W6 Wetenschap NRCWEEKEND ZATERDAG 1 FEBRUARI & ZONDAG 2 FEBRUARI 2014 W7 ALLEDAAGSE WETENSCHAP Winterse stroopsmeerproblemen FOTO FOTODIENST A chterin de provisiekast was een blikje Lyle’s Black Treacle leeggelopen. Het was zo’n klassiek blikje met een plaatje van een leeuwenkadaver. Treacle is melasse, dunne, zwarte stroop, en die had in 1975 lekkerder geleken dan hij bleek te zijn. Het blikje was maar weer opgeborgen en in de veertig jaar tussen toen en nu had de inhoud zich kalm door het ijzer naar buiten gevreten. Aldoende was opnieuw het bewijs geleverd dat ijzer in stroop oplost. Het is de geaccepteerde verklaring voor het wonderlijk hoge ijzergehalte van vroegere stroopsoorten - ze haalden het ijzer uit hun kookketel. Vanzelf gingen de gedachten naar de oude hut van Scott aan de zuidpool waar zoveel van die Lyle-blikjes zijn achtergebleven. Niet met Black Treacle maar met Golden Syrup, maar wie zegt dat dat niet even agressief is. De Antarctic Heritage Trust wil Scotts voedselvoorraad conserveren en heeft nu brave zielen aan het werk gezet die de wikkels om de blikken opknappen. Het papier wordt ontzuurd, de gaatjes dichtgeplakt. Maar over de blikken zelf hoor je de Trust niet. Die zijn vast allang leeggelopen. Koude stroop. De chef AW ontbijt al veertig jaar in een keuken met een bovenraam dat er niet is – dat is ook een erfenis uit het verleden. Hartje winter zakt de temperatuur er naar acht graden en dan ontstaat elk jaar opnieuw een typisch probleem: het lukt niet meer om een boterham met stroop te besmeren. De lik stroop die aan het mes hangt glijdt steeds onverrichterzake over het dunne laagje Becel. Hij pakt zijn ondergrond niet. Is het belangrijk? Ja, want consumptie van stroop is een stukje Nederlands cultuurgoed dat je zó op de Unescolijst kan zetten. Nergens is zoveel stroop gegeten als in Nederland. Stroop ging op pannenkoeken, in gortepap, in karnemelk en op brood. In ontbijtkoek zat het ook. Waren er vroeger dan geen wintersmeerproblemen? Je hoort er nooit wat over. Werd er uitsluitend stroop gesmeerd in warme keukens? Maar in de hut van Scott vróór het praktisch. Was de stroop anders dan nu? Het is nooit te laat om daar eens Elke winter ontstaat dit probleem: het lukt niet meer een boterham met stroop te besmeren over na te denken. Wie meedenkt stemt in met de analyse dat het smeren van stroop over een dunne laag margarine alleen lukt als de wrijving tussen stroop en margarine groot genoeg is om de ‘inwendige wrijving’ in de stroop te overwinnen. De ‘inwendige wrijving’ wordt ‘viscositeit’ genoemd. Omdat het niet waarschijnlijk is dat er veel verandert aan de wrijving tussen stroop en margarine als het kouder wordt moet de verklaring van het smeerprobleem wel komen van toenemende stroopviscositeit. Maar neemt die zo dramatisch toe? Dat is tamelijk eenvoudig te kwantificeren met een opstelling die de falling sphere viscometer wordt genoemd. Hij staat beschreven in Wikipedia-lemma’s als ‘Stokes’ law’ en ‘viscometer’. Als maat voor de viscositeit dient de eindsnelheid die stalen kogels halen als ze onder hun eigen gewicht door de stroop zakken. De stroming van enigszins dikke vloeistoffen rond gladde, ronde kogels voldoet aan regels die beschreven worden door die net genoemde wet van Stokes. Het aardige is dat die eindsnelheid, de terminal velocity, in een vloeistof als stroop altijd bijna onmiddellijk bereikt wordt. Vanaf het begin van de proef zie je de kogels met eenparige snelheid naar be- neden zakken. Het betekent dat de zaktijd een directe maat is voor de viscositeit. Mooier kan het niet. Afgelopen week is voor een temperatuurbereik van 3 tot 47 graden Celsius de viscositeit bepaald van stroop van het merk De Zeeuwsche Boerin. Daarbij is gebruik gemaakt van lagerkogeltjes met een diameter van 3,15 mm (uit het balhoofd van een fiets) en kogels uit een achteras met een twee keer zo grote diameter: 6,3 mm. De te onderzoeken stroop bevond zich in smalle, hoge longdrinkglazen van Blokker (wie brede glazen kiest is te veel stroop kwijt) en achter de glazen stond een felle lamp. Ernaast tikte een luidtikkende klok. De glazen met stroop werden vooraf in een pan