Position Paper chronisch nierfalen (volwassenen) Vitaminesuppletie Inhoud 1. Vitaminesuppletie bij dialyse 2. Vitaminesupplementen voor dialyse 3. Vitaminesuppletie bij chronisch nierfalen 4. Vitamine D3 5. Vitamine K 6. Literatuur Er wordt verondersteld dat bij dialyse, zowel HD als PD, water-oplosbare vitamines deels worden uitgefilterd. Om die reden wordt standaard suppletie geadviseerd, ongeacht de samenstelling van de voeding. Bij chronisch nierfalen kunnen de dieetbeperkingen gevolgen hebben voor de adequaatheid van de voeding. Suppletie kan dan nodig zijn. Over de suppletie van vitamine D lopen de meningen nog uiteen. De DNN adviseert minimaal de suppletieadviezen van de Gezondheidsraad te hanteren. Daarnaast suppletie bij gebleken te lage serumspiegels. Bij dialysepatiënten is bekend dat er vaak sprake is van een vitamine K deficiëntie. Het gebruik van bepaalde antistolling kan hierin een rol spelen. Er is momenteel echter nog onvoldoende bewijs dat suppletie een zinvolle bijdrage levert aan de behandeling. 1. Vitaminesuppletie bij dialyse (algemeen) In theorie kunnen water-oplosbare vitamines deels uit gedialyseerd worden. Uit pragmatische overwegingen wordt daarom een vitaminesupplement geadviseerd. Met het verschijnen van de EBPG (European Best Practice Guidelines) Guideline on Nutrition (2007) [3] ontstond de vraag of de huidige vitaminepreparaten die voorgeschreven worden aan dialysepatiënten nog voldoen. Uit het commentaar van de NfN [7] blijkt dat de EBPG Guideline on Nutrition nog onvoldoende hard bewijs levert over welke doseringen voor vitamines de beste zijn. Daarom zijn in de NfN Richtlijnen Voeding [7] zowel de EBPG weergegeven als de NfN richtlijn uit 2000. Het commentaar van de kwaliteitscommissie van de NfN in de Richtlijnen Voeding [7] op Guideline 4 van de EBPG Guideline on Nutrition [3] is als volgt: “De EBPG is voorzichtig met dit deel van de richtlijn. De EBPG stelt: “Due to insufficient evidence from clinical trials for recommending administration of vitamins, the following information only reflects the expert’s opinion and cannot be considered as a clinical guideline but a recommendation”. De EBPG doet ook geen uitspraak over hoe frequent een bepaalde vitamine- of mineraalbepaling zou moeten plaatsvinden.” In tabel 1 is een vergelijking gemaakt tussen de adviezen van de EBPG en het oude advies voor suppletie in de NfN richtlijn Vitaminesuppletie bij dialysepatiënten (2000). De adviezen komen grotendeels overeen met uitzondering van: Vitaminesuppletie - versie 4, 11/2014 - status definitief - geldig tot 2018 Eindverantwoordelijk : DNN WG richtlijnen Contactperso(o)n(en) : Angelique van Empel – vd Braak, diëtist nierziekten Bernhoven Uden Inez Jans, diëtist nierziekten Ziekenhuis Gelderse Vallei Ede Goedgekeurd door : DNN WG, richtlijnen met instemming van NfN kwaliteitscommissie Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 1 van 6 De EBPG adviseert om – naast de intake met de voeding – cobalamine (Vit B12) te suppleren. Dit advies is gebaseerd op de mening dat de Vit B12 intake bij een deel van de hemodialyse patiënten onder de minimale dagelijkse behoefte zit terwijl een eventuele overdosering (in het geval de patiënt met de voeding toch voldoende binnen krijgt) niet toxisch is. De EBPG adviseert om – naast de intake met de voeding – biotine (Vit B8) te suppleren. Bij patiënten met een nierinsufficiëntie is een verminderde intestinale absorptie beschreven. Bovendien gaat een verminderde eiwit intake ook gepaard met een te lage biotine intake. De EBPG adviseert een hogere pyridoxine (Vit