informatiebrief september t/m november groep 4 rekenen: taal: Thema 1: waar woon jij? - benoemen van ruimtes in huis (de berging) woorden rond meubels in huis (de voorraadkast) naamwoorden, lidwoorden en dubbelwoorden beschrijven van kenmerken van voorwerpen Thema 2: wat eten we vandaag? - vragen beantwoorden in volledige zinnen woorden rond ontbijt en broodbeleg (jam, kaas, vlokken) doewoorden ontdekken in naamwoorden ordening en functies van onthoudlijstjes Thema 3: hoe heet jij - benoemen van persoonsgegevens woorden rond persoonsgegevens (adres, woonplaats) de herkomst onderzoeken van samengestelde delen van straatnamen eenvoudig formulier invullen Thema 4: horen, zien en schrijven - oefenen in verbale en non-verbale communicatie woorden rond zintuigen (ruiken, proeven) en uitdrukking (je oren spitsen) functie van tekens op gebouwen en om ons heen (pictogrammen) materiaal verzamelen via het stellen van vragen, kernwoorden benoemen, vervolgens een verhaal schrijven Thema 5: op school - vraagwoorden formuleren en beantwoorden woorden rond gebouwen (kerk, ziekenhuis) kennismaken van het begrip zin uitbreiden van zinnen met vraagwoorden (wie? wat? Etc..) chronologisch beschrijven van een schooldag Tellen en getalbegrip: Getallenlijn t/m 100 en buurgetallen Opbouw tientallen en eenheden en schrijfwijze Sprongen van 10 Bewerkingen: Optellen en aftrekken tussen tientallen 30 + 20 = Optellen en aftrekken over het eerste tiental 8 + 5 = Optellen en aftrekken tot 20 Optellen en aftrekken tot 100Toepassingen/context Vermenigvuldigen: Introductie vermenigvuldigen, keerteken Introductie tafel van 2 en 10 Geld: Rekenen met munten van 1, 2, 5, 10, 20 en 50 cent Tijd: Klokkijken: hele uren (analoog en digitaal), halve uren (analoog) Meten: Lengte: meter, centimeter en liniaal Gewicht: wegen met standaardmaat kilogram Oppervlakte: vergelijken spelling: - korte klank – lange klank (woorden als kat en haas) klank met verschillende letters (woorden als poes) woorden op –eur –oor –eer (woorden als keur, boor, beer) woorden met twee medelinks vooraan (woorden als slak) woorden met twee medeklinkers achteraan (woorden als wesp) twee medeklinkers vooraan en achteraan (woorden als staart) drie medeklinkers achteraan (woorden als worst) drie medeklinkers vooraan (woorden als struik) woorden met sch en schr (woorden als schaap, schrijf) Toetsen Rekenen: Na 4 of 5 weken oefenen met rekenen maken de kinderen een toets. Taal: Om de twee thema’s volgt er een toets. Spelling: Er zijn drie woorddictees in elk blok. Na elk blok is er een toets. Technisch lezen: - eenlettergrepige woorden met th- en wrtweelettergrepige woorden met -aai, -ooi en -oei tweelettergrepige woorden eindigend op -end tweelettergrepige woorden eindigend op -ig, -lijk en -ing - tweelettergrepige woorden met stomme -e- in eerste lettergreep, maar niet met be-, ge- en -ver tweelettergrepige woorden met -i- (uitspraak ie) drielettergrepige woorden zonder leesmoeilijkheden drielettergrepige woorden eindigend op -eren, -elen of enen. Drielettergrepige woorden eindigend op -ig, -lijk, -ing Woorden eindigend op -etje - Wist u dat… We de eerste weken vooral druk zijn met groepsvorming. De kinderen zelf afspraken hebben bedacht voor het komend jaar? Het bewezen is dat leesplezier het belangrijkste binnen het leren lezen is? U dus vooral moet kijken naar wat het kind leuk vindt en niet naar het niveau van het boek. De deur altijd open staat voor vragen of opmerkingen. Keersommen de hele dag te vinden zijn, denk bijvoorbeeld aan een pak gevulde koeken. Er een complimentenboom groeit op de deur van de klas.
© Copyright 2024 ExpyDoc