8.7.2 Ziekteverzuimbeleidsplan

ZIEKTEVERZUIMBELEIDSPLAN
Inhoudsopgave
1.
2.
2.1.
2.2.
2.3.
3.
4.
4.1.
4.2.
4.3.
4.4.
5.
Inleiding
Preventief beleid
Verzuimbeïnvloedende factoren
Voorlichting
Verzuimgesprek
Drempelverhogend beleid
Curatief beleid
Motivatie door sociale contacten
Werkhervatting en reïntegratie
Aangepast werk
Sociaal medisch teamoverleg (indien aanwezig)
Registratie en administratie
Bijlage:
• Protocol ziekmelding
• Activiteiten tijdens ziekteverzuim
• Protocol Werkhervatting
1.
Inleiding
Onder het ziekteverzuimbeleid verstaat het bevoegd gezag van de stichting PCBO BaarnSoest, het geheel aan plannen en maatregelen gericht op het voorkomen en / of
verminderen van het verzuim. Hierbij zijn activiteiten gericht op het bevorderen van de
veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de werknemer in relatie tot zijn/haar werk van
wezenlijk belang. Het ziekteverzuimbeleid is dan ook onlosmakelijk verbonden met het
arbobeleid.
Naast het feit dat een verzuimbeleid een essentieel onderdeel is van een adequaat
arbobeleid en personeelsbeleid, bepaalt de wet (Arbowet en Wet Terugdringing
Ziekteverzuim) dat er een geschreven ziekteverzuimbeleid dient te zijn.
De verantwoordelijkheid voor het opstellen en uitvoeren van het verzuimbeleid ligt bij het
bevoegd gezag respectievelijk de schoolleiding. Deze laten zich hierin bijstaan door een
gecertificeerde Arbo-dienst.
Bij het ziekteverzuimbeleid worden de volgende doelstellingen nagestreefd:
• Het voorkomen dat medewerkers door het verrichten van hun werkzaamheden
arbeidsongeschikt worden.
• De preventie van beroepsziekten.
• Het ziekteverzuim zo laag mogelijk houden.
• Het voldoen aan de wettelijke regels.
In dit ziekteverzuimbeleidsplan wordt een onderscheid aangehouden naar:
• Preventief beleid, dit wil zeggen beleid gericht op verbetering van de balans
belasting/belastbaarheid.
• Drempelverhogend beleid, dit wil zeggen beleid gericht op het voorkómen van
ziekmeldingen
• Curatief beleid, dit wil zeggen beleid gericht op een spoedig herstel en werkhervatting.
• Registratie en administratie.
Het bevoegd gezag van de stichting PCBO Baarn – Soest draagt zorg voor een sociaal- en
arbeidsomstandighedenbeleid waarvan het ziekteverzuimbeleid onderdeel uitmaakt.
Daarnaast draagt zij zorg voor een adequate overlegstructuur binnen haar organisatie. De
schoolleiding is verantwoordelijk voor een goede introductie van het verzuimbeleid op de
scholen en aan de werknemers.
2.
Preventief beleid
Het doel van preventie spreekt voor zich. Immers voorkomen is beter dan genezen. De
essentie van preventie is dat we beschikken over middelen om potentieel verzuim
beïnvloedende factoren te signaleren en passende acties te ondernemen.
De volgende middelen worden hiertoe ingezet:
• Individuele gesprekken met medewerkers (functioneringsgesprekken,
loopbaangesprekken)
• Teamvergaderingen (waarin periodiek besproken; het verzuim, welzijn,
arbeidsomstandigheden)
• Directieoverleg
• Signalen vanuit de medezeggenschapsraden
• Risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) + plan van aanpak
• Voorlichting over het verzuimbeleid
2.1.
Verzuimbeïnvloedende factoren
Er zijn veel verzuimbeïnvloedende factoren te noemen. Een deel kan door de directeur
worden beïnvloed, bijvoorbeeld de arbeidsomstandigheden, het schoolklimaat, de stijl van
leidinggeven, de aandacht voor de individuele leerkracht. Een ander deel kan door de
werknemer zelf worden beïnvloed, zoals gezond leven, tijdig problemen onderkennen en
bespreken. Tenslotte ligt een deel buiten de beïnvloedingssfeer van werkgever en
werknemer. Het beleid is er echter op gericht om de verzuimbeïnvloedende factoren zodanig
optimaal te maken dat er sprake is van zo min mogelijk verzuim.
