EXPERTISE, DIENSTVERLENING EN KLANTENRELATIES KWALITEIT VAN MEDISCHE LABORATORIA COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE COMITE VAN EXPERTEN EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE DEFINITIEF JAARRAPPORT NIET-INFECTIEUZE SEROLOGIE 2009 - 2013 ANA –RF/WR –aCCP - ANCA WIV-2013/Niet-Infectieuze Serologie/05 Expertise, dienstverlening en klantenrelaties Kwaliteit van medische laboratoria J. Wytsmanstraat, 14 1050 Brussel | België www.wiv-isp.be ISSN: 2294-3455 COMITE VAN EXPERTEN WIV (secretariaat) Enquêtecoördinator: Dr. Van Campenhout C. Vervanger enquêtecoördinator: Dr. Van Blerk M. TEL: e-mail: FAX: 02/642.56.45 02/642.55.22 02/642.53.95 [email protected] TEL: e-mail: 02/642.53.83 [email protected] TEL: 016/34.70.09 e-mail: [email protected] TEL: 352/488.288.380 e-mail: [email protected] TEL: 011/30.97.42 e-mail: [email protected] TEL: 02/477.25.07 e-mail: [email protected] TEL: 02/764.67.95 e-mail: [email protected] TEL: 053/72.47.91 e-mail: [email protected] TEL: 02/477.52.01 e-mail: [email protected] TEL: Experten: Dr. BOSSUYT X. Dr. HUMBEL R. Dr. MEWIS A. Dr. SERVAIS G. Dr. TOMASI J.P. Dr. VAN HOOVELS L. Dr. VERCAMMEN M. FAX: 016/34.70.42 FAX: 352/488.288.385. FAX: 011/30.97.50 FAX: 02/477.21.63 FAX: FAX: 02/764.11.11 053/72.45.88 FAX: Expertenvergadering: 02/09/2014 Toestemming verspreiding rapport: Van Campenhout Christel – enquêtecoördinator op 24/09/2014. Alle rapporten zijn tevens te raadplegen op onze website: https://www.wiv-isp.be/QML/activities/external_quality/rapports/_nl/rapports_annee.htm Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 2/27 INHOUDSTAFEL ENQUETES................................................................................................................................ 4 DEELNAME ............................................................................................................................... 5 RESULTATEN ........................................................................................................................... 6 A. 0psporen, titreren en identificeren van ANA. ................................................................. 6 I. Indirecte immunofluorescentie (IIF) op HEp-2(000) cellen .......................................................... 6 II. Opsporen van anti-dsDNA/nDNA antistoffen ............................................................................... 8 III. Opsporen van anti-ENA/ANA antistoffen ................................................................................... 10 BESPREKING VAN DE MONSTERS MET EEN HOOG AANTAL NIET AANVAARDE RESULTATEN RESULTATEN .................................................................................................................................... 11 B. REUMASEROLOGIE ....................................................................................................... 14 I. Reumafactor (RF) ........................................................................................................................... 14 II. Anti cyclic citrullinated peptide (aCCP) ...................................................................................... 17 Nieuwe criteria voor de vroegtijdige diagnose van reumatoïde artritis (ACR/EULAR 2010) ..... 19 C. OPSPOREN EN IDENTIFICEREN VAN ANCA ................................................................ 20 I. MONSTERS ..................................................................................................................................... 20 II. AANGEWENDE TECHIEKEN ........................................................................................................ 20 1. Indirecte immunofluorescentie ..................................................................................................... 21 2. Identificatie van de ANCA’s .......................................................................................................... 21 ALGEMENE OPMERKING: ..................................................................................................... 22 INFORMATIE BETREFFENDE MEDISCHE HULPMIDDELEN VOOR IN VITRO DIAGNOSTIEK (IVD) 23 Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 3/27 ENQUETES JAAR 2009 EKE 1 EKE 2 EKE 3 ANA-aDNA-aENA RF/aCCP (dilutiereeks) ANCA 1. 1. 2. 3. 4. 5. SSA/SSB positief ANA-aDNA-aENA 1. ANA Negatief 2010 AMA Positief ASM Negatief APC Negatief ANA-aDNA-aENA 1. SSA positief 2011 Positief Positief Positief Positief Negatief RF/aCCP 1. RF Negat./aCCP Negat. 2. RF (+/-) /aCCP Posit. (ACR/EULAR 2010) RF/aCCP 1. RF Negat./aCCP Negat. 2. RF (+/-) /aCCP Posit. 1. Positief (PR-3) 2. Negatief ANA-aDNA-aENA 1. CENP-B positief Aanbevelingen voor ANA (EASI) ANA-aDNA-aENA 1. ANA negatief AMA negatief ASM negatief APC positief Introductie codelijst ANA patronen ANA-aDNA-aENA 2012 2013 RF/aCCP ANA-aDNA-aENA SSA/SSB positief 1. RF/aCCP negatief 2. RF/aCCP positief 1. SSA positief ANA-aDNA-aENA ANA-aDNA-aENA RF/aCCP 1. 