Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen Zienswijzenverslag behorende bij het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” d.d. april 2014 Zienswijzenverslag behorende bij het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” Blz. 1 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen Blz. 2 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen Fig. plangebied bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013”. Voor het Euregio Bedrijvenpark is een nieuw bestemmingsplan ontworpen. Het gaat hierbij om een actualisering van het nog geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” ingevolge artikel 3.1 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening. Deze bepaalt dat de bestemming van gronden, met inbegrip van de met het oog daarop gestelde regels, binnen een periode van 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw wordt vastgesteld. Met de vervaardiging van het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” wordt aan deze uit de Wet ruimtelijke ordening voortvloeiende verplichting voldaan. Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft van 26 september 2013 tot en met 6 november 2013 ter visie gelegen. Voorafgaande aan het als ontwerp ter visie liggen van dit bestemmingsplan zijn op 3 en 5 september 2013 een tweetal informatiebijeenkomsten georganiseerd waarbij een ieder in de gelegenheid is gesteld om van dit bestemmingsplan kennis te kunnen nemen. Gedurende de termijn van de ter visie legging van 26 september 2013 tot en met 6 november 2013 zijn er meerdere zienswijzen ingediend. Blz. 3 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen Blz. 4 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen De zienswijzen zijn ingediend door: 1. De heer R.J. Bakker Ribbelerbrinkstraat 115 7531 CC ENSCHEDE 2. Familie Kötter, Dommertweg 40 7532 RR ENSCHEDE 3. N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 162 7400 AD DEVENTER 4. Bonekamp Advies Twello, Schakerpad 17 7391 TP TWELLO, namens: Rodepa Holding B.V., De Paauw Recycling en Rodepa Plastics Lenteweg 40 7532 RB ENSCHEDE 5. Poelman van den Broek N.V. Postbus 1126 6501 BC NIJMEGEN, namens: Dream Fireworks Entertainment B.V. Lenteweg 16 7532 RB ENSCHEDE 6. De heer/mevrouw A.H. ten Voorde en de heer/mevrouw A.V. Robaard Bultsweg 363 7532 XG ENSCHEDE 7. Familie Withag Veldzichtweg 45 7532 PT ENSCHEDE 8. Bonekamp Advies Twello Schakerpad 117 7391 TP TWELLO, namens Zwarts Metaalhandel B.V. Najaarsweg 62 7532 SK ENSCHEDE De zienswijzen 9 tot en met 16 betreffen individueel ingediende en ondertekende zienswijzen maar hebben eenzelfde en gelijkluidende inhoud. 9. De heer/mevrouw A. Szunomar Eekmaatlaan 36 7534 JV ENSCHEDE 10.De heer/mevrouw G.H. Kötter Lenteweg 30 7532 RB ENSCHEDE Blz. 5 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen 11.De heer en mevrouw van Gemert Lenteweg 94 7532 RL ENSCHEDE 12.De heer G.C.M. Geuzendam Seizoensweg 9 7532 SL ENSCHEDE Medeondertekend door De heer/mevrouw K. Pieperiet Seizoensweg 5 7532 SL ENSCHEDE 13.De heer J. Middelwijk Twenteweg 21-23 7532 SV ENSCHEDE 14.De heer/mevrouw T. Sterken Zomerweg 135 7532 RB ENSCHEDE 15.De heer Vaneker Zomerweg 141 7532 RB ENSCHEDE 16.De heer/mevrouw R. Zeefat, Zomerweg 198 7532 RV ENSCHEDE Daarnaast is bij de gemeente Enschede een zienswijze ingediend tegen een ontwerp van een omgevingsvergunning. Deze zienswijze is door meerdere personen ondertekend. Bij deze zienswijze tegen het ontwerp van een omgevingsvergunning is tevens een zienswijze ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013”. Deze zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan is echter, in tegenstelling tot de zienswijze tegen het ontwerp van de omgevingsvergunning, niet ondertekend. Aangezien er vanuit kan worden gegaan dat dit niet de bedoeling was, zijn betreffende personen alsnog in de gelegenheid gesteld om een ondertekende zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” in te dienen. Hiervoor is een termijn gesteld om de zienswijzen binnen veertien dagen na dagtekening van verzending van de brieven, ondertekend aan ons te retourneren. De volgende personen hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt: 17.De heer/mevrouw G.H. Kötter Lenteweg 30 7532 RB ENSCHEDE 18.Mevrouw C.E. van Gemert - Andriessen Lenteweg 94 7532 RL ENSCHEDE 19.De heer G.C.M. Geuzendam Seizoensweg 9 7532 SL ENSCHEDE 20.De heer/mevrouw Wooldrik Seizoensweg 13 7532 SL ENSCHEDE Blz. 6 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen 21.De heer/mevrouw K. Klifman Slaghekkedwarsweg 30 7532 SR Enschede 22.De heer J. Middelwijk Twenteweg 21-23 7532 SV ENSCHEDE 23.De heer/mevrouw H.J. Theusink Twenteweg 26-28 7532 ST ENSCHEDE 24.Mevrouw E. van Hulst Twenteweg 35 7532 SV ENSCHEDE 25.De heer B. van Hulst Twenteweg 35 7532 SV ENSCHEDE 26.De heer/mevrouw T. Sterken Zomerweg 135 7532 RB ENSCHEDE 27.De heer H.J. Vaneker Zomerweg 141 7532 