor de woningbouw kan worden geconcludeerd dat er bij de bouw van de woningen meer dan 30 m. afstand in acht genomen wordt tot de propaantank. De ligging van deze propaantank zal derhalve geen negatieve invloed hebben op de plannen. Verder zijn er geen bedrijven in de omgeving aanwezig met risicovolle activiteiten. Het zandwinnings- en veredelingsbedrijf Sigrano zal voor wat betreft externe veiligheid geen invloed hebben op de te ontwikkelen locatie. Conclusie Op basis van de inventarisatie naar risicovolle bronnen (stationair en niet-stationair) in de omgeving van de voormalige camping de Bousberg te Landgraaf wordt geconcludeerd dat er vanuit externe veiligheid geen beperkingen ten aanzien van de geplande woningbouwontwikkeling bestaan. 4.8 Geur Dressuurstal Personality (manege) is gelegen aan het adres Boomweg 4. De inrichting is momenteel gelegen buiten de bebouwde kom. De afstand tussen de dichtstbijzijnde woning van derden (gelegen binnen de bebouwde kom) bedraagt circa 47 meter. Ingevolge de “Verordening ex art. 6, derde lid, van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) voor een deel van de gemeente Landgraaf (gebiedsvisie Wgv voor een deel van de gemeente Landgraaf)” geldt voor de manege een afstand van 50 meter tot gevoelige objecten. De afstand wordt aangehouden vanaf het emissiepunt van de manege. Ontwerp, 17 februari 2014 38 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 5. Planopzet 5.1 Feitelijke planopzet In de voorgaande hoofdstukken van deze toelichting zijn de aan dit bestemmingsplan ten grondslag liggende beleidsuitgangspunten, de gewenste ruimtelijke structuur en verschillende omgevings- en milieuaspecten weergegeven. Een en ander is vertaald in de regels van dit plan. Dit hoofdstuk bevat een toelichting op deze regels. De planopzet heeft zijn juridische vertaling gekregen in een (digitale) verbeelding en de regels die tezamen het bestemmingsplan vormen. Een bestemmingsplan is een planologische regeling die zowel de burger als de overheid rechtstreeks bindt. 5.2 5.2 Juridische planopzet 5.2.1 Planvorm Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening worden door middel van de op de verbeelding aangegeven bestemming en daarop betrekking hebbende planregels de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden. De juridische regeling is opgebouwd conform de SVBP2012, de landelijke standaard voor het vervaardigen van bestemmingsplannen, die bij de invoering van het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening als verplichte opbouw is opgenomen. Het bestemmingsplan ‘Wilgenlaan kavel 50’ bestaat formeel uit een verbeelding en regels. Deze gaan vergezeld van een toelichting waarin het plan en de daaraan ten grondslag liggende beleidsmatige afwegingen zijn verwoord. De indeling van de regels is hierna beknopt en artikelsgewijs aangegeven. De planvorm betreft een bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Het plan IDN is NL.IMRO.0882.BPWILGNLNK5002001-ON01. 5.2.2 Verbeelding Het bestemmingsplan bevat een verbeelding met daarop aangegeven de bestemming op een topografische/kadastrale ondergrond. Het bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), zoals per 1 juli 2012 in werking getreden. De verbeelding is getekend op een gecombineerde digitale kadastrale ondergrond en een GBKNondergrond, schaal 1:500. Ontwerp, 17 februari 2014 39 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 Op de verbeelding zijn aangegeven: • de grens van het plangebied; • de bestemming van de in het plangebied gelegen gronden; • bouwaanduidingen; • figuren. De kleur op de verbeelding geeft aan om welke bestemming het gaat. Voor de benaming, kleur en vorm van de bestemming zijn de richtlijnen voor digitalisering en standaardisering van bestemmingsplannen overgenomen (SVBP 2012). Binnen onze gemeente wordt het bouwvlak niet binnen de bestemming Wonen gebruikt. Binnen deze bestemming wordt met een bouwaanduiding bepaald welke type woningen is toegestaan en via de figuur ‘gevellijn’ wordt de situering van gebouwen verbaal bepaald. Specifieke bouwregels zijn verbaal in de planregels opgenomen. 5.2.3 Regels De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken: Hoofdstuk 1 Inleidende regels Dit hoofdstuk bevat een artikel met begripsbepalingen. Artikel 1 bevat de definities van begrippen die van belang zijn voor toepassing van het plan. Getracht is zoveel mogelijk van toepassing zijnde begrippen op te nemen. Daar waar geen begripsbepaling is opgenomen dient aangesloten te worden bij hetgeen daaronder onder het normale spraakgebruik wordt verstaan. In het tweede artikel is de wijze van meten opgenomen waarin wordt aangegeven hoe bij toepassing van de planregels wordt gemeten. In beide artikelen is, conform de SVBP2012, een aantal standaardbegrippen en een aantal standaard meetwijzen opgenomen en is aansluiting gezocht bij