B6) intake dan de oude NfN-richtlijn. De EBPG komt tot dit advies omdat “this is the lowest pyridoxine hydrochloride dose that has consistently normalized pyridoxine deficiency and the transamination activation index of stable maintenance hemodialysis patients”. Aangezien het EBPG advies t.a.v. (de dosering van) vitaminesuppletie niet is gebaseerd op klinische studies kan de NfN kwaliteitscommissie op dit moment de adviezen van de EBPG niet dwingend opleggen. NfN richtlijn 2000 EBPG 2007 Thiamine (vitamin B1) 1.5-3 mg 1.1–1.2 mg thiamine HCl Riboflavin (vitamin B2) 2.5 mg 1.1–1.3 mg Pyridoxine (vitamin B6) 2-2.5 mg 10 mg pyridoxine HCl Ascorbic Acid (vitamin C) 100 mg 75–90 mg Folic Acid (Folate, vitamin B9) In Nederland: vitamine B11 1 mg 1 mg folic acid Cobalamin (vitamin B12) Geen aanbeveling 2.4 μg vitamin B12 Niacin (vitamin B3, nicotinamide, nicotinic acid, vitamin PP) 20 mg nicotinamide 14–16 mg niacin Biotin (vitamin B8) Geen aanbeveling 30 μg biotin Pantothenic acid (vitamin B5) 3-10 mg 5 mg pantothenic acid Retinol (vitamin A) Geen aanbeveling A daily intake of 700–900 μg is recommended. Vitamin A supplements are not recommended. Alpha-tocopherol (vitamin E) Geen aanbeveling A daily supplement of 400–800 IU is recommended in secondary prevention of cardiovascular events and for preventing recurrent muscle cramps. Fylochinon (vitamin K) Geen aanbeveling A daily intake of 90–120 μg is recommended. There is no need for vitamin K supplementation, except in patients receiving long term antibiotic treatment or those with altered coagulant activity; a daily amount of 10 mg vitamin K may be temporarily administered. Tabel 1 aanbeveling vitaminesuppletie Vitaminesuppletie - versie 4, 11/2014 - status definitief - geldig tot 2018 Eindverantwoordelijk : DNN WG richtlijnen Contactperso(o)n(en) : Angelique van Empel – vd Braak, diëtist nierziekten Bernhoven Uden Inez Jans, diëtist nierziekten Ziekenhuis Gelderse Vallei Ede Goedgekeurd door : DNN WG, richtlijnen met instemming van NfN kwaliteitscommissie Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 2 van 6 2. Vitaminesupplementen voor dialyse Er zijn een aantal vitaminepreparaten voor dialyse beschikbaar. In tabel 2 staat de samenstelling. In de derde kolom is ruimte om de samenstelling van het eigen vitaminepreparaat te vermelden. Mogelijk kan dit als hulpmiddel dienen om in gesprek te gaan met de nefrologen over de vitaminesuppletie bij dialysepatiënten in het eigen dialysecentrum. Added Pharma multivitamine voor dialyse Added Pharma Multivitamine PRO CAPD Fagron Multivitamine Dianet D3 Thiamine (B1) 6.6 mg 2.9 mg 6.04 mg Ribovlafine (B2) 5 mg 2.8 mg 4.96 mg Niacine (B3) 22.2 mg 24.2 mg 40.25 mg Panthoteenzuur (B5) 11 mg 5.6 mg 9.34 mg Pyridoxine (B6) 5.5 mg 2.6 mg 5.1 mg Biotine (B8) – – – Foliumzuur(B11) 1.1 mg 1.2 mg 4.57 mg Cobalamine (B12) – Ascorbinezuur (C) 110 mg 121 mg 102.2 mg Retinol (A) – – – Colecalciferol (D) – – 831.30 IE Tocoferol (E) – – – Fytomenadion (K) – – – – Gebruik in eigen centrum – Tabel 2 vitaminesupplementen voor dialyse 3. Vitaminesuppletie bij chronisch nierfalen De diverse dieetbeperkingen kunnen theoretisch leiden tot het gebruik van een voeding met een of meer deficiënties aan vitamines en/of mineralen. In dat geval kan de patiënt worden geadviseerd een multivitamine- of multivitamine- en mineralensupplement te nemen. Gebruik van bruistabletten moet vanwege de natriumbelasting worden ontraden. Om intoxicatie bij verminderde nierfunctie te voorkomen, is het raadzaam een supplement te kiezen dat per dagdosis 50% tot maximaal 100% ADH levert. Op de website van het Voedingscentrum staat aanvullende informatie in de factsheets ‘Aanbevelingen voor vitamines, mineralen en spoorelementen’ en ‘Suppletieadviezen vitamines, mineralen en spoorelementen’. 