2.2.
Voorlichting
Voorlichting over het ziekteverzuimbeleid is een belangrijk onderdeel van de aanpak van
ziekteverzuim. Alleen als alle werknemers en schoolleiding zich verantwoordelijk voelen voor
een zo laag mogelijk ziekteverzuim kan dit doel worden bereikt. Het ziekteverzuim van de
organisatie dient te worden besproken in het teamoverleg. Hierbij worden de kengetallen van
het verzuim vergeleken met het landelijk gemiddelde. Daarnaast is voorlichting over allerlei
zaken die met gezondheid en arbeid te maken hebben belangrijk voor de preventie van
beroepsgebonden aandoeningen. Tevens worden de werknemers geïnformeerd over het
gehanteerde ziekteverzuimbeleid en de daarmee verbonden afspraken.
2.3.
Verzuimgesprek
De directeur houdt met iedereen die verzuimd heeft en losstaand van het actuele verzuim,
een verzuimgesprek. In dit gesprek dient de oorzaak van het individuele verzuimgedrag aan
de orde te komen. In bijlage 1 is een leidraad voor het verzuimgesprek opgenomen.
Na het gesprek zal duidelijk zijn of verzuimd werd als gevolg van medische klachten, de
arbeidsomstandigheden dan wel privé-factoren. Indien de oorzaak van het verzuim bekend
is, zal gezamenlijk aan een oplossing van de problemen worden gewerkt. Ook de gevolgen
van de afwezigheid van betrokkene voor de school en eventuele wijzigingen in het werk
tijdens de verzuimperiode zijn onderwerp van gesprek. Naar aanleiding van het
verzuimgesprek kan worden overwogen om in voorkomende situaties de werkzaamheden
tijdelijk aan te passen, dan wel een afspraak te regelen bij de Arbo-dienst.
3.
Drempelverhogend beleid
De ziekmelding dient de werknemer bij de directeur te doen. Hierbij dienen werkgever en
werknemer zich te houden aan het Protocol Ziekmelding (zie bijlage 2). Het bevoegd gezag
van de stichting PCBO Baarn - Soest draagt er zorg voor dat alle werknemers op de hoogte
zijn van het Protocol Ziekmelding. Door het bevoegd gezag wordt een leidraad voor het
voeren van een (telefonisch) gesprek bij ziekmelding (zie bijlage 3) aan de directeur
beschikbaar gesteld.
Het drempelverhogende beleid is er op gericht om de ziekmelding te voorkómen. Dit wordt
door bevoegd gezag bewerkstelligd door middel van afspraken met de Arbodienst over het
verrichten controles, waardoor het onterecht ziekmelden worden tegengaan en inzicht wordt
verkregen in het mogelijk werkgerelateerde verzuim. De drempelverhoging wordt niet alleen
gecreëerd door middel van controle, doch de directeur zal zich er tevens voor inzetten, dat
iedere werknemer een sterke binding met het werk en collega’s heeft. Hierbij zal de directeur
zorgdragen voor een prettige werksfeer.
4.
Curatief beleid
In geval ziekmelding heeft plaatsgevonden wordt er door het bevoegd gezag naar gestreefd,
het herstel en werkhervatting c.q. reïntegratie zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden. Dit
zal worden bewerkstelligd door middel van de onderstaande activiteiten.
4.1.
Motivatie door sociale contacten
Betrokkenheid van collegae en leidinggevenden met de zieke is belangrijk. Bij langdurend
verzuim van het werk kan vervreemding optreden wat een negatief effect heeft op de
werkhervatting. Regelmatig contact (wekelijks) met de zieke kan dit voorkomen. Behalve
telefoontjes, ziekenbezoek, bloemen enz. is het ook goed om relevante post door te sturen
en andere informatie van de school. Vanuit de werkgever wordt op gezette tijden een attentie
bezorgd. In bijlage 4 staat een overzicht van de activiteiten, die gedurende het ziekteverzuim
van een werknemer, worden ondernomen. In bijlage 5 is een leidraad voor de
leidinggevende opgenomen in geval van een huisbezoek.