1. ANA Negatief 1. SSA positief AMA positief ASM negatief APC negatief Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 1. RF/aCCP negatief 2. RF/aCCP positief (evaluatie toepassing ACR/EULAR) 4/27 DEELNAME De evolutie in de tijd van het aantal deelnemende laboratoria per parameter is weergegeven in onderstaande grafiek. Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 5/27 RESULTATEN A. 0psporen, titreren en identificeren van ANA. ANA – anti DNA – anti ENA I. Indirecte immunofluorescentie (IIF) op HEp-2(000) cellen Onderstaande tabel geeft een overzicht van de te verwachten resultaten en het aantal aanvaardbare en niet aanvaardbare resultaten: RESULTATEN LABO’S EKE / MONSTER DIAGNOSE N (aantal) 2009/1 S/9399 Sjögren N=133 TE VERWACHTEN PATROON Kern: Gespikkeld Cytoplasma: Negatief 2010/1 SN/10258 Kern: PBC (AMA) N=130 Cytoplasma: Korrelig 2010/3 SN/6467 CREST N=128 2011/1 SN/11071 Sjögren Kern: Negatief Centromeer TITER Aanvaardb. 1/640 128/131 (1/80 - 1/5000) Kern: Gespikkeld Cytoplasma: Negatief 3*/130 (*2 result. inver.) ********* 125/131 6*/131 (*1 bordeline) < 1/80 109/121 12*/121 (* 2 borderline) ****** 81/127 *22/127 *anti mitoch. 24/127 (geen patroon) 1/2560 121/126 5*/126 (*2 centrom. bij Cytoplasma) ********* 122/126 4/126 1/1280 116/123 7/123 117/123 6/123 (1/160-1/20480) Cytoplasma: Negatief Onaanvaardb. (1/80-1/10240) ******* N=123 Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 6/27 EKE / MONSTER DIAGNOSE N (aantal) 2011/3 TE VERWACHTEN PATROON Kern: Negatief SN/11523 Cytoplasma: Negatief Sjögren s. N=119 Cytoplasma: Negatief 2012/3 SN/12057 Kern: Gespikkeld Gespikkeld Nucleolair Cytoplasma: Negatief PBC (AMA) Cytoplasma: Korrelig SSA ******** Kern pos. & cyt neg. 16/120 Kern pos. & cyt pos. 36/120 114/119 4*/119 118/119 1/119 114/120 6/120 ********* 120/120 ****** ******** 98/121 22/121 115/121 6/121 112/121 9/121 118/120 2/120 119/120 1/120 118/120 3/120 1/1280 ******* 1/320 (1/80-1/2560) Kern: N=120 ********* (1/80-1/5120) 2013/1 SN/12152 2013/2 SN/12039 Onaanvaardb. Kern neg. & cyt pos. 21/120 (39%) Kern: N=121 Aanvaardb. 47/120 2012/1 SN/11641 System. Sclerose III N=120 TITER en APC pos N=122 RESULTATEN LABO’S (Patroon) Kern: Negatief Gespikkeld Cytoplasma: Negatief 1/640 (1/80-1/2560) 1/1280 (1/80-1/5120) 1/160 (1/80-1/2560) ********* Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 7/27 II. Opsporen van anti-dsDNA/nDNA antistoffen Onderstaande tabellen geven een overzicht van de bekomen resultaten per monster en per pathologie en per techniek. Gezien de opgegeven pathologie bij de monsters, werd voor geen enkel monster de aanwezigheid van antidsDNA/nDNA antistoffen verwacht. S/9399 Crithidia l. (IIF) RIA ELISA/EIA/FEIA IMMUNODOT POSITIEF 0 0 0 0 NEGATIEF 27 1 58 12 Crithidia l. (IIF) RIA ELISA/EIA/FEIA IMMUNODOT POSITIEF 0 0 0 0 NEGATIEF 21 0 52 9 Crithidia l. (IIF) RIA ELISA/EIA/FEIA IMMUNODOT POSITIEF 0 0 1 NEGATIEF 22 2 59 12 Crithidia l. (IIF) RIA ELISA/EIA/FEIA IMMUNODOT POSITIEF 1 0 NEGATIEF 25 1 56 10 Crithidia l. (IIF) RIA ELISA/EIA/FEIA IMMUNODOT POSITIEF 0 0 0 0 NEGATIEF 21 1 59 9 Sjögren S. N=86/133 (98 resultaten >1techn./labo) SN/10258 PBC (AMA) N=74/130 (82 resultaten >1techn./labo) SN/6467 CREST N=83/128 (97 resultaten >1techn./labo) SN/11071 Sjögren S. N=91/126 (102 resultaten >1techn./labo) SN/11523 APC N=86/122 (90 resultaten >1techn./labo) +/-: twijfelachtig 5+3(+/-) Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 1(+/-) 1(+/-) 8/27 SN/11641 Sjögren S. N=83/119 Crithidia l. (IIF) RIA ELISA/EIA/FEIA IMMUNODOT POSITIEF 1(+/-) 0 1(+/-) 1 NEGATIEF 19 2 52 4 Crithidia l. (IIF) RIA ELISA/EIA/FEIA IMMUNODOT POSITIEF 0 0 NEGATIEF 24 1 55 10 Crithidia l. (IIF) RIA ELISA/EIA/FEIA IMMUNODOT POSITIEF 0 0 0 0 NEGATIEF 19 1 47 8 Crithidia l. (IIF) RIA ELISA/EIA/FEIA IMMUNODOT POSITIEF 0 0 0 0 NEGATIEF 21 2 55 15 (80 resultaten >1 techn./labo) SN/12057 System. Sclerose III N=84/120 (98 resultaten >1 techn./labo) SN/12152 PBC (AMA) N=68/121 (75 resultaten >1 techn./labo) SN/12039 Anti SSA N=67/120 (93 resultaten >1 techn./labo) +/-: twijfelachtig 5+2(+/-) Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 1(+/-) 9/27 III. Opsporen van anti-ENA/ANA antistoffen Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verstuurde monsters, het aantal laboratoria dat de aanwezigheid van anti-ENA/ANA antistoffen opspoorde (screening en/of identificatie), de op te sporen anti-ENA/ANA antistoffen en het aantal aanvaardbare en onaanvaardbare resultaten. Er worden door een aantal laboratoria soms meerdere technieken gebruikt en resultaten gerapporteerd, waardoor het aantal bekomen resultaten hoger kan liggen dan het aantal deelnemende laboratoria. Monster Aantal Labo’s TE VERWACHTEN RESULTATEN AANTAL AANVAARDE RESULTATEN AANTAL NIET AANVAARDE RESULTATEN Screen. Identif. Screen. Identif. Screen. Identif. 