Voordt, D.J.M. van der (1994), ADA en de lange weg naar toegankelijkheid. Toegang Vrij (5) no. 1, 16-17. ADA EN DE LANGE WEG NAAR INTEGRALE TOEGANKELIJKHEID Americans with Disabilities Act een forse stap voorwaarts Theo van der Voordt Het is 26 juli 1990, even voor half elf in de ochtend. Op het terras van het Witte Huis zet president Bush zijn handtekening onder de Americans with Disabilities Act (ADA). Een historisch moment! Naast een verbod op discriminatie op grond van geloof, ras of sexe is nu ook het verbod op discriminatie vanwege een geestelijke of lichamelijke handicap in de Amerikaanse wet vastgelegd. Dit betekent dat niemand op grond van een handicap uitgesloten mag worden van werk of het gebruik van publieke voorzieningen. Een werkgever mag een sollicitant bij gebleken geschiktheid niet afwijzen omdat hij of zij gehandicapt is. Alle voor het publiek bestemde gebouwen en transportvoorzieningen moeten voortaan toegankelijk zijn voor iedereen. Uitwerking in richtlijnen voor de bouw De wet zelf is vrij kort. Om ervoor te zorgen dat de samenleving daadwerkelijk toegankelijker wordt voor mensen met een handicap, is uiteraard méér nodig dan het bij wet verbieden van discriminatie op grond van een handicap. Vandaar dat op allerlei terreinen nadere regelgeving ontwikkeld is. In deze bijdrage beperken we ons tot de toegankelijkheid van publieke gebouwen. De toegankelijkheid van woningen valt niet onder ADA. Deze is apart geregeld in de Fair Housing Amendments Act. Publieke accommodaties worden in ADA gedefinieerd als voorzieningen voor handel, verkeer en communicatie. Hieronder vallen bijvoorbeeld hotels, theaters, winkels, culturele voorzieningen, educatieve voorzieningen en sociale voorzieningen. Het begrip toegankelijkheid is uitgewerkt in de ADA Accessibility Guidelines (ADAAG). Deze richtlijnen zijn gebaseerd op empirisch onderzoek, ervaringscijfers en commentaren van deskundigen en belangenorganisaties op een conceptversie. Er wordt zowel aandacht besteed aan de ruimtelijke wensen en eisen van motorisch gehandicapten, waaronder rolstoelgebruikers, als aan de benodigde voorzieningen voor visueel en auditief gehandicapten. De maatvoering is afgestemd op volwassenen. Toepassingsgebied ('scoping') In de ADA-richtlijnen wordt onderscheid gemaakt in nieuwbouw, verbouw en historische gebouwen. Nieuwbouw en verbouw moeten aan alle richtlijnen voldoen, of het nu gaat om permanente of tijdelijke bouw. Werkplekken moeten eveneens voor iedereen toegankelijk en uitgankelijk zijn, maar hoeven niet voor iedereen volledig bruikbaar te zijn. Observatieruimten voor veiligheidsdiensten, werkruimtes voor onderhoudspersoneel, goederenliften e.d. vallen buiten de richtlijnen. Voor historische gebouwen is het mogelijk op onderdelen ontheffing te krijgen. Ontheffing is ook mogelijk als volledige toegankelijkheid tot onpraktische of te dure oplossingen leidt, waarbij 'te duur' mede afhankelijk wordt gesteld van de financiële draagkracht van de eigenaar van het gebouw. Uitgangspunt is, dat de toegankelijkheid "readily achievable" moet zijn. Naast deze globale beschrijving van het toepassingsgebied wordt in de richtlijnen ingegaan op de vraag, waar en hoeveel voorzieningen aan de toegankelijkheidseisen moeten voldoen. In nieuwe gebouwen dient bijvoorbeeld vanuit de omgeving i.c. de straat en halten van het openbaar vervoer tot aan een toegankelijke entree tenminste één toegankelijke route aanwezig te zijn, die aan alle eisen voldoet. Technische eisen De technische eisen starten met maatgegevens over de plaatsingsruimte van een gebruiker in een rolstoel (760 x 1220 mm) en diens reikwijdte. Vervolgens worden toegankelijkheidseisen beschreven voor ruim 30 bouwkundige elementen, waaronder deuren, trappen, hellingbanen, sanitaire ruimten en bewegwijzering. Zowel qua benadering als maatvoering vertonen de technische eisen veel verwantschap met de Nederlandse norm NEN 1814. 1 Voordt, D.J.M. van der (1994), ADA en de lange weg naar toegankelijkheid. Toegang Vrij (5) no. 1, 16-17. De eisen zijn vrijwel geheel overgenomen uit ANSI A117.1-1980, de 'Specifications for making buildings and facilities accessible to and usable by physically handicapped people' van het American National Standards Institute. Afwijken van de richtlijnen mag, mits minimaal eenzelfde niveau van toegankelijkheid en bruikbaarheid wordt bereikt ('equivalent facilitation'). Deze regel is vergelijkbaar met de gelijkwaardigheidsclausule uit het Bouwbesluit. Met de ADA en de hieraan gekoppelde richtlijnen wordt voortgebouwd op bestaande wet- en regelgeving. Eerdere mijlpalen in de geschiedenis van de Amerikaanse toegankelijkheidswetgeving zijn de Architectural Barriers Act uit 1968 en de Rehabilitation Act uit 1973. Beide wetten zijn er op gericht dat met overheidsgeld tot stand gekomen gebouwen toegankelijk zijn voor iedereen, inclusief mensen met een handicap. Door de komst van ADA geldt deze eis nu ook voor openbare gebouwen in privé