Museumpraat 83.indd - Museum De Zwarte Tulp

MUS EU M- P RA AT
25ste jaargang nummer 83 , oktober 2014
Een nieuwe Museum-Praat
Voor u ligt de nieuwe Museum-Praat. Waar het
museum bezig is met een professionaliseringsslag,
geldt dat ook voor Museum-Praat. De redactie wil
met vaste rubrieken u een gevarieerd leesaanbod
voorhouden. Zo vindt u hier o.a. informatie over
de toekomstige inrichting van ons museum, een
interview met onze directeur-conservator en een
interview met één van onze vrijwilligers en een
tweetal artikelen over objecten die na de opening in
ons museum te zien zullen zijn. Uiteraard ook dit
keer een gesprek met één van onze Gildeleden.
De redactie wenst u veel leesplezier.
In dit nummer
2
3
4
5
Van de voorzitter Arie Breure
Nieuw bestuurslid Rob Arnold
Een vooruitblik
Imagogoochel
Een prent met een verhaal
6
7
8
9
In Memoriam Jan Willem Plug
Wie is Brigitte Rink?
Nieuwe Gildeleden
10
11
Collectie De Witte Zwaan
Willem van Leen, Bloemstilleven in een nis,
1801, olieverf op doek, 207,5 x 86,8 cm
Terugblik ‘Ode aan de hyacint’
12
Sabine Huls: ‘Bezoekers van
De Zwarte Tulp moeten verrijkt het
museum uitkomen’
Stichting Kunstbeheer
De Witte Zwaan
Een Gildelid aan het woord
Van de voorzitter
Samenstelling Bestuur
Op 15 augustus hebben we, onder het
genot van een glas wijn, afscheid genomen
van enkele bestuursleden die zijn terug
getreden en hebben we een nieuw lid
welkom geheten. Het bestuur bestaat nu
uit Marianne de Jong (vrijwilligerszaken/
personele zaken), Lysia Kralt (secretaris),
Rob Arnold (Penningmeester) en ikzelf als
voorzitter.
Rob Arnold
Nieuw bestuurslid Rob Arnold,
een veelzijdig man
Z
Een boeiende periode breekt aan
oals inmiddels wel duidelijk is heeft ons museum
sinds kort een nieuw bestuurslid in de persoon van
Rob Arnold. Om daar enige bekendheid aan te geven heeft
de redactie hem benaderd. En als je dan vraagt naar zijn
‘verleden’ dan volgt er een heel enthousiast verhaal.
We staan als museum voor een uitdagende periode van
vernieuwing. En het is prachtig dat ook Gildeleden
prominent betrokken zijn bij onze plannen: KVDK en Stol
als architecten en Horsman en Schaap als aannemers. De
begrotingen van de aannemers en van Atelier Alkema
(tentoonstellingsvormgever) zijn inmiddels goed gekeurd.
Het zijn stevige begrotingen, hetgeen betekent dat we er
met de fondsenwerving nog flink tegenaan moeten. Oorspronkelijk hadden we ons gericht op een bedrag van totaal
€500.000. Maar, om de meest noodzakelijke wensen te
kunnen realiseren willen we wat meer geld gaan ophalen. We
zijn gelukkig met € 350.000 al een flink eind op weg dus ik
heb er alle vertrouwen in dat een extra bedrag er wel in zit.
Rob: ‘Ik ben een geboren Amsterdammer (1946). Begonnen
als boekhouder kwam ik vervolgens bij Fokker aan het werk
in wat toen nog het begin van de automatisering was. We
praten dan over de 70er jaren van de vorige eeuw. Het allereerste begin van wat nu als de ICT bekend staat. Dat boeide
me heel erg en zo kwam ik bij het Automatiseringsbedrijf
RAET te werken en hield me daar aanvankelijk bezig met de
softwareontwikkeling. Later ging ik meer de commerciële
kant op en benaderde ik (potentiële) klanten. En daar waren
hele grote jongens bij, zoals ABN-AMRO, DeltaLloyd en ook
de overheid. RAET werd gedurende mijn tijd overgenomen
door Getronics’.
Drie nieuwe collecties
De drie collectie-eigenaren (De Witte Zwaan, Collectie
Nieuwenhuis en Stichting D.W. Leféber’s Memory) worden
regelmatig op de hoogte gehouden en volgen de voortgang
van de plannen nauwgezet en met veel enthousiasme.
Recent heeft Sabine een presentatie gegeven voor Stichting
De Witte Zwaan en het is ons voornemen datzelfde te doen
voor CollectieNieuwenhuis en D.W. Leféber’s Memory.
Ook het gemeentebestuur van Lisse staat van harte achter
onze plannen. Dat waardeert het bestuur in hoge mate
Met onze vrijwilligers hadden we op vrijdag 26 september
een sluitingsborrel, om te markeren dat de uitvoering van de
plannen gaat beginnen.
U leest het: een uitdagende periode breekt aan.
Arie L. Breure
Collectie De Witte Zwaan
Tilly Moes, Anemonen in aardewerken vaas, 1940, olieverf op paneel, 20 x 23 cm.
P. Bruckmann, Vijfdelig Zilveren thee- en koffieservies met decoraties van narcissen
(detail), ca. 1900
Glasfabiek Daum, Vaasje met decoraties van hyacinten, 1915, glas, 12 cm.
Auguste Lüdecke-Cleve, Die Tulpenblüte am Ende, 1913, ploeverf op doek, 97 x 137 cm.
Momenteel woont Rob in Noordwijk, een gemeente waar hij
het prima naar de zin heeft. ‘Maar eerst heb ik langere tijd
in Amstelveen gewoond, kort bij Amsterdam. Al vele jaren
zet ik mij in als vrijwilliger bij verschillende organisaties. Zo
ben ik in Amstelveen eerst een aantal jaren politiek actief
geweest als bestuurslid van één van de plaatselijke partijen.
Later werd ik voorzitter bij het plaatselijke en regionale Rode
Kruis’.
En als hem dan gevraagd wordt hoe hij in Noordwijk terecht
is gekomen, dan vervolgt hij met: ‘Wij kenden Noordwijk al
wat langer, o.a. vanwege het strand, en uiteindelijk besloten
we om hier naar toe te verhuizen. Mede door mijn vrouw die
in de plaatselijke gemeenteraad werd gekozen groeide ook
in Noordwijk ons netwerk en kwamen we met heel veel interessante mensen in contact. Zo kwam ik zelf in aanraking
met het CHG (Cultuur Historisch Genootschap) en werd ik
lid van de werkgroep ‘Bollenerfgoed’. Die werkgroep houdt
zich met name bezig met (oude) bollenschuren, schaftkeetjes en alles wat daarmee samenhangt. Daarnaast zijn we
momenteel bezig met de samenstelling van een ‘Atlas van
Cultuur Historische waarden’.
