Jaarrapport 2009 tot 2013

EXPERTISE, DIENSTVERLENING EN KLANTENRELATIES
KWALITEIT VAN MEDISCHE LABORATORIA
COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE
COMITE VAN EXPERTEN
EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR
ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE
DEFINITIEF JAARRAPPORT
NIET-INFECTIEUZE SEROLOGIE
2009 - 2013
ANA –RF/WR –aCCP - ANCA
WIV-2013/Niet-Infectieuze Serologie/05
Expertise, dienstverlening en klantenrelaties
Kwaliteit van medische laboratoria
J. Wytsmanstraat, 14
1050 Brussel | België
www.wiv-isp.be
ISSN: 2294-3455
COMITE VAN EXPERTEN
WIV (secretariaat)
Enquêtecoördinator:
Dr. Van Campenhout C.
Vervanger
enquêtecoördinator:
Dr. Van Blerk M.
TEL:
e-mail:
FAX: 02/642.56.45
02/642.55.22
02/642.53.95
[email protected]
TEL:
e-mail:
02/642.53.83
[email protected]
TEL:
016/34.70.09
e-mail:
[email protected]
TEL:
352/488.288.380
e-mail:
[email protected]
TEL:
011/30.97.42
e-mail:
[email protected]
TEL:
02/477.25.07
e-mail:
[email protected]
TEL:
02/764.67.95
e-mail:
[email protected]
TEL:
053/72.47.91
e-mail:
[email protected]
TEL:
02/477.52.01
e-mail:
[email protected]
TEL:
Experten:
Dr. BOSSUYT X.
Dr. HUMBEL R.
Dr. MEWIS A.
Dr. SERVAIS G.
Dr. TOMASI J.P.
Dr. VAN HOOVELS L.
Dr. VERCAMMEN M.
FAX:
016/34.70.42
FAX:
352/488.288.385.
FAX:
011/30.97.50
FAX:
02/477.21.63
FAX:
FAX:
02/764.11.11
053/72.45.88
FAX:
Expertenvergadering: 02/09/2014
Toestemming verspreiding rapport: Van Campenhout Christel – enquêtecoördinator op 24/09/2014.
Alle rapporten zijn tevens te raadplegen op onze website:
https://www.wiv-isp.be/QML/activities/external_quality/rapports/_nl/rapports_annee.htm
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
2/27
INHOUDSTAFEL
ENQUETES................................................................................................................................ 4
DEELNAME ............................................................................................................................... 5
RESULTATEN ........................................................................................................................... 6
A. 0psporen, titreren en identificeren van ANA. ................................................................. 6
I. Indirecte immunofluorescentie (IIF) op HEp-2(000) cellen .......................................................... 6
II. Opsporen van anti-dsDNA/nDNA antistoffen ............................................................................... 8
III. Opsporen van anti-ENA/ANA antistoffen ................................................................................... 10
BESPREKING VAN DE MONSTERS MET EEN HOOG AANTAL NIET AANVAARDE RESULTATEN
RESULTATEN .................................................................................................................................... 11
B. REUMASEROLOGIE ....................................................................................................... 14
I. Reumafactor (RF) ........................................................................................................................... 14
II. Anti cyclic citrullinated peptide (aCCP) ...................................................................................... 17
Nieuwe criteria voor de vroegtijdige diagnose van reumatoïde artritis (ACR/EULAR 2010) ..... 19
C. OPSPOREN EN IDENTIFICEREN VAN ANCA ................................................................ 20
I. MONSTERS ..................................................................................................................................... 20
II. AANGEWENDE TECHIEKEN ........................................................................................................ 20
1. Indirecte immunofluorescentie ..................................................................................................... 21
2. Identificatie van de ANCA’s .......................................................................................................... 21
ALGEMENE OPMERKING: ..................................................................................................... 22
INFORMATIE BETREFFENDE MEDISCHE HULPMIDDELEN VOOR IN VITRO DIAGNOSTIEK (IVD) 23
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
3/27
ENQUETES
JAAR
2009
EKE 1
EKE 2
EKE 3
ANA-aDNA-aENA
RF/aCCP
(dilutiereeks)
ANCA
1.
1.
2.
3.
4.
5.
SSA/SSB positief
ANA-aDNA-aENA
1. ANA Negatief
2010
AMA Positief
ASM Negatief
APC Negatief
ANA-aDNA-aENA
1. SSA positief
2011
Positief
Positief
Positief
Positief
Negatief
RF/aCCP
1. RF Negat./aCCP Negat.
2. RF (+/-) /aCCP Posit.
(ACR/EULAR 2010)
RF/aCCP
1. RF Negat./aCCP Negat.
2. RF (+/-) /aCCP Posit.
1. Positief (PR-3)
2. Negatief
ANA-aDNA-aENA
1. CENP-B positief
Aanbevelingen voor
ANA (EASI)
ANA-aDNA-aENA
1. ANA negatief
AMA negatief
ASM negatief
APC positief
Introductie codelijst
ANA patronen
ANA-aDNA-aENA
2012
2013
RF/aCCP
ANA-aDNA-aENA
SSA/SSB positief
1. RF/aCCP negatief
2. RF/aCCP positief
1. SSA positief
ANA-aDNA-aENA
ANA-aDNA-aENA
RF/aCCP
1.
1. ANA Negatief
1. SSA positief
AMA positief
ASM negatief
APC negatief
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
1. RF/aCCP negatief
2. RF/aCCP positief
(evaluatie toepassing
ACR/EULAR)
4/27
DEELNAME
De evolutie in de tijd van het aantal deelnemende laboratoria per parameter is
weergegeven in onderstaande grafiek.
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
5/27
RESULTATEN
A. 0psporen, titreren en identificeren van ANA.
ANA – anti DNA – anti ENA
I. Indirecte immunofluorescentie (IIF) op HEp-2(000) cellen
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de te verwachten resultaten en het
aantal aanvaardbare en niet aanvaardbare resultaten:
RESULTATEN LABO’S
EKE /
MONSTER
DIAGNOSE
N (aantal)
2009/1
S/9399
Sjögren
N=133
TE VERWACHTEN
PATROON
Kern:
Gespikkeld
Cytoplasma: Negatief
2010/1
SN/10258
Kern:
PBC (AMA)
N=130
Cytoplasma: Korrelig
2010/3
SN/6467
CREST
N=128
2011/1
SN/11071
Sjögren
Kern:
Negatief
Centromeer
TITER
Aanvaardb.