4.2.
Werkhervatting en reïntegratie
In geval van werkhervatting zijn de werkgever en werknemer gehouden aan een aantal
regels. Deze regels zijn vastgelegd in het Protocol Werkhervatting (zie bijlage 6). Het
bevoegd gezag draagt er zorg voor dat alle werknemers op de hoogte zijn van het Protocol
Werkhervatting. Door het bevoegd gezag wordt een leidraad voor het voeren van een
werkhervattingsgesprek (zie bijlage 7) aan de directeur beschikbaar gesteld.
Het reïntegratiegesprek wordt zo spoedig mogelijk, en binnen de formele termijnen gevoerd.
In dit gesprek zal het reïntegratieplan door de directeur aan de orde worden gesteld om een
spoedige en structurele werkhervatting te bewerkstelligen. De noodzaak van deze
gesprekken dient gedragen te worden door het bestuur en de schoolleiding. Het
reïntegratieplan kan (eventueel) voor een deel gestalte krijgen in het zgn. sociaal medisch
teamoverleg. Als basis voor het plan dient de gezamenlijke analyse (schoolleiding,
betrokkene en Arbo-dienst) van het ziekteverzuim centraal te staan. Op basis van deze
analyse wordt door de schoolleider een reïntegratieplan opgesteld, waarbij de terugkeer naar
de eigen functie centraal dient te staan. De afspraken in het reïntegratieplan zijn concreet
geformuleerd. Het reïntegratieplan zal een duidelijke weergave zijn van de wijze waarop de
betrokkene zal terugkeren in het werk. Het is stapsgewijs opgebouwd en heeft een duidelijk
afgesproken einddoelstelling. Tussentijdse evaluatiemomenten worden eveneens
aangegeven.
4.3.
Aangepast werk
Tijdelijk aangepaste werkzaamheden voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers heeft
als doel het reïntegratieproces te bevorderen. Op deze wijze blijft de werknemer betrokken
bij zijn werk en de kans wordt verkleind om in de WAO te belanden (na 12 maanden
verzuim), terwijl de schoolleiding gebruik kan blijven maken van de kennis en capaciteiten
van de werknemer. De bedrijfsarts geeft hierbij aan wat de mogelijkheden/beperkingen zijn
van de betrokken werknemer in algemene termen. De werkgever bekijkt welke deeltaken van
de functie hierbij mogelijk zijn en biedt, indien mogelijk, dit werk aan.
Bij aangepast/arbeidstherapeutisch werk is het van belang dat er afspraken worden gemaakt
over het doel, de aard, inhoud en duur van het werk. Aangepast/arbeidstherapeutisch werk is
hierbij niet een doel op zich, maar is bedoeld om binnen een gestelde termijn te kunnen
terugkeren naar het eigen werk. Dit laatste moet dan ook het uitgangspunt zijn in het
reintegratieplan.
5.
Registratie en administratie
Het bevoegd gezag is vanwege de aansluiting bij het Vervangingsfonds verplicht om een
afwezigheidsregistratie te voeren. De afwezigheid in verband met ziekteverzuim maakt
hiervan een belangrijk onderdeel uit. Een zorgvuldige registratie is noodzakelijk om het
beleid ten aanzien van het ziekteverzuim te kunnen sturen, evalueren en bij te stellen.
Het administratiekantoor zorgt voor een registratiesysteem dat op schoolniveau de volgende
gegevens kan opleveren:
• het gemiddeld ziekteverzuimpercentage (ZV) per school over een bepaalde periode;
• de gemiddelde ziekteverzuimduur (GZD) in dagen over een bepaalde periode;
• de gemiddelde ziekmeldingsfrequentie (ZF), het gemiddeld aantal ziekmeldingen.
• een indeling van het ziekteverzuim op grond van leeftijd, geslacht, OP, OOP etc.