Vooral vanwege zijn activiteiten binnen het CHG kwam
Rob in aanraking met Museum De Zwarte Tulp. ‘Bij de
vergaderingen van het CHG ontmoette ik Arie Breure en
ook Marianne de Jong,. En ja, dan komt van het een het
ander en ben je zomaar opeens bestuurslid van dit museum.
Daar was inmiddels de vacature voor een penningmeester
ontstaan en daar werd ik voor gevraagd’.
En als je hem dan vraagt wat boeit je nu in dit museum,
dan komt zijn antwoord heel direct: ‘Ik ben heel enthousiast
gemaakt door de plannen van Sabine, onze directeur/
conservator. Zij kan zo vol overgave vertellen hoe zij de
toekomst van dit museum ziet. Het moet een beleving
worden voor onze bezoekers, niet alleen streekgenoten, nee
vanuit het hele land en het buitenland en voor alle leeftijden.
En daar draag ik graag mijn steentje aan bij’.
2
N
Een vooruitblik
Nog even en dan is het zover. Achtentwintig
september om 17.00 uur sluiten we de deuren voor
publiek. Tijdens de eerste weken van oktober zullen
we onze collectie verhuizen naar een tijdelijke opslag.
In de buurt van de opslag zal een kantoorruimte
worden ingericht voor vrijwilligers die het leuk vinden
om gedurende de sluitingsperiode werkzaamheden
te verrichten op het gebied van collectiebeheer. Dit is
namelijk een uitgelezen kans om de collectie nogmaals
onder de loep te nemen en zo goed mogelijk te
beschrijven in ons museumregistratieprogramma. De
informatie in dit programma hopen we over een tijdje
aan de website te kunnen koppelen, zodat bezoekers
van de website in de toekomst, vanuit hun luie stoel,
in de collectie kunnen zoeken naar afbeeldingen en
informatie over de collectie.
Collectie De Witte Zwaan
Aardewerkfabriek Tichelaar, Makkum (Friesland), Tegeltableau (detail), 1931
Chinees blauw-wit ‘kraak’ porseleinen schotel, ca. 1635, 47 cm.
De collectie van ons museum wordt uitgebreid met
schilderijen, zilver, keramiek, glas, textiel en meubilair
uit de collectie De Witte Zwaan, met prenten uit de
collectie CollectieNieuwenhuis en met ‘spullen uit
het vak’ van Stichting D.W. Leféber’s Memory. Met
deze nieuwe aanwinsten kan Museum De Zwarte Tulp
hét museum in de Bloembollenstreek zijn over het
verleden, heden en de toekomst van de streek en de
kunst en cultuur die daaruit opbloeit.
door Sabine Huls
Hier moeten bezoekers aan de hand van actuele
tentoonstellingen over oude en nieuwe kunst,
geschiedenis en toekomst, aanverwante lezingen en
rondleidingen, creatieve workshops, activiteiten en
een stevig educatief programma voor scholen in de
omgeving, het hele jaar rond de Bloembollenstreek
kunnen beleven.
Zodra het museum ontruimd is zal aannemer
Horsman & Co beginnen met de grove verbouwing
van het pand, waarna Bouwbedrijf Schaap zich samen
met vormgever Ynte Alkema buigt over de nieuwe
inrichting van het museum. Natuurlijk kunnen we
bovenstaande ambitie niet alleen maar verwezenlijken
met een mooi vormgegeven ‘jasje’. De inhoud is
minstens zo belangrijk.
Daarom zal er in de tussentijd hard gewerkt moeten
worden aan de ontwikkeling van aantrekkelijke
wisseltentoonstellingen, eventueel met bruiklenen van
andere musea, interessante verhaallijnen voor jong
en oud en allerlei activiteiten op het gebied van kunst
en cultuur al of niet gelinkt aan de actualiteit. Ook
gaan we op zoek naar mensen met kennis en kunde,
bijvoorbeeld op het gebied van educatie, personeel
en organisatie en onderhoud, die het leuk vinden om
ons team te komen versterken. Voel je je geroepen of
ken je iemand die hiervoor in aanmerking zou kunnen
komen, laat het ons weten!
Vooruitblikkend gaan we een spannende tijd tegemoet. Spannend, in de zin van ‘hoe het er allemaal uit
gaat zien’, zowel op het gebied van organisatie als op
het gebied van uitstraling naar binnen en naar buiten
toe. Al met al denk ik dat we er alleen maar op vooruit
zullen gaan en een nog veel mooier museum terug
zullen krijgen, waardoor in de toekomst, meer en meer
mensen de weg naar Museum De Zwarte Tulp zullen
vinden.
Impressies
verbouwing museum
vide
podium
hoofdtrap
3
Imagogegoochel
I
Uit: Gapen tegen een paard, januari 2001,
geschreven door Pieter Vermeulen (†),
(oud-voorzitter van de Bond van Bloembollenhandelaren)
Ik til nooit zo zwaar aan bollenproblemen.
We hebben er genoeg gelukkig. Stel je voor dat
er niets meer te verhapstukken zou zijn. Maar
geloof mij maar: de meeste van die problemen
zijn oplosbaar.
Dat is nog nooit anders geweest. Slechts een
paar zijn niet oplosbaar, en daar leven we dan
gewoon mee door. Je accepteert dat. Het is net
als iemand met een wijnvlek. Of als iemand
met een moeilijk uitpitbare wangpukkel. Leuk is
het niet, maar het haalt niets uit je daarover te
beklagen. Niettemin: kop op jongens! Want let
op mijn woorden- of, voor jongelui onder ons:
mark my words- ook onze onoplosbare problemen gaan er aan op den duur! Wij praten zo lang
en zo intensief met elkaar, in zo onnoemelijk veel
clubjes op zo onnoemelijk veel plaatsen, daar is
geen probleem tegen bestand.
Maar nu komt onze Minister van Binnenlandse
Zaken.
En die heeft een probleem.
Hij heeft een stel imago-onderzoekers een zak
geld toegestopt, en die lui zijn toen uitgezwermd
over de ganse aardkloot, en die kwamen na jaren
weer thuis (helaas) en wel met de boodschap:
weet je hoe ze in het buitenland tegen Nederland
aankijken? Hou je vast, je gelooft je oren niet:
Nederland, dat is dat land met die molens en die
klompen en die tulpen en die kaas! Nou vraag ik
je! Dat kan toch niet, mensen! Nederland moet
dat imago zo gauw mogelijk kwijt. Nederland
moet een imago krijgen van, ja, weet je waarvan?