1/54 0/124 S / 9399 122/133 Positief Anti-SSA/SSB 53/54 124/124 SN/10258 101/130 Negatief Negatief 31/52 54/89 SN/6467 119/128 Positief Anti CENP-B 47/62 96/108 15*/62 12*/108 SN/11071 117/126 Positief Anti-SSA/SSB 61/61 112°/112 0/61 1°/112 99/122 Negatief Negatief (12 Dot Euroimm) 52/64 4/56 15/56 (+/-) 12/64 SN/11523 SN/11641 111/119 Positief Anti-SSA/SSB 61/61 108/111 0/61 1/111 SN/12057 112/120 Positief Anti-SSA 67/67 105/109 0/67 4/109 SN/12152 98/123 Negatief $ Negatief $ 20/57 3 (+/-) 46/83$ 34/57 37/83$ SN/12039 113/122 Positief Anti-SSA 57/57 111/122 0/57 11/122 37/56 10/52 11/52 (+/-) 35/89 (Dot Euroimm) *: Gebruikte kit laat niet toe anti CENP-B antilichamen op te sporen, wat niet aanvaardbaar is. °: aanwezigheid van AMA $: aanwezigheid van anti CENP-A en AMA Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 10/27 BESPREKING VAN DE MONSTERS MET EEN HOOG AANTAL NIET AANVAARDE RESULTATEN Monster SN/10258 Het monster betrof een patiënt gekend met aanwezigheid van antimitochondriale antistoffen. Voor dit monster werd gevraagd ANA op te sporen (deel I), alsook indien relevant eventuele anti-weefsel antistoffen op te zoeken en te identificeren (deel II). ANA/ENA 33/89 laboratoria hebben FOUTIEF gerapporteerd, 2/89 anti-RNP. de aanwezigheid van anti Ro52 ANTI-WEEFSEL ANTISTOFFEN Grafische voorstelling van de resultaten per weefsel en techniek 80 70 60 50 POS 40 NEG NI 30 BORDER TOTAL 20 10 0 AMIT IIF AMIT EIA ASMA ASMA IIF EIA APCA IIF APCA EIA POS: positief resultaat - NEG: negatief resultaat - NI : resultaat niet interpreteerbaar BORDER: borderline resultaat - TOTAL: totaal van laboratoria die de analyse heeft uitgevoerd. AMIT: anti mitochondriale antistoffen – ASMA: anti gladde spier antistoffen – APCA: anti pariëtaal cel antistoffen. Monster SN/6467 Het betrof een monster afkomstig van een therapeutische plasmaferese bij een patiënte met het CREST syndroom. Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 11/27 Het herkennen van een anti centromeer patroon m.b.v. indirecte immunofluorescentie op HEp2(000) cellen is van cruciaal belang in het kader van de diagnostiek naar auto-immune aandoeningen. Het is het enige immunofluorescentiepatroon op HEp2(000) cellen waarop men zich met voldoende zekerheid kan baseren om te besluiten dat anti centromeer antistoffen aanwezig zijn. Het toepassen van andere technieken (vb. EIA) ter bevestiging van het immunofluorescentieprofiel kan een bijdrage leveren, doch de klinisch bioloog dient op de hoogte te zijn van de aanwezige antigenen in zowel de ANA/ENA identificatietesten als de screeningtesten. Uit de negatieve resultaten bekomen voor zowel ANA/ENA screening als voor identificatie blijkt duidelijk dat een groot deel van deze systemen de geschikte antigenen voor het aantonen van deze anti centromeer antistoffen niet bevatten. Laboratoria die deze testsystemen in gebruik hebben dienen zich er van te vergewissen dat het aantonen van ANA m.b.v. indirecte immunofluorescentie de eerste keuze is. 43/44 laboratoria die in deze enquête een dergelijk combinatie van IIF en EIA hebben toegepast, hebben alle correct de anti centromeer antistoffen aangetoond m.b.v. indirecte immunofluorescentie op HEp2(000) cellen. Slechts 1 laboratorium heeft de aanwezigheid van anti-centromeer antistoffen met geen enkele techniek aangetoond. Monster SN/11523 Het betrof een monster afkomstig van een patiënt gekend met aanwezigheid van anti-pariëtaal cel antistoffen (APCA). ANA/ENA Wat betreft de anti ANA/ENA identificatie, betreft het hoofdzakelijk gebruikers van de DOT techniek van Euroimmun, waarbij 50% van de deelnemers (12/24) voornamelijk “positief” rapporteerden voor aanwezigheid van anti Ro52 en antiM2, wat niet werd verwacht. Het wordt de gebruikers van deze reactieven aanbevolen de techniek opnieuw te evalueren of de firma te contacteren. Monster SN/12152 Het monster betrof een patiënt gekend met aanwezigheid van antimitochondriale antistoffen (AMA) en zwakke aanwezigheid van anti-CENP-A antistoffen. Voor dit monster werd gevraagd ANA op te sporen (deel I), alsook AMA , SMA en APCA op te sporen (deel II). anti-mitochondriale antistoffen (AMA) 85 deelnemers hebben de aanwezigheid van AMA opgespoord; 78 m.b.v. IIF, (waarvan 43 eveneens een dot/line of ELISA), en 7 enkel een dot/line of ELISA. Allen bekwamen een positief resultaat. anti-gladde spier antistoffen (SMA) 77 laboratoria hebben de aanwezigheid van anti-gladde spier antistoffen opgespoord en bekwamen allen een negatief resultaat. Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 12/27 anti-pariëtaalcel antistoffen (APCA) 74 laboratoria hebben APCA opgespoord met IIF: -57 rapporteerden het resultaat als negatief -1 laboratorium bekwam een borderline resultaat -10 laboratoria hebben geantwoord “resultaat niet interpreteerbaar gezien interferentie van AMA”. -6 laboratoria rapporteerden het resultaat als positief zonder bijkomend commentaar. de aanwezigheid van AMA dient steeds te worden vermeld, gezien deze antistoffen interfereren bij de aflezing van de pariëtaal cellen! Het juiste antwoord moest zijn: “resultaat niet interpreteerbaar – interferentie door aanwezigheid van anti mitochondriale antistoffen (AMA)” Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 13/27 B. REUMASEROLOGIE Onderstaande grafiek toont de evolutie in de tijd van het aantal deelnemers (N), het aantal methodes voor RF toegepast binnen 1 laboratorium en het aantal laboratoria die RF en aCCP bepaalden over de periode 2009-2013. I. Reumafactor (RF) 5 rondzendingen, 