‘Mijn enige troost is dat ze nu geen strijd meer hoeft te voeren’ Bijna drie jaar geleden maakte de jongste dochter van Ingrid (60) een einde aan haar leven. Winnie (24) leed aan een dissociatieve identiteitsstoornis: er woonden meerdere persoonlijkheden in haar hoofd die haar leven af en toe volledig overnamen. Een voortdurende innerlijke strijd, die ze uiteindelijk verloor… Tekst: Sofie Rozendaal verlies Z e werd op carnavalsochtend geboren. Mijn jongste dochter, Winnie. We woonden op een idyllische plek, te midden van uitgestrekte korenvelden op de Sint-Pietersberg. Samen met haar vader, haar zus en haar twee broers vormden we een gelukkig gezin. Winnie was het meest karaktervolle kind van de vier. Ze kon bijvoorbeeld heel stellig zijn. Als ze iets niet wilde, dan deed ze het echt niet. Ik moest daar wel om lachen, want echt problemen gaf het nooit. Die kwamen pas toen ze op de middelbare school zat. Ze werd gepest, vooral één bepaald meisje had het op haar gemunt. Toch wilde Winnie niet van school af. Ze liet zich niet verjagen door één vervelende griet, zei ze. Dat was weer die koppigheid van haar. Zelf vond ze dat een deugd, maar ik dacht daar wel eens anders over. Rond haar veertiende ging het steeds slechter met haar. Haar gemoedstoestand kon erg schommelen: van lief tot vreselijk driftig. Soms ging het zover dat ze gaten in de deur trapte. Als ouders besef je de omvang van wat er gaande is niet. Je denkt alleen maar: hoort dit bij de puberteit? Soms leek het alsof ze ons tartte. Ze schold ons uit, om vervolgens zo kwaad op zichzelf te zijn dat ze haar toevlucht zocht tot automutilatie: ze sneed zichzelf opzettelijk, tot bloedens toe. We zochten professionele hulp voor haar, maar dat hielp nauwelijks. Ik ging aan mezelf twijfelen. Deden we haar op de een of andere manier tekort? Wat we ook probeerden, hoeveel we ook met haar praatten, de woedeaanvallen bleven. En achteraf werd ze altijd overspoeld door schuldgevoelens. “Ik ben waardeloos”, snikte ze dan. “Jullie mogen me niet vergeven, daar ben ik te slecht voor.” We probeerden haar gerust te stellen en haar veel rust en warmte te geven. Maar we konden haar niet bereiken. “Wat kan ik toch voor je doen?” vroeg ik een keer radeloos. “Maak me kapot”, antwoordde ze kil. Vreselijk om je eigen dochter, van wie je zielsveel houdt, dat te horen zeggen. Ik wist dat er iets heel complex met haar aan de hand was. Maar wat? THERAPIE Toen Winnie zestien was, kreeg ons gezin een zware klap te verduren. Haar vader bleek homoseksueel te zijn. We zijn in goede verstand- Na een woedeaanval werd ze overspoeld door schuldgevoel: ‘Jullie mogen me niet vergeven, daar ben ik te slecht voor. Ik ben waardeloos’ houding uit elkaar gegaan, maar het was een moeilijke tijd. Ik wilde sterk zijn voor mijn kinderen, maar het drama haalde me fysiek in. Door de stress kreeg ik veel migraineaanvallen. Ook Winnie had het er erg moeilijk mee, maar toch haalde ze dat jaar haar eindexamen. In plaats van een studie te gaan volgen, vond ze dat het tijd was om flink aan zichzelf te gaan werken. Ze meldde zich aan bij een psychiatrische instelling en daar boden ze haar een intensieve therapie aan. Ook kreeg ze voor het eerst medicatie. Dat hielp wel - ze was niet meer zo explosief. Maar ze klaagde nog wel veel over ‘chaos’ in haar hoofd. Wat ze daar precies mee bedoelde, wist ik niet. Pas jaren later, toen ik na haar overlijden