Van milieuzorg en ruimtebeheersing.
Nou ja.
Inderdaad je gelooft je oren niet.
Die molens en die klompen en die kaas zullen
ons worst wezen natuurlijk. Maar er zijn er onder
ons die zich zorgen maken over de tulp. De tulp,
dat is voor ons toch het logo van ons imago. Een
imago is het beeld dat je van iets hebt, en een
logo is de visualisering daarvan. Ons imago is
dat wij een land van tulpen zijn, en ons nationale
logo is dan ook de tulp. Zo zien wij dat graag. En
dat imago willen die jongens die net al die grote
reizen gemaakt hebben nu een schop geven. De
tulp moet de laan uit.
4
Wel, vakgenoten, ik zou er maar niet over in
zitten.
Het zal zo’n vaart niet lopen.
Die vermaledijde tulp heeft immers al eerder
onder vuur gelegen. Nederland moest naar een
imago van hoogwaardige technische prestaties
bijvoorbeeld, of van grenzenloze tolerantie, of
van het poldermodel, dat is hoe fijn wij hier
samenleven in een sfeer van schier permanent
overleg. Dat is allemaal niks geworden. Want
niemand kon iets bedenken dat enigszins
uniek, en toch alleen maar positief was. De
techniek, goed, maar als een ander land, dat
niet zo moeilijk te bedenken is, opeens op
ons blijkt voor te liggen? Dan zit je weer. En
die beroemde tolerantie van ons, daar kan het
buitenland al helemaal niks mee. Tolerant, jawel,
tot we er (bedwelmd) bij neervallen. Nederland
Narcostaat! riep Frankrijk, weet u nog? Ach
mensen, we hebben al van alles gehad om voor
ons nationale beeld en beeldmerk door te gaan.
De tulp, dat is het gewoon. Maar wat dan te
denken van de nieuwe belagers van de tulp, het
Milieu, en zelfs de Ruimtebeheersing?
Niks van denken. Gewoon laten doodbloeden.
Want ook die dingen kunnen nooit iets worden.
Milieu, nou misschien heel even, met als imago
dat we daar gigantisch in investeren, en als
logo een goedwillende bollenkweker die zijn
MPS lijsten invult. Maar die Ruimtebeheersing,
dat wordt als imago echt nooit wat. Ik zou niet
weten hoe we dat in het vat moeten gieten. Zo
onbeheerst als we de ruimte beheersen, dat doet
geen land ons na. Wij beheersen de ruimte tot
we geen ruimte meer hebben. In iedere graspol
een heipaal, en op elke zandhoop een steen, dat
is wat je om je heen ziet gebeuren. Beheersen,
dat moet toch iets te maken hebben met in de
hand houden, met grenzen aan een ontwikkeling
stellen. En dat is precies de indruk die je niet
krijgt als je al dat bouwen en asfalteren maar
door ziet gaan. Wat moet trouwens het imago
van Ruimtebeheersing als logo krijgen? De file
als je het mij vraagt.
Eén ding is duidelijk: wie uitgaat van de actualiteit zal iedere vijf jaar om een ander imago en
logo beginnen te zeuren. Het is daarom beter om
een logo te willen dat al vier eeuwen lang Nederland een ijzersterk imago heeft bezorgd. De tulp
dus.
Maar nog beter is het dan iets te nemen dat niets
van de problemen van het heden of verleden met
zich meedraagt. Iets dat nog moet komen, iets
van de toekomst.
En daarom stel ik voor: de Zwarte Tulp.
Een prent
met een verhaal
door Anne Nieuwenhuis
I
In de serie ‘Een prent met een verhaal’ laten
we in deze aflevering van Museum-Praat een
prent zien uit de CollectieNieuwenhuis van
een bijzonder bolgewas met een interessante
geschiedenis.
Deze zomer heeft u volop kunnen genieten
van de uitbundig bloeiende Agapanthus, ook
wel bekend als Afrikaanse lelie of Kaapse lelie.
Het frisse lange blad, de bolvormige bloeiwijze
(10-20 cm) met enkele tientallen klokvormige
bloemen in hemelsblauwe kleuren op flinke
stengels van soms wel 100 cm, maken de
Agapanthus tot een opvallende verschijning. Het
is een populaire klassieke kuipplant die in de
zomermaanden een zee van bloemen levert.
Ook in de border doet de Agapanthus het goed.
De laatste jaren worden de fraaie bloemen steeds
vaker in feestelijke boeketten verwerkt.
Agapanthus, een echte zonaanbidder, is
oorspronkelijk afkomstig uit het zuiden van ZuidAfrika. Jan van Riebeeck stichtte in dienst van
Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) in
1652 de eerste Europese handelspost in ZuidAfrika. De nederzetting met Fort De Goede Hoop
werd snel van groot belang voor de bevoorrading
van VOC-schepen op de handelsroute naar en
van Indië.
De welvarende kooplieden en regenten in het
vaderland wilden in de tuinen en op de terrassen
van hun buitenplaatsen graag pronken met de
onbekende vormen en kleuren van exotische
planten die in de 17e eeuw uit het verre
Afrika naar de Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden werden gebracht.
Zo weten we dat de Agapanthus, die toen
Hyacinthus Africanus Tuberosus werd genoemd,
in 1679 voor het eerst in West-Europa bloeide
op het landgoed Oud-Teylingen in Warmond,
niet ver van Lisse. De belangrijke diplomaat en
rijke regent Hieronymus van Beverningh (16141690) wijdde zich op zijn buitenplaats aan het
kweken van uitheemse planten. In zijn fraaie
oranjerie waarin hij zijn sinaasappelbomen en
andere (sub)tropische planten in hun kuipen
kon laten overwinteren, bracht hij de onbekende
Agapanthus in bloei. En hij oogstte er veel
bewondering en lof mee.
De naam Agapanthus, die pas in 1789 door
de directeur van de ‘Jardin des Plantes de
Paris’ Charles L’Héritier voor deze plant werd
geïntroduceerd, is van Griekse afkomst. ‘Agapé’
betekent liefde en ‘anthos’ staat voor bloem.
Het geslacht Agapanthus africanus behoort tot
de lookfamilie en bevat zo’n 15 soorten met vele
cultivars. De kleur van de bloemen varieert in vele
tinten blauw en een enkele cultivar toont witte
bloemen. Let op! Slakken zijn dol op het blad en
de plant is zeer vorstgevoelig.