RB ENSCHEDE 28.De heer/mevrouw L.T. Nijhuis Zomerweg 141 A en B 7532 RB ENSCHEDE 29.De heer/mevrouw F.A. Tempelman Zomerweg 176 7532 RV ENSCHEDE Op 7 maart 2014 hebben wij, ruim buiten de gestelde termijn van veertien dagen en die op 18 februari 2014 afliep, alsnog een ondertekende zienswijze ontvangen van: heer/mevrouw Adolfs Zomerweg 180 7532 RV Enschede. Laatstgenoemde zienswijze is door overschrijding van de termijn niet door ons in behandeling genomen. Blz. 7 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen Blz. 8 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen Beantwoording zienswijzen. Zienswijze 1 ingediend door: De heer R.J. Bakker Ribbelerbrinkstraat 115 7531 CC ENSCHEDE a. Reclamant stelt dat uit het ontwerp van het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” blijkt dat het college voornemens is om het bestemmingsplan zodanig aan te passen dat bij een bedrijf aan de Lenteweg 16 de opslag van 50 ton consumentenvuurwerk mogelijk wordt gemaakt. Reclamant verzoekt het bestemmingsplan zodanig aan te passen dat de opslag van 50 ton vuurwerk op de locatie Lenteweg 16 niet mogelijk wordt gemaakt. Antwoord gemeente: Reeds op 12 maart 2012 is voor het bedrijf aan de Lenteweg 16, na het doorlopen van de daartoe vereiste en wettelijk voorgeschreven procedure, een omgevingsvergunning voor de opslag van 48,6 ton consumentenvuurwerk verleend. Bij de vervaardiging van het ontwerpbestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” is met dit gegeven rekening gehouden en is de vergunde situatie in dit bestemmingsplan opgenomen. Het ontwerp-bestemmingsplan vergroot de mogelijkheid tot de opslag van consumentenvuurwerk op de locatie aan de Lenteweg dus niet. Bij de vervaardiging van het ontwerpbestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” is de feitelijk vergunde situatie het uitgangspunt geweest. Het zodanig aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan waarbij verder geen rekening wordt gehouden met de aan betreffende vuurwerkbedrijf verleende vergunningen en/of het intrekken van de verleende vergunningen, is in het kader van de aktualisatie van dit bestemmingsplan niet aan de orde. b. Reclamant verwijst in zijn zienswijze naar een door hem ingediende zienswijze met betrekking tot de weigering van het verlenen van de omgevingsvergunning V-2013139113000256600/tk voor de uitbreiding van de opslagcapaciteit van consumentenvuurwerk op de locatie aan de Lenteweg 16. Reclamant geeft te kennen met de weigering te kunnen instemmen. In zijn zienswijze geeft hij uitgebreid en gemotiveerd aan om welke andere redenen het college tot weigering had kunnen/moeten overgaan. Antwoord gemeente: Aangezien de beantwoording van de ingediende zienswijzen in dit zienswijzenverslag zich beperkt tot het ontwerp-bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” en de weigering voor verlening van bewuste omgevingsvergunning hier niet aan de orde is, wordt dit deel van de door reclamant ingediende zienswijze hier voor kennisgeving aangenomen. Blz. 9 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen Zienswijze 2 ingediend door: Familie Kötter, Dommertweg 40 7532 RR ENSCHEDE a. In hun zienswijze trekken reclamanten allereerst de conclusie dat met het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” geen planologische wijzigingen, cq verzwaringen mogelijk zijn omdat het bestemmingsplan hoofdzakelijk als conserverend van karakter is aangemerkt. Antwoord gemeente: De vervaardiging van een nieuw bestemmingsplan voor het Euregio Bedrijvenpark vloeit voort uit de wettelijke verplichting uit de Wet ruimtelijke ordening die bepaalt dat een bestemmingsplan ééns in de 10 jaren dient te worden herzien en opnieuw door de raad moet worden vastgesteld. Bij de vervaardiging van het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” gaat het derhalve om een actualisering van het nog geldende bestemmingsplan uit 2002 en is de bestaande (legale) situatie op het bedrijventerrein uitgangspunt geweest. Vanuit deze optiek is het bestemmingsplan dan ook aangemerkt als ‘hoofdzakelijk conserverend van karakter’. Dat wil overigens niet zeggen dat in het plangebied van dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn. Voorbeeld van een nieuwe ontwikkeling op het Euregio Bedrijvenpark is de toevoeging van een gebied met de bestemming “Bedrijventerrein” ten noorden van het station NS De Eschmarke. b. Reclamanten stellen dat een optimale inpassing van het bedrijvenpark in de nabijgelegen ecologische en landschappelijke kwetsbare gebieden onvoldoende wordt nagestreefd en/of nageleefd. Ook zijn zij van mening dat het natuurwaardenonderzoek niet volledig is en dat er nog onderzoek moet plaatsvinden op de nabijgelegen ecozone. Tenslotte zijn reclamanten van mening dat er een zienswijze van Het Overijssels Landschap, als beheerder en toezichthouder van de Ecozone, in het bestemmingsplan ontbreekt. Antwoord gemeente: In een bestemmingsplan moet aandacht worden besteed aan de natuurwet- en regelgeving. Paragraaf 5.4 van de plantoelichting: “Ecologie en natuurwetgeving”, besteed o.i. voldoende aandacht aan de toetsing van dit bestemmingsplan aan de natuurwetgeving met daarbij een verwijzing naar de quick-scan Flora- en fauna dat als bijlage 3 bij de plantoelichting is gevoegd. Ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur wordt overigens gesteld dat er geen sprake is van een wettelijke beschermingsregime ten aanzien van de EHS en deze ook geen externe werking heeft. De uiteindelijke conclusie op basis van de onderzoeksresultaten is dat met ‘aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid’ geconcludeerd kan worden dat er vanuit een oogpunt van ecologie en natuurwetgeving geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Van het Overijssels Landschap hebben wij gedurende de termijn van de ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan geen zienswijze ontvangen. c. Volgens reclamanten is het Euregio Bedrijvenpark vanwege zijn ligging nabij een woongebied (De Eschmarke) met name geschikt voor bedrijven in de lichte milieucategoriëen met eventueel een bedrijfswoning. Antwoord gemeente: Wij kunnen met deze opmerking van reclamanten grotendeels instemmen. In het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” is daarom de maximale toelaatbare categorie voor een bedrijventerrein gemaximaliseerd tot en met die van de categorie 3.2., terwijl vanuit de te hanteren milieuzonering hier ook een bedrijventerrein tot met categorie 4.1 en zelfs tot en met categorie 4.2 mogelijk zou zijn geweest. Met deze wijze van bestemmen is getracht aansluiting te zoeken bij de in het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” gehanteerde categorieaanduidingen. Voor de Blz. 10 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen volledigheid, de milieucategorieën 5.1, 5.2, 5.3 en 6 waren vanuit genoemde milieuzonering op dit bedrijventerrein bij voorbaat uitgesloten. d. Reclamanten maken een verwijzing naar artikel 8.1 onder j. van het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” waarin staat dat dit artikel geen (planologische) ruimte biedt voor de zogenaamde ‘lawaaimakers’, mede gezien de ligging van het bedrijventerrein in een ecologische zone. Verder stellen reclamanten dat het nieuwe bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” in het kader van de uitwerking van de Geluidnota op het Euregio Bedrijvenpark “grote lawaaimakers” zijn toegestaan en daardoor het bestemmingsplan niet conserverend van karakter is maar sprake is van een verzwaring van de bestaande situatie. Antwoord gemeente: De opmerking van reclamanten als zou het Euregio Bedrijvenpark in een ecologische zone liggen delen wij niet. Erkend wordt dat in de directe omgeving van het bestemmingsplan weliswaar gronden bevinden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur EHS maar de conclusie dat het bedrijvenpark in een ecologische zone zou liggen, zou te ver voeren. Zoals overigens reeds in de vorige beantwoording is opgemerkt kent de Ecologische Hoofdstructuur geen wettelijke beschermingsregime en heeft deze ook geen externe werking. Reclamanten zijn van mening dat de in artikel 8.1 sub j. van het geldende bestemmingsplan gehanteerde omschrijving “Inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken” gelijk te stellen is met de in de Geluidnota gehanteerde omschrijving voor ‘lawaaimakers’, zijnde “Inrichtingen met een verhoogde kans op geluidhinder”. Voor reclamanten zijn beide omschrijvingen gelijk aan die van “grote lawaaimakers”. Wij zijn het met deze vergelijking niet eens. Wel zijn wij van mening dat de in de Geluidnota gekozen begrip ‘Lawaaimakers’ voor een ‘inrichting met een verhoogde kans op geluidhinder’ als niet erg gelukkig moet worden aangemerkt. Volgens de Geluidnota is het Euregio Bedrijvenpark aangemerkt als een gezoneerd industrieterrein waar zich ook inrichtingen met een verhoogde kans op geluidhinder kunnen vestigen. Bij vestiging van een dergelijke inrichting op het bedrijventerrein dient overigens wel rekening te worden gehouden met genoemde zonering. Deze geluidzone is zowel in het geldende bestemmingsplan als ook in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen en in vergelijking in essentie hetzelfde gebleven. Buiten deze zonering mag de cumulatieve geluidsbelasting die door alle bedrijven op het industrieterrein wordt geproduceerd, niet hoger zijn dan 50 dB(A). Van een ‘verzwaring’ is hier geen sprake. e. Reclamant merkt op dat in het bestemmingsplan de ‘Woonvisie’ voor het Eschmarkerveld ontbreekt en dat daardoor het bestemmingsplan onvolledig is. Ook wordt volgens reclamanten onvoldoende rekening gehouden met de ambities van de provincie Overijssel bij realisatie. Antwoord gemeente: Een woonvisie voor specifiek het gebied van het Eschmarkerveld is bij