haar dagboeken te lezen kreeg, begreep ik het. In haar hoofd huisden verschillende persoonlijkheden, ‘alters’. Die bemoeiden zich constant met Winnies leven, waardoor ze elke dag een strijd moest voeren. Of het in de tijd na haar eindexamen al dusdanig ontwikkeld was, weet ik niet, want de therapeuten kwamen met verschillende diagnoses. Eerst was het een depressie, toen borderline. Wat het precies was, maakte me eigenlijk niet uit. Als ze maar beter werd. Ondertussen ging het leven door. Haar broers en zus gingen uit huis en ik vond een nieuwe liefde, Jan. Een warme, geduldige man, en zelf vader van drie volwassen kinderen. Hij begreep als geen ander dat Winnie voor mij prioriteit had en gaf me daarvoor alle ruimte. Na anderhalf jaar stopte Winnies intensieve therapie, want die was niet oneindig. Toch was ze nog niet klaar voor het leven. Ze wist niet zo goed wat ze moest doen. Toen ik ook nog eens een nieuwe baan kreeg, waarvoor ik moest verhuizen, ging Winnie weer hard achteruit. Ze moest afscheid nemen van het huis waar ze was opgegroeid en dat vond ze vreselijk. Ze koos ervoor om bij haar vader te gaan wo- E 39 verlies Toen we daar samen zaten, Winnie met een diepe wond in haar arm en overal bloed, zat ik op de bodem van mijn bestaan “Parkeer de auto even”, zei ze, waarna ze vertelde dat Winnie een overdosis slaappillen had genomen. Gelukkig was ze weer bijgekomen en had ze hulp ingeschakeld. Ik wilde maar één ding, en dat was zo snel mogelijk naar Winnie toe. Toen we eenmaal bij haar waren, betuigde ze opnieuw veel spijt, maar tegelijkertijd zei ze dat ze gewoon ‘rust’ wilde. Hoewel ik wist dat het steeds slechter met haar ging, bleef ik hoop houden. Ik hield me nog steeds vast aan het idee dat ze beter kon worden, als ze daar maar hard genoeg aan werkte. ONVOORWAARDELIJK nen, want dan was ze in ieder geval nog in haar vertrouwde omgeving. Ook werkte ze als vrijwilligster op een kinderboerderij. Toch zag ik dat het niet goed met haar ging. Ze verwondde zichzelf vaker en kampte met veel schuldgevoelens, vooral tegenover mij. Dan riep ze radeloos dat ze zo graag een lieve dochter wilde zijn en dat ze het vreselijk vond dat ze mij zo’n pijn deed door zichzelf pijn te doen. En dat maakte mij weer heel verdrietig. Ik wilde gewoon dat ze gelukkig was, meer niet. OVERDOSIS Winnie had een nichtje van dezelfde leeftijd, toen twintig jaar. Die had een ernstige vorm van anorexia. De situatie werd zo uitzichtloos, dat ze in overeenstemming met artsen en haar ouders besloot om te stoppen met eten en drinken. Ze stierf binnen twee weken. Dat was onvoorstelbaar zwaar voor dat gezin. Je eigen kind zien sterven, zonder in te kunnen grijpen - ik moest er niet aan denken. Winnie ging met me mee naar de crematie. Ze kende haar nichtje al van jongs af aan en het verdriet was groot. Voor het eerst besefte Winnie dat je dus zelf een einde kon maken aan je leven. Toen we na de dienst naar buiten liepen, zag ze wit van emotie. “Gaat het?” vroeg ik. “Ik had daar moeten liggen, niet zij”, antwoordde ze aangeslagen. “Maar ik ben gewoon veel te laf om dat te doen…” “Voor jou is er hulp”, zei ik resoluut, in de hoop tot haar door te dringen. Ik zei dat er nog een heel leven voor haar lag. Een mooi leven! Toch deed Winnie niet lang daarna haar eerste zelfmoordpoging. Jan en ik waren op dat moment op vakantie in Frankrijk. We waren op de terugweg toen een vriendin van Winnie belde. 