opinie Vrijdag 31 januari 2014, Cobouw 19 ❝ Commentaar innovatie Verkeken Je moet het ijzer smeden als het heet is. Het kabinet en minister Blok kan niet ontzegd worden niets te hebben gedaan aan de woningmarkt sinds ze ruim een jaar geleden aantraden. Overal gingen stemmen op dat de woningmarkt slecht functioneerde. Zelfs in de bouw spraken hoofdpersonen zich uit voor aanpassing. Blok en zijn collega’s grepen dus met volmacht in. Maar niet alleen de hypotheekrenteaftrek ging er (deels) aan, ook de hypotheekverstrekking werd verder aan banden gelegd. De schuldquote van gezinnen was internationaal gezien immers te hoog. Geholpen door het negatieve sentiment rond corporaties, dat ontstond na de val van Vestia, werd ook nog eens de verhuurdersheffing ingevoerd. Na Vestia zat bovendien de schrik er goed in bij corporatietoezichthouders Centraal Fonds Volkshuisvesting en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, die de volkshuisvesters tot veel meer terughoudendheid in investeringen maanden. Dat de opstapeling van deze maatregelen er genadeloos inhakt bij bouwbedrijven, wordt steeds duidelijker. Nieuw dieptepunt is de constatering van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) dat de winstgevendheid van de bouwsector over de gehele linie onder nul is gezakt. Alarmerend, concludeert het EIB terecht. Nog nooit voorgekomen sinds de Tweede Wereldoorlog. Hoe fragiel kan een sector zijn? Hoewel volgend jaar krachtig herstel wordt verwacht, kan het toch niet anders dan dat het kabinet zich heeft verkeken op de effecten van de overheidsmaatregelen. In omringende landen is de schade voor de bouw niet zo groot als in Nederland, aldus het EIB, dat met de vinger wijst naar het opmerkelijk restrictieve woningmarktbeleid in ons land. Verheugend is dat alle signalen inmiddels weer op groen staan voor de bouw, dus we moeten erop vertrouwen dat de bedrijvigheid in de sector dit jaar weer aantrekt. Maar zo’n harde val van de bouw is onverantwoord. Een goede smid zorgt ervoor dat het ijzer niet breekt. Column Pragmatisme en de stad Lenny Vulperhorst Adviseur Andersson Elffers Felix Utrecht [email protected] Reageer op de column via mail of www.Twitter. com/cobouwNL Het individu neemt de controle steeds meer in eigen hand Stedenbouwers, planologen, ontwikkelaars en politici kunnen niet zonder de adrenaline van hippe bijvoeglijke naamwoorden. De Duurzame Stad. De Creatieve Stad. En ga zo maar door. Laatst werd mij in een zaaltje met topambtenaren uitgelegd dat De Slimme Stad aanstaande is. Komt het omdat ik ouder word en het nu wel gehad heb met die adjectieven? Of is er sprake van bullshit? Gewoon weer een nieuwe onzinnige redenering? Ik las er Benjamin Barber snel op na. Spraakmakend denker die zojuist een boek schreef over de stad. If mayors ruled the world. Let op, zonder vraagteken. Barber zegt dat op het niveau van de natiestaat de politiek ideologiseert en polemisch is, terwijl in de stad gewoon het vuil moet worden opgehaald, de bus moet rijden, er schoon water uit de kraan moet komen en kinderen goed onderwijs moeten krijgen. In de stad, aldus Barber, gaat het om pragmatisme en problemen oplossen. En dat kan alleen maar als je samenwerkt in netwerken. Bovendien moet je het in de stad met de burgers doen. Tegenover al die hippe adjectieven die voor stad worden gezet, pleit ik dan ook voor de pragmatische stad. Natuurlijk moet de politiek de kaders stellen, maar het vervolgens bedenken en uitvoeren van de concrete plannen en ingrepen vergt pragmatiek, coproductie en cofinanciering. En veel creativiteit en doorzettingsvermogen van iedereen. Politici en ambtenaren moeten vanuit een breed repertoire naar de beste manier zoeken om de stad met private partijen vorm te geven. Soms gebruiken ze hun macht, maar vaker verleiden ze, werken ze samen en laten ze het over. Dat is niet eenvoudig, om nu eens zus en dan weer zo te handelen. Dat is eigenlijk alleen gegeven aan vakmensen. En die zaten er gelukkig genoeg in de zaal. 15 ❞ Overheid schiet tekort in basiskennis en bouw Maandag 3 februari vindt in Utrecht het eerste Nationaal Bouwdebat plaats, een initiatief van Cobouw en VNU Exhibitions Europe. In twee rondes neemt een aantal opinieleiders uit bouw, vastgoed, beleid en wetenschap plaats op het podium. Een vooruitblik door zes sprekers. Hennes de Ridder, hoogleraar integraal ontwerpen aan de TU Delft In de woningbouw is de eindgebruiker