ons niet bekend. Waarschijnlijk doelen reclamanten op de “Woonvisie 2025” voor de gemeente Enschede zoals die op 12 maart 2012 door de raad van de gemeente Enschede is vastgesteld. In de plantoelichting van het ontwerpbestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” zijn in hoofdstuk 3.3 (Gemeentelijk beleid) enkel die beleidsstukken verwoord die, in tegenstelling tot genoemde woonvisie, min of meer direct betrekking hebben op voorgestane ontwikkelingen op dit bedrijventerrein. In het kader van het vooroverleg is het ontwerp van het bestemmingsplan voor commentaar naar de Provincie Overijssel verstuurd. In reactie hierop hebben zij, naast opmerkingen ten aanzien van de regeling voor het vuurwerkbedrijf aan de Lenteweg, geen verdere opmerkingen ten aanzien van dit ontwerpbestemmingsplan gemaakt. f. Reclamanten maken in hun zienswijze melding van de vrijstellingsbepaling in artikel 8.4 onder e. van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” die het mogelijk maakt dat zich hier bedrijven kunnen vestigen die een Blz. 11 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen milieucategorie zwaarder zijn. Deze vrijstellingsbepaling zou verder zijn uitgewerkt in artikel 8.5.onder h. Volgens reclamanten wordt het in de regels van het nieuwe bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” mogelijk gemaakt dat, middels toepassing te geven aan een hierin eveneens opgenomen vrijstellingsbepaling, zich op het Bedrijvenpark bedrijven kunnen vestigen die niet aleen één categeorie zwaarder zijn maar zelfs twee. Zij vinden dit een verzwaring van de planologische situatie. Antwoord gemeente: Allereerst dient hier vermeld te worden dat de milieucategorie-aanduidingen voor bedrijventerreinen zoals die in het nieuwe bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” en de categorie-aanduidingen in het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” niet zondermeer met elkaar mogen worden vergeleken. In de plantoelichting wordt hiervan melding gemaakt en wordt in paragraaf 4.1 gesteld dat de ‘oude’ categorie-aanduiding 3, min of meer onderverdeeld is in de nieuwe categorieaanduidingen 3.1 en 3.2. De woordcombinatie ‘min of meer’ geeft al aan dat het hier om een bepaalde vorm van globaliteit gaat. Ook voor wat betreft de in beide bestemmingsplannen gehanteerde VNG-bedrijvenlijsten moet erkend worden dat een deel van de hierin opgenomen bedrijfsactiviteiten anders wordt omschreven en beoordeeld en deze lijsten eveneens niet zonder meer met elkaar kunnen worden vergeleken. In ieder geval is bij de vervaardiging van het ontwerpbestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” getracht aansluiting te zoeken bij de in het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” gehanteerde categorieaanduidingen. De plantoelichting zal in paragraaf 4.1 ter verduidelijking nader worden omschreven. In artikel 8.4 onder e. van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” is een vrijstellingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om, onder voorwaarden, vrijstelling te verlenen voor de vestiging van een bedrijf met één categorie hoger dan waarvoor de gronden bestemd zijn. • Dit betekent dat in het geldende bestemmingsplan, met toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid door burgemeester en wethouders, onder voorwaarden, op gronden met de bestemming BII (bedoeld voor bedrijven tot en met categorie 2), een bedrijf kan worden toegelaten uit de categorie 3 en op gronden met de bestemming BIII (bedoeld voor bedrijven tot en met categorie 3), een bedrijf uit de categorie 4. In artikel 8.5 onder h. van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” is daarnaast een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om, onder voorwaarden, het bestemmingsplan te wijzigen voor de vestiging van bedrijven twee categorieën hoger dan waarvoor de gronden bestemd zijn. • Dit betekent dat in het geldende bestemmingsplan, met toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid door burgemeester en wethouders onder voorwaarden, en rekening houdende met artikel 17 (Procedurevoorschriften bij wijziging), op gronden met de bestemming BII (bedoeld voor bedrijven tot en met categorie 2) een bedrijf kan worden toegelaten uit de categorie 4 en op gronden met de bestemming BIII (bedoeld voor bedrijven tot en met categorie 3), een bedrijf uit de categorie 5. Samengevat gaat het in het geldende bestemmingsplan om een vrijstellingsbevoegdheid voor de vestiging van bedrijven één categorie hoger dan waarvoor de gronden bestemd zijn en een wijzigingsbevoegdheid voor de vestiging van bedrijven twee categorieën hoger dan waarvoor de gronden bestemd zijn. In het nieuwe bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” zijn in de regels (voorheen ‘voorschriften’) o.a. bij de bestemmingregels voor bedrijventerreinen (artikel 3), afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Het