10 monsters (5 positief/5 negatief) werden geëvalueerd. INTERPRETATIES voor RF: Jaar N labs Aantal result. RF1 U/mL (CV %)2 Interpretatie Positief staal (%) Interpretatie Negatief staal (%) N 2009 29 (18.1) + - +/- + - +/- 207 86.5 8.7 4.8 0 99 1 157 256 Dil. 1/2 157 256 18.5 (31.3) 205 51.0 38.0 11.0 Dil. 1/4 157 254 29.5 58.0 12.5 Dil. 1/8 157 253 Geen bereken. t.g.v. >25% gecens.waarden 6.4 77.4 16.2 2010 157 214 17 (9.6) 179 51 22 27 0.5 99 0.5 2011 151 191 19 (9.4) 169 61.8 24.1 14.1 0 99.5 0.5 2012 150 185 44 (15.7) 151 96.2 2.7 1.7 0 100 0 2013 146 174 300 (9.8) 98.8 1.2 0 0 97.7 2.3 Dil. 1/1 1 159 RF resultaten enkel voor rapporteringen in U/mL; 2 Globale CV(%) In 2009 werden 107 resultaten bekomen m.b.v. een manuele methode (51.7%) waarvan 49 gerapporteerd als titer en 58 in U/mL. Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 14/27 In 2013 werden nog maar 31 resultaten bekomen m.b.v. een manuele methode (17,8%), waarvan 14 gerapporteerd als titer en 17 als U/mL. Onderstaande grafieken tonen per firma de medianen, CV’s en aantal resultaten voor 2009 en 2013 voor methodes met meer dan 5 resultaten. RESULTS FOR RF 2009 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Abbott Beckm Fujireb OCD Quant an - RF io (J & J) RF Serodi RF a RF MED (U/mL) 36.6 24.7 32 25.2 CV (%) N 13.2 17.1 74.1 5.9 8 20 29 12 Roche Roche Roche Sieme BioMé Fumou Cobas Integra Tina ns N- rieux ze RFII RF II Quant Latex WR kit PolyAr RF II RF titre 29 29 22.1 25 32 1 5.1 2.6 20.3 24.3 16.7 24 40 16 15 8 RESULTS FOR RF - 2013 600 500 400 300 200 100 0 Abbott Quant RF 277 539 512 291 297.5 Roche Tina Quant RF II 293.5 CV (%) 7 17.7 46.3 4 4.4 N 13 9 7 16 44 MED (U/mL) Beckma Fujirebio OCD n - RF Serodia (J & J) RF RF Roche Cobas RFII Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 Siemens Siemens N-Latex Vista RF RF 420 394 6.6 8.1 6.4 18 14 6 15/27 De CV’s worden uiteraard beïnvloed door de aanwezigheid van resultaten die werden bekomen na omrekening van de uiteindelijke verdunning (titer) naar U/mL m.b.v. een standaard. Voor reagentia, die gebruik maken van seriële verdunningen (Fujirebio – Serodia-RA, Elitech-Elitex, Siemens-Rapitex,…) wordt (zoals verwacht van een semi-kwantitatieve techniek), in tegenstelling tot de geautomatiseerde systemen, een zeer grote spreiding van de resultaten vastgesteld (zie bovenstaande grafieken). Methodes die gebruik maken van een standaard voor de omrekening van titers naar U/mL zijn niet aanbevolen. De indruk wordt gewekt dat men rapporteert op een continue schaal, met een aanvaardbare precisie en dit is zeker niet het geval voor resultaten bekomen door omrekening van titers naar U/mL. Bovendien wordt er in de nieuwe “RA classificatie criteria” (cfr. p. 19) onderscheid gemaakt tussen zwak en sterk positieve resultaten en is het dus aangewezen om de RF te kwantificeren met een precieze methode, waarvan het aflezen van het resultaat niet beïnvloed wordt door de uitvoerder (geen agglutinatietechniek). Problemen bij de interpretaties – voornamelijk bij zwak positieve monsters – zijn te wijten aan een grote spreiding van de cut-off waarden, zelfs binnen eenzelfde methode, of monsterverwisseling bij de rapporteringen, of foutieve ingave (vb duidelijk positief resultaat dat wordt gerapporteerd als negatief) Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 16/27 II. Anti cyclic citrullinated peptide (aCCP) INTERPRETATIES voor aCCP: Jaar 2009 aCCP U/mL (CV %)1 Interpretatie Positief staal (%) Interpretatie Negatief staal (%) + - +/- + - +/- 100 0 0 0 100 0 96 170 (42.8) Dil. 1/2 96 87 (33.2) 88 1 0 Dil. 1/4 96 44 (37.1) 99 1 0 Dil. 1/8 96 24 (38.9) 86.4 1.1 12.5 2010 107 99 1 0 0 100 0 2011 110 98 0.9* 0.9 1* 99 0 2012 115 96.2 2.7° 1.1° 0 100 0 2013 120 98 2* 0 1.5*” 97.5 1’ Dil. 1/1 1 Aantal Resultaten Geen berekeningen t.g.v. >25% gecensureerde waarden Globale CV - *: resultaat inversie - “: foute ingave - ‘: R=8; cut-off=10 ?? De interpretaties van de resultaten voor aCCP vertonen in het algemeen minder problemen dan voor RF. De fouten zijn eerder te wijten aan resultaatinversies of foutieve ingave (vb. duidelijk positief resultaat dat wordt gerapporteerd als negatief). De resultaten van 2013 werden niet opgenomen gezien het groot aantal gecensureerde (>) waarden. Een duidelijke toename in het aantal geautomatiseerde systemen voor de bepaling van aCCP wordt vastgesteld. Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 17/27 Median and CV - 2012 (N>5) 200 150 100 50 0 MEDIAN (U/mL) CV (%) Ranges (U/mL): Abbott Architect N=9 76.4 Abbott Axsym N=6 77.2 Inova Quanta Lite 3 N=8 159 Phadia EliA N=64 Roche Anti CCP N=9 152.5 172 6.2 20.9 44.7 14.6 2.8 70 - 82 53 - 84 113 - 332 93 – 205 162 - 179 We bemerken een belangrijke variatie tussen de resultaten bekomen voor de verschillende methoden. Voor de manuele methoden en voor een deel van de geautomatiseerde systemen is de spreiding nog steeds aanzienlijk. Aangezien voor het merendeel van de manuele systemen de kitcontroles reeds verdund zijn (klaar voor gebruik), wordt er op de monsterverdunning geen controle uitgevoerd. Dit is een mogelijke oorzaak voor de grotere spreiding vastgesteld bij de manuele of semi-manuele systemen t.o.v. de geautomatiseerde systemen. Een regelmatige controle van pipetten, washers, diluters en optische meetsystemen (ELISA readers) zal bijdragen tot een verbetering van de resultaten. Bij gebrek aan een internationaal erkende standaard en omwille van het gebruik van een verschillend conjugaat en/of substraat zijn, ondanks het gebruik van eenzelfde antigeen in het merendeel van de aangewende kits, de bekomen kwantitatieve resultaten onderling sterk verschillend. Tijdens de EKE 2010/2, werd verwezen naar de nieuwe ACR/EULAR criteria waarin de interpretatie van de resultaten voor RF en aCCP zijn opgenomen. Tijdens de EKE 2011/2, werd verduidelijkt op welke wijze de interpretaties van de resultaten voor RF en aCCP volgens de ACR/EULAR criteria dienen te gebeuren: Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 18/27 Nieuwe criteria voor de vroegtijdige diagnose van reumatoïde artritis (ACR/EULAR 2010) GEWRICHTSAANTASTING 1 groot gewricht 2 - 10 grote gewrichten 1 - 3 kleine gewrichten 4 - 10 kleine gewrichten Meer dan 10 gewrichten (minstens 1 klein gewricht) DUUR VAN DE SYMPTOMEN < 6 weken ≥ 6 weken SEROLOGIE Reumafactor en anti-CCP negatief Reumafactor en/of anti-CCP zwak positief 1 Reumafactor en/of anti-CCP sterk positief 2 BIOLOGIE - INFLAMMATIE CRP en sedimentatiesnelheid normaal CRP of sedimentatiesnelheid verhoogd 1 SCORE 0 punten 1 punt 2 punten 3 punten 5 punten 0 punten 1 punt 0 punten 2 punten 3 punten 0 punten 1 punt Zwak positief resultaat is een resultaat gelegen tussen de bovenste grens en 3x de bovenste grens van de referentiewaarden 2 Sterk positief resultaat is een resultaat groter dan 3x de bovenste grens van de referentiewaarden Om bij een patiënt de diagnose van reumatoïde artritis te stellen, moet de score ≥ 6 zijn Tijdens EKE 2013/3, werd nagegaan of de laboratoria deze interpretaties toepasten op de resultaten voor deze rondzending. 68/113 laboratoria die beide parameters RF en aCCP hebben bepaald, hebben de resultaten correct als “sterk positief” geïnterpreteerd. Het is belangrijk deze interpretaties uit te voeren zoals beschreven in bovenstaande criteria opdat deze correct zouden kunnen worden toegepast door de behandelende arts. Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 19/27 C. OPSPOREN EN IDENTIFICEREN VAN ANCA I. MONSTERS Tijdens de periode 2009 – 2013 werd slecht 1 rondzending voor het opsporen en identificeren van ANCA georganiseerd (2009/3). Het betrof een monster (S/9216) afkomstig van een gezond individu waarbij geen ANCA aanwezig waren en een monster (S/9366) van een patiënt gediagnosticeerd met “Granulomatosis met polyangiitis – GPA (Wegener’s)” en met aanwezigheid van ANCA type c-ANCA/PR-3. Voor het negatieve monster (S/9216) heeft geen enkel laboratorium een positief resultaat bekomen, met uitzondering van 1 laboratorium waar het een monsterverwisseling betrof en 1 laboratorium dat een +/- resultaat bekwam (Euroline-Euroimmun). Onderstaande gegevens hebben betrekking op het positieve monster (S/9366). II. AANGEWENDE TECHIEKEN Onderstaande tabel toont de verdeling van de technieken/combinaties voor het aantonen en identificeren van ANCA, zoals aangewend door de laboratoria in 2009. ANCA (S/9366) EIA uitgevoerd EIA niet uitgevoerd TOTAAL IIF uitgevoerd IIF niet uitgevoerd TOTAAL 59 9 68* 11 **** 11 70 9 79 * 4 laboratoria die een IIF hebben uitgevoerd hebben enkel een patroons beschrijving gerapporteerd. Gezien het monster afkomstig is van een patiënte met de diagnose “ziekte van Wegener” met aanwezigheid van anti-PR3 antistoffen, werd een c-ANCA patroon verwacht. Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 20/27 1. Indirecte immunofluorescentie Volgende tabel geeft de verdeling van de ANCA patronen weer bekomen door de laboratoria m.b.v. indirecte immunofluorescentie: cANCA Positief Negatief Totaal pANCA Positief Negatief Borderline 1 63 0 64 Totaal 0 0 0 0 1 63 0 64 9/79 laboratoria hebben enkel indirecte immunofluorescentie uitgevoerd en geen identificatie van de antistoffen ter bevestiging van het patroon. De mediane titers bekomen voor de verschillende methodes vertonen geen grote spreiding. Binnen de methode echter, is de titerspreiding te groot ( Mediaan +/- 2 titers is aanvaardbaar). 2. Identificatie van de ANCA’s Onderstaande tabel geeft de verdeling van de verschillende gebruikte EIA technieken (ELISA/FEIA/DOT) in 2007 en 2009 en de bekomen resultaten voor de EKE 2009/3. Alle (N) EKE Aantal 2007 69 / 2009 70 ELISA 2007 2009 21 / 19 FEIA 2007 20 2009 / 28 D0T PR3 2007 2009 28 / 23 MPO NEG 2009/3 67 6 1 De anti-MPO antistoffen werden teruggevonden door 1 deelnemer die gebruik maakte van een DOT techniek van Euroimmun (1/6) en bij 1 deelnemer die gebruikt maakte van een ELISA techniek van Inova (1/10). 4/6 deelnemers die gebruik maakten van een DOT techniek van Alphadia, hebben positiviteit bekomen voor de aanwezigheid van zowel anti-PR3 als antiMPO antistoffen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de bevindingen voor de anti-MPO positieve resultaten zoals deze door de 6 laboratoria werden gerapporteerd, alsook het resultaat van 1 laboratorium dat een p-ANCA patroon rapporteerde met een hoge titer (1/640) en met positiviteit voor anti-PR3. Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 21/27 MPO DOT/ ELISA FIRMA + + + Dot Dot Dot Alphadia Alphadia Alphadia + Dot + +++ IIF FIRMA IIF TITER CUT-off c-ANCA c-ANCA c-ANCA Menarini Alphadia Euroimmun **** 1/80 **** **** 1/160 **** Alphadia c-ANCA Menarini 1/640 1/40 ELISA Inova c-ANCA **** **** ELISA Euroimmun c-ANCA Inova The Binding Site The Binding Site 1/640 1/40 1/160 1/20 PATROON Dot Euroimmun p-ANCA PR3 pos **** : niet vermeld of niet uitgevoerd - Volgens de gepubliceerde richtlijnen (Ann Rheum Dis 2009;68:310-317), wordt een optimale diagnostische specificiteit bekomen door het uitvoeren van zowel een indirecte immunofluorescentietechniek (C-ANCA/P-ANCA) als van de bepaling van de antigenspecificiteit (PR3/MPO) van de mogelijke aanwezige antistoffen. Alhoewel antigenspecificiteit niet altijd een differentiatie toelaat tussen de verschillende ANCA-geassocieerde vasculitiden, kan men toch stellen dat de aanwezigheid van C-ANCA/PR3-ANCA antistoffen voornamelijk geassocieerd is met GPA, en P-ANCA/MPO-ANCA antistoffen voornamelijk voorkomen bij MPA en CCS. Bovenvermelde combinaties zijn echter niet strikt, zo kan vb. bij ChurgStrauss, een C-ANCA patroon worden waargenomen met aanwezigheid van anti-MPO antistoffen. (LR Humbel. ANCA et maladie de Churg et Strauss. GEAI l’info 2011;10: 35-36.) Aan de laboratoria wordt alsnog aanbevolen om in geval van C-ANCA/MPO positiviteit of een P-ANCA/PR3 positiviteit de identificatie van de ANCA’s te confirmeren met een 2de techniek. In geval van dubbele positiviteit voor MPO en PR3, wordt aanbevolen de uitvoering van de techniek te controleren of te reëvalueren en desgevallend de firma hierover te contacteren. ALGEMENE OPMERKING: In geval van problemen met een bepaald product of reactief, wordt gevraagd om zowel de firma als de EKE-coördinator hierover te contacteren. Christel Van Campenhout [email protected] tel: 02 642 5395 Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 22/27 Informatie betreffende medische hulpmiddelen voor in vitro diagnostiek (IVD) Sinds 2001 is de Dienst Klinische Biologie van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid aangesteld als Belgische Bevoegde Overheid voor in vitro diagnostische medische hulpmiddelen. Een van de doelstellingen van de cel IVD is duidelijke informatie verstrekken aan de gebruikers en producenten van IVD’s. In de realisatie hiervan werd in mei 2006 een informatiesessie ‘in vitro diagnostische medische hulpmiddelen’ gehouden voor de kwaliteitscoördinatoren van klinische laboratoria. In navolging van dit initiatief wenst de cel IVD via deze bijlage nader in te gaan op de wisselwerking die noodzakelijk is ingeval van incidenten met in vitro diagnostica tussen u als gebruiker, de cel IVD als Bevoegde Overheden in België en diens collega’s Bevoegde Overheden in de EEU. Medisch hulpmiddel voor in vitro diagnostiek Op Europees niveau worden medische hulpmiddelen voor in vitro diagnostiek, ook wel in vitro diagnostica, of IVD genaamd, gereguleerd door middel van Richtlijn 98/79/EG (1). Deze Richtlijn werd omgezet in Nationale wetgeving d.m.v. het Koninklijk Besluit (KB) van 14 november 2001 (2); dit KB vormt bijgevolg het wettelijk kader op Belgisch niveau. Een “Medisch hulpmiddel voor in vitro diagnostiek” wordt gedefinieerd als een medisch hulpmiddel dat een reagens, een reactief product, een kalibratiemateriaal, een controlemateriaal, een kit, een instrument, een apparaat, een toestel of een systeem is dat afzonderlijk of in combinatie wordt gebruikt en door de fabrikant is bestemd om te worden gebruikt voor het in vitro onderzoek van specimens die afkomstig zijn van het menselijk lichaam, met inbegrip van donorbloed en -weefsel, uitsluitend of hoofdzakelijk met het doel om informatie te verschaffen: - over een fysiologische of pathologische toestand, of - over een aangeboren afwijking, of - om de veiligheid en de mate van verenigbaarheid met potentiële ontvangers te bepalen, of - om de uitwerking van therapeutische maatregelen te toetsen; Recipiënten voor specimens, zoals urinepotjes of bloedbuizen, worden eveneens als IVD beschouwd. Producten voor algemeen laboratoriumgebruik vallen niet onder de IVD wetgeving. Vereisten waaraan IVD dienen te voldoen In vitro diagnostica dienen te voldoen aan de essentiële vereisten vermeld in bijlage I van de Richtlijn 98/79/EG en het betreffende KB. Deze essentiële vereisten beogen de veiligheid van IVD producten, voor zowel de klinische toestand van de patiënten alsook de veiligheid van patiënten, gebruikers of derden. Zij beogen tevens kwaliteitsvolle producten en eisen dat de Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 23/27 door de fabrikant gespecificeerde analytische en diagnostische prestaties aangetoond worden, zoals sensitiviteit, specificiteit, nauwkeurigheid, herhaalbaarheid, reproduceerbaarheid, interferenties en detectiedrempels. Voor