Hoewel Zuid-Afrika de enige oorspronkelijke
vindplaats van Agapanthus africanus is, heeft
de plant zich op de Canarische eilanden,
Madeira en op de Azoren kunnen verwilderen
tot soms kleurige oerwouden. Overigens maakt
de inheemse bevolking van Zuid-Afrika al
heel lang gebruik van de medicinale krachten
van gedroogde wortels van de plant voor de
behandeling van onder meer hartkwalen.
De Britse botanisch tekenaar Sarah Drake maakte
in 1843 het imposante portret van de formidabele
Agapanthus voor deze prent die werd
gepubliceerd in Londen, in het gezaghebbende
vakblad Edwards’s Botanical Register.
Agapanthus africanus, Large-flowered African
Blue-Lily
Edwards’s Botanical Register, Dr John Lindley,
vol. 29; James Ridgway, London, 1843
Tekenaar: Miss S.A. Drake Graveur: G. Barclay
Kopergravure, handgekleurd
Formaat: 23,5 x 18,0 cm
CollectieNieuwenhuis: CN0561
5
Terugblik
‘Ode aan de hyacint’
door Wout Koster
O
Officiële opening
Op vrijdag 7 maart was het gezellig druk in het
museum. Meer dan honderd genodigden waren
afgekomen op de officiële opening van de nieuwe
wisseltentoonstelling ‘Ode aan de hyacint’. ‘Zoveel
mensen in het museum geven mij altijd een echt
museumgevoel, zei voorzitter Arie Breure in zijn
openingstoespraak. Alle aanwezigen kwamen binnen
langs twee rijen bakken met heerlijk geurende
hyacinten die als speciaal welkom voor deze opening
dienden.
Arie nam tijdens de opening afscheid van Annemarie
Schüller die vier jaar geleden als adviseur bij ons
museum kwam. Zij was het die op het idee kwam
6
om een speciale tentoonstelling te wijden aan de
hyacint en zij was ook de motor achter ‘Ode aan
de hyacint’. Het museum is haar dan ook veel dank
verschuldigd. Vandaar dat het bestuur had gemeend
Annemarie de gouden museumspeld te moeten
toekennen die door de voorzitter werd opgespeld.
De onderscheiding ging gepaard met een mooi boeket
bloemen.
Aan de nieuwe tentoonstelling hadden veel mensen
meegewerkt. Ook die werden speciaal vermeld. Onze
eigen collectie hyacintenglazen is met het oog op
deze tentoonstelling aangevuld met glazen uit de
particuliere verzamelingen van Wim Granneman, Lenie
en Peter Knijenburg, Hans en Garda van Tiggelen en
Jet Schokker. Ook een aantal beeldende kunstenaars
had medewerking verleend, zoals Mieke Verdegaal,
Jacomien van Andel-Tromp, Evert Schellens, Jolanda
Zwaan, Wout Ruigrok en Frank en Truus van der
Velden. Allen werden door de voorzitter in de
bloemetjes gezet.
Twee mensen hadden een bijzondere bijdrage
geleverd aan de expositie. Anne Nieuwenhuis en Piet
Goemans hadden beiden een waardevolle inbreng
gehad. Anne met een gedeelte van zijn collectie
bloemenprenten en Piet Goemans was gevraagd ‘Ode
aan de hyacint’ te openen.
Na zijn toespraak verrichtte Piet, samen met Annemarie, de officiële opening van de tentoonstelling.
Ze onthulden een zwarte hyacint die zich onmiddellijk
thuis voelde in ‘De Zwarte Tulp’.
Hyacintenrit
Op maandag 21 april was het opvallend druk in ons
museum. Er zijn die middag ruim honderd bezoekers
geteld. Dat zal te maken hebben gehad met Tweede
Paasdag. Maar ook met het feit dat, in het kader van
de Hyacintenrit, zo’n vijftig oldtimers die dag Lisse
aandeden. Hans de Vries en Han van der Velden,
beiden lid van de tentoonstellingscommissie, waren
op het idee gekomen om op die manier extra aandacht
te vragen voor de tentoonstelling.
De oldtimers stonden te pronken op het parkeerterrein tegenover de Ned. Hervormde kerk.
De bezoekers konden die middag in de museumtuin
ook het hyacintenmozaïek bewonderen, dat een aantal
vrijwilligers van De Zwarte Tulp had gemaakt. Frank
Rietdijk, Joop Warmerdam, Githa van de Zande, Lysia
Kralt, Helena Vink, Ria van Broekhoven, Anita en Piet
Weijers en Jan de Groot hebben daar een hele dag aan
gewerkt. Het resultaat mocht er zijn.
Lezing
In het kader van de tentoonstelling hield Kees Langeveld op 9 april een lezing over bloembollenglazen.
Langeveld, zelf lid van de Bloembollenvazenclub, is
een kenner en weet veel over het onderwerp te vertellen. Niet alleen over het ontstaan en de geschiedenis
van bollenglazen, maar ook over waar ze vandaan
komen, hoe ze geblazen worden en wat ze waard zijn.
Langeveld liet tijdens zijn lezing allerlei verschillende
typen hyacintenglazen zien, maar het leukste was
nog dat hij alle aanwezigen mee kon nemen naar de
tentoonstellingszaal, waar honderden glazen (onder
andere de schitterende collectie Wyler-Meyer van De
Zwarte Tulp zelf) ‘in levende lijve’ in vitrines stonden
uitgestald. Hij kon op die manier zijn verhaal nog meer
verduidelijken.
Ruilbeurs
hyacintenglazen
Het is bekend dat er in Nederland veel belangstelling
is voor hyacintenglazen. Zoveel zelfs dat er ook mensen zijn die hyacintenglazen verzamelen. In het kader
van de tentoonstelling werd daarom in ons museum
op zondag 27 april een ruilbeurs voor verzamelaars
van hyacintenglazen georganiseerd. Het was die middag opvallend druk in het museum en er heerste een
geanimeerde sfeer. In totaal waren er vier standhouders. Zowel het museum als de standhouders hebben
goede zaken gedaan, want de meeste bezoekers kwamen zowel voor de ruilbeurs als de tentoonstelling.
Veel mensen gingen tevreden naar huis met nieuwe
aanwinsten voor hun collecties.
Uit het gastenboek:
‘De geur blijft hangen. Altijd!’
‘Magnifique musée. Très bon accueil. Nous avons
découvert les mille facettes de la jacinthe et de la
tulipe. Félicitations!’
‘Wij waren hier voor het eerst en verbaasd dat het zo
mooi geëxposeerd is. Prachtig & genoten.’
‘Altijd weer prachtig. Leuk museum.’
‘Wat enig om de mozaïekstekers te zien werken. Ben
al een paar keer geweest, maar dit had ik nog nooit
gezien. Veel succes en met Pasen kom ik vast kijken
naar het resultaat.’