4. Vitamine D3 Vitamine D3, ook wel aangeduid als cholecalciferol, colecalciferol of 25(OH)D 3, staat steeds meer in de belangstelling. Na het verschijnen van de nieuwe KDIGO (Kidney Disease Improving Global Outcomes) Clinical Practice Guidelines for the Diagnosis, Evaluation, Prevention and Treatment of Chronic Kidney Disease-Mineral and Bone Disorder (CKD-MBD) [4] is een advies over dit vitamine ook genomen in de Nederlandse richtlijn: NfN Richtlijn Mineraal- en botstoornis. [7] In de NfN richtlijn Voeding en vitaminesuppletie bij nierinsufficiëntie en dialyse (2014) is geen advies over vit. D opgenomen, maar wordt verwezen naar de richtlijn Mineraal- en botstoornis. Bepaling van vit. D is (nog?) niet opgenomen in de NfN richtlijn Laboratoriumbepalingen en periodiek onderzoek bij HD en PD. Uit literatuuronderzoek blijkt dat een vitamine D3 deficiëntie veel voorkomt onder dialysepatiënten. Meer dan 70% heeft een tekort. Vitaminesuppletie - versie 4, 11/2014 - status definitief - geldig tot 2018 Eindverantwoordelijk : DNN WG richtlijnen Contactperso(o)n(en) : Angelique van Empel – vd Braak, diëtist nierziekten Bernhoven Uden Inez Jans, diëtist nierziekten Ziekenhuis Gelderse Vallei Ede Goedgekeurd door : DNN WG, richtlijnen met instemming van NfN kwaliteitscommissie Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 3 van 6 Er is mogelijk een beschermende rol van vitamine D3 in het ontstaan van hart- en vaatziekten (pleiotrope effecten). In diverse onderzoeken is beschreven dat vitamine D3 betrokken is op verschillende niveaus van het immuunsysteem. Het stimuleert de productie van ontstekingsremmende en antimicrobiële stoffen. Daarnaast remt vitamine D3 de productie en ontwikkeling van ontsteking stimulerende cellen en cytokines. Er is een inverse relatie aangetoond tussen vit. D3 status en C-reactive proteïn (CRP), een marker voor ontsteking die direct samenhangt met het ontstaan van hart- en vaatziekten. Nog niet bekend is of dit een direct effect is, dan wel indirect via remmend effect van vitamine D3 op ontsteking. De relatie tussen vitamine D3 status en bloeddruk worden vooral in observationele studies beschreven. Mensen met een vitamine D3 deficiëntie hebben over het algemeen een hogere bloeddruk. De hoge prevalentie van hypertensie onder mensen met een donkere huidskleur en de hogere bloeddruk die wordt waargenomen in de winter vergeleken met de zomer, maakt het aannemelijk dat vitamine D3 een beschermende rol speelt bij het ontstaan van hypertensie. Mechanismen die een rol kunnen spelen zijn een remmend effect op de productie van renine en op de proliferatie van gladde spierweefsel cellen. Ook de stimulerende werking op de expressie van type A Natriuretic Peptide Receptor (NPT-A), een receptor betrokken bij verlaging van de bloeddruk kan een verklaring zijn. [2] Uit het onderzoek van Alvarez et al blijkt dat hoge doseringen vitamine D suppletie (50.000 IE per week gedurende 12 weken, daarna 50.000 IE 1x per 2 weken) een veilige manier is om de vitamine D spiegel op peil te houden. Daarbij daalde de PTH-spiegel, met name bij patiënten met secundaire hyperparathyreoïdie. [1] In de KDIGO CKD-MBD [3] staat bij 3.1.3. het volgende over vitamine D vermeld: “In patients with CKD stages 3-5D, we suggest that 25(OH)D (calcidiol) levels might be measured, and repeated testing determined by baseline values and therapeutic