1/640
128/131
(1/80 - 1/5000)
Kern:
Gespikkeld
Cytoplasma: Negatief
3*/130
(*2 result. inver.)
*********
125/131
6*/131
(*1 bordeline)
< 1/80
109/121
12*/121
(* 2 borderline)
******
81/127
*22/127
*anti mitoch.
24/127
(geen patroon)
1/2560
121/126
5*/126
(*2 centrom. bij
Cytoplasma)
*********
122/126
4/126
1/1280
116/123
7/123
117/123
6/123
(1/160-1/20480)
Cytoplasma: Negatief
Onaanvaardb.
(1/80-1/10240)
*******
N=123
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
6/27
EKE /
MONSTER
DIAGNOSE
N (aantal)
2011/3
TE VERWACHTEN
PATROON
Kern:
Negatief
SN/11523
Cytoplasma: Negatief
Sjögren s.
N=119
Cytoplasma: Negatief
2012/3
SN/12057
Kern:
Gespikkeld
Gespikkeld
Nucleolair
Cytoplasma: Negatief
PBC (AMA)
Cytoplasma: Korrelig
SSA
********
Kern pos. & cyt neg.
16/120
Kern pos. & cyt pos.
36/120
114/119
4*/119
118/119
1/119
114/120
6/120
*********
120/120
******
********
98/121
22/121
115/121
6/121
112/121
9/121
118/120
2/120
119/120
1/120
118/120
3/120
1/1280
*******
1/320
(1/80-1/2560)
Kern:
N=120
*********
(1/80-1/5120)
2013/1
SN/12152
2013/2
SN/12039
Onaanvaardb.
Kern neg. & cyt pos.
21/120
(39%)
Kern:
N=121
Aanvaardb.
47/120
2012/1
SN/11641
System.
Sclerose
III
N=120
TITER
en
APC pos
N=122
RESULTATEN LABO’S
(Patroon)
Kern:
Negatief
Gespikkeld
Cytoplasma: Negatief
1/640
(1/80-1/2560)
1/1280
(1/80-1/5120)
1/160
(1/80-1/2560)
*********
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
7/27
II. Opsporen van anti-dsDNA/nDNA antistoffen
Onderstaande tabellen geven een overzicht van de bekomen resultaten per
monster en per pathologie en per techniek. Gezien de opgegeven pathologie bij
de monsters, werd voor geen enkel monster de aanwezigheid van antidsDNA/nDNA antistoffen verwacht.
S/9399
Crithidia l.
(IIF)
RIA
ELISA/EIA/FEIA
IMMUNODOT
POSITIEF
0
0
0
0
NEGATIEF
27
1
58
12
Crithidia l.
(IIF)
RIA
ELISA/EIA/FEIA
IMMUNODOT
POSITIEF
0
0
0
0
NEGATIEF
21
0
52
9
Crithidia l.
(IIF)
RIA
ELISA/EIA/FEIA
IMMUNODOT
POSITIEF
0
0
1
NEGATIEF
22
2
59
12
Crithidia l.
(IIF)
RIA
ELISA/EIA/FEIA
IMMUNODOT
POSITIEF
1
0
NEGATIEF
25
1
56
10
Crithidia l.
(IIF)
RIA
ELISA/EIA/FEIA
IMMUNODOT
POSITIEF
0
0
0
0
NEGATIEF
21
1
59
9
Sjögren S.
N=86/133
(98 resultaten >1techn./labo)
SN/10258
PBC (AMA)
N=74/130
(82 resultaten >1techn./labo)
SN/6467
CREST
N=83/128
(97 resultaten >1techn./labo)
SN/11071
Sjögren S.
N=91/126
(102 resultaten >1techn./labo)
SN/11523
APC
N=86/122
(90 resultaten >1techn./labo)
+/-: twijfelachtig
5+3(+/-)
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
1(+/-)
1(+/-)
8/27
SN/11641
Sjögren S.
N=83/119
Crithidia l.
(IIF)
RIA
ELISA/EIA/FEIA
IMMUNODOT
POSITIEF
1(+/-)
0
1(+/-)
1
NEGATIEF
19
2
52
4
Crithidia l.
(IIF)
RIA
ELISA/EIA/FEIA
IMMUNODOT
POSITIEF
0
0
NEGATIEF
24
1
55
10
Crithidia l.
(IIF)
RIA
ELISA/EIA/FEIA
IMMUNODOT
POSITIEF
0
0
0
0
NEGATIEF
19
1
47
8
Crithidia l.
(IIF)
RIA
ELISA/EIA/FEIA
IMMUNODOT
POSITIEF
0
0
0
0
NEGATIEF
21
2
55
15
(80 resultaten >1 techn./labo)
SN/12057
System. Sclerose III
N=84/120
(98 resultaten >1 techn./labo)
SN/12152
PBC (AMA)
N=68/121
(75 resultaten >1 techn./labo)
SN/12039
Anti SSA
N=67/120
(93 resultaten >1 techn./labo)
+/-: twijfelachtig
5+2(+/-)
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
1(+/-)
9/27
III. Opsporen van anti-ENA/ANA antistoffen
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verstuurde monsters, het aantal
laboratoria dat de aanwezigheid van anti-ENA/ANA antistoffen opspoorde
(screening en/of identificatie), de op te sporen anti-ENA/ANA antistoffen en het
aantal aanvaardbare en onaanvaardbare resultaten. Er worden door een aantal
laboratoria soms meerdere technieken gebruikt en resultaten gerapporteerd,
waardoor het aantal bekomen resultaten hoger kan liggen dan het aantal
deelnemende laboratoria.
Monster
Aantal
Labo’s
TE
VERWACHTEN
RESULTATEN
AANTAL
AANVAARDE
RESULTATEN
AANTAL
NIET AANVAARDE
RESULTATEN
Screen.