gaat hierbij om een afwijkingsbevoegdheid ten aanzien van de bouwregels (artikel 3.3) en de gebruiksregels (artikel 3.5). Deze afwijkingsbepalingen zijn min of meer in de plaats getreden van de vrijstellingsbevoegdheid uit het geldende bestemmingsplan. In deze afwijkingsbevoegdheden zijn Blz. 12 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen burgemeester en wethouders bevoegd om, onder voorwaarden, van het bestemmingsplan af te wijken voor de vestiging van bedrijven één of ten hoogste twee categorieën hoger dan waarvoor de gronden bestemd zijn. Gelet op de inleiding van de beantwoording van deze zienswijze dient evenwel gesteld te worden dat de categorieaanduidingen voor bedrijven uit het geldende bestemmingsplan niet overeenkomen met de in het nieuwe bestemmingsplan gehanteerde categeorieën en bijv. de enkele categorie 3 bedrijven uit het geldende bestemmingsplan, min of meer opgesplitst zijn in de twee nieuwe categorieën 3.1 en 3.2. Ons inziens is het niet meer dan billijk om met dit gegeven in het ontwerp-bestemmingsplan rekening te houden. De conclusie van reclamanten dat middels gebruikmaking van deze afwijkingsbevoegdheid in het ontwerp-bestemmingsplan, onder voorwaarden, de vestiging van een categorie 4.1 of 4.2 -bedrijf op gronden met de bestemming 3.2 mogelijk is, is overigens juist. Zienswijze 3 ingediend door: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 162 7400 AD DEVENTER a. In haar zienswijze merkt reclamant op dat de op de verbeelding aangegeven ligging van een hoge druk aardgastransportleiding niet correct is aangegeven en de daarbij behorende belemmeringenstroken niet overal 4 meter breed is of op bepaalde plekken zelfs ontbreken. Antwoord gemeente: Voor wat betreft de ligging van de hoge druk aardgasleidingen zijn wij voor de exacte ligging van deze leidingen aangewezen op de door reclamant aangeleverde gegevens. Dat de ligging van bewuste aardgasleiding op de verbeelding niet correct zou zijn opgenomen bevreemdt ons. Naar aanleiding van de ingediende zienswijze en in een later stadium door reclamant aangeleverde gegevens, is de ligging van bewuste hoge druk aardgastransportleiding alsnog op de verbeelding aangepast. Daarnaast zijn op de verbeelding, op verzoek van reclamant, aan weerszijden van de aardgasleidingen, belemmeringsstroken aangegeven met een breedte van 4 meter. b. Ook verzoekt reclamant om het aangeven van belemmeringstroken rond een ‘afsluier-schema’ Antwoord gemeente: Aan dit verzoek van reclamant is voldaan. c. Reclamant verzoekt tevens een hartlijn ‘leiding-gas’ op de verbeelding aan te geven. Antwoord gemeente: Aan dit verzoek van reclamant is voldaan. d. Reclamant merkt op dat in het ontwerpbestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” een aantal nieuwe bouwblokken binnen de belemmeringenstrook of op de hoge druk aardgasleiding zijn geprojecteerd. Met nieuwe bouwblokken wordt door reclamant die bouwblokken bedoeld die niet als zodanig in het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark “ waren opgenomen. Antwoord gemeente: Bij de beantwoording van deze zienswijze zou het duidelijker zijn geweest indien de indiener van de zienswijze betreffende locaties van veronderstelde nieuwe bouwvlakken anders had omschreven. In zijn algemeenheid geldt echter dat de bouwblokken en bouwgrenzen zoals die in het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” Blz. 13 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen zijn opgenomen, grotendeels ook in het nieuwe bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” op eenzelfde wijze zijn opgenomen. Uitzondering hierop is het in het geldende bestemmingsplan opgenomen grote bouwvlak (uitbreiding van het bedrijvenpark) ten westen van de Zomerweg. De ontsluiting van deze uitbreiding was bij de vervaardiging van het geldende bestemmingsplan, anders dan een locatieaanduiding van mogelijke ontsluitingspunten, niet bekend. Inmiddels is de Midzomerweg als ontsluitingsweg van dit deel van het Euregio Bedrijvenpark aangelegd en is met het bepalen van de bouwgrenzen in het nieuwe bestemmingsplan hiermee rekening gehouden. Het grote bouwvlak uit het geldende bestemmingsplan is derhalve verdeeld in meerdere, kleinere bouwvlakken. Van nieuwe, toegevoegde bouwblokken is hier dus in principe geen sprake. Zowel in de oude als ook in de nieuwe situatie ligt in dit deel van het bedrijvenpark ten westen van de Zomerweg een aardgasleiding binnen een bouwblok, met als enig verschil dat in het nieuwe bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” de laatste 25 meter van bewuste aardgasleiding, na aanleg van de Midzomerweg nabij de Euregioweg, nu buiten het bouwblok valt. Daarnaast is in het nieuwe bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” het bedrijventerrein uitgebreid met gronden gelegen ten noorden van het station NS De Eschmarke en die voor (bedrijfs)bebouwing in aanmerking