de modelregels van onze gemeente. Verder is zoveel mogelijk aangesloten bij de gebruikte begrippen en wijze van meten zoals opgenomen in de bestemmingsplannen ‘Bousberg’ en ‘Bousberg, wijziging’. Hoofdstuk 2 Regels bestemmingen In dit hoofdstuk zijn de regels behorende bij de geldende bestemming ‘Wonen’ neergelegd. Dit artikel is opgezet volgens een vast stramien (conform SVBP 2012). Deze structuur ziet als volgt uit: - Bestemmingsomschrijving: hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd, met andere woorden voor welke gebruik zijn de gronden bedoeld; - Bouwregels: in deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen (goothoogte, bouwhoogte en dergelijke) de bebouwing binnen de betrekkende bestemming moet voldoen en welke bebouwing is toegestaan; Ontwerp, 17 februari 2014 40 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 - Nadere eisen: hierin wordt de mogelijkheid geboden tot het stellen van nadere eisen ten behoeve van het algemene belang; - Afwijken van de bouwregels: de mogelijkheid om bij een omgevingsvergunning af te wijken ten aanzien van bouwregels; - Specifieke gebruiksregels: in de bestemmingsregeling is in bepaalde situaties expliciet aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemmingsplan. Een dergelijk gebruiksverbod is een nadere invulling van het algemene gebruiksverbod zoals opgenomen in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Hoofdstuk 3 Algemene regels Dit hoofdstuk bevat een aantal regels van een algemeen karakter. Het betreft de antidubbeltelbepaling, algemene bouw- en gebruiksregels, een algemene bevoegdheid tot afwijken (waaronder de 10% regeling), procedureregeling en overige regels. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels In het overgangsrecht is bepaald dat bouwwerken, die op het moment van de tervisielegging van het plan aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels van dat plan. Het gebruik van grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag worden gehandhaafd, maar de afwijking mag niet worden vergroot. In de slotregel wordt aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangehaald. Dit is de officiële benaming van de regels van het plan. 5.2.4 Beschrijving van de bestemmingen In deze paragraaf wordt de binnen het plangebied gelegen bestemming, zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van de planregels, afzonderlijk besproken. In het plangebied is de volgende bestemming aanwezig: Bestemming ‘Wonen’ (enkelbestemming) Het beleid Het beleid voor deze bestemming is gericht op de onderstaande punten: 1. Bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk aangesloten bij de vigerende bestemmingsplannen ‘Bousberg’ en ‘Bousberg, wijziging’. Zowel de gebruiks- als de bebouwingsmogelijkheden komen daarmee overeen. 2. De uitoefening van aan huis gebonden beroepen of bedrijven bij de woningen wordt toegelaten, onder de voorwaarden dat: - niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woning met aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige Ontwerp, 17 februari 2014 41 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 activiteiten en de daarbij behorende opslag mag worden gebruikt, tot een maximum van 60 m²; - geen detailhandel of groothandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis; - geen horeca-activiteiten mogen plaatsvinden; - op de activiteiten geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing is op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving; - degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van die woning dient te zijn. Deze persoon mag worden ondersteund door hoogstens één andere persoon, niet de bewoner zijnde. Deze laatstgenoemde ondersteunende andere persoon mag de activiteit niet zelfstandig ter plaatse uitoefenen; - de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit op eigen terrein worden gesitueerd conform de normen zoals opgenomen in de ‘Parkeernota Landgraaf 2008, d.d. 4 december 2007'; - geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond mag plaatsvinden; - geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij of aan de woning zijn toegestaan. Daarbij geldt dat alle voorwaarden zijn geënt op het behoud van de woonfunctie en ter voorkoming van de aantasting daarvan en het voorkomen van overlast naar de woonomgeving. Door de genoemde voorwaarden wordt gewaarborgd dat de ruimtelijke uitstraling van de woning die van een woonhuis blijft. 