interventions (bewijsniveau 2C). We suggest that vitamin D deficiency and insufficiency be corrected using treatment strategies recommended for the general population (bewijsniveau 2C).” [6] Het commentaar van de NfN kwaliteitscommissie in de richtlijn Mineraal- en botstoornis (2010) is als volgt: “Het maken van een onderscheid tussen 25(OH)D2 en 25(OH)D3 is klinisch niet relevant. Vitamine D deficiëntie en insufficiëntie komt overeen met een 25(OH)D gehalte van respectievelijk < 30 en 30-50(80) nmol/l. Een adequate 25D spiegel voor botparameters bedraagt > 80 nmol/l, voor de pleiotrope effecten van vitamine D mogelijk > 100 nmol/l. Meting van 1,25(OH)2-vitamine D (in pmol/l) is klinisch minder relevant in het kader van CKD-MBD.” [8] Een commissie van deskundigen van de Gezondheidsraad heeft in 2012 het rapport Evaluatie van de voedingsnormen voor vitamine D gepubliceerd. De suppletieaanbevelingen uit 2008 zijn hierin geëvalueerd. De suppletieadviezen zijn bedoeld om een vitamine D tekort te voorkomen, maar niet om dit tekort te behandelen. De gezondheidsraad stelt hierin dat voldoende is aangetoond dat vitamine D en rol speelt bij de botgezondheid: het risico op rachitis en botbreuken wordt verkleind. De beschermende rol bij andere aandoeningen, zoals hart-en vaatziekten en infectieziekten vindt de raad nog onvoldoende onderbouwd. De voedingsnorm gaat er van uit dat ongeveer twee-derde van de vitamine D aanbeveling wordt gedekt via aanmaak in de huid (van maart tot november kan vitamine D aangemaakt worden) en dat een-derde afkomstig uit de voeding. Vitaminesuppletie - versie 4, 11/2014 - status definitief - geldig tot 2018 Eindverantwoordelijk : DNN WG richtlijnen Contactperso(o)n(en) : Angelique van Empel – vd Braak, diëtist nierziekten Bernhoven Uden Inez Jans, diëtist nierziekten Ziekenhuis Gelderse Vallei Ede Goedgekeurd door : DNN WG, richtlijnen met instemming van NfN kwaliteitscommissie Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 4 van 6 Bij onvoldoende zonlichtblootstelling bevat een gezonde voeding volgens de Richtlijnen goede voeding echter onvoldoende vitamine D. Daarnaast hebben bepaalde bevolkingsgroepen een hogere behoefte, zodat voor bepaalde groepen suppletie wordt aanbevolen. Dit zonder voorafgaande bepaling van de vitamine 25(OH)D3 spiegel. [4] “De commissie vindt het wenselijk dat • dagelijks 10 microgram vitamine D3 extra wordt gebruikt door: kinderen tot 1 jaar kinderen van 1 tot 4 jaar (voor de zekerheid) vrouwen van 50 tot 70 jaar (voor de zekerheid) personen van 4 tot 50 (vrouwen) of 70 (mannen) jaar die een donkere huidskleur hebben of onvoldoende zonlichtblootstelling vrouwen die zwanger zijn (voor de zekerheid) • dagelijks 20 microgram vitamine D3 extra wordt gebruikt door: volwassenen vanaf 70 jaar Hierbij veronderstelt de commissie dat de inname van calcium voldoende is.” Als na bepaling blijkt dat de vitamine D spiegel deficiënt is, zal suppletie moeten volgen. De eerste stap is het voorschrijven van een oplaaddosis volgens het algoritme van Van Groningen et al. [5] Totale oplaaddosis is: 40 x (75 - 25(OH)D3 spiegel) x lichaamsgewicht (in kg) Te bereiken middels dosis van 25.000 IE, 1x per week tot de totale dosis is bereikt. Daarna overgaan op suppletie met onderhoudsdosering. In deze formule is 75 de streefwaarde voor 25(OH)D3 in het serum. Deze kan desgewenst worden aangepast. Voorbeeld: man, 65 jaar, serum 25(OH)D3 spiegel is 35 nmol/L, gewicht 70 kg. Oplaaddosis: 40 x (75-30) x 70 = 126.000 IE. Suppletie: 126.000 : 25.000 = gedurende 5 weken 1x per week 25.000 EH. Samenvattend De DNN adviseert suppletie van vitamine D3 minimaal volgens de aanbevelingen gedaan door de Gezondheidsraad (2012). Het kan raadzaam zijn de vitamine D 3-status te bepalen bij patiënten met chronisch nierfalen stadium 3-5. Vervolgbepalingen zijn afhankelijk van de uitslagen en gedane therapeutische interventies. 