40 In 2006, een jaar nadat ik was verhuisd, besloten Jan en ik te trouwen. We kochten een nieuw huis met meer ruimte. We vroegen of Winnie bij ons wilde komen wonen. Een nieuwe omgeving en veel aandacht van mij zouden haar vast goed doen. Na enige twijfel stemde ze toe. Op de bruiloft deed ze enorm haar best om er voor ons een zo leuk mogelijke dag van te maken. Toch zag ik haar innerlijke strijd. Ze was blij voor mij, omdat ik nieuw geluk had gevonden. Maar ze vond het ook moeilijk om mij te moeten delen. “Wat ik voor jou voel, is een ander soort liefde dan wat ik met Jan heb”, zei ik geruststellend. “Jij gaat altijd voor, onvoorwaardelijk.” Ik hield me aan mijn woord. Ik had mijn mobiel altijd bij de hand, zodat ze me overal kon bereiken. Ook op het werk, of als Jan en ik onderweg waren. Winnie hoefde maar een kik te geven en ik liet alles uit mijn handen vallen om er voor haar te zijn. Onze band was symbiotisch. Ik leefde meer met haar dan met Jan. Wel verlangde ik soms naar gewoon wat tijd voor mezelf. Met een zak chips op de bank ploffen, filmpje erbij en gedachten op nul, meer niet. Maar je moedergevoelens kun je niet uitschakelen. Vierentwintig uur per dag was ik met haar bezig. Altijd en overal. Toen Winnie weer bij ons woonde, vond ik het tijd om opnieuw hulp te zoeken. Na enig aandringen besloot ze een afspraak te maken bij een nieuwe instelling. Ik bood aan om haar te brengen, maar ze wilde per se zelf gaan. Ik dacht: die gaat vast op een bankje bij het station zitten en komt gewoon terug als de tijd om is. Maar pas uren later zag ik haar met een brede lach aan komen lopen. “Ik heb zo’n bijzonder mens ontmoet”, zei ze meteen toen ze binnenkwam. Vol lof vertelde ze over Wilma, een psychiatrisch verpleegkundige. Het klikte overduidelijk en Winnie wilde graag door haar geholpen worden. Een grote opluchting voor mij. Dit was weer een stap in de goede richting. Vol overgave stortte Winnie zich op de therapie. Die bestond voornamelijk uit gesprekken. Ze knapte zienderogen op. Ze ondernam meer en kreeg een nieuwe vriendin, met wie ze zelfs op vakantie ging. Maar de dalen waren nog steeds diep. In sommige periodes ging het zo slecht dat ze meerdere zelfmoordpogingen deed. Ook bleef ze zichzelf verwonden. Een keer trof ik haar met bebloede armen aan in haar kamer. Ik mocht de wonden niet zien en ging verslagen naast haar op de grond zitten. Daar hebben we allebei vreselijk zitten huilen. “Laat me gaan”, zei ze zacht. “Meid, dat kan ik niet. Er is nog therapie voor jou. Je krijgt een mooie toekomst, echt…” Zo kletste ik maar door, alles om haar weer op de goede weg te krijgen. Wat moet je anders? Ik kon het niet accepteren, ik wilde haar bij me houden! Maar op zo’n moment, samen op de grond, een diepe wond in haar arm en overal bloed, zat ik op de bodem van mijn bestaan. De pijn die ik voor haar voelde, valt niet te omschrijven. LICHTPUNTJE En toen kwam ze op een oktoberdag in 2008 thuis met een nieuwe diagnose: DIS, wat staat voor dissociatieve identiteitsstoornis. Wéér iets nieuws, dacht ik. Maar toen wist ik nog niets over de alters in haar hoofd, want daar had ze me nooit over verteld. Ik wist ook niet dat ze af en toe ‘absent’ was: ze kon zomaar een paar uur van een dag missen, alsof ze die niet bewust had meegemaakt. Op die momenten nam een andere persoonlijkheid het gewoon over en werd haar bewustzijn uitgeschakeld. Winnie