water op de gewenste temperatuur gebracht. De voornaamste hindernis bij de proef is dat zich op de stroop een vlies vormt waar de kogeltjes niet makkelijk doorheen breken en waar ze, àls ze er eenmaal door zijn, ook nog lang aan vast hangen. De metingen hebben steeds een rommelig begin. Maar als de kogels eenmaal zakken, dan zakken ze ook. De grote kogels van 6,3 mm deden het het mooist. Bij 47 graden legde zo’n kogel de afstand van ongeveer 11,5 cm af in 3 seconden (de duplo eveneens), bij 37 graden was dat 8 seconden (duplo: 7,5 s), bij 23 graden 38 seconden (duplo 48 s), bij 12 graden 178 resp. 215 s en bij 3 graden was het ruim 15 minuten. Dat was te lang voor een duplobepaling. De half zo grote kogeltjes moesten er volgens de theorie in alle gevallen precies 4 keer zo lang over doen, maar dat kwam niet erg uit de verf. Meestal lag het ergens tussen 3 en 3,5. Zetten we de genoteerde zaktijden uit in een grafiek en nemen we aan dat ze recht evenredig zijn met de viscositeit dan wordt in één keer duidelijk hoe razendsnel de viscositeit bij temperaturen onder de 20 gaat oplopen. Tussen 23 en 3 graden neemt-ie wel met een factor 20 toe. Dat kan de wrijvingskracht tussen stroop en Becel niet meer overwinnen, tenzij je heel hard op het brood duwt. Maar dat kan de moderne boterham niet hebben. Er blijven dus maar twee mogelijkheden over: vroeger was het brood steviger of boter en margarine waren uitzonderlijk stroef. ONRUST EN RUMOER De pr-afdeling weegt wetenschappers als krantenadvertenties ‘E igenlijk moet ik nu zoveel mogelijk de naam VU laten vallen”, zegt Hans Radder (64), hoogleraar theoretische filosofie bij die Amsterdamse universiteit. „Dan is de afdeling communicatie tevreden.” Die afdeling beoordeelt bijdragen van VU-wetenschappers aan kranten op de commerciële wijze die in de pr-branche gebruikelijk is. Radder: „Ze kijken of de naam VU wordt genoemd, en meten het oppervlak van het bijbehorende stuk tekst. Daarna rekenen ze uit hoeveel geld een advertentie met die oppervlakte zou kosten. En zo komen ze tot lijstjes van ‘succesvolle’ wetenschappers.” Radder haalt diep adem. „Advertentiewaarde, dat kent de universiteit dus toe aan een stuk dat je, bijvoorbeeld, voor de opiniepagina’s hebt geschreven als serieuze bijdrage aan het maatschappelijk debat!” En Radder vindt: „De economisering van universiteiten is volledig doorgesla- gen. Er wordt in geld uitgedrukt, wat niet in geld valt uit te drukken.” Het is niet het enige probleem, zegt hij. Neem het feit dat wij dit gesprek voeren in een kille, vooraf geboekte vergaderkamer. Dat is de nieuwe stijl, want de medewerkers van de filosofiefaculteit hebben geen eigen werkkamers meer. In plaats daarvan zoeken ze elke ochtend een werkplek in een van de fris wit geschilderde één- en tweepersoons cellen aan weerszijden van een brede gang met fleurige zitjes. „Vreselijk”, vindt Radder. Het zal best dat op deze manier ruimte wordt bespaard in een faculteit waar vaak kamers leeg stonden - doordat mensen geregeld thuis werken of in deeltijd. „Maar ík was er altijd. Ik ontving studenten in mijn werkkamer. In mijn kasten stonden ordners met 30 jaar werk en op mijn tafel lagen stapeltjes mappen van de verschillende projecten waaraan ik tegelijkertijd werkte.” Het college van bestuur heeft nog wel Dit is de vijfde aflevering van een interviewreeks over de toestand van de wetenschap. Reacties of ervaringen kunt u, eventueel vertrouwelijk, sturen naar: [email protected] een eigen kamer met boekenkast, zo wijst Radder als we even later door de gang lopen, en de studentenvereniging heeft een kamer met kratten bier. Maar hijzelf en collega-wetenschappers zitten aan steeds een ander bureau. Hooguit kunnen ze wat ordners en boeken stallen op de planken die elk van hun zijn toegewezen in de lage kasten in de gang. Het illustreert volgens Radder het tweede probleem: de almaar toenemende hiërarchisering. „Steeds minder mensen hebben steeds meer te vertellen en naar de argumenten van het personeel wordt amper of niet geluisterd.” In dit specifieke geval: „Er kwam een interim-manager die zich gehaat maakt, de herinrichting door onze strot duwde en