komen. Hiertoe zijn de bestaande bouwvlakken uitgebreid en zou sprake kunnen zijn van ‘nieuwe bouwblokken’. Op deze locatie of in de directe nabijheid ervan zijn echter geen aardgasleidingen gesitueerd waarmee rekening had moeten worden gehouden. e. Reclamant is van mening dat het artikel 11 van de planregels ( “Leiding-Gas”) dusdanig beperkt is dat de veiligheid van de hoge druk aardgastransportleiding, de personen in de nabijheid van de leiding en het bedrijfszekere gastransport niet worden gegarandeerd. Reclamant doet hier suggesties om een en ander in de regels en de toelichting van het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” te corrigeren. Ook blijkt uit de gegevens van reclamant dat er sprake is van een derde leiding in het plangebied van het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” die in dit bestemmingsplan niet nader wordt genoemd. Reclamant verzoekt om de regels en plantoelichting hierop aan te passen. Antwoord gemeente: De opmerkingen van reclamant zullen in de regels behorende bij dit bestemmingsplan worden verwerkt. Wel dient hier vermeld te worden dat de in dit bestemmingsplan opgenomen redactie van regelgeving ten aanzien van aardgasleidingen afgestemd is op een door reclamant eerder ingediende zienswijze mbt de procedure van een ander bestemmingsplan binnen de gemeente Enschede. Zienswijze 4 ingediend door: Bonekamp Advies Twello, Schakerpad 17 7391 TP TWELLO, namens: Rodepa Holding B.V. Rodepa Plastics De Paauw Recycling Lenteweg 40 7532 RB ENSCHEDE a. Reclamant merkt op dat haar cliënten recentelijk aan de oostzijde van het huidige bedrijfsperceel aan de Lenteweg 42 bedrijfsgronden hebben overgenomen. Reclamant verzoekt om de specifieke bedrijfsbestemming die voor het bestaande bedrijf Blz. 14 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen aan de Lenteweg 42 geldt, uit te breiden naar de gronden die zij in gebruik hebben genomen. Antwoord gemeente: Het betreffende perceel zal in het bestemmingsplan zodanig worden gewijzigd dat hier de correcte situatie wordt weergegeven. b. Reclamant merkt op dat voor een gestapelde (betonnen) blokkenwand, cq. keerwand geen bepalingen in de regels zijn opgenomen. Een dergelijke voorziening kan dienst doen als: • visuele afscherming van het bedrijf; • geluidwerende voorziening; • voorkoming van zwerfafval naar het aangrenzende gebied; • voorkoming van betreding van het bedrijfsterrein door onbevoegden. Met het oog op de uitbreiding en inrichting van het buitenterrein van cliënt verzoekt reclamant bepalingen in de regels op te nemen die dergelijke constructies mogelijk maken en deze aan te merken als ‘overige bouwwerken’ en die een maximale bouwhoogte van 6 meter toe te staan. Antwoord gemeente: In artikel 1.57 is het begrip ‘overig bouwwerk’ als volgt gedefinieerd: Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. In de regels is in artikel 3.2.4 een bepaling opgenomen ten aanzien van een ‘ander overig bouwwerk, geen gebouw zijnde’ en waarvoor een maximum bouwhoogte van 5 meter geldt. Een voorziening als een gestapelde (betonnen) blokkenwand, cq keerwand zoals door reclamant wordt omschreven, dient als zodanig te worden aangemerkt. Wij zijn van mening dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening een maximale bouwhoogte van 5 meter als voldoende moet worden geacht. Wel is in de regels in artikel 3.3 een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen die het onder voorwaarden mogelijk maakt om van het bestemmingsplan af te wijken voor de bouw van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in het achtererfgebied tot een maximum van 7 meter. Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend toepassing geven aan deze afwijkingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van: • De woon- en verblijfsituatie; • Het straat- en bebouwingsbeeld; • De verkeersveiligheid; • De sociale veilighied • De milieusituatie • De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Blz. 15 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen Zienswijze 5 ingediend door: Poelman van den Broek advocaten. Postbus 1126 6501 BC NIJMEGEN, namens: F. Pen Lenteweg 16 7532 RB ENSCHEDE en Dream Fireworks Entertainment B.V. Lenteweg 16 7532 RB ENSCHEDE a. Na een beknopte voorgeschiedenis met betrekking tot de vergunningverlening voor het bedrijf aan de Lenteweg gaat reclamant over tot de inhoud van de ingediende zienswijze. Deze heeft hoofdzakelijk betrekking op de verleende vergunningen en de rechten waarop reclamant aanspraak meent te kunnen maken. Reclamant is van oordeel dat in het ontwerp-bestemmingsplan ten onrechte wordt uitgegaan van het gegeven dat aan haar cliënten, in planologische zin, een vuurwerkopslagplaats tot 50 ton is vergund. Cliënten zijn van mening dat zij hier meer rechten hebben omdat de beperking in opslagcapaciteit van 50 ton volgt uit een verleende omgevingsvergunning voor de activiteit