‘Prachtige ontmoeting met de wereld der bollen. Goed
gedocumenteerd en vriendelijke vrijwilligers. Hyacint
mozaïekstekers was een kers op de taart.’
In Memoriam Jan Willem Plug
Op 28 augustus is op 76 jarige leeftijd overleden Jan
Willem Plug. Jan Willem was Gildelid van Museum De
Zwarte Tulp en was tevens lid van de Fondsenwervingscommissie en actief betrokken bij het werven van
fondsen ten behoeve van de aanstaande vernieuwing
van ons museum. Jan Willem heeft zijn leven lang in het
bloembollenvak gewerkt waarvan een belangrijk deel als
directeur van de HoBaHo, samen met Joop Zwetsloot.
Jan Willem was een icoon binnen het vak. Hij kende
iedereen in het vak en iedereen kende Jan Willem.
Hij genoot een groot vertrouwen van iedereen, werd
vanwege zijn brede kennis en wijs inzicht geraadpleegd
als er complexe problemen in de sector speelden, zoals
vraagstukken op belastinggebied, bij faillissementen met
grote impact of bij ingewikkelde fraudezaken. Jan Willem
Plug hielp mee aan de oplossing.
Mede door zijn toedoen (samen met Joop) heeft een
aantal interessante en waardevolle kunstobjecten hun
weg naar het museum gevonden.
Jan Willem Plug, een mens die door velen gemist zal
worden. We wensen Elly, kinderen en kleinkinderen
sterkte bij het verwerken van dit verlies.
Bestuur, Directie en vrijwilligers Museum De Zwarte Tulp
7
WieBrigitte
is Rink?
door Marius Nieuwenhuis
I
In het kader van een nadere kennismaking met een
aantal min of meer (on)bekende vrijwillig(st)ers
willen we u in volgende edities in een wisselend
schema kennis laten maken met één van onze
vrijwillig(st)ers.
Wie is Brigitte Rink?
Mijn naam is Brigitte Rink-Ensink. Vanaf 2000 ben ik
vrijwilliger in ons museum.
Opgegroeid ben ik in Bussum, daar deed ik examen
MMS, waar je je talen leerde spreken, ging daarna
twee jaar naar de Kunstnijverheidschool in Amsterdam, wat later de Rietveld Academie werd. Zocht een
baantje en leerde mijn man in de forenzentrein kennen. We trouwden in 1968, kregen drie kinderen en in
1975 zijn we met het gezin voor zes jaar naar Curaçao
gegaan, waar ik drie diploma´s haalde in de creatieve
vakken handwerken, handenarbeid en tekenen.
Bij terugkeer was er tot mijn grote teleurstelling
geen werk te vinden; het Ministerie van Onderwijs
8
had besloten dat er geen vakkrachten meer nodig
waren op de scholen. Na een acclimatiseringjaar in
Huizen verhuisden we naar Sassenheim wegens de
benoeming van mijn man, Hans Rink, inmiddels drs.
biologie geworden, tot directeur van de RMT School
in Lisse. We kochten in Sassenheim een oud huis, en
daar hebben wij veel tijd besteed om het te renoveren.
De school werd opgeheven in 1988 en hij vertrok naar
Veiling Flora in Rijnsburg. In 1996 is hij overleden.
In 1992 ben ik kunstgeschiedenis gaan studeren in
Leiden. En nadat ik was afgestudeerd in 2000, heb
ik eerst nog wat onderzoek gedaan in het gemeentearchief van Oegstgeest, naar de vroegste vermelding
van de`G` in OeGstgeest. Ik was lid geworden van
de Monumentencommissie in Sassenheim en voor
de Stichting Oud Sassenheim maakte ik een boek
over de monumenten van Sassenheim dat in 2007
uitkwam. Af en toe schreef ik een artikel en gaf soms
een lezing, meestal over buitenplaatsen. De geschiedenis van de Bollenstreek ligt mij zeer na aan het hart.
Op dit moment ben ik lid van de Heemkunde groep
van de VOL van Lisse en zoek ik uit wie er in de 16de
eeuw in Lisse woonden, wie belangrijk was, welke
waters er werden gegraven, welke wegen er waren en
hun namen, en als het kan, zoveel mogelijk gegevens
bij elkaar zoeken over de aller-vroegste tijd van het
bestaan van Lisse. Veldnamen, personen, huizen,
beroepen etc. om me een voorstelling van´vroeger´te
kunnen maken.
Hoe kwam je in ons museum terecht?
In september 2000 ben ik op aanraden van de vrijwilligster van het eerste uur, Elly van Os, begonnen
met het vrijwilligerswerk in het Museum De Zwarte
Tulp. Ik had net mijn bul gehaald en had jarenlang
gestudeerd met haar man, Han van Os. Ik zocht iets
om mijn kennis toe te kunnen passen. Na eerst van
alles te hebben gedaan om de gang van zaken in het
museum te leren kennen kwam ik al snel uit bij de
tentoonstellingscommissie. Ik heb aan verschillende
tentoonstellingen mee gewerkt tot 2005. Toen ben ik
een poosje bij het Kasteel Keukenhof gaan werken.
Wat deed en doe je zoal in ons museum?
Bij de tentoonstelling over het 350 jarig bestaan van
de Trekvaart in 2007 ben ik weer op het museumnest
teruggekeerd en deed ik mee met een collage van het
Commissarissenhuis in Halfweg. Vanaf dat moment
ben ik gebleven. Na nog wat tentoonstellingen
‘Buitens in de Bollenstreek´ in 2007 en ´Van Wildernisse tot Bollenstreek´ in 2008/9. Na wat voorbereidingen voor een tentoonstelling ten behoeve het 25
jarig bestaan ben ik overgestapt naar de registratiecommissie toen er een conservator werd aangetrokken.
Samen met Carine Atzei zijn we het depot gaan aanpakken. Ieder voorwerp wordt door ons beschreven,
opgemeten, van een nummer voorzien en krijgt ook
een plaats toegewezen. Wat wij beschrijven wordt
door Hans Schoute en Toon Derks in de computer
gezet. De registratiecommissie is sindsdien uitgebreid
met Peter Vink, voor de foto´s en voor de bibliotheek
Gerard Beinsdorp met Ria Jansen. En Rob van Dijck
als fotograaf van alles wat er in het museum te vinden
is.
Onze laatste klus was om alle tentoonstellingsposters
te registreren en van elke poster twee stuks in een
map te bewaren, om zo bij te kunnen houden wat er
de afgelopen 27 jaar tentoongesteld is.