Identif.
Screen.
Identif.
Screen.
Identif.
1/54
0/124
S / 9399
122/133
Positief
Anti-SSA/SSB
53/54
124/124
SN/10258
101/130
Negatief
Negatief
31/52
54/89
SN/6467
119/128
Positief
Anti CENP-B
47/62
96/108
15*/62
12*/108
SN/11071
117/126
Positief
Anti-SSA/SSB
61/61
112°/112
0/61
1°/112
99/122
Negatief
Negatief
(12 Dot
Euroimm)
52/64
4/56
15/56 (+/-)
12/64
SN/11523
SN/11641
111/119
Positief
Anti-SSA/SSB
61/61
108/111
0/61
1/111
SN/12057
112/120
Positief
Anti-SSA
67/67
105/109
0/67
4/109
SN/12152
98/123
Negatief $
Negatief $
20/57
3 (+/-)
46/83$
34/57
37/83$
SN/12039
113/122
Positief
Anti-SSA
57/57
111/122
0/57
11/122
37/56
10/52
11/52 (+/-)
35/89
(Dot
Euroimm)
*: Gebruikte kit laat niet toe anti CENP-B antilichamen op te sporen, wat niet aanvaardbaar is.
°: aanwezigheid van AMA
$: aanwezigheid van anti CENP-A en AMA
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
10/27
BESPREKING VAN DE MONSTERS MET EEN HOOG AANTAL
NIET AANVAARDE RESULTATEN
Monster SN/10258
Het monster betrof een patiënt gekend met aanwezigheid van antimitochondriale antistoffen.
Voor dit monster werd gevraagd ANA op te sporen (deel I), alsook indien
relevant eventuele anti-weefsel antistoffen op te zoeken en te identificeren (deel
II).
ANA/ENA
33/89 laboratoria hebben FOUTIEF
gerapporteerd, 2/89 anti-RNP.
de
aanwezigheid
van
anti
Ro52
ANTI-WEEFSEL ANTISTOFFEN
Grafische voorstelling van de resultaten per weefsel en techniek
80
70
60
50
POS
40
NEG
NI
30
BORDER
TOTAL
20
10
0
AMIT
IIF
AMIT
EIA
ASMA ASMA
IIF
EIA
APCA
IIF
APCA
EIA
POS: positief resultaat - NEG: negatief resultaat - NI : resultaat niet interpreteerbaar
BORDER: borderline resultaat - TOTAL: totaal van laboratoria die de analyse heeft uitgevoerd.
AMIT: anti mitochondriale antistoffen – ASMA: anti gladde spier antistoffen – APCA: anti pariëtaal
cel antistoffen.
Monster SN/6467
Het betrof een monster afkomstig van een therapeutische plasmaferese bij een
patiënte met het CREST syndroom.
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
11/27
Het herkennen van een anti centromeer patroon m.b.v. indirecte
immunofluorescentie op HEp2(000) cellen is van cruciaal belang in het kader
van de diagnostiek naar auto-immune aandoeningen. Het is het enige
immunofluorescentiepatroon op HEp2(000) cellen waarop men zich met
voldoende zekerheid kan baseren om te besluiten dat anti centromeer
antistoffen aanwezig zijn.
Het toepassen van andere technieken (vb. EIA) ter bevestiging van het
immunofluorescentieprofiel kan een bijdrage leveren, doch de klinisch bioloog
dient op de hoogte te zijn van de aanwezige antigenen in zowel de ANA/ENA
identificatietesten als de screeningtesten. Uit de negatieve resultaten bekomen
voor zowel ANA/ENA screening als voor identificatie blijkt duidelijk dat een
groot deel van deze systemen de geschikte antigenen voor het aantonen
van deze anti centromeer antistoffen niet bevatten. Laboratoria die deze
testsystemen in gebruik hebben dienen zich er van te vergewissen dat het
aantonen van ANA m.b.v. indirecte immunofluorescentie de eerste keuze is.
43/44 laboratoria die in deze enquête een dergelijk combinatie van IIF en EIA
hebben toegepast, hebben alle correct de anti centromeer antistoffen
aangetoond m.b.v. indirecte immunofluorescentie op HEp2(000) cellen.
Slechts 1 laboratorium heeft de aanwezigheid van anti-centromeer antistoffen
met geen enkele techniek aangetoond.
Monster SN/11523
Het betrof een monster afkomstig van een patiënt gekend met aanwezigheid
van anti-pariëtaal cel antistoffen (APCA).
ANA/ENA
Wat betreft de anti ANA/ENA identificatie, betreft het hoofdzakelijk gebruikers
van de DOT techniek van Euroimmun, waarbij 50% van de deelnemers (12/24)
voornamelijk “positief” rapporteerden voor aanwezigheid van anti Ro52 en antiM2, wat niet werd verwacht.
Het wordt de gebruikers van deze reactieven aanbevolen de techniek opnieuw
te evalueren of de firma te contacteren.
Monster SN/12152
Het monster betrof een patiënt gekend met aanwezigheid van antimitochondriale antistoffen (AMA) en zwakke aanwezigheid van anti-CENP-A
antistoffen. Voor dit monster werd gevraagd ANA op te sporen (deel I), alsook
AMA , SMA en APCA op te sporen (deel II).
anti-mitochondriale antistoffen (AMA)
85 deelnemers hebben de aanwezigheid van AMA opgespoord; 78 m.b.v. IIF,
(waarvan 43 eveneens een dot/line of ELISA), en 7 enkel een dot/line of ELISA.
Allen bekwamen een positief resultaat.
anti-gladde spier antistoffen (SMA)
77 laboratoria hebben de aanwezigheid van anti-gladde spier antistoffen
opgespoord en bekwamen allen een negatief resultaat.
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
12/27
anti-pariëtaalcel antistoffen (APCA)
74 laboratoria hebben APCA opgespoord met IIF:
-57 rapporteerden het resultaat als negatief
-1 laboratorium bekwam een borderline resultaat
-10 laboratoria hebben geantwoord “resultaat niet interpreteerbaar gezien
interferentie van AMA”.