heeft dat altijd heel erg voor zich gehouden. Pas na het lezen van haar dagboeken begreep ik dat andere personen daadwerkelijk af en toe bezit van haar namen. Ze mocht er van de alters niet over praten. Haar broer vertelde later over een bizarre ervaring. Hij had Winnie gebeld, maar het leek alsof er een kind opnam. Ze zei dat ze geen tijd had om te praten, want ze zat te kleuren. “Echt waar, mam”, zei hij. “Het was Winnies stem, maar tegelijkertijd ook niet. Ik had een kind aan de lijn.” Gelukkig verscheen er een lichtpuntje aan de horizon. Op aanraden van haar therapeut sloot ze zich in het voorjaar aan bij een hardloopclub. Daar ontmoette ze Edward. Een schat van een jongen, op wie Winnie stapelverliefd werd. Hij accepteerde haar zoals ze was en legde haar in de watten. Ik zag Win- nie opbloeien. Haar ogen straalden zoals ze dat jaren niet hadden gedaan. Het was een opluchting om haar zo te zien. Edward had een eigen huis en Winnie bracht daar veel tijd door. Beetje bij beetje verdwenen haar spullen daarheen. Het duurde niet lang voor ze definitief bij hem introk. Voor mij was dat heel dubbel: enerzijds was ik blij omdat het zo goed ging, maar anderzijds voelde ik als moeder ook een gezond gemis. Na al die jaren zo intensief met haar bezig te zijn geweest, voelde het vreemd om haar los te laten. Toch bleef ons contact hecht. We spraken elkaar bijna dagelijks. Dat vond ik natuurlijk heel fijn. Ik genoot van haar positieve verhalen. Toen ze een jaar later ook nog eens een baantje kreeg in haar favoriete kledingwinkel, leek ze haar leven echt op de rails te hebben. Mijn droom voor haar kwam uit: ze leek gelukkig. Maar na een paar maanden merkte ik dat het zwaarder voor haar werd. Ze raakte gedeprimeerd, meer in zichzelf gekeerd. Ze kon de verantwoordelijkheid van haar baan eigenlijk niet meer aan. Ik zei dat het absoluut geen schande zou zijn als ze zou stoppen met werken. Want ze was veel meer dan die baan. “Jij hebt al zo veel geleerd van het leven, dingen waar anderen niet eens aan toekomen”, zei ik geruststellend. Ik vond dat ze trots op zichzelf moest zijn, net zoals wij trots op haar waren. Maar ze vond dat ze faalde. Als ze dit niet aankon, zou ze nooit normaal kunnen functioneren. Nu was ze begin twintig, maar wat als ze dertig was? Ze wilde geen loser zijn, een niksnut. Een blok aan andermans been. Daar had ze het heel moeilijk mee. Toch hadden we in december 2010 nog een leuke kerst. Ik organiseerde thuis een brunch en Winnie leek het ondanks alles naar haar zin te hebben. Begin januari viel ik van mijn fiets en daarna hield ik last van mijn heup. Op vierentwintig januari moest ik naar het ziekenhuis om een foto te laten maken. Terwijl ik in de wachtkamer zat, ging mijn telefoon. Het was Hanneke, Winnies zus. “Mam, ik moet je iets zeggen”, zei ze. “Winnie ligt in het ziekenhuis.” Dat is lang geleden, dacht ik. Het verbaasde me dus niet echt. Tenslotte wist ik dat Winnie weer in een diep dal was geraakt. Ze lag niet in het ziekenhuis waar ik op dat moment was, maar in een ander ziekenhuis in de buurt. Hanneke zei dat ze naar mijn huis zou komen. Ondertussen werd er snel een foto van mijn heup gemaakt, zodat ik binnen een mum van tijd thuis was. Even later was Hanneke er ook. Ze had een blik in haar ogen die ik nog nooit had gezien. Nog voor ze een woord E had gezegd, wist ik het: Winnie leefde niet meer. 41 Soms wordt het gemis zo