eigendom. Als uitvloeisel van de Rehabilitation Act zijn in 1984 federale richtlijnen ontwikkeld, de Uniform Federal Accessibility Standards (UFAS). De UFAS zijn eveneens grotendeels gebaseerd op ANSI A117.1-1980. VS beter dan Nederland? Het is duidelijk dat ADA een krachtig wapen is in de strijd vor een toegankelijker gebouwde omgeving. Door de verregaande gedetailleerdheid van de toegankelijkheidseisen als onderdeel van een antidiscriminatiewet is het echter denkbaar, dat toegankelijkheid als een bijzonder extra voor de categorie gehandicapten wordt ervaren. Bovendien is de Amerikaanse bouwregelgeving op het gebied van toegankelijkheid complex en verwarrend. De situatie is vergelijkbaar met Nederland vóór de invoering van het Bouwbesluit. Er is geen nationale (federale) bouwverordening. Alleen de UFAS-richtlijnen gelden voor alle staten. Deze richtlijnen gelden echter alleen voor met overheidsgeld gefinancierde gebouwen. De Verenigde Staten zijn verdeeld in drie regio's, met verschillende modelverordeningen. Op basis hiervan kan een lokale overheid een eigen bouwverordening opstellen. Hoewel alle verordeningen voor een belangrijk deel gebaseerd zijn op ANSI.117 en UFAS, zijn er ook verschillen. Dit geldt vooral voor het toepassingsgebied. Elke gemeente kent daardoor zijn eigen toegankelijkheidseisen. Een gemeente mag een bouwplan alléén op de bouwverordening toetsen. Omdat ADA civil rights wetgeving is, is het aan de burgers om een gereed gekomen gebouw te beoordelen op toegankelijkheid in de zin der wet i.c. ADA. Deze eisen zijn voor alle staten in de VS gelijk maar wijken vaak af van de eisen in de lokale bouwverordeningen. Wanneer een (gehandicapte) burger meent dat een gebouw afwijkt van de ADA, kan hij of zij een gerechtelijke procedure aanspannen tegen de eigenaar. Wordt men in het gelijk gesteld, dan wordt de eigenaar veroordeeld tot het aanpassen van het gebouw en de daaraan verbonden kosten. De eigenaar zal die kosten vervolgens proberen te verhalen op de architect. Een dergelijke schadeclaim kan een architect zich niet veroorloven en hij zal dus én de lokale bouwverordeningen én de ADA-eisen moeten kennen én iets met de mogelijke verschillen moeten doen. Vandaar dat de verantwoordelijke instanties druk bezig zijn om meer eenheid in de toegankelijkheidseisen te bewerkstelligen en proberen de ADA-richtlijnen integraal in de lokale bouwverordeningen op te nemen. Er is nog een ander punt dat opvalt in de Amerikaanse toegankelijkheidseisen. De technische eisen zijn in de VS veelal in oplossingen beschreven, omdat een ontwerper op die manier 100% zeker is dat hij aan de eisen voldoet en niet vatbaar is voor een aanklacht. De aan vrijwel alle regelgeving ten grondslag liggende ANSI.117 is in feite te vergelijken met een combinatie van NEN 1814 en de daarop gebaseerde praktijkrichtlijn NPR 1815. Met prestatie-eisen - waar Nederland en Europa in haar normering naar streeft - kan een Amerikaan niet uit de voeten, omdat dan meerdere oplossingen mogelijk zijn. Wanneer een verkeerde oplossing wordt gekozen, volgt onherroepelijk een schadeclaim. Dit betekent dat innovatieve oplossingen voor een meer integrale toegankelijkheid ('universal design') in de VS waarschijnlijk moeilijk van de grond zullen komen. 2 Voordt, D.J.M. van der (1994), ADA en de lange weg naar toegankelijkheid. Toegang Vrij (5) no. 1, 16-17. Conclusies Kort samengevat kunnen we concluderen, dat ADA een fundamentele erkenning is van de gelijkwaardigheid van gehandicapten en het integrale gebruik van de gebouwde omgeving door gehandicapten wettelijk vastlegt. Het opnemen van een dergelijk gelijkwaardigheidsbeginsel in de grondwet verdient navolging in Nederland. De uitwerking hiervan in toegankelijkheidseisen als onderdeel van het burgerrecht valt echter af te raden. De grondwet kan zich beter beperken tot het noemen van de aspecten op grond waarvan niet mag worden gediscrimineerd: sekse, ras, levensbeschouwing, handicap... De consequenties van die grondwet dienen vervolgens in de verschillende beleidsgebieden en daaraan gerelateerde wet- en regelgeving tot uitdrukking te worden gebracht. Dit artikel is een bewerking van hoofdstuk 5 uit het rapport 'Amerika op weg naar een toegankelijke samenleving'. Hierin zijn de bevindingen samengevat van een studiereis naar de opzet en implementatie van de Americans with Disabilities Act, gemaakt in gezelschap van vertegenwoordigers van verschillende ministeries, particuliere organisaties, technische universiteiten en een architectenburau. Naast de opzet van de wet wordt beschreven wat de wet betekent voor de gebieden werkgelegenheid, vervoer, openbare gebouwen, woningbouw en telecommunicatie. Het rapport is op te vragen bij de Centrale Directie Voorlichting, Documentatie en Bibliotheek van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, of bij het CCPT, Centraal Coördinatiepunt ter bevordering van Toegankelijkheid van ditzelfde Ministerie. 3
© Copyright 2024 ExpyDoc