Download hier dit artikel in PDF

1
Een zuil van zelfbediening: de bode en de boodschapper
Bij de boekpresentatie op 31 maart 2014 van Peter Dedecker, Een zuil van zelfbediening. ACW, Arco
en Dexia (Pelckmans, 2014)
(Jean-Pierre Rondas)
In een interview in De Standaard van 15 mei 2012 formuleerde de voorzitter van het ACW,
Patrick Develtere, het zo:
“Die winstbewijzen maken deel uit van een aanbrengsysteem dat al vijftig jaar bestaat.
Aanvankelijk waren het de ACW-bodes, CM-bodes of KWB-wijkmeesters die bij de mensen
rondgingen.”
Het was de eerste en bij mijn weten ook de laatste keer dat Develtere de bode ter sprake heeft
gebracht als justificatie van het neoliberale, spitstechnologische systeem dat het ACW en zijn
bankiers hadden opgezet. Het was dus de bode geweest, de man die huis aan huis kwam als een
soort wandelend secretariaat, de boodschapper van de christelijke arbeidersbeweging, de engel
van de mutualiteit en de Hermes van de vakbond die bij de mensen bijdragen kwam innen en
zegeltjes plakken.
Ik vond het bij de haren getrokken dat Develtere een beroep deed op deze prototypische bode
om te rechtvaardigen dat het ACW uit het Dexia-debacle de zogenaamde Arco-winstbewijzen
wilde claimen. Zodanig dat ik een ruimer essay schreef, een daensistische reactie op het bezweren
van de bode, met de (ook persoonlijk betrokken) beschrijving van de decline and fall van ACW en
CD&V: het financiële en ethische debacle namelijk van het ACW, dat bij de regeringsvorming in
2011 vervlochten werd met het communautaire debacle van CD&V. Ik publiceerde dit stuk van
medio 2012 in een essaybundel, De hulpelozen van de macht.
Ziedaar mijn betrokkenheid bij het boek van Peter Dedecker (Een zuil van zelfbediening), ziedaar
ook mijn ‘belang’ in deze zaak – niet zozeer omdat we thuis nog wat uittreksels hebben liggen uit
het Arcopar vennotenregister (ik word daar in 2008 aangesproken als ‘beste aandeelhouder’ en in
2011 als ‘beste vennoot’) – maar omdat ik als burger een mentaal en democratisch ‘belang’ heb in
de omgang van de machtigste organisatie van het Vlaamse middenveld met zijn vennoten,
aandeelhouders, coöperanten of misschien zelfs spaarders.
Het verhaal van de bode zette mijn intuïtie op gang – temeer daar ik toen, rond Rerum Novarum
van 2012, voor het eerst werd geattendeerd op het begrip ‘financiële geletterdheid’. De
2
uitdrukking, die ondertussen gemeengoed lijkt te zijn, kwam voor in enkele artikels van de hand
van Jos Leys, een specialist die financieel gedrag onderzoekt aan het Center for Ethics and Value
Inquiry aan de UGent. Ik leerde dat in het ACW-Arco geval de kwestie van de ethiek (ethisch /
onethisch) helemaal aan de kant van de financiële organisaties lag, en de kwestie van de financiële
geletterdheid of ongeletterdheid helemaal aan de kant van de aandeelhouder – vennoot –
coöperant – spaarder. Het onethische handelen van de een had geprofiteerd van het ongeletterd
zijn van de andere. Wie dat doet, maakt misbruik van fiducie. Wie misbruik maakt van fiducie is
(zoals in dat verhaal van Melville) een con-man, een confidence trickster.
Alle elementen waren gegeven in 2011-2012, met als focussen in de ellips enerzijds de cashloze
wachtrekeningen (voor de spaarders) en anderzijds de uitbetaalde winstbewijsjes (niet aan de
spaarders, maar aan het ACW). Vaak wordt dit allemaal afgedaan als semantiek, een kwestie van
woorden. Peter Dedecker heeft het telkens weer over dat fameuze ‘bijkomend lijntje op de
wachtrekening’, het winst-dividend-lijntje dat geen enkele aandeelhouder ooit heeft kunnen
verzilveren. Van de winstbewijsjes (bemerk het diminutief) werd gezegd dat ze geen
aanschaffingswaarde hadden, en ook geen verkoopwaarde, dat ze waardeloos waren maar toch
van waarde en toch, zoals het woord zegt, winst opleverden – voor ACW en onderdelen wel te
verstaan. Dit is hogere financiële metafysica.
Tijdens de kiescampagne kan het nog weinig politici schelen hoe de 800.000 gedupeerden
eigenlijk heten, spaarders of vennoten, die mensen moeten hoe dan ook hun gram halen, zei
minister Geens. Maar wanneer semantiek met de realiteit wegloopt, wordt hij meestal bittere
ernst, zoals onlangs ook nog Geert Noels heeft gewaarschuwd: de semantische kwestie zou de
coöperatieve idee wel eens helemaal kunnen ontwrichten, met enorme verliezen voor de banken,
alle banken, tot gevolg. Wie zal dan zijn gram mogen halen?
Maar nu is er dus een tweede bode op de proppen gekomen. Ook een prototypische bode, want
ditmaal de spreekwoordelijke boodschapper die de schuld krijgt voor het onheilsbericht dat hij
komt brengen. Peter Dedecker dus, de klokkenluider die het mag gaan uitleggen voor het gerecht.