Deze gegevens geven een beeld van de hoogte van het ziekteverzuim, de opbouw, de
ziekmeldingsfrequentie en de verzuimduur en bieden inzicht in verschillen tussen het
ziekteverzuim van (groepen) medewerkers in de school en met andere, vergelijkbare scholen
in het algemeen.
Jaarlijks wordt door het administratiebureau/ bestuursbureau een overzicht per school
gemaakt. Deze algemene verzuimgegevens, dus geen individuele verzuimgegevens, worden
in de teamvergadering van de school besproken. Van belang hierbij is dat de kengetallen
van de eigen school worden gespiegeld aan die van het landelijk gemiddelde. Deze laatste
cijfers worden uitgegeven door het Vervangingsfonds.
Deze ziekteverzuimgegevens worden minimaal een keer per jaar besproken met de arbodienst en Zo nodig gebruikt bij de contractevaluatie c.q. aanpassing van de contractafspraken.
Bijlage 1:
Protocol Ziekmelding
In onderstaand stappenplan is uitgegaan van een verzuimbegeleiding volgens het
basispakket.
Bij het vaststellen van dit verzuimprotocol dient tevens rekening te worden gehouden met mogelijke
wijzigingen in de regelgeving.
De ziekmelding
1.
De verzuimer draagt in alle gevallen zorg voor een zo spoedig mogelijke, adequate
melding.
2.
De ziekmelding wordt gedaan bij de directeur of, bij afwezigheid, bij de plaatsvervanger. Bij afwezigheid van beiden wordt de zieke werknemer dezelfde dag teruggebeld.
De ontvanger van de ziekmelding informeert o.a. naar de oorzaak en ernst van de
ziekte, verwachte duur etc. Verder wordt een vervolgafspraak gemaakt met
betrokkene over een volgend contact. In de eerste 6 weken van het verzuim gebeurt
dit in ieder geval wekelijks.
3.
Ziekmelding dient in een zo vroeg mogelijk stadium plaats te vinden, maar uiterlijk
voor 7.30 uur ´s ochtends, zodat de directeur tijdig voor vervanging van de afwezige
leerkracht kan zorgen.
4.
Het ziekgemelde personeelslid draagt er zorg voor, dat de vervangende leerkracht
de beschikking heeft over lesprogramma, logboek, handleidingen, werkschriften e.d.
bij voorkeur voor aanvang van de les.
5.
De directeur zorgt dat de ziekmelding via het bestuursbureau op de eerste dag wordt
doorgegeven aan de arbodienst. Gedurende het ziekteverzuim onderhoudt de
directeur regelmatig contact met de verzuimende werknemer en probeert om
eventuele werkgerelateerde verzuimoorzaken in beeld te krijgen en te bespreken met
de werknemer en Arbo-dienst. Afspraken hierover worden vastgelegd.
6.
Binnen de afgesproken termijn volgt de eerste spreekuuroproep bij de bedrijfsarts. Op
basis van dit spreekuurcontact neemt de bedrijfsarts een beslissing die kenbaar wordt
gemaakt aan de verzuimer en door middel van een terugmeldingsformulier ter kennis
wordt gebracht aan de contactpersoon van het bestuur en aan de directeur van de
school. Hierop staat vermeld wat het resultaat is van het spreekuur. Dit kan bijv. zijn:
nieuwe spreekuur afgesproken op d.d. .............
hervat: d.d.. ............... eigen werk
kan: d.d.. ............... aangepast werk doen waarbij rekening moet worden
gehouden met de volgende beperkingen ...........................
prognose van het herstel
of er wel of niet een medische reden is voor het verzuim.
De bedrijfsarts dient tevens na ieder contact met een betrokkene een prognose van
het herstel te geven aan de contactpersoon en directeur van de school. Mocht dit niet
mogelijk zijn, wordt aangegeven welke informatie ontbreekt en op welke termijn wel
een prognose van het herstel gegeven kan worden. Tegen een beslissing van de
bedrijfsarts is op grond van de rechtspositie beroep mogelijk bij het bevoegd gezag.
7.