de klant van de corporatie en de corporatie de klant van de aannemer. Zonder te weten wat een klant is, wat marketing is, wat een keten is en wat een gezonde competitie is, wordt nu de keten geïntegreerd. Woningbouwcorporaties gaan nu samenwerken met meerdere aannemers – die in hun eigen ketens niet samenwerken – om de eindgebruiker te bedienen. Precies verkeerd dus. Te vergelijken met een luierfabrikant die met ouders samenwerkt om de baby’s te voorzien van luiers. Net als EZ heb ik het helemaal gehad met vernieuwingen gericht op het vermijden van competitie. Doet mij aan iets denken... Willem Hein Schenk, voorzitter BNA Na de crisis terug naar af? Nee, er is te veel gebeurd. De crisis was een harde leerschool. Niet alleen is de consument meer leidend, er is ook een nieuwe realiteit ontstaan waarop nu nieuwe antwoorden komen. De toekomst in de bouw is aan wie slim is in verbinden en samenwerken. Groot én klein. Daarin schuilt veel innovatie. Wie niet vernieuwt verliest. Het gaat juist om maatwerk, kwaliteit, sensitiviteit. Architecten weten dat. Grote bouwbedrijven gun ik dus veel innovatief en klantgericht mkb, om echt mee samen te werken of soms zelfs te fuseren. Het gaat straks niet om méér en groter, maar anders en beter. Tom Vroemen, directeur CrowdAboutNow Wie kan uitblinken in flexibiliteit en agiliteit regisseert in de toekomst de keten. Dit is waarom: we zijn afhankelijk geworden van schaalgrootte en van standaardisering van het werk dat we doen. Dat bracht ons de operational excellence en hoge kwaliteitsstandaarden. Onze samenleving vertoont echter een volkomen omgekeerd beeld. Het individu neemt de controle steeds meer in eigen hand. Omdat instituties nu even bezig moeten met zichzelf hebben we geleerd om het dan maar zelf te doen. En waar we het niet zelf doen, worden invloed en inspraak steeds belangrijker. Anderen ging ons voor. Energie is duur, dus wekken we die zelf op. Banken financieren niet meer: ondernemingen lenen peer-to-peer. Maar de bouw? Die doet het tegendeel. Mikken steeds meer op beperktere aantallen grotere deals. Hetzelfde trucje steeds groter doen. En zo mist men de echte markt, de ‘onrendabele onderkant’. Eduard Schaepman, ceo Chalet Group Belegger Chalet Group richt zich op drie gebieden: werken, wonen en leven, en ontwikkelt daarvoor totaalconcepten. Ik stel me werk- en leefgemeenschappen voor waar plaats is om te praten, te werken, te ontspannen en kennis te delen. De Campus Diemen Zuid is het voorbeeld van zo’n totaalconcept. Hier werden leegstaande kantoren omgebouwd tot studentenhuisvesting met uitgebreide voorzieningen. Het aandeel kantoren in de portefeuille van de Chalet Group wordt gereduceerd, ten gunste van meer woningen en leisure. Dat kan door kantoren af te stoten of te transformeren. We zien het overaanbod van kantoren als de grootste belemmering voor herstel van de vastgoedmarkt. Iman Koster, directeur Crow Eén van de basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn is de beschikbaarheid van een goede infrastructuur. Geen wonder dat zorgen voor aanleg, beheer en onderhoud van infrastructuur een overheidstaak is. Als afgeleide van deze taak vind ik het een verantwoordelijkheid van de overheid als infrabeheerder om te zorgen voor een adequate kennisbasis en een vitale bouwsector. Op beide punten laat men momenteel steken vallen. Eigen ingenieursafdelingen worden afgestoten, de aanbesteding van werken dreigt het domein te worden van inkopers die onvoldoende inhoudelijke kennis beschikbaar hebben om te beoordelen wat ze aangeboden krijgen. En het aanbestedingsproces wordt onvoldoende gebruikt om het lokale en regionale bedrijfsleven aan het werk te houden. Nico Rietdijk, directeur van NVB Vereniging voor ontwikkelaars & bouwondernemers Mijn stelling is dat het voor elk individueel (middelgroot) bedrijf welhaast ondoenlijk is om op alle terreinen tegelijkertijd te innoveren èn koploper te zijn. Aan (meer) samenwerking valt daardoor niet te ontkomen. Enerzijds om kosten en kennis te delen (niet iedereen hoeft opnieuw het wiel uit te vinden). Anderzijds om samen beter in staat te zijn om de eindgebruiker van totaaloplossingen te voorzien. Die samenwerking zie ik nadrukkelijk niet alleen met bekende collega-ondernemers. De echte verrassing komt vaak uit onverwachte hoek. Een open mind is dus misschien wel het belangrijkste stukje ’gereedschap’ in de nieuwe wereld.
© Copyright 2024 ExpyDoc