groot dat ik de grond met mijn blote handen zou willen openmaken om haar even vast te houden Ik leek gevoelloos. Er kwamen tranen, maar de pijn drong nog niet tot me door. Hanneke vertelde alles wat ze wist. De avond daarvoor waren Edward en Winnie gewoon naar bed gegaan. Ze was haar medicatie vergeten en had gezegd dat ze die nog even moest innemen. “Ik kom zo terug”, had ze gezegd. “Ik hou van je.” Maar de volgende ochtend was Edward alleen wakker geworden. Beneden had hij haar op de bank aangetroffen. Ze leek diep te slapen en maakte wat vreemde snurkgeluiden. Een paar uur later lag ze er nog steeds. Roerloos. Ineens was het tot hem doorgedrongen: ze was dood. Edward heeft 112 gebeld en daarna Hanneke. Mijn nummer had hij niet, vertelde hij achteraf. Maar het was al te laat. Winnie was overleden door een over- WIN! nu een van deze 5 exemplaren Mijn Geheim mag 5 exemplaren weggeven van Ingrids boek Liefde is voor altijd. Wil je daar kans op maken? Mail dan vóór 21 januari 2014 naar [email protected]. Vermeld in de onderwerpregel ‘MG1401 Ingrid’. Vergeet ook niet je adresgegevens te vermelden in de mail. 42 dosis medicatie. Ze had haar pillen opgespaard en alles in één keer ingenomen. Na een jarenlange strijd was het haar toch gelukt. Ik heb me lange tijd schuldig gevoeld. Had ik haar niet veel beter in de gaten moeten houden? Een paar dagen voor ze stierf, hadden we samen nog koffiegedronken. Ze maakte toen een matte indruk, maar dat het zo slecht ging, had ik echt niet door. Ze was erg verkouden en zegde een afspraak bij de therapeut af. Wat als ze daar wél naartoe was gegaan? Hoewel ik wist dat ik haar waarschijnlijk niet had kunnen tegenhouden, bleven die vragen me bezighouden. Een paar maanden na haar overlijden, gaf Edward mij haar dagboeken. Toen ik die las, begreep ik pas wat ze allemaal heeft doorgemaakt. Wat DIS echt is, en hoe vreselijk zwaar ze het had. Ze kon gewoon niet langer leven - ze schreef dat ze er niet voor was gemaakt. Ik besefte dat ik niet de enige ouder was van een kind met DIS. En dat er nog veel te weinig informatie over is. Daarom besloot ik, na lang nadenken, een boek te schrijven. Over hoe ik dit alles zelf heb beleefd, in combinatie met dagboekfragmenten van Winnie. Het is een gevoelig en zeer persoonlijk boek geworden. Ik hoop dat ik er mensen mee kan helpen. Al zijn het er maar een paar, dan is het wat mij betreft al goed. Nu, bijna drie jaar later, trekt de mist van verdriet soms op en schijnt de zon weer een beetje. Ik kies ervoor om door te gaan met mijn leven. Want ik heb nog drie kinderen, sinds een jaar ook een kleinkind, en natuurlijk mijn man. Toch zit ze altijd in mijn achterhoofd. Winnie is gecremeerd en we hebben haar as in de tuin begraven. Elke avond loop ik naar die plek om even bij haar te zitten en een kaarsje te branden. Soms wordt het gemis zo groot dat ik de grond met mijn blote handen zou willen openmaken om haar op te graven en even vast te houden. Maar wat heb ik dan in mijn armen? As, meer niet. Het loslaten van je kind is het moeilijkste wat er is. De enige troost is dat ze nu geen strijd meer hoeft te voeren. Dat is mijn enige houvast tijdens moeilijke momenten, die er nog steeds zijn en ook absoluut nog zullen komen. L Wil je reageren op dit verhaal? Mail o.v.v. ‘1401 Ingrid’ naar [email protected]. Je kunt ook je eigen verhaal vertellen op www.mijngeheim.nl.
© Copyright 2024 ExpyDoc