-6 laboratoria rapporteerden het resultaat als positief zonder bijkomend
commentaar.
de aanwezigheid van AMA dient steeds te worden vermeld, gezien deze
antistoffen interfereren bij de aflezing van de pariëtaal cellen!
Het juiste antwoord moest zijn: “resultaat niet interpreteerbaar –
interferentie door aanwezigheid van anti mitochondriale antistoffen
(AMA)”
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
13/27
B. REUMASEROLOGIE
Onderstaande grafiek toont de evolutie in de tijd van het aantal deelnemers (N),
het aantal methodes voor RF toegepast binnen 1 laboratorium en het aantal
laboratoria die RF en aCCP bepaalden over de periode 2009-2013.
I. Reumafactor (RF)
5 rondzendingen, 10 monsters (5 positief/5 negatief) werden geëvalueerd.
INTERPRETATIES voor RF:
Jaar
N
labs
Aantal
result.
RF1
U/mL (CV %)2
Interpretatie
Positief staal (%)
Interpretatie
Negatief staal (%)
N
2009
29 (18.1)
+
-
+/-
+
-
+/-
207
86.5
8.7
4.8
0
99
1
157
256
Dil. 1/2
157
256
18.5 (31.3) 205
51.0
38.0
11.0
Dil. 1/4
157
254
29.5
58.0
12.5
Dil. 1/8
157
253
Geen bereken.
t.g.v. >25%
gecens.waarden
6.4
77.4
16.2
2010
157
214
17 (9.6)
179
51
22
27
0.5
99
0.5
2011
151
191
19 (9.4)
169
61.8
24.1
14.1
0
99.5
0.5
2012
150
185
44 (15.7) 151
96.2
2.7
1.7
0
100
0
2013
146
174
300 (9.8)
98.8
1.2
0
0
97.7
2.3
Dil. 1/1
1
159
RF resultaten enkel voor rapporteringen in U/mL;
2
Globale CV(%)
In 2009 werden 107 resultaten bekomen m.b.v. een manuele methode (51.7%)
waarvan 49 gerapporteerd als titer en 58 in U/mL.
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
14/27
In 2013 werden nog maar 31 resultaten bekomen m.b.v. een manuele methode
(17,8%), waarvan 14 gerapporteerd als titer en 17 als U/mL.
Onderstaande grafieken tonen per firma de medianen, CV’s en aantal
resultaten voor 2009 en 2013 voor methodes met meer dan 5 resultaten.
RESULTS FOR RF 2009
80
70
60
50
40
30
20
10
0
Abbott Beckm Fujireb OCD
Quant an - RF io (J & J)
RF
Serodi RF
a RF
MED (U/mL) 36.6 24.7
32
25.2
CV (%)
N
13.2
17.1
74.1
5.9
8
20
29
12
Roche Roche Roche Sieme BioMé Fumou
Cobas Integra Tina ns N- rieux
ze
RFII
RF II Quant Latex WR kit PolyAr
RF II
RF
titre
29
29
22.1
25
32
1
5.1
2.6
20.3
24.3
16.7
24
40
16
15
8
RESULTS FOR RF - 2013
600
500
400
300
200
100
0
Abbott
Quant
RF
277
539
512
291
297.5
Roche
Tina
Quant
RF II
293.5
CV (%)
7
17.7
46.3
4
4.4
N
13
9
7
16
44
MED (U/mL)
Beckma Fujirebio OCD
n - RF
Serodia (J & J)
RF
RF
Roche
Cobas
RFII
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
Siemens Siemens
N-Latex Vista RF
RF
420
394
6.6
8.1
6.4
18
14
6
15/27
De CV’s worden uiteraard beïnvloed door de aanwezigheid van resultaten die
werden bekomen na omrekening van de uiteindelijke verdunning (titer) naar
U/mL m.b.v. een standaard.
Voor reagentia, die gebruik maken van seriële verdunningen (Fujirebio –
Serodia-RA, Elitech-Elitex, Siemens-Rapitex,…) wordt (zoals verwacht van een
semi-kwantitatieve techniek), in tegenstelling tot de geautomatiseerde
systemen, een zeer grote spreiding van de resultaten vastgesteld (zie
bovenstaande grafieken).
Methodes die gebruik maken van een standaard voor de omrekening van
titers naar U/mL zijn niet aanbevolen. De indruk wordt gewekt dat men
rapporteert op een continue schaal, met een aanvaardbare precisie en
dit is zeker niet het geval voor resultaten bekomen door omrekening van
titers naar U/mL. Bovendien wordt er in de nieuwe “RA classificatie
criteria” (cfr. p. 19) onderscheid gemaakt tussen zwak en sterk positieve
resultaten en is het dus aangewezen om de RF te kwantificeren met een
precieze methode, waarvan het aflezen van het resultaat niet beïnvloed
wordt door de uitvoerder (geen agglutinatietechniek).
Problemen bij de interpretaties – voornamelijk bij zwak positieve monsters –
zijn te wijten aan een grote spreiding van de cut-off waarden, zelfs binnen
eenzelfde methode, of monsterverwisseling bij de rapporteringen, of foutieve
ingave (vb duidelijk positief resultaat dat wordt gerapporteerd als negatief)
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
16/27
II. Anti cyclic citrullinated peptide (aCCP)
INTERPRETATIES voor aCCP:
Jaar
2009
aCCP
U/mL (CV %)1
Interpretatie
Positief staal (%)
Interpretatie
Negatief staal (%)
+
-
+/-
+
-
+/-
100
0
0
0
100
0
96
170 (42.8)
Dil. 1/2
96
87 (33.2)
88
1
0
Dil. 1/4
96
44 (37.1)
99
1
0
Dil. 1/8
96
24 (38.9)
86.4
1.1
12.5
2010
107
99
1
0
0
100
0
2011
110
98
0.9*
0.9
1*
99
0
2012
115
96.2
2.7°
1.1°
0
100
0
2013
120
98
2*
0
1.5*”
97.5
1’
Dil. 1/1
1
Aantal
Resultaten
Geen
berekeningen
t.g.v. >25%
gecensureerde
waarden
Globale CV - *: resultaat inversie - “: foute ingave - ‘: R=8; cut-off=10 ??