Net alsof het Dexia-Arco-debacle er niet zou geweest zijn als hij er niet op had gewezen. Was er
misschien geen bedrog geweest als hij het niet had uitgebracht? De auteur komt de verdienste toe
het deksel te hebben opgelicht. Het is werk dat door onderzoeksjournalisten had moeten
gebeuren, maar tegelijkertijd toch ook het werk dat je van een onderzoekend
volksvertegenwoordiger verwacht. De laatste tijd worden zowel de eerste als de tweede categorie
precies omwille van zulk onderzoek voor de rechter gesleept.
3
Ondertussen lopen er wel, maar in omgekeerde richting, ettelijke strafonderzoeken rond Dexia en
Arco: aangaande de restbank, de holding, het ACW, de vereffenaars van Arco, de
winstbewijzenconstructie met Sociaal Engagement – allemaal tegelijkertijd ook voer voor de
Europese Commissie. Met de financiële geletterdheid die ik met Peter Dedeckers boek heb
verworven, heb ik de berichtgeving over het Arco-kluwen in de kranten kritischer leren lezen. Ik
heb leren zien dat sommige verslaggeving alleen op de jijbak-zaak van ACW tegen Dedecker
wenst te letten, en bij het uitdelen van punten voor parlementair werk de vernoemde strafzaken
onvermeld laat.
Of er gebeurt nog iets anders mee, met de vermaledijde boodschapper. De laatste tijd zijn er
nogal wat pre-emptive strikes tegen boeken die nog moeten verschijnen en die nog niet eens
gelezen zijn – niet alleen met woorden en retoriek maar met inschakeling van het gehele apparaat.
Uitgevers leren daar ondertussen mee om te gaan, en Pelckmans is de eerste niet. In dit geval
bestaat de voorafname op dit boek, toen het nog moest verschijnen, uit een plan B, afgekondigd
door een minister in functie (Koen Geens) – maar ik kan me over de merites van dit plan niet
uitspreken omdat het een geheim plan is – helemaal in lijn met de geheimhouding in de hele
Arco-saga trouwens.
Geheimhouding is namelijk een van de constanten in dit verhaal. Dit is een hardnekkig dossier.
Al dikwijls moeten Patrick Develtere en Francine Swiggers gedacht hebben: nu is de aanval
voorbij, de machinerie van het ons-kent-ons heeft gewerkt. Doorbijten nu. De mensen zijn het
vergeten. Maar ‘de mensen’ zijn het niet vergeten, denk maar aan de tragikomische confrontatie
van Kris Peeters en Koen Geens met de Arco-spaarders/aandeelhouders bij de ingang van het
CD&V-congres. Daarom heeft Peter Dedecker het woord fraude uit zijn vocabularium niet
geschrapt – zoals men verwacht had dat hij zou doen, en zoals sommigen, ook in de N-VA,
hadden gehoopt dat hij zou doen. Cruciaal hierbij is dat Dedecker aantoont dat ACW een
fraudeclaim ontweek door een beroep te doen op procedurefouten.
En daarmee hangt dan weer het vervolg samen: het antwoord namelijk op de vraag ‘Wie zal dat
betalen?’ Wie zal de mensen hun gram laten halen? Wie dit boek tot het einde uitleest zal
overtuigd zijn van de uitwinningspiste. ‘Uitwinnen’: het woord werd al een paar keer in de mond
genomen (onder meer door Johan van Overtveldt in De Zevende Dag – de journalist van dienst
begreep het woord niet eens). Uitwinnen betekent het bezit van een schuldenaar verkopen voor
de uitvoering van een vonnis (inzake een schuldvordering). Dedecker toont aan dat het kan, en
dat pas nadien aan bijspringen wordt gedacht. Eerst uitwinnen, dan bijspringen.
4
Het boek van Peter Dedecker over een zuil die zichzelf bedient is crescendo geschreven omdat
de werkelijkheid ook crescendo ging, maar dan wel naar beneden. Het is een detectiveverhaal met
een mol en met bruine enveloppen zonder afzender. Het verhaal wordt hallucinant wanneer het
gaat over de put-opties die door Arco werden uitgeschreven en die speculeerden op de daling van
het Dexia-aandeel; en als het gaat over de ‘shorters’ aan wie de Dexia-aandelen werden
uitgeleend. De lezer geraakt verbijsterd als hij leest over de deal met de achtergestelde ‘perpetual’
lening (en deze lezer denkt dan: dit allemaal met het geld van de bode …) De verontwaardiging –
bij steeds snellere lectuur – stijgt ten top wanneer hij leest over de fameuze Arco-vergadering
waarvan men de verslagen weigert prijs te geven.
En tenslotte komt er een hoofdstukje genaamd ‘de bocht van Beke’. Dan ben ik weer thuis bij De
hulpelozen van de macht. Daarin uitte ik het vermoeden dat er een verband moet gezocht worden
tussen het financiële debacle van het ACW en het communautaire debacle van CD&V. Zolang
deze regering geen parlementair onderzoek toelaat, schreef ik daar, beschouw ik ze dan ook als
een afruilmanoeuvre tussen de PS (die de communautaire meubelen wou redden) en CD&V (die
de financiën van de christelijke zuil wou vrijwaren). Op basis van zijn niet aflatend onderzoek
durft Peter Dedecker het aan, hetzelfde vermoeden uiten.
Daarom is een van de intrigerendste passages in zijn boek die over de Gentse VDK, het Gentse
financiële ACW-vehikel dat met de Dexia-operaties juist niet heeft meegedaan. In laatste instantie
doet Dedecker hier in het lang en het breed uit de doeken hoe het ook had gekund, als de BAC,
Bacob, Dexia en Arco-verantwoordelijken indertijd hun ethische fundamenten trouw waren
gebleven.