Zo nodig wordt, met instemming van betrokkene, door de bedrijfsarts informatie
opgevraagd bij de behandelend huisarts of specialist. Voor de terugkoppeling aan de
school wordt dezelfde procedure gevolgd als na een spreekuurcontact. Tevens vindt
na 6 weken verzuim een reintegratiegesprek plaats tussen de directeur van de school
en de verzuimer. Tijdens dit gesprek wordt een begin gemaakt met het reïntegratieof terugkeerplan. Afhankelijk van de situatie gebeurt dit in samenspraak met de
bedrijfsarts en een vertegenwoordiger van het bestuur.
Dit reïntegratieplan is geen statisch stuk; het kan steeds worden bijgesteld, al naar
gelang de situatie rondom het verzuim en de verzuimer dit vragen.
8.
De directeur houdt een verslag bij van de reïntegratie. Dit verslag dient weer te geven
op welke wijze de werkgever en werknemer inspanningen hebben verricht om de
reïntegratie te doen laten slagen.
9.
Bij voortdurend verzuim houdt de directeur contact met de verzuimer met een
minimale frequentie van een maal per 6 weken. Tevens ontvangt de bedrijfsarts het
betreffende personeelslid regelmatig op het spreekuur. De directeur van de school
draagt zorg voor eventuele bijstelling of verdere invulling van het reïntegratieplan en
maakt hiervan aantekening in het reintegratieverslag.
10.
Na 9 maanden verzuim dient betrokkene een aanvraag te doen bij de USZO voor een
arbeidskundige en medische beoordeling betreffende de arbeidsongeschiktheid voor
het eigen werk dan wel de arbeidsgeschiktheid voor andere gangbare
werkzaamheden (WAO-aanvraag). Bij deze aanvraag dient het reintegratieverslag
van de werkgever te worden overlegd. Uit dit verslag blijkt wat de inspanningen van
de werkgever en werknemer ten aanzien van de reintegratie geweest zijn.
11.
Na 12 maanden verzuim kan de verzuimer in aanmerking komen voor een WAO
uitkering. De begeleiding door de arbodienst wordt gecontinueerd omdat ontslag pas
na 24 maanden arbeidsongeschiktheid mogelijk is. Na deze periode van verzuim
dient de werkgever en betrokkene ook te onderzoeken of er werkzaamheden verricht
kunnen worden in andere sectoren. De USZO kan hierin ook hulp bieden. Tevens zijn
er subsidies (Wet REA) die het voor de betrokkene mogelijk maken om zijn/haar
kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.
12.
Na 18 maanden verzuim kan bij voortdurende arbeidsongeschiktheid voor het eigen
werk, het bevoegd gezag overgaan tot het aanvragen van een functieongeschiktheidsadvies bij de USZO. De werknemer wordt van deze aanvraag bij de
USZO schriftelijk op de hoogte gesteld. Tevens krijgt de werknemer bericht van het
ontslagvoornemen.
13.
Na uiterlijk 24 maanden verzuim kan bij voortdurende arbeidsongeschiktheid voor het
eigen werk het bevoegd gezag overgaan tot ontslag.
Bijlage 2:
1.
Activiteiten tijdens ziekteverzuim.
Gedurende de periode dat een personeelslid in school afwezig is, wordt regelmatig
contact onderhouden tussen de schoolleiding en het betreffende personeelslid.
Enerzijds is dit noodzakelijk om binnen de school op de hoogte te zijn van de aard,
ernst en duur van het ziekteverzuim. Anderzijds is dit noodzakelijk voor de overdracht
van taken en voortgang van werkzaamheden van het afwezige personeelslid.
Tevens wordt met elkaar overlegd welke informatie betreffende het ziekteverzuim aan
het onderwijsteam, kinderen en ouders dient te worden gegeven en op welke wijze dit
zal gebeuren.
2.
Duurt de afwezigheid wegens ziekte langer dan (bijv.) tien werkdagen, dan neemt de
directeur (telefonisch) contact op met het afwezige personeelslid om na te gaan in
hoeverre een huisbezoek door de directeur en/of collega’s gewenst is. Indien het
afwezige personeelslid aangeeft een dergelijk bezoek op prijs te stellen, draagt de
directeur er zorg voor dat dit op korte termijn wordt uitgevoerd.