De interpretaties van de resultaten voor aCCP vertonen in het algemeen minder
problemen dan voor RF. De fouten zijn eerder te wijten aan resultaatinversies
of foutieve ingave (vb. duidelijk positief resultaat dat wordt gerapporteerd als
negatief).
De resultaten van 2013 werden niet opgenomen gezien het groot aantal gecensureerde
(>) waarden.
Een duidelijke toename in het aantal geautomatiseerde systemen voor de
bepaling van aCCP wordt vastgesteld.
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
17/27
Median and CV - 2012 (N>5)
200
150
100
50
0
MEDIAN (U/mL)
CV (%)
Ranges (U/mL):
Abbott
Architect
N=9
76.4
Abbott
Axsym
N=6
77.2
Inova
Quanta Lite
3 N=8
159
Phadia EliA
N=64
Roche Anti
CCP
N=9
152.5
172
6.2
20.9
44.7
14.6
2.8
70 - 82
53 - 84
113 - 332
93 – 205
162 - 179
We bemerken een belangrijke variatie tussen de resultaten bekomen voor de
verschillende methoden. Voor de manuele methoden en voor een deel van de
geautomatiseerde systemen is de spreiding nog steeds aanzienlijk.
Aangezien voor het merendeel van de manuele systemen de kitcontroles reeds
verdund zijn (klaar voor gebruik), wordt er op de monsterverdunning geen controle
uitgevoerd. Dit is een mogelijke oorzaak voor de grotere spreiding vastgesteld bij
de manuele of semi-manuele systemen t.o.v. de geautomatiseerde systemen.
Een regelmatige controle van pipetten, washers, diluters en optische
meetsystemen (ELISA readers) zal bijdragen tot een verbetering van de resultaten.
Bij gebrek aan een internationaal erkende standaard en omwille van het
gebruik van een verschillend conjugaat en/of substraat zijn, ondanks het
gebruik van eenzelfde antigeen in het merendeel van de aangewende kits, de
bekomen kwantitatieve resultaten onderling sterk verschillend.
Tijdens de EKE 2010/2, werd verwezen naar de nieuwe ACR/EULAR criteria
waarin de interpretatie van de resultaten voor RF en aCCP zijn opgenomen.
Tijdens de EKE 2011/2, werd verduidelijkt op welke wijze de interpretaties van
de resultaten voor RF en aCCP volgens de ACR/EULAR criteria dienen te
gebeuren:
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
18/27
Nieuwe criteria voor de vroegtijdige diagnose van
reumatoïde artritis (ACR/EULAR 2010)
GEWRICHTSAANTASTING
1 groot gewricht
2 - 10 grote gewrichten
1 - 3 kleine gewrichten
4 - 10 kleine gewrichten
Meer dan 10 gewrichten (minstens 1 klein gewricht)
DUUR VAN DE SYMPTOMEN
< 6 weken
≥ 6 weken
SEROLOGIE
Reumafactor en anti-CCP negatief
Reumafactor en/of anti-CCP zwak positief 1
Reumafactor en/of anti-CCP sterk positief 2
BIOLOGIE - INFLAMMATIE
CRP en sedimentatiesnelheid normaal
CRP of sedimentatiesnelheid verhoogd
1
SCORE
0 punten
1 punt
2 punten
3 punten
5 punten
0 punten
1 punt
0 punten
2 punten
3 punten
0 punten
1 punt
Zwak positief resultaat is een resultaat gelegen tussen de bovenste grens en 3x
de bovenste grens van de referentiewaarden
2
Sterk positief resultaat is een resultaat groter dan 3x de bovenste grens van de
referentiewaarden
Om bij een patiënt de diagnose van reumatoïde artritis te stellen, moet
de score ≥ 6 zijn
Tijdens EKE 2013/3, werd nagegaan of de laboratoria deze interpretaties
toepasten op de resultaten voor deze rondzending.
68/113 laboratoria die beide parameters RF en aCCP hebben bepaald, hebben
de resultaten correct als “sterk positief” geïnterpreteerd.
Het is belangrijk deze interpretaties uit te voeren zoals beschreven in
bovenstaande criteria opdat deze correct zouden kunnen worden toegepast
door de behandelende arts.
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
19/27
C. OPSPOREN EN IDENTIFICEREN VAN ANCA
I. MONSTERS
Tijdens de periode 2009 – 2013 werd slecht 1 rondzending voor het opsporen
en identificeren van ANCA georganiseerd (2009/3).
Het betrof een monster (S/9216) afkomstig van een gezond individu waarbij
geen ANCA aanwezig waren en een monster (S/9366) van een patiënt
gediagnosticeerd met “Granulomatosis met polyangiitis – GPA (Wegener’s)”
en met aanwezigheid van ANCA type c-ANCA/PR-3.
Voor het negatieve monster (S/9216) heeft geen enkel laboratorium een
positief resultaat bekomen, met uitzondering van 1 laboratorium waar het een
monsterverwisseling betrof en 1 laboratorium dat een +/- resultaat bekwam
(Euroline-Euroimmun).
Onderstaande gegevens hebben betrekking op het positieve monster (S/9366).
II. AANGEWENDE TECHIEKEN
Onderstaande tabel toont de verdeling van de technieken/combinaties voor het
aantonen en identificeren van ANCA, zoals aangewend door de laboratoria in
2009.
ANCA (S/9366)
EIA uitgevoerd
EIA niet uitgevoerd
TOTAAL
IIF uitgevoerd
IIF niet uitgevoerd
TOTAAL
59
9
68*
11
****
11
70
9
79
* 4 laboratoria die een IIF hebben uitgevoerd hebben enkel een patroons beschrijving
gerapporteerd.
Gezien het monster afkomstig is van een patiënte met de diagnose
“ziekte van Wegener” met aanwezigheid van anti-PR3 antistoffen, werd
een c-ANCA patroon verwacht.
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
20/27
1. Indirecte immunofluorescentie
Volgende tabel geeft de verdeling van de ANCA patronen weer bekomen door de
laboratoria m.b.v. indirecte immunofluorescentie:
cANCA
Positief
Negatief
Totaal
pANCA
Positief
Negatief
Borderline
1
63
0
64
Totaal
0
0
0
0
1
63
0
64
9/79 laboratoria hebben enkel indirecte immunofluorescentie uitgevoerd en
geen identificatie van de antistoffen ter bevestiging van het patroon.