Twee nieuwe (kunst)collecties krijgen een plaats
in het museum en die moeten ook ergens een plek
krijgen. Het is nu dus afwachten wat bij de komende
verbouwing gaat gebeuren, om te zien waar wij alles
kunnen gaan plaatsen.
Ik heb het erg naar mijn zin in het museum. Er zijn
altijd wel leuke voorvallen en er kan vaak gelachen
worden. Voor zover ik het kan zien, is de sfeer heel
prettig. Ik ken niet meer iedere nieuwkomer, en een
´smoelenboek´ is iets waar ik voor zou willen pleiten.
Wat vind je van de Bollenstreek en
de bollenwereld?
Ik vind het heerlijk om in deze streek te wonen. In
ieder jaargetijde geniet ik van wat er op de velden
gebeurt. Niet alleen in het voorjaar. Ook de inundaties
op onverwachte plekken geven een verrassende
blik met het spiegelende water. De strakke voren,
die getrokken worden en die later bedekt zijn met
stro, geven weer een heel ander ritme en kleur aan
het landschap; ik geniet van alle afwisselingen. Je
ziet om je heen waar het geld mee verdiend wordt.
Nu er steeds meer teelt van andere gewassen is,
komt er ook het hele jaar door nog meer kleur in
het landschap. Bij wandelingen door de streek is
mijn interesse in de geschiedenis van het landschap
gewekt; ik ben mij steeds bewust waar vroeger de
Keukenduin was, en waar het veengebied tussen de
andere oude duinen. In mijn hoofd zit de kaart van
Lisse van 1615. En vaak neem ik de echte kaart mee
om precies te kunnen zien waar de mensen woonden.
Wat zou je willen veranderen?
Ik zou graag zien dat er meer aandacht en ruimte
komt voor een grote centrale rol als streekmuseum.
Lisse kan, als centrum van de Bollenstreek, met zijn
bollenveilingen, het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek (PPO), de voormalige tuinbouwschool waar
heel veel mensen die in dit vak werken zijn opgeleid
en de wereldberoemde Keukenhof versterkt worden
door nog beter de historische en culturele functie van
het museum in te zetten. Regionale en overkoepelende onderwerpen, zoals het inzichtelijk maken van
het belang van de waterwegen in samenhang met de
afzanding, komt het historisch besef ten goede.
Ook kan het museum een sterkere binding organiseren op cultureel gebied met de omliggende dorpen.
Door meer contacten met oudheidkundige verenigingen in de regio kan de geschiedenis van de streek veel
levendiger uitgedragen worden. Tijdelijke tentoonstellingen zouden ook kunnen gaan over elk dorp apart,
en na twee maanden een volgend dorp. De oudheidkundige verenigingen kunnen dan zelf hun tentoonstelling samenstellen, met aandacht voor zowel hun
verleden als wat er op dat moment in hun dorp te
beleven is. Zo trek je veel meer bezoekers uit de regio.
De diverse bedrijven in de omgeving kunnen meedoen
en zo ook meer belangstelling krijgen. En bezoekers
uit verdere streken krijgen zo een interessant overzicht van de geschiedenis van de Bollenstreek in al zijn
facetten.
Ook is de kunstcollectie van het museum een stimulans en moet blijvend in de belangstelling staan.
Maar helaas, er is geen beleid voor aanschaf van het
museum zelf. Als er op veilingen of rommelmarkten
leuke voorwerpen die in onze collectie zouden passen,
aangeboden worden, dan is er vanuit het museum nog
geen aandacht voor.
Ooit iets speciaals meegemaakt?
Als grappige anekdote kan ik hier vertellen over de
keer dat we twee poppetjes in klederdracht kregen
geschonken met de tekst ´Lassie´ erop. Ze waren
behoorlijk gehavend. Maar wat moeten wij met poppetjes in het museum? Toen bedachten we dat er bij
Lassie Toverrijst wel belangstelling zou kunnen zijn.
We hebben de firma opgebeld. Die waren erg blij. De
poppetjes waren na de oorlog op gespaarde punten
te krijgen bij hun nieuwe snelkookrijst. Ja, ze wilden
ze graag hebben, beschadigd of niet; dat kon wel
gerestaureerd worden. Kortom, de poppetjes werden
opgestuurd en wij kregen in het museum een doos
met twintig pakken rijst als dank.
Nieuwe Gildeleden
Het museum verwelkomt
onderstaande nieuwe Gildeleden:
Homemade Catering op Maat, Lisse
Nobels Machinefabriek, Katwijk
Uitgeverij Verhagen, Katwijk
Jora Vision B.V., Rijnsburg
Zorgboodschap, Sassenheim
Grignion Holding B.V, Voorhout
9
Sabine Huls
‘Bezoekers van
De Zwarte Tulp
moeten verrijkt het museum uitkomen’
door Wout Koster
S
abine Huls, voormalig directeur-beheerder van het
Zandvoorts Museum, is nu ruim een half jaar de
nieuwe directeur-conservator van ons museum.
Reden voor de redactie van Museum-Praat om met haar
te gaan praten over haar visie en verwachtingen. Zij kan
daar met enthousiasme over vertellen.
‘Ik had het in Zandvoort erg naar mijn zin, maar het
directeurschap van De Zwarte Tulp trok mij ook aan.
Vooral de verbouwing was en is een grote uitdaging.
voor mij. In Lisse vond ik een geoliede machine die,
vooral ook dankzij de vele vrijwilligers, goed draait.
Ik zie het nieuwe museum al helemaal voor me. Een
lichte plek waar de bezoeker wordt ondergedompeld
in alle facetten van het verleden, het heden en de
toekomst van de bloembollencultuur. In mijn ogen
moet een bezoeker van De Zwarte Tulp verrijkt het
museum uit komen. Hij zal na zijn bezoek de streek
beter hebben leren kennen en meer gaan waarderen.
De Zwarte Tulp moet het museum van de Bollenstreek
zijn waar je met je kinderen naartoe gaat, leuk
wordt ontvangen met een kopje koffie, thee of een
frisdrankje en waar je aan de hand van interessante
verhalen en teksten, leuke anekdotes en foto’s en
films, een beeld krijgt van de geschiedenis van de
bloembollencultuur. Daarin spelen objecten uit die
cultuur, zoals machines, werktuigen en gereedschap
een belangrijke rol. Want die laten zien hoe het werk
in ‘de bollen’ echt is geweest. De bezoeker kan zo als
het ware zelf voelen en beleven wat dat werk inhield.
Onze eigen prachtige collectie hyacintenglazen en de
collecties van Anne Nieuwenhuis, De Witte Zwaan en
J.W. Lefeber die het museum onlangs heeft verworven
moeten het beeld compleet maken. Immers, bloemen
hebben een belangrijke rol in de kunst gespeeld.