3. Het is toegestaan om een gedeelte van het hoofdgebouw, maximaal 80 m², te gebruiken voor mantelzorg. Daarbij mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de belangen van omwonenden en bedrijven. Tevens dient de noodzaak te worden aangetoond en dienen de voorzieningen bij beëindiging van de inwoning verwijderd te worden. Bouwregels Bij grondgebonden woningen is aan de voorzijde van een woning een gevellijn beschreven. Het hoofdgebouw, concreet de woning, dient in of achter de gevellijn gebouwd te worden. Met de bouwaanduiding ‘vrijstaand’ wordt bepaald welk soort bebouwing achter de voorgevel is toegestaan. Als bovengrens geldt dat niet meer dan 50% van het bouwperceel dat bij de woning bebouwd mag worden. Onderstaande afbeelding geeft aan welke situatie in ogenschouw genomen wordt om te beoordelen of aan deze voorwaarden, evenals aan de voorwaarde ten aanzien van de aan te houden afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. Ontwerp, 17 februari 2014 42 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 Uitsnede verbeelding locatie Wilgenlaan kavel 50 5.2.5 Bijlagen Bij de regels zijn drie bijlagen opgenomen, te weten: Bijlage 1: Bedrijfs- en beroepsmatige activiteiten aan huis Bijlage 2: Parkeernota Landgraaf 2008 Bijlage 1 geeft een overzicht van beroepen en bedrijven die vallen onder de bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten aan huis. In bijlage 2 is de parkeernota van de gemeente Landgraaf opgenomen zoals die geldt bij vaststelling van de beheersverordening, daarin zijn ook de parkeernormen opgenomen. Ontwerp, 17 februari 2014 43 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 6. Uitvoerbaarheid 6.1 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. In artikel 6.12, eerste en tweede lid, Wro is bepaald in welke situaties een exploitatieplan gemaakt moet worden. In artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. Dat kan een bestemmingsplan, een wijzigingsplan, een projectbesluit en een buitentoepassingverklaring van een beheersverordening zijn. De regeling van afdeling 6.4 Wro heeft mede betrekking op de bouwmogelijkheden, die in vorige bestemmingsplannen nog niet benut waren. Wanneer voor bestaande, nog onbenutte bouwmogelijkheden nog sprake is van de noodzaak van locatie-eisen of kostenverhaal, kan dat in het nieuwe bestemmingsplan ook worden meegenomen. De gemeente kan afzien van het opstellen van een exploitatieplan in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen, of indien: - het kostenverhaal anderszins is verzekerd; - het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is; en - het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan werken en werkzaamheden met betrekking tot het bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen, inrichten van de openbare ruimte en uitvoerbaarheid niet noodzakelijk is. Tussen de gemeente en de Bousberg Ontwikkeling bv is een exploitatie-overeenkomst gesloten. De economische uitvoerbaarheid is hierin gewaarborgd. Het woningbouwplan van de aanvrager past in het huidige bestemmingsplan. Het huidig planologisch regiem, voor wat betreft het bouwplan van de aanvrager, wijzigt niet in dit onderhavige bestemmingsplan. 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.2.1 Bestemmingsplanprocedure Het bestemmingsplan doorloopt in zijn algemeenheid ingevolge het bepaalde daaromtrent in relevante wet- en regelgeving en relevant (gemeentelijk) beleid de volgende procedure, te weten: Ontwerp, 17 februari 2014 44 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 a. Voorbereiding: Vooraankondiging Vooroverleg met diensten van rijk en provincie Watertoets Inspraak Mogelijkheid om inspraakreacties in te dienen b. Ontwerp: Eerste ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan) Mogelijkheid om zienswijzen in te dienen c. Vaststelling: Vaststelling door de Raad Tweede ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan) Mogelijkheid om beroep in te stellen d. Beroep: (Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan Reactieve aanwijzing Beroep bij Raad van State 6.2.2 Vooraankondiging Op grond van het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient het bestuursorgaan dat voornemens is een bestemmingsplan, waarbij sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen, voor te bereiden daarvan kennis te geven. Hoewel het voorliggende bestemmingsplan niet voorziet in ruimtelijke ontwikkelingen is de bedoelde vooraankondiging d.d. 26 maart 2014 in de GeZIEN geplaatst en tevens langs elektronische weg bekend gemaakt. In de kennisgeving is aangegeven dat geen stukken ter inzage zijn gelegd, dat geen gelegenheid wordt geboden om zienswijzen naar voren te brengen dan wel een onafhankelijke instantie in de gelegenheid wordt gesteld om advies uit te brengen over het voornemen. 