De mediane titers bekomen voor de verschillende methodes vertonen geen grote
spreiding. Binnen de methode echter, is de titerspreiding te groot ( Mediaan
+/- 2 titers is aanvaardbaar).
2. Identificatie van de ANCA’s
Onderstaande tabel geeft de verdeling van de verschillende gebruikte EIA
technieken (ELISA/FEIA/DOT) in 2007 en 2009 en de bekomen resultaten voor
de EKE 2009/3.
Alle (N)
EKE
Aantal
2007
69 /
2009
70
ELISA
2007 2009
21 /
19
FEIA
2007
20
2009
/
28
D0T
PR3
2007 2009
28
/
23
MPO
NEG
2009/3
67
6
1
De anti-MPO antistoffen werden teruggevonden door 1 deelnemer die gebruik
maakte van een DOT techniek van Euroimmun (1/6) en bij 1 deelnemer die
gebruikt maakte van een ELISA techniek van Inova (1/10).
4/6 deelnemers die gebruik maakten van een DOT techniek van Alphadia,
hebben positiviteit bekomen voor de aanwezigheid van zowel anti-PR3 als antiMPO antistoffen.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de bevindingen voor de anti-MPO
positieve resultaten zoals deze door de 6 laboratoria werden gerapporteerd,
alsook het resultaat van 1 laboratorium dat een p-ANCA patroon rapporteerde
met een hoge titer (1/640) en met positiviteit voor anti-PR3.
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
21/27
MPO
DOT/
ELISA
FIRMA
+
+
+
Dot
Dot
Dot
Alphadia
Alphadia
Alphadia
+
Dot
+
+++
IIF
FIRMA IIF
TITER
CUT-off
c-ANCA
c-ANCA
c-ANCA
Menarini
Alphadia
Euroimmun
****
1/80
****
****
1/160
****
Alphadia
c-ANCA
Menarini
1/640
1/40
ELISA
Inova
c-ANCA
****
****
ELISA
Euroimmun
c-ANCA
Inova
The Binding
Site
The Binding
Site
1/640
1/40
1/160
1/20
PATROON
Dot
Euroimmun
p-ANCA
PR3 pos
**** : niet vermeld of niet uitgevoerd
-
Volgens de gepubliceerde richtlijnen (Ann Rheum Dis 2009;68:310-317), wordt
een optimale diagnostische specificiteit bekomen door het uitvoeren van zowel
een indirecte immunofluorescentietechniek (C-ANCA/P-ANCA) als van de
bepaling van de antigenspecificiteit (PR3/MPO) van de mogelijke aanwezige
antistoffen.
Alhoewel antigenspecificiteit niet altijd een differentiatie toelaat tussen de
verschillende ANCA-geassocieerde vasculitiden, kan men toch stellen dat de
aanwezigheid van C-ANCA/PR3-ANCA antistoffen voornamelijk geassocieerd is
met GPA, en P-ANCA/MPO-ANCA antistoffen voornamelijk voorkomen bij MPA
en CCS.
Bovenvermelde combinaties zijn echter niet strikt, zo kan vb. bij ChurgStrauss, een C-ANCA patroon worden waargenomen met aanwezigheid van
anti-MPO antistoffen. (LR Humbel. ANCA et maladie de Churg et Strauss. GEAI
l’info 2011;10: 35-36.)
Aan de laboratoria wordt alsnog aanbevolen om in geval van C-ANCA/MPO
positiviteit of een P-ANCA/PR3 positiviteit de identificatie van de ANCA’s te
confirmeren met een 2de techniek.
In geval van dubbele positiviteit voor MPO en PR3, wordt aanbevolen de
uitvoering van de techniek te controleren of te reëvalueren en desgevallend de
firma hierover te contacteren.
ALGEMENE OPMERKING:
In geval van problemen met een bepaald product of reactief, wordt
gevraagd om zowel de firma als de EKE-coördinator hierover te
contacteren.
Christel Van Campenhout
[email protected]
tel: 02 642 5395
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
22/27
Informatie betreffende medische hulpmiddelen voor in vitro diagnostiek
(IVD)
Sinds 2001 is de Dienst Klinische Biologie van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid
aangesteld als Belgische Bevoegde Overheid voor in vitro diagnostische medische
hulpmiddelen.
Een van de doelstellingen van de cel IVD is duidelijke informatie verstrekken aan de gebruikers
en producenten van IVD’s. In de realisatie hiervan werd in mei 2006 een informatiesessie ‘in
vitro diagnostische medische hulpmiddelen’ gehouden voor de kwaliteitscoördinatoren van
klinische laboratoria.
In navolging van dit initiatief wenst de cel IVD via deze bijlage nader in te gaan op de
wisselwerking die noodzakelijk is ingeval van incidenten met in vitro diagnostica tussen u als
gebruiker, de cel IVD als Bevoegde Overheden in België en diens collega’s Bevoegde
Overheden in de EEU.
Medisch hulpmiddel voor in vitro diagnostiek
Op Europees niveau worden medische hulpmiddelen voor in vitro diagnostiek, ook wel in vitro
diagnostica, of IVD genaamd, gereguleerd door middel van Richtlijn 98/79/EG (1).
Deze Richtlijn werd omgezet in Nationale wetgeving d.m.v. het Koninklijk Besluit (KB) van 14
november 2001 (2); dit KB vormt bijgevolg het wettelijk kader op Belgisch niveau.
Een “Medisch hulpmiddel voor in vitro diagnostiek” wordt gedefinieerd als een medisch
hulpmiddel dat een reagens, een reactief product, een kalibratiemateriaal, een
controlemateriaal, een kit, een instrument, een apparaat, een toestel of een systeem is dat
afzonderlijk of in combinatie wordt gebruikt en door de fabrikant is bestemd om te worden
gebruikt voor het in vitro onderzoek van specimens die afkomstig zijn van het menselijk
lichaam, met inbegrip van donorbloed en -weefsel, uitsluitend of hoofdzakelijk met het doel om
informatie te verschaffen:
- over een fysiologische of pathologische toestand, of
- over een aangeboren afwijking, of
- om de veiligheid en de mate van verenigbaarheid met potentiële ontvangers te bepalen, of
- om de uitwerking van therapeutische maatregelen te toetsen;
Recipiënten voor specimens, zoals urinepotjes of bloedbuizen, worden eveneens als IVD
beschouwd.