weer vertrok.” Samen met wetenschappers van alle Nederlandse universiteiten heeft Radder daarom eind vorig jaar het platform Hervorming Nederlandse Universiteiten (HNU) opgericht. „Net als Science in Transition maken wij ons ook druk om de bureaucratisering van de wetenschap - om de overdreven nadruk op oppervlakkige kwantitatieve graadmeters, het tellen van citaties... Maar wij richten ons daarnaast meer op culturele en structurele problemen aan de universiteiten; op die economisering en hiërarchisering.” De twee protestgroepen zullen binnenkort praten over mogelijke samenwerking, vertelt Radder. Zoals gezamenlijk overleg met bestuurders. Al is hij over dat laatste niet erg optimistisch. „Mijn eigen decaan riep me na een kritisch stuk over de huisvesting, in Trouw, meteen op het matje: zoiets was niet goed voor de reputatie van de VU.” Hij haalt zijn schouders op. „Intimidatie, vind ik dat. Niet dat het mij wat kan schelen: ik ga dit jaar met pensioen. Ik doe dit voor de jongere medewerkers die nog jaren voor de boeg hebben.” Margriet van der Heijden scharnieren en beslagstukken en de rechthoekige vorm waarin we de crematieresten aantroffen.” In het askistje lagen ook nog een wetsteen, een schaar, een scheermes en een oorlepeltje. Nog meer beslag, nageltjes en enkele scharnieren doen vermoeden dat ook de grafkamer afgedekt is geweest met een deksel. Twee aardewerken potten bovenop zijn na het vergaan van een deel van het deksel in het graf gevallen en in de grote bronzen schaal terechtgekomen. Op de askist en het deksel hebben verder twee kommen en een bord gestaan. Door Theo Toebosch A rcheoloog Lourens van der Feijst zal het niet snel vergeten, de vondst van een Romeins kamergraf bij Huissen, net onder Arnhem. Zulke graven, in de vorm van een kamer, zijn eerder wel gevonden bij de stad Nijmegen. Maar nooit op het platteland, in de buurt van de Romeinse rijksgrens. Bovendien gaat het hier om een opvallend rijk graf. „We hebben erg veel grafgiften gevonden”, zegt Van der Feijst. Hij onderstreept de wetenschappelijke betekenis ervan. De vondst vertelt meer over het Romeinse grafritueel, en over het leven en de romanisering aan de Romeinse grensstreek, de limes. Dat is nog niet alles. „Het graf moest ook deels in het donker worden uitgegraven”, zegt Van der Feijst. En vervolgens is er maatschappelijke ophef over ontstaan. De gemeente Lingewaard, waaronder Huissen valt, is bij het graf gestart met de aanleg van een nieuwbouwwijk, en wil die afbouwen. Maar er zijn aanwijzingen dat op deze plek nog veel meer onder de grond zit. Er bevindt zich een heel cluster aan rijke graven, zegt Van der Feijst. Naar schatting een paar honderd. Het complete grafveld is zeker driehonderd meter lang en honderd meter breed. Archeologie In Huissen, bij Arnhem, is een bijzonder graf van een Bataafse handelaar gevonden. Er liggen vermoedelijk een paar honderd rijke graven. De gemeente wil er een nieuwbouwwijk aanleggen. Dood van een Bataafse handelaar Sleuven Van der Feijst maakte de vondst van het kamergraf enkele weken geleden bekend op een congres in Amsterdam. Hij deed ruim een jaar geleden voor zijn werkgever ADC ArcheoProjecten een routineklus in de nieuwbouwwijk Loovelden, in het noordwesten van Huissen. Er was een vermoeden dat hier graven lagen. Op een plek waar riolering moest komen, was Van der Feijst met zijn team bezig sleuven te trekken. Er waren al resten van enkele crematiegraven blootgelegd. Toen stootten ze op iets wat aan een kamergraf deed denken. Van der Feijst: „We zagen eerst alleen de contouren van de greppel die het kamergraf omringt, met in het midden een vlek die op een grafkuil wees. Toen we met de metaaldetector er overheen gingen, gaf die over de hele lengte een signaal.” Het signaal wees op de aanwezigheid van veel metaal. „En dat betekende dat we het graf in één keer moesten opgraven en leeghalen. Laten liggen en later terugkomen was te riskant, omdat de opgraving bij de openbare weg lag.” De complete opgraving duurde tot diep in de avonduren. „We hebben bij iemand een bouwlamp geleend”, zegt Van der Feijst. Het was al snel duidelijk dat de archeologen een bijzondere