3.
Het personeelslid dient tijdens het ziekteverzuim bereikbaar te zijn voor de directeur
van de school, als ook voor het bevoegd gezag, uiteraard voor zover de
gezondheidstoestand dit toelaat.
4.
Van het afwezige personeelslid wordt verwacht dat hij/zij meewerkt aan een spoedig
herstel en alles in het werk zal stellen om op zo’n kort mogelijke termijn te hervatten.
Derhalve dienen o.a. aanwijzingen van de bedrijfsarts te worden opgevolgd.
5.
Tijdens de afwezigheid is het voor het afwezige personeelslid niet toegestaan werkzaamheden van welke aard dan ook te verrichten dan na toestemming van bedrijfsarts en in overleg met het bevoegd gezag, c.q. de directeur van de school.
6.
Tijdens het ziekteverzuim neemt de directeur van de school eenmaal per week
telefonisch contact op met het betreffende personeelslid tot 6 weken ziekteverzuim.
Daarna verloopt het contact volgens de afspraken welke worden vastgelegd in het
reïntegratieplan.
7.
Zo vlug de gezondheidstoestand het toelaat wordt het afwezige personeelslid bij
langer durend verzuim uitgenodigd om de school te bezoeken en deel te nemen aan
sociale activiteiten teneinde de band met de school in stand te houden.
Bijlage 3 :
Protocol Werkhervatting.
Bij kortdurend verzuim ( < 6 weken):
1.
Wanneer een leerkracht na een periode van ziekteverzuim zijn/haar werkzaamheden
wil hervatten, zonder dat hij/zij door de bedrijfsarts is gezien, dient bij voorkeur voor
de werkhervatting overleg plaats te vinden met de directeur.
2.
Bij gerede twijfel over de arbeidsgeschiktheid van de verzuimer kan de directeur
alsnog de bedrijfsarts verzoeken betrokkene op te roepen voor het spreekuur en een
uitspraak te doen over de medische geschiktheid t.a.v. werkhervatting.
3.
Bij een positief antwoord van de bedrijfsarts kan het afwezige personeelslid zijn/haar
werkzaamheden hervatten al dan niet met extra begeleiding. Voor deze extra
begeleiding is mogelijk een subsidie van het Vervangingsfonds te verkrijgen.
4.
De directeur draagt bij de werkhervatting zorg voor de herstelmelding, via het
bestuursbureau, aan de Arbo-dienst.
Bij langdurend verzuim (> 6 weken):
1.
In deze gevallen waarbij contact tussen de verzuimer en de bedrijfsarts normaliter
reeds heeft plaatsgevonden is voor werkhervatting altijd toestemming van de
bedrijfsarts noodzakelijk.
De bedrijfsarts licht de directeur in over de datum van werkhervatting en de eventuele
beperkingen waarmee rekening dient te worden gehouden.
2.
In voorkomende gevallen dient deze werkhervatting zelfs planmatig te verlopen en is
er niet sprake van een ‘gewone’ werkhervatting, maar van reïntegratie in het
arbeidsproces. Hiervoor dient een reïntegratieplan en verslag te worden opgemaakt.
De werkhervatting kan zowel plaatsvinden in de gehele of gedeeltelijke eigen functie
als in een andere passende functie. Het einddoel van de reïntegratie dient
omschreven te zijn. Bij de therapeutische werkhervatting waaraan geen loonwaarde
is verbonden blijft de werknemer formeel gedurende die periode als ziek te boek
staan. De begeleiding door de bedrijfsarts blijft hierbij op gezette tijden noodzakelijk.
Ook bij therapeutisch werk dient een bepaalde periode en een einddoel te zijn
vermeld. Zowel bij kortdurend als bij langdurend verzuim moet bij hervatting van de
werkzaamheden een zgn. verzuimgesprek gehouden tussen de directeur van de
school en de verzuimer.
Onderwerpen bij dit gesprek kunnen zijn:
- oorzaak en verloop van het verzuim
- eventuele belemmeringen voor het uitvoeren van de werkzaamheden