Producten voor algemeen laboratoriumgebruik vallen niet onder de IVD wetgeving.
Vereisten waaraan IVD dienen te voldoen
In vitro diagnostica dienen te voldoen aan de essentiële vereisten vermeld in bijlage I van de
Richtlijn 98/79/EG en het betreffende KB. Deze essentiële vereisten beogen de veiligheid van
IVD producten, voor zowel de klinische toestand van de patiënten alsook de veiligheid van
patiënten, gebruikers of derden. Zij beogen tevens kwaliteitsvolle producten en eisen dat de
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
23/27
door de fabrikant gespecificeerde analytische en diagnostische prestaties aangetoond worden,
zoals sensitiviteit, specificiteit, nauwkeurigheid, herhaalbaarheid, reproduceerbaarheid,
interferenties en detectiedrempels. Voor elke IVD dient de fabrikant aan de hand van de
technische documentatie aan te tonen dat aan al de (essentiële) vereisten werd voldaan.
De essentiële vereisten zijn niet voldoende gedetailleerd om technische bepalingen op te
leggen aan de fabrikant. Geharmoniseerde (EN) standaarden vertalen de essentiële vereisten
in technische specificaties. IVD die volgens de geldende geharmoniseerde standaarden zijn
vervaardigd, worden verondersteld te voldoen aan de overeenkomstige essentiële eisen. De
fabrikant is evenwel vrij om de geharmoniseerde standaarden te hanteren, of om op een
andere manier aan de essentiële eisen te voldoen.
Marktcontrole: productopvolging, incidenten en correctieve acties
De fabrikant dient een systematische procedure op te zetten om producten die reeds op de
markt werden gebracht op te volgen, klachten en meldingen van incidenten van gebruikers te
evalueren en te onderzoeken en zo nodig maatregelen te treffen om de nodige verbeteringen
aan te brengen.
Onder ‘incident’ wordt verstaan (KB van 14/11/2001):
a) elke slechte werking, storing of achteruitgang van de kenmerken en/of prestaties van een
medisch hulpmiddel voor in vitro diagnostiek, alsmede elke onvolkomenheid in de etikettering of
in de gebruiksaanwijzing die direct of indirect de dood of een ernstige achteruitgang van de
gezondheidstoestand van een patiënt of van een gebruiker of van andere personen kan of
heeft kunnen veroorzaken,
of
b) elke technische of medische reden in verband met de kenmerken of prestaties van een
medisch hulpmiddel voor in vitro diagnostiek die als gevolg van de in het eerste gedeelte
genoemde omstandigheden ertoe heeft geleid dat de fabrikant medische hulpmiddelen voor in
vitro diagnostiek van hetzelfde type systematisch heeft hersteld of teruggenomen;
Vaak zal een IVD geen directe schade toebrengen aan de patiënt, gebruiker of derde, zoals
infecties, brand- of snijwonden. Incidenten met IVD worden meestal gekenmerkt door
onrechtstreekse of indirecte schade aan de patiënt, te wijten aan foute informatie door een
deficiënt IVD.
Ter ondersteuning van de wettelijke bepalingen betreffende incidenten, de verplichtingen van
de fabrikant en van de Bevoegde Overheden, de informatie-uitwisseling tussen de betrokken
partijen en de uitvoering van correctieve acties, werd op Europees niveau een praktische gids
(MEDDEV) ontwikkeld (3).
Belangrijk is dat deze MEDDEV erop wijst dat onder ‘ernstige achteruitgang van de
gezondheidstoestand van een patiënt’ ook indirecte schade beschouwd wordt, die te wijten is
aan een medische beslissing die werd genomen, of actie die werd ondernomen op basis van
informatie bekomen met een deficiënt IVD en leidend tot:
- foutieve diagnose
- uitgestelde diagnose
- ongeschikte of uitgestelde behandeling
- extra belasting/analyses voor de patiënt
- transfusie/transplantatie van ongeschikt materiaal
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
24/27
Er dient ook opgemerkt te worden dat een incident niet altijd effectief hoeft te leiden tot de dood
of een ernstige achteruitgang van de gezondheidstoestand van een patiënt, gebruiker of derde.
Indien door een gelukkig toeval de laborant of clinicus heeft kunnen voorkomen dat dergelijke
schade plaatsvond, ook dan betreft het een incident. Inderdaad, in een ander laboratorium, of
onder andere omstandigheden, zou dezelfde slechte werking, storing of achteruitgang van de
kenmerken en/of prestaties van een IVD wél hebben kunnen leiden tot de dood of een ernstige
achteruitgang van de gezondheidstoestand van een patiënt, gebruiker of derde.
In geval van incidenten met een IVD, is het de verantwoordelijkheid van de fabrikant om de
nodige oorzaaks- en risicoanalyse uit te voeren, en de nodige correctieve acties te
ondernemen.
Melden van incidenten
De fabrikant van in vitro diagnostica is verplicht om de cel IVD onmiddellijk te verwittigen van
elk incident waarbij zijn IVD betrokken is.
Fabrikanten gebruiken hiervoor het formulier dat op Europees niveau werd uitgewerkt. Dit
formulier is ondersteund door XML en kan bijgevolg ingebouwd worden in het softwarenetwerk
van de fabrikant.
Deze informatie vindt u onder de rubriek 2.12 Market surveillance van volgende webpagina:
http://ec.europa.eu/health/medical-devices/documents/guidelines/index_en.htm
De laboratoria voor klinische biologie, de transfusiecentra en de personen verantwoordelijk voor
de in ontvangstneming en/of de aflevering van in vitro diagnostica zijn verplicht incidenten te
melden aan de Belgische Bevoegde Overheid voor IVD (KB 14/11/2001; Hfdst V; Art 7; §3).