5. Vitamine K Hemodialysepatiënten hebben een functionele vitamine K deficiëntie. [9] Vitamine K vervult een sleutelrol bij het behoud van sterke botten en gezonde bloedvaten via carboxylering van osteocalcine en matrix Gla-proteïne; ondercarboxylering is een risicofactor voor calcificatie. Er is echter nog onvoldoende onderzoek verricht naar het effect van suppletie. 6. Literatuur 1. Alvarez, J.A. et al. (2012). High-dose cholecalciferol reduces parathyroid hormone in patients with early chronic kidney disease: a pilot, randomized, double-blind, placebo-controlled trial. American Journal of Clinical Nutrition, 96(3), 672-679. doi:10.3945/ajcn.112.040642 2. Bezemer, R. (2010). Vitamine D and the immune status of dialysis patients. Master thesis, Wageningen University, Nutrition and Health. 3. Fouque, D. et al. (2007). European Best Practice Guidelines (EBPG) Guideline on Nutrition. Nephrology Dialysis Transplantation, 22(Suppl 2), ii45–ii87. doi: 10.1093/ndt/gfm020 4. Gezondheidsraad. (2012). Evaluatie van de voedingsnormen voor vitamine D. Geraadpleegd op 30 december 2012, van Vitaminesuppletie - versie 4, 11/2014 - status definitief - geldig tot 2018 Eindverantwoordelijk : DNN WG richtlijnen Contactperso(o)n(en) : Angelique van Empel – vd Braak, diëtist nierziekten Bernhoven Uden Inez Jans, diëtist nierziekten Ziekenhuis Gelderse Vallei Ede Goedgekeurd door : DNN WG, richtlijnen met instemming van NfN kwaliteitscommissie Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 5 van 6 5. 6. 7. 8. 9. http://www.gezondheidsraad.nl/nl/adviezen/evaluatie-van-de-voedingsnormenvoor-vitamine-d Groningen, L. van et al. (2010). Cholecalciferol loading dose guideline for vitamin Ddeficient adults. European Journal of Endocrinology, (162), 805-811. DOI: 10.1530/EJE-09-0932 Kidney Disease: Improving Global Outcomes (KDIGO). (2009). Clinical Practice Guidelines for the Diagnosis, Evaluation, Prevention and Treatment of Chronic Kidney Disease-Mineral and Bone Disorder (CKD-MBD), Kidney International, 76(Suppl 113), S1–S130. doi: 10.1038/ki.2009.188 t/m 10.1038/ki.2009.197 Nederlandse federatie voor Nefrologie (NfN), Kwaliteitscommissie. (2014). Voeding en vitaminesuppletie bij nierinsufficiëntie en dialyse. Geraadpleegd op 30 mei 2014, van http://www.nefro.nl/uploads/r7/-y/r7-y97wXFXgpl1_syNhHSg/RichtlijnVoeding-en-vitaminesuppletie-revisie-2014-definitief.pdf Nederlandse federatie voor Nefrologie (NfN), Kwaliteitscommissie. (2010). Richtlijn Mineraal- en botstoornis. Geraadpleegd op 7 februari 2011, van, http://www.nefro.nl/uploads/Fh/gH/FhgHojt2KTXEGcUaaCbHIQ/Richtlijn-Mineraal-en-botstoornis-2010.pdf. Westenfeld, R. et al. (2012). Effect of vitamin K2 supplementation on functional vitamin K deficiency in hemodialysis patients: a randomized trial. American Journal of Kidney Disease, 59(2), 185-195. doi: 10.1053/j.ajkd.2011.10.041 Vitaminesuppletie - versie 4, 11/2014 - status definitief - geldig tot 2018 Eindverantwoordelijk : DNN WG richtlijnen Contactperso(o)n(en) : Angelique van Empel – vd Braak, diëtist nierziekten Bernhoven Uden Inez Jans, diëtist nierziekten Ziekenhuis Gelderse Vallei Ede Goedgekeurd door : DNN WG, richtlijnen met instemming van NfN kwaliteitscommissie Afdrukdatum : 22-11-2014 Pagina 6 van 6
© Copyright 2024 ExpyDoc