vondst hadden gedaan. Verkleuringen en kleine stukjes hout maakten duidelijk dat ze een rechthoekig houten kamergraf van 1,77 meter lang en één meter breed hadden opgegraven. Het bleek verdeeld in twee compartimenten. Het noordelijke deel bevatte een vierkante kuil met daarin de resten van een brandstapel, inclusief houtskool, verbrand aardewerk, verbrand glas, fragmenten verbrand brons en verbrande dierlijke resten – een dierenoffer. Boven die kuil lag een grote bronzen schaal, die fragmentarisch bewaard is gebleven. In het andere compartiment vonden de archeologen menselijke crematieresten en grafgiften zoals glaswerk, aardewerken potten, een bronzen schenkkan en een bronzen schaal met steel. De aanwezigheid van een niet verbrande speld lijkt erop te wijzen dat de botresten na de crematie in een doek zijn gewikkeld. „De doek met crematieresten is op zijn beurt in een houten askistje gestopt”, denkt Van der Feijst. „Dat leiden we af uit verkleuringen in de grond, Kaakontsteking LOURENS VAN DER FEIJST Door Karel Knip Intacte glazen fles, op ware grootte. Twintig voorwerpen en een kuil met crematieresten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 aardewerken beugelamfoor aardewerken schenkkan bronzen schaal (patera) kuil met dierlijke crematieresten en verbrande bijgien scharnieren deksel kistje met menselijke crematieresten aardewerken schaaltje menselijke crematieresten bronzen speld (fibula) om doek met crematieresten dicht te maken schaar 1,77 m bronzen oorlepeltje scheermes wetsteen 1m 1 2 3 4 5 16 Onderzoek aan de menselijke botresten heeft duidelijk gemaakt dat de dode tussen de twintig en veertig jaar oud was, een lichte kaakontsteking had en als gevolg daarvan enkele tanden had verloren. Ook leed hij aan een vorm van artrose, een aandoening aan de wervelkolom. Van der Feijst: „Reden om aan te nemen dat de dode waarschijnlijk tegen de veertig liep. De botresten hebben mannelijke en vrouwelijke kenmerken, maar vanwege het scheermes denken we dat het een man is geweest.” De man hoorde tot de lokale elite, concludeert Van der Feijst. Dat leidt hij onder andere af uit de aparte brandstapel voor het dierenoffer. Van der Feijst acht het waarschijnlijk dat de man handel heeft gedreven met het Romeinse leger aan de grens, en zich een Romeinse levensstijl eigen heeft gemaakt. „Dit soort rijke graven kenden we alleen uit de stad Nijmegen. Daar zijn er drie”, reageert desgevraagd Nico Roymans, hoogleraar Romeinse archeologie aan de Vrije Universiteit. „Dit is de eerste keer dat een dergelijk rijk graf op het Bataafse platteland wordt gevonden.” Hij hoopt dat er meer opgraafwerk volgt. In de buurt zijn eerder ook al twee nederzettingen en een paardenwisselplaats ontdekt. „Er is hier een interessant, compleet Limes-landschap”, zegt Roymans. Dat hoopt ook Van der Feijst. In de buurt van de paardenwisselplaats is bijvoorbeeld een vergulde speld gevonden. Een bijzonderheid. „In een door mij en een collega aangelegde database met 17.000 Romeinse spelden zitten vijftienhonderd spelden van een bij uitstek militair type. En slechts één daarvan is verguld. Die is gevonden bij Huissen”, zegt Van der Feijst. Probleem is dat op het grafveld een woonwijk wordt gebouwd. Nu duidelijk is hoeveel er waarschijnlijk nog meer onder de grond zit, roeren de lokale historische vereniging en de AWN (de vereniging van vrijwilligers in de archeologie) zich. Op hun verzoek heeft de gemeente Lingewaard advies gevraagd aan de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Volgens de Rijksdienst heeft de vindplaats grote inhoudelijke waarde. Als behoud ter plekke niet mogelijk is, zou opgraven het alternatief zijn om alle kennis te behouden. De gemeente Lingewaard overweegt wat te doen. 13 15 14 6 0,36 m 19 18 10 7 9 17 12 20 21 11 Advertentie 8 13 14 15 16 17 18 19 20 21 bord van terra sigillata lepels kom van terra sigillata beslag en scharnier van deksel van grafkamer glazen vaas glazen fles glazen fles bronzen schenkkan bronzen schaal met steel HOE DRAGEN VIRALE EIWITTEN BIJ AAN DE GROEI VAN HERSENTUMOREN? Martine Smit krijgt een Vici-beurs voor haar onderzoek. VU.NL/VICI
© Copyright 2024 ExpyDoc