De cel IVD heeft voor meldingen door de gebruikers een specifiek formulier uitgewerkt, in
Word.
https://www.wiv-isp.be/ClinBiol/bckb33/activities/competent_authority/_down/Formulier-meldenincident-gebruikers.doc
Wij vragen de laboratoria voor klinische biologie en de bovenvermelde personen om dit
formulier op te nemen in hun kwaliteitssysteem.
Dit formulier omvat een aantal in te vullen velden, betreffende informatie die noodzakelijk is om
het probleem te kunnen inschatten. Het is cruciaal dat alle relevante informatie, zoals de
identificatie van de betrokken IVD, de betrokken lot/serienummers, de omstandigheden van het
incident, de eventueel reeds ondernomen correcties door de gebruiker ed. op een duidelijke
manier wordt gecommuniceerd aan de cel IVD. Hoe vollediger de informatie, hoe efficiënter
het verdere verloop van het proces, zoals verder zal blijken. Zelfs indien de gebruiker reeds
contact heeft gehad met de fabrikant en indien de fabrikant reeds maatregelen heeft
voorgesteld, is deze melding nodig. Bovendien is de bijkomende informatie die hierbij
aangebracht wordt nuttig. De medewerkers van de cel IVD kunnen dan immers gericht contact
opnemen met de fabrikant teneinde een correcte opvolging van diens onderzoek te bekomen.
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
25/27
De rol van de Bevoegde Overheid voor IVD bij incidenten
Bij incidenten gemeld door de fabrikant, analyseert de cel IVD de risicoanalyse uitgevoerd door
de fabrikant en verifieert zij de correctieve maatregelen voorgesteld door de fabrikant. Indien
nodig kan de cel IVD beroep doen op het advies van een evaluatiecommissie.
Na incidentmeldingen door een gebruiker (laboratoria voor klinische biologie, transfusiecentra,
leken), door personen verantwoordelijk voor de in ontvangstneming van IVD, door de
distributeur of importeur, informeert de cel IVD hiervan de fabrikant, waarna dezelfde procedure
wordt gevolgd.
Ingeval correctieve acties dienen plaats te vinden, is het belangrijk dat alle gebruikers van de
betrokken in vitro diagnostica hiervan op de hoogte worden gesteld.
Voor correctieve acties die plaatsvinden op Belgisch niveau vraagt de cel IVD daarom ook
steeds een kopie van de uiteindelijke Field Safety Notice die aan de betrokken gebruikers wordt
verstuurd. Tevens vragen wij een lijst van getroffen Belgische gebruikers. Dit gebeurt dus
zowel voor fabrikanten van IVD die in België zijn gevestigd als voor buitenlandse fabrikanten.
Dit duidt op het belang van een goedwerkende communicatie op niveau van de gehele EEG:
een internationale uitwisseling van informatie m.b.t. correctieve maatregelen is van primordiaal
belang.
Verschillende internationale samenwerkingsprocedures tussen de Bevoegde
Overheden worden hiertoe gebruikt. De cel IVD informeert haar collega’s in de EEU van
incidenten en/of correctieve acties die genomen worden tengevolge incidenten in België en/of
door Belgische fabrikanten en wordt op haar beurt op de hoogte gesteld van correctieve acties,
uitgevoerd ten gevolge incident elders in de EEU of zelfs over de hele wereld indien deze
betrekking hebben op in vitro diagnostica die in de EEU in de handel zijn.
Ter besluit
De IVD Richtlijn beoogt de veiligheid van IVD producten en tevens kwaliteitsvolle producten met
hoogstaande analytische en diagnostische prestaties.
De fabrikant wordt gevraagd nieuwe ontwikkelingen, nieuwe (wetenschappelijke) kennis,
veranderingen in de state-of-the-art en -niet in het minst- incidenten actief te evalueren en dit te
vertalen in eventuele productverbeteringen, preventieve en/of correctieve acties.
Het
riskmanagement, het afwegen van eventuele risico’s verbonden aan het gebruik van de IVD
ten opzichte van het profijt voor de patiënt, zijn cruciaal.
Het is daarom van primordiaal belang dat incidenten gemeld, geanalyseerd en door
doeltreffende correctieve acties voorkomen kunnen worden.
De Belgische laboratoria voor klinische biologie vormen een belangrijke schakel in dit proces.
De cel IVD vraagt u daarom om het formulier voor meldingen door de gebruikers op te nemen
in het kwaliteitssysteem van uw laboratorium.
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
26/27
De cel IVD rekent op uw medewerking. Alvast dank.
Voor contact of verdere informatie:
http://www.wivisp.be/ClinBiol/bckb33/activities/competent_authority/_nl/competent_authority.htm
GEBRUIKTE AFKORTINGEN
EG/EU
EEU
IVD
KB
Europese Gemeenschap
Europese economische Gemeenschap
medische hulpmiddelen voor in- vitro diagnostiek
Koninklijk Besluit
1
Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998
betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek.
De geconsolideerde tekst, die de aanpassingen opneemt werd gepubliceerd onder:
eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CONSLEG:1998L0079:20090807:en:PDF
2
Koninklijk Besluit betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitro diagnostiek van
14/11/2001, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 12/12/2001
3
MEDDEV 2.12/1 rev.6 Medical devices vigilance system
http://ec.europa.eu/consumers/sectors/medical-devices/files/meddev/2_12_1-rev_6-122009_en.pdf
Van Nerom Anne, DVM, PhD
Coordinator
Bevoegde Overheid medische hulpmiddelen voor in vitro diagnostiek
Dienst Kwaliteit van medische laboratoria
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid
Juliette Wytsmanstraat 14 - 1050 Brussel – België
T +32 (0) 2 642 50 40 - F +32 (0) 2 642 56 45
www.wiv-isp.be
EINDE
© Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Brussel 2014.
Dit rapport mag niet gereproduceerd, gepubliceerd of verdeeld worden zonder akkoord van het WIV.
Niet-infectieuze serologie, jaarrapport 2009-2013. Publicatiedatum: 24/09/2014.
FORM 43/125/N v4
27/27