10
De Zwarte Tulp moet het nationaal bloemenmuseum
van Nederland zijn dat laat zien hoe uniek de
Bollenstreek is. Niet alleen aan mensen uit de
Bollenstreek, maar ook daarbuiten.
De wisseltentoonstellingen die we twee keer per
jaar organiseren, zullen ook het unieke karakter van
de Bollenstreek moeten laten zien, zoals een paar
jaar geleden de tentoonstellingen over kardinaal
Simonis, een bekende zoon van Lisse, of over
winterlandschappen in de streek dat hebben gedaan.
Ik vind de verbouwing heel spannend en heb zin
om alles opnieuw in te richten, vooral omdat zoveel
mensen, net als ik, zo enthousiast zijn.’
Een woord van dank
en een nieuwe start
Het is inmiddels duidelijk dat het museum over een
nieuwe website beschikt. Dat betekent een afscheid van
het oude, maar ook een afscheid van de webmaster, die
jarenlang het beheer over de website heeft gehad en er
voor zorgde dat de informatie zo up-to-date mogelijk
was. Langs deze weg derhalve een meer dan “hartelijk
dank” aan Nico Valstar, die deze taak fantastisch heeft
volbracht. Alweer een paar jaar geleden, toen duidelijk
werd dat er iets aan de website van het museum zou
moeten veranderen, werd contact gezocht met Gildelid
Paul van der Putten, die inmiddels al veel websites heeft
gebouwd en eigenaar is van Pluslive, een bedrijf dat
o.a. ook de marketing voor bedrijven verzorgt. Van der
Putten heeft de eerste aanzet gegeven voor de realisatie
van huidige website. Ook aan hem langs deze weg een
woord van dank.
De nieuwe start kunt u bewonderen op
www.museumdezwartetulp.nl
Stichting Kunstbeheer ‘De Witte Zwaan’
door Joop Zwetsloot
dat is de officiële naam van een initiatief
om op een bijzondere wijze kunstwerken te
verzamelen. Hoe is dat zo gekomen….?
In 1921 ging in de voormalige stalhouderij van Hotel Café
Restaurant “De Witte Zwaan” op het Vierkant in Lisse de
bloembollenveiling Holland’s Bloembollen-huis van start. Er
waren drie oprichters: de heren Homan, Bader en Hogewoning, zij gaven hun bedrijf de handels-naam ”Hobaho” en
kozen de witte zwaan als handelsmerk.
De heren Harry en Joop Zwetsloot worden in de tweede helft
van de 20ste eeuw eigenaar van dat veilingbedrijf, zij zijn
kleinzonen van oprichter Homan (moeder was een Homan).
Zij zijn van jongs af aan “vergroeid” geraakt met de bloembollen, zijn als het ware ook “betoverd” door de schoonheid van
deze bolgewassen. Maar als ze ontdekken dat kunstenaars
van alle tijden en windstreken deze bloemen als inspiratiebron gebruikten voor kunstuitingen ontstaat er bij hen een
bepaalde resonantie en zij besluiten om op bescheiden schaal
dergelijke kunst te gaan verzamelen.
Iets later besluiten zij om dit in een Stichtingsvorm te doen
en een bestuur samen te stellen met mensen die verstand
en liefde voor kunst hebben. Zo komt Els Cevat, 17de eeuw
specialist bij het veilinghuis Sotheby’s aan boord alsmede
Peter Mookhoek die hoofd van de afdeling Fotografie van
het Rijksmuseum in Amsterdam is en Frank Schermer Voest,
de antiquair uit Lisse. Ook twee dochters van Harry en Joop
nemen deel aan de bestuursvergaderingen met het oog op de
continuïteit van de stichting.
De idee om kunst te gaan verzamelen werd ook gestimuleerd
doordat in het bedrijf Hobaho al enkele objecten aanwezig
waren.
Zo was er bij het 10 jarig bestaan door het personeel een
tegeltableau aan het bedrijf geschonken wat in de hal van de
zaak in een grote betegelde omranding met plantenbakken en
een vijvertje in een wand was opgebouwd. Het hoofdtableau
is daarvan bewaard gebleven, de omranding is bij een uitbreiding van de hal verloren gegaan. Het tableau is vervaardigd
bij de tegelfabriek in Makkum in 1931. De voorstelling is een
“luchtopname” van het veilingbedrijf met tevens een afbeelding van de oorspronkelijk start locatie bij “De Witte Zwaan”.
De drie oprichters hebben zich ook laten portretteren door
toenmalige schilders waarbij Manceau (portret Homan) een
bekende bloembollenschilder was rond 1930 en Bart Peizel
(portret Hogewoning) een bekende
bloemen- en portretschilder uit
Amsterdam was. Die drie portretten hingen in het directiekantoor.
Er was ook een fraaie kaart uit de
17de eeuw van Henric Hondius,
waarop de latere bollenstreek tussen Haarlem en Leiden nog als een
compleet duinlandschap te zien is.
Dat was een cadeau voor de
Hobaho van de Stichting
Bloemencorso bij het 25 jaar
bestaan van het Corso als dank
voor het elk jaar ter beschikking
stellen van de hallen voor de
opbouw van het bloemencorso.
Ans Maria Wortel “Moeder Aarde”, 1984
En het eerste kunstwerk wat
Harry en Joop kochten was een
gouache van Ans Wortel voorstellende Moeder Aarde; voor
hen symboliseerde dit werk de vruchtbare grond waarop de
bollencultuur haar bestaan in Nederland kon opbouwen.
Toen de stichting met “professionals” werd uitgebreid werd
ook het verzamelen professio-neler aangepakt. Niet langer
was elke prent of schilderij met een bolgewas dus iets voor de
collectie; nu werd planmatig naar alle kunst en kunstnijverheid
gekeken: naar glas, naar aardewerk, naar zilver, naar meubelen
en ook werd er gekeken naar alle kunststromingen. Het oudste stuk is een kleine tekening van een crocusbol van ca. 1540
en het nieuwste is een geweven textiel object uit 2011.
Aanvankelijk werden de kunstvoorwerpen in de bedrijfsgebouwen van Hobaho in gangen en kantoren tentoongesteld ”ter
lering ende vermaeck” Maar, nadat Harry en Joop het bedrijf
aan de bloemenveiling Aalsmeer hadden overgedragen kwam
de vraag op: wat nu? Al snel kwamen zij op de gedachte om
de collectie te bestemmen voor presentatie in het Museum De
Zwarte Tulp. Ook voor bezoekers van het museum zou het interessant moeten zijn om te beseffen dat de geschiedenis van
de bloembollencultuur ook nog een “kunst”-aspect heeft. Op
deze wijze kon de collectie ook betekenis krijgen als eerbetoon
aan de bloembollensector waaraan Harry en Joop hun bestaan
te danken hadden. Het museumbestuur heeft het plan opgevat om vanaf dit oktober nummer in de komende tijd elke keer
in “Museum-Praat” aandacht aan deze collectie te besteden.