6.2.3 Wettelijk Wettelijk vooroverleg instanties ex art. 3.1.1 Bro Algemeen Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening het overleg met de daarvoor in aanmerking komende instanties, het vooroverleg. Vooroverleg dient gevoerd te worden met de instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben. Het betreffen die besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en die diensten van provincie en rijk die Ontwerp, 17 februari 2014 45 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Belangen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft het kabinet het roer omgezet in het nationale ruimtelijke beleid en kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Als gevolg daarvan hoeven gemeentelijke ruimtelijke plannen niet meer vooraf beoordeeld te worden op de nationale belangen zoals werelderfgoedgebieden, ecologische hoofdstructuur, milieu en de ladder voor duurzame verstedelijking. Het vooroverleg wordt beperkt tot die zaken waarbij directe belangen van enkele rijksdiensten aan de orde zijn. Geconcludeerd kan worden dat bij het voorliggende bestemmingsplan geen rijksbelangen in het geding zijn. Derhalve is het ministerie in het kader van artikel 3.1.1 lid 1 van het Bro niet bij de planvorming betrokken. Provinciale interimbelangenstaat De provincie Limburg heeft in het kader van artikel 3.1.1, lid 1 van het Bro de Provinciale interimbelangenstaat opgesteld. Dit is een lijst met diverse provinciale belangen die in het geding kunnen komen bij ruimtelijke plannen. Op basis van deze staat kan bepaald worden of het noodzakelijk is de provincie Limburg bij het vooroverleg te betrekken. De betrokkenheid van de provincie bij het vooroverleg is noodzakelijk wanneer er inderdaad provinciale belangen aan de orde zijn bij het ruimtelijke plan. Met het voorliggende bestemmingsplan kunnen geen provinciale belangen in het geding komen, derhalve is de provincie in het kader van het vooroverleg niet gehoord. Conclusie In het kader van het voorliggende plan zijn geen belangen van andere besturen dan wel diensten in het geding. Het voeren van vooroverleg is derhalve niet aan de orde. 6.2.4 Inspraak Op grond van het bepaalde in de Inspraakverordening Landgraaf 2010 kan inspraak worden verleend op beleidsvoornemens betrekking hebbende op de voorbereiding van een bestemmingsplan. Gezien het karakter van het voorliggende bestemmingsplan, een beheersplan waarin de in het gebied geldende doch verouderde bestemmingsplannen worden geactualiseerd, en het feit dat in het kader van de wettelijke procedure ex artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening reeds de mogelijkheid wordt geboden om vóór de vaststelling van het bestemmingsplan zienswijzen kenbaar te maken, wordt het verlenen van inspraak niet nodig geacht. Ontwerp, 17 februari 2014 46 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 6.2.5 Zienswijzen Zienswijzen ex artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening Het ontwerp-bestemmingsplan wordt op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken ter inzage gelegd vanaf 3 april 2014. Gedurende deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend. 6.2.6 Vaststelling p.m. 6.2.7 Beroep Na de vaststelling van het bestemmingsplan kunnen belanghebbenden beroep aantekenen bij de Raad van State. Hiervoor dient in de fase van het ontwerp een zienswijze ingediend te zijn of dient het plan ten opzichte van het ontwerp gewijzigd te zijn. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm. Ontwerp, 17 februari 2014 47 Toelichting bestemmingsplan Wilgenlaan kavel 50 7. Handhavingsparagraaf Een belangrijk aspect hierbij de handhaving en het toezicht op de naleving van de beheersverordening. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in de verordening opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle bewoners en gebruikers dienen door de gemeente op eenzelfde wijze daadwerkelijk aan het plan worden gehouden. In deze beheersverordening is daarom allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van in het bijzonder de regels. Hoe groter de eenvoud en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid, hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van de verordening. Hoe minder knellend de regels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op den lange duur immers ook alleen die regels gerespecteerd waarvan door de betrokkenen de noodzaak en de redelijkheid wordt ingezien. In de bouwregels zijn maten opgenomen die van toepassing zijn op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Te realiseren gebouwen en andere bouwwerken moeten voldoen aan deze maatvoering, zo niet, dan kan het college van burgemeester en wethouders geen omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen zonder deze strijdigheid weg te nemen. Gebruiksregels worden opgenomen om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen uit te sluiten. Toetsing aan de gebruiksregels is aan de orde bij functiewisseling of nieuwvestiging. De doelstellingen van het ruimtelijke beleid kunnen slechts verwezenlijkt worden, indien de regels van het bestemmingsplan worden nageleefd. De gemeente dient op de eerste plaats zelf haar regels na te leven en vervolgens dient de gemeente er zorg voor te dragen dat anderen deze regels naleven. Ontwerp, 17 februari 2014 48
© Copyright 2025 ExpyDoc