elke IVD dient de fabrikant aan de hand van de technische documentatie aan te tonen dat aan al de (essentiële) vereisten werd voldaan. De essentiële vereisten zijn niet voldoende gedetailleerd om technische bepalingen op te leggen aan de fabrikant. Geharmoniseerde (EN) standaarden vertalen de essentiële vereisten in technische specificaties. IVD die volgens de geldende geharmoniseerde standaarden zijn vervaardigd, worden verondersteld te voldoen aan de overeenkomstige essentiële eisen. De fabrikant is evenwel vrij om de geharmoniseerde standaarden te hanteren, of om op een andere manier aan de essentiële eisen te voldoen. Marktcontrole: productopvolging, incidenten en correctieve acties De fabrikant dient een systematische procedure op te zetten om producten die reeds op de markt werden gebracht op te volgen, klachten en meldingen van incidenten van gebruikers te evalueren en te onderzoeken en zo nodig maatregelen te treffen om de nodige verbeteringen aan te brengen. Onder ‘incident’ wordt verstaan (KB van 14/11/2001): a) elke slechte werking, storing of achteruitgang van de kenmerken en/of prestaties van een medisch hulpmiddel voor in vitro diagnostiek, alsmede elke onvolkomenheid in de etikettering of in de gebruiksaanwijzing die direct of indirect de dood of een ernstige achteruitgang van de gezondheidstoestand van een patiënt of van een gebruiker of van andere personen kan of heeft kunnen veroorzaken, of b) elke technische of medische reden in verband met de kenmerken of prestaties van een medisch hulpmiddel voor in vitro diagnostiek die als gevolg van de in het eerste gedeelte genoemde omstandigheden ertoe heeft geleid dat de fabrikant medische hulpmiddelen voor in vitro diagnostiek van hetzelfde type systematisch heeft hersteld of teruggenomen; Vaak zal een IVD geen directe schade toebrengen aan de patiënt, gebruiker of derde, zoals infecties, brand- of snijwonden. Incidenten met IVD worden meestal gekenmerkt door onrechtstreekse of indirecte schade aan de patiënt, te wijten aan foute informatie door een deficiënt IVD. Ter ondersteuning van de wettelijke bepalingen betreffende incidenten, de verplichtingen van de fabrikant en van de Bevoegde Overheden, de informatie-uitwisseling tussen de betrokken partijen en de uitvoering van correctieve acties, werd op Europees niveau een praktische gids (MEDDEV) ontwikkeld (3). Belangrijk is dat deze MEDDEV erop wijst dat onder ‘ernstige achteruitgang van de gezondheidstoestand van een patiënt’ ook indirecte schade beschouwd wordt, die te wijten is aan een medische beslissing die werd genomen, of actie die werd ondernomen op basis van informatie bekomen met een deficiënt IVD en leidend tot: - foutieve diagnose - uitgestelde diagnose - ongeschikte of uitgestelde behandeling - extra belasting/analyses voor de patiënt - transfusie/transplantatie van ongeschikt materiaal Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 24/27 Er dient ook opgemerkt te worden dat een incident niet altijd effectief hoeft te leiden tot de dood of een ernstige achteruitgang van de gezondheidstoestand van een patiënt, gebruiker of derde. Indien door een gelukkig toeval de laborant of clinicus heeft kunnen voorkomen dat dergelijke schade plaatsvond, ook dan betreft het een incident. Inderdaad, in een ander laboratorium, of onder andere omstandigheden, zou dezelfde slechte werking, storing of achteruitgang van de kenmerken en/of prestaties van een IVD wél hebben kunnen leiden tot de dood of een ernstige achteruitgang van de gezondheidstoestand van een patiënt, gebruiker of derde. In geval van incidenten met een IVD, is het de verantwoordelijkheid van de fabrikant om de nodige oorzaaks- en risicoanalyse uit te voeren, en de nodige correctieve acties te ondernemen. Melden van incidenten De fabrikant van in vitro diagnostica is verplicht om de cel IVD onmiddellijk te verwittigen van elk incident waarbij zijn IVD betrokken is. Fabrikanten gebruiken hiervoor het formulier dat op Europees niveau werd uitgewerkt. Dit formulier is ondersteund door XML en kan bijgevolg ingebouwd worden in het softwarenetwerk van de fabrikant. Deze informatie vindt u onder de rubriek 2.12 Market surveillance van volgende webpagina: http://ec.europa.eu/health/medical-devices/documents/guidelines/index_en.htm De laboratoria voor klinische biologie, de transfusiecentra en de personen verantwoordelijk voor de in ontvangstneming en/of de aflevering van in vitro diagnostica zijn verplicht incidenten te melden aan de Belgische Bevoegde Overheid voor IVD (KB 14/11/2001; Hfdst V; Art 7; §3). De cel IVD heeft voor meldingen door de gebruikers een specifiek formulier uitgewerkt, in Word. https://www.wiv-isp.be/ClinBiol/bckb33/activities/competent_authority/_down/Formulier-meldenincident-gebruikers.doc Wij vragen de laboratoria voor klinische biologie en de bovenvermelde personen om dit formulier op te nemen in hun kwaliteitssysteem. Dit formulier omvat een aantal in te vullen velden, betreffende informatie die noodzakelijk is om het probleem te kunnen inschatten. Het is cruciaal dat alle relevante informatie, zoals de identificatie van de betrokken IVD, de betrokken lot/serienummers, de omstandigheden van het incident, de eventueel reeds ondernomen correcties door de gebruiker ed. op een duidelijke manier wordt gecommuniceerd aan de cel IVD. Hoe vollediger de informatie, hoe efficiënter het verdere verloop van het proces, zoals verder zal blijken. Zelfs indien de gebruiker reeds contact heeft gehad met de fabrikant en indien de fabrikant reeds maatregelen heeft voorgesteld, is deze melding nodig. Bovendien is de bijkomende informatie die hierbij aangebracht wordt nuttig. De medewerkers van de cel IVD kunnen dan immers gericht contact opnemen met de fabrikant teneinde een correcte opvolging van diens onderzoek te bekomen. Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 25/27 De rol van de Bevoegde Overheid voor IVD bij incidenten Bij incidenten gemeld door de fabrikant, analyseert de cel IVD de risicoanalyse uitgevoerd door de fabrikant en verifieert zij de correctieve maatregelen voorgesteld door de fabrikant. Indien nodig kan de cel IVD beroep doen op het advies van een evaluatiecommissie. Na incidentmeldingen door een gebruiker (laboratoria voor klinische biologie, transfusiecentra, leken), door personen verantwoordelijk voor de in ontvangstneming van IVD, door de distributeur of importeur, informeert de cel IVD hiervan de fabrikant, waarna dezelfde procedure wordt gevolgd. Ingeval correctieve acties dienen plaats te vinden, is het belangrijk dat alle gebruikers van de betrokken in vitro diagnostica hiervan op de hoogte worden gesteld. Voor correctieve acties die plaatsvinden op Belgisch niveau vraagt de cel IVD daarom ook steeds een kopie van de uiteindelijke Field Safety Notice die aan de betrokken gebruikers wordt verstuurd. Tevens vragen wij een lijst van getroffen Belgische gebruikers. Dit gebeurt dus zowel voor fabrikanten van IVD die in België zijn gevestigd als voor buitenlandse fabrikanten. Dit duidt op het belang van een goedwerkende communicatie op niveau van de gehele EEG: een internationale uitwisseling van informatie m.b.t. correctieve maatregelen is van primordiaal belang. Verschillende internationale samenwerkingsprocedures tussen de Bevoegde Overheden worden hiertoe gebruikt. De cel IVD informeert haar collega’s in de EEU van incidenten en/of correctieve acties die genomen worden tengevolge incidenten in België en/of door Belgische fabrikanten en wordt op haar beurt op de hoogte gesteld van correctieve acties, uitgevoerd ten gevolge incident elders in de EEU of zelfs over de hele wereld indien deze betrekking hebben op in vitro diagnostica die in de EEU in de handel zijn. Ter besluit De IVD Richtlijn beoogt de veiligheid van IVD producten en tevens kwaliteitsvolle producten met hoogstaande analytische en diagnostische prestaties. De fabrikant wordt gevraagd nieuwe ontwikkelingen, nieuwe (wetenschappelijke) kennis, veranderingen in de state-of-the-art en -niet in het minst- incidenten actief te evalueren en dit te vertalen in eventuele productverbeteringen, preventieve en/of correctieve acties. Het riskmanagement, het afwegen van eventuele risico’s verbonden aan het gebruik van de IVD ten opzichte van het profijt voor de patiënt, zijn cruciaal. Het is daarom van primordiaal belang dat incidenten gemeld, geanalyseerd en door doeltreffende correctieve acties voorkomen kunnen worden. De Belgische laboratoria voor klinische biologie vormen een belangrijke schakel in dit proces. De cel IVD vraagt u daarom om het formulier voor meldingen door de gebruikers op te nemen in het kwaliteitssysteem van uw laboratorium. Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 26/27 De cel IVD rekent op uw medewerking. Alvast dank. Voor contact of verdere informatie: http://www.wivisp.be/ClinBiol/bckb33/activities/competent_authority/_nl/competent_authority.htm GEBRUIKTE AFKORTINGEN EG/EU EEU IVD KB Europese Gemeenschap Europese economische Gemeenschap medische hulpmiddelen voor in- vitro diagnostiek Koninklijk Besluit 1 Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek. De geconsolideerde tekst, die de aanpassingen opneemt werd gepubliceerd onder: eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CONSLEG:1998L0079:20090807:en:PDF 2 Koninklijk Besluit betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitro diagnostiek van 14/11/2001, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 12/12/2001 3 MEDDEV 2.12/1 rev.6 Medical devices vigilance system http://ec.europa.eu/consumers/sectors/medical-devices/files/meddev/2_12_1-rev_6-122009_en.pdf Van Nerom Anne, DVM, PhD Coordinator Bevoegde Overheid medische hulpmiddelen voor in vitro diagnostiek Dienst Kwaliteit van medische laboratoria Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Juliette Wytsmanstraat 14 - 1050 Brussel – België T +32 (0) 2 642 50 40 - F +32 (0) 2 642 56 45 www.wiv-isp.be EINDE © Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Brussel 2014. Dit rapport mag niet gereproduceerd, gepubliceerd of verdeeld worden zonder akkoord van het WIV. Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014. FORM 43/125/N v4 27/27
© Copyright 2024 ExpyDoc