In dit nummer hebben we stil gestaan bij de totstandkoming
van de stichting “De Witte Zwaan”. In de volgende uitgave van
“Museum Praet” gaan we de collectie van de Stichting nader
bekijken.
Aardewerkfabriek Tichelaar, Makkum (Friesland),
Tegeltableau, 1931
Henric Hondius, Kaart van Rijnland en Amstelland, 1629
11
Gildelid aan het Woord
In de rubriek “ Een Gildelid aan het woord” ditmaal een
gesprek met Gerard Heemskerk, vaste plantenkweker in
Noordwijk.
Gerard Heemskerk (63) uit Noordwijk lijkt zo veelkleurig als de
producten die hij kweekt: vaste planten zoals Irissen, Hosta’s,
Pioenen en Hemerocalissen in vele tinten. Hij leidt niet alleen een
groot bedrijf maar is ook nog actief geïnteresseerd in de plaatselijke
politiek, actief in organisaties die alles met het vak te maken
hebben, maar bovenal ’altijd op zoek naar iets anders’, zoals hij zelf
aangeeft.
Hoe ’anders dan anderen’ hij zakelijk blijkt te handelen
wordt gaandeweg ons gesprek over zijn leven tot nu toe
duidelijk. In 1967 stapte hij, vers van de Tuinbouwschool, in
het bedrijf van zijn vader. Het werken ging bij hem vooraf
aan het leren. Dat bracht hem later door het volgen van
niet minder dan twintig cursussen wel tot het kweken van
producten met meerwaarde en het vermarkten over de hele
wereld. Ook daarin bleek hij anders dan anderen te zijn.
In 1965 was zijn vader na een ruilverkaveling in het Langeveld bescheiden begonnen met het telen van bloembollen.
Maar al snel gaf Gerard er na zijn entree in vaders bedrijf
blijk van ’er weinig zin in te hebben hetzelfde te doen als
anderen’ zoals hij ons laat weten. Hij experimenteerde met
het kweken van vaste planten, niet alleen iets anders dan
wat anderen in de Bollenstreek deden, maar bovendien veel
minder concurrentiegevoelig. ’Zijn’ eerste producten bracht
hij op zestienjarige leeftijd achter op de bromfiets naar de
veiling. Na twintig jaar blijkt het kweken van vaste planten
de core business van het bedrijf te zijn!
Over de hele wereld
Het bedrijf werd successievelijk uitgebreid tot wat het nu
is: een kwekersbedrijf van naam dat continu werk biedt
aan twintig mensen en al naar gelang het seizoen aan zo’n
zestig personen voor enkele maanden. Een bedrijf, dat zijn
afnemers vindt in vele landen in de wereld: in Europa, Amerika, China en Zuid-Afrika, waarheen dus rechtstreeks wordt
geëxporteerd. Ook naar Rusland, waarvoor mogelijk – we
spraken met hem twee weken na de ramp met de MH17 in
Oekraïne – een handelsboycot wordt
afgekondigd. ‘Wat moet, dat moet’
zegt hij, om er direct op te laten volgen:
‘Ik ben recent op de bonnefooi naar
IJsland geweest en teruggekomen
met een ordertje, nog wel klein
maar wie weet’.
door Gerrit van Oosten
In het kader van ’anders dan anderen’ mag dit er wel zijn.
’Overigens verkopen we via onze webshop van een plant tot
zeer grote aantallen’. Ook het zoeken naar producten die andere kwekers van vaste planten niet hebben valt in de categorie ’anders dan anderen’. Waar hij eerst zelf het veredelen
deed heeft hij nu ook een professionele veredelaar in dienst.
En ook op dit terrein kan hij iets melden: tot voor kort bleek
de hemerocallis maar enkele weken te bloeien. ’Wij zijn er in
geslaagd de bloeitijd van deze veelkleurige vaste plant naar
vier maanden te brengen’.
Voldoening
Volgend jaar maart bestaat het bedrijf vijftig jaar. Nu al
wordt daar aan gedacht en gewerkt. Een camera bij een van
de hemerocalissen in zijn prive-tuin maakt continu opnamen
van de plant van stek tot bloei. Dit moet onderdeel worden
van een bedrijfsfilm die voor het vijftig jarig bestaan zal
worden gemaakt als promotie-materiaal. Ook de nieuwe
generatie staat in de startblokken om de leiding geleidelijk
over te nemen. Zijn drie dochters hebben goede banen
elders, zijn zoon zal een deel van de leiding op zich nemen.
De continuïteit is dus verzekerd. ’Als ik terugkijk vind ik mijn
grootste voldoening in het feit dat er zoveel mensen met
plezier bij ons werken en van ons bedrijf kunnen leven.’
’Link’ naar museum
Als wij het gesprek op het museum brengen, zegt hij zich
nog goed te herinneren hoe Joop Zwetsloot, initiatiefnemer en eerste voorzitter van Museum De Zwarte Tulp zo’n
dertig jaar geleden bij hem aanklopte om mee te helpen
het financieel mogelijk te maken dat het museum er zou
komen. Hij is nu Gildelid en probeert de enkele malen per
jaar georganiseerde Gildeavonden te bezoeken. ’Gezellig,
maar bovendien vaak leerzaam en goed om te netwerken’
zo laat hij weten. ’Ik vind dat het museum een toegevoegde
waarde aan de Bollenstreek geeft’. Het lijkt een open deur,
maar hij meent het. Ook hierin is hij anders dan anders.
Want welke kweker van bollen of vaste planten heeft op zijn
zakelijke website een ’link’ naar Museum De Zwarte Tulp?
Gerard met een bos
maandenlang bloeiende Hemerocalis
Colofon
Gerard Heemskerk:
‘Met zoeken naar iets
anders blijf je de
concurrentie voor’.
Museum-Praat is een uitgave
van Museum De Zwarte Tulp en
verschijnt tweemaal per jaar
Grachtweg 2a
2161 HN Lisse
T (0252) 41 79 00
E [email protected]
W www.museumdezwartetulp.nl
Redactieteam: Marius Nieuwenhuis
Wout Koster
Hein de Boer
Gerrit van Oosten
Sabine Huls
Opmaak/druk: Drukkerij van Lierop Hillegom
12