milieu, maar niet uit de vergunning voor het planologisch afwijkend gebruik. Antwoord gemeente: Aangezien de beantwoording van de ingediende zienswijzen in dit zienswijzenverslag zich beperkt tot het ontwerpbestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” en niet met betrekking tot de vergunningverlening en de weigering van een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een vuurwerkopslag, wordt dit deel van de door reclamant ingediende zienswijze voor kennisgeving aangenomen. Hierbij dient vermeld te worden dat reclamant tevens een zienswijze tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een vuurwerkopslag heeft ingediend en zal de zienswijze tegen de weigering van de omgevingsvergunning in dat kader worden beantwoord. Bij de vervaardiging van het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” is uitgegaan van wat op de locatie aan de Lenteweg 16 door ondernemer is aangevraagd en vergund. Op 12 maart 2012 hebben burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verleend voor o.a. de opslag van 48,6 ton consumentenvuurwerk op de locatie aan de Lenteweg 16. b. Reclamant is van mening dat bij de vervaardiging van het ontwerp van het bestemmingsplan voor het Euregio Bedrijvenpark 2013” rekening had moeten worden gehouden met het concrete plan van zijn cliënt om de opslagcapaciteit van consumentenvuurwerk bij zijn bedrijf te vergroten. Antwoord gemeente: Reclamant vermeldt in zijn zienswijze dat zijn cliënten op 21 maart 2013 een aanvraag bij burgemeester en wethouders hebben ingediend voor een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de opslagcapaciteit voor consumentenvuurwerk op de locatie aan de Lenteweg 16 van 48,6 ton naar 370 ton. Vanwege de voorgenomen weigering van de bewuste omgevingsvergunning is bij de vervaardiging van het ontwerpbestemmingsplan geen rekening gehouden met het plan om de opslagcapaciteiten te vergroten.. Op 21 januari 2014 hebben wij besloten een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van het vuurwerkbedrijf aan de Lenteweg 16, te weigeren. Blz. 16 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen Zienswijze 6 ingediend door: Fam. A.H. ten Voorde en A.V. Robaard Bultsweg 363 7532 XG ENSCHEDE. a. Reclamanten zijn van mening dat het uitgangspunt van dit bestemmingsplan, dat gericht zou zijn op een optimale inpassing van het bestaande en nieuwe bedrijvenpark met betrekking tot de nabijgelegen ecologische en landschappelijke kwetsbare gebieden, in dit concept onvoldoende wordt nagestreefd en nageleefd. Antwoord gemeente: Primair wordt met de vervaardiging van het nieuwe bestemmingsplan voldaan aan de wettelijke verplichting voortvloeiende uit de Wet ruimtelijke ordening om eens in de 10 jaar een bestemmingsplan te herzien en deze door de raad te laten vaststellen. Met de vervaardiging van dit bestemmingsplan is daarbij rekening gehouden met de milieugevoelige bestemmingen en functies in de omgeving van het plangebied en is dit o.a. tot uitdrukking gekomen in de in het bestemmingsplan opgenomen milieuzonering van het bedrijventerrein. Daarnaast moet In een bestemmingsplan aandacht worden besteed aan de natuurwet- en regelgeving. Paragraaf 5.4 van de plantoelichting: “Ecologie en natuurwetgeving”, besteed o.i. voldoende aandacht aan de toetsing van dit bestemmingsplan aan de natuurwetgeving met daarbij een verwijzing naar de quick-scan Flora- en fauna dat als bijlage 3 bij de plantoelichting is gevoegd. Ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur wordt overigens gesteld dat er geen sprake is van een wettelijke beschermingsregime ten aanzien van de EHS en deze ook geen externe werking heeft. b. Volgens reclamanten wordt onvoldoende rekening gehouden met de ambitie van de provincie en de gevolgen in de toekomst bij de realisatie. Volgens hen is het natuurwaardenonderzoek niet volledig waarbij volgens hen tevens onderzoek had moeten plaatsvinden naar de invloed van het bedrijvenpark op de nabijgelegen Ecozone als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Ook wordt volgens hen geen melding gemaakt van een zienswijze van Het Overijssels Landschap welke belast is met het beheer en toezicht van de ecozone. Antwoord gemeente: Het wordt in de zienswijze niet duidelijk gemaakt welke de ambities van de provicie hier zijn en wat reclamanten bedoelen met: ‘de gevolgen in de toekomst bij realisatie’. Hierbij dient vermeld te worden dat de provincie Overijssel, in het kader van het vooroverleg, naast opmerkingen ten aanzien van een vuurwerkbedrijf aan de Lenteweg, geen verdere opmerkingen gemaakt waarbij zij aangeven dat met betrekking tot dit bestemmingsplan provinciale belangen worden geschaad. Ook hebben zij het niet voor nodig bevonden een zienswijze tegen dit bestemmingsplan in te dienen. In een bestemmingsplan moet aandacht worden besteed aan de natuurwet- en regelgeving. Paragraaf 5.4 van de plantoelichting: “Ecologie en natuurwetgeving”, besteed o.i. voldoende aandacht aan de toetsing van dit bestemmingsplan aan de natuurwetgeving. De uiteindelijke conclusie op basis van de onderzoeksresultaten is dat met ‘aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid’ geconcludeerd kan worden dat er vanuit een oogpunt van ecologie en natuurwetgeving geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Van het Overijssels Landschap hebben wij gedurende de termijn van de ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan geen zienswijze ontvangen. c. In hun zienswijze zijn reclamanten van mening dat door de toevoeging van de milieucategorieën 3.1 en 3.2 aan het plangebied van het bestemmingsplan zowel het landschap als ook natuur en cultuur worden aangetast. Antwoord gemeente: Zoals in de vorige beantwoording reeds staat vermeld kan op basis van de onderzoeksresultaten met ‘aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid’ geconcludeerd worden dat er vanuit een oogpunt van ecologie en natuurwetgeving geen belemBlz. 17 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen meringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het is overigens niet geheel duidelijk wat reclamanten met het enkele begrip ‘cultuur’ bedoelen. In ieder geval is in paragraaf 2.3 van de plantoelichting aandacht besteed aan het aspect ‘cultuurhistorie’ en geconcludeerd dat in het plangebied geen monumenten en/of cultuurhistorische waarden aanwezig zijn die bescherming behoeven. Overigens dienen de bedrijfscategorieën 3.1 en 3.2 niet als een extra toevoeging aan het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” te worden gezien maar min of meer een vertaling van de geldende bedrijfscategorie III (bestemming “Bedrijven tot en met categorie 3) uit het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark”. d. Volgens reclamanten is het Euregio Bedrijvenpark vanwege zijn ligging nabij een woongebied (De Eschmarke) met name geschikt voor bedrijven in de lichte milieucategoriëen met eventueel een bedrijfswoning. Antwoord gemeente: Wij kunnen met deze opmerking van reclamanten grotendeels instemmen. In het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” is daarom de maximale toelaatbare categorie voor een bedrijventerrein gemaximaliseerd tot en met die van de categorie 3.2., terwijl hier vanuit de te hanteren milieuzonering ook een bedrijventerrein tot met categorie 4.1 en zelfs tot en met categorie 4.2 mogelijk was geweest. Met het toelaten van een maximale categorie 3.2 voor bedrijventerreinen is getracht aansluiting te zoeken bij de in het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” gehanteerde categorieaanduidingen. Voor de volledigheid, de milieucategorieën 5.1, 5.2, 5.3 en 6 waren vanuit genoemde milieuzonering op dit bedrijventerrein bij voorbaat uitgesloten. e. Tenslotte maken reclamanten de opmerking dat de vestiging van een bedrijf als een metaalbedrijf aan de Najaarsweg in het nieuwe bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” nog steeds mogelijk is. Volgens reclamanten past een dergelijk bedrijf niet op dit bedrijventerrein. Antwoord gemeente: Bij de vestiging van het betreffende bedrijf aan de Najaarsweg hebben wij op goede gronden medewerking kunnen verlenen en zijn wij tot de conclusie gekomen dat een dergelijk bedrijf op deze locatie als toelaatbaar kan worden geacht. Het is ons overigens bekend dat reclamanten voor wat betreft de aanwezigheid van betreffend inrichting aan de Najaarsweg een langslepend en vergaande meningsverschil met de gemeente hebben. Vermeldenswaardig is dat op 19 februari 2014 de Afdeling Berstuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak heeft gedaan in een gelijksoortige meningsverschil tussen de gemeente en een andere omwonende (Veldzichtweg) en voor wat betreft de beoordeling, inschaling en ruimtelijke inpassing van dit bedrijf in het geldende bestemmingsplan, in het gelijk heeft gesteld (Uitspraak 201306786/1/A4 Raad van State). Mocht er in de toekomst wederom een verzoek worden ingediend voor de vestiging van een soortgelijk metaalbedrijf op het Euregio Bedrijvenpark, zal deze aanvraag wederom o.a. aan de op dat moment geldende bestemmingsplan en geldende milieuwetgeving worden getoetst en worden bezien of een planologische inpassing van een dergelijke bedrijf hier aanvaardbaar is en/of door ons als gewenst wordt beschouwd.. Overigens willen wij hier nadrukkelijk vermelden dat de voor ons positieve uitspraak van de Raad van State door ons niet als een ‘vrijbrief’ wordt aangemerkt en zullen wij bij een volgende (mogelijke) aanvraag voor een (soortgelijk) bedrijf terdege rekening houden met de bij ons bekende bezwaren en gevoeligheden van reclamanten. Blz. 18 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen Zienswijze 7, ingediend door: Familie Withag, Veldzichtweg 45 7532 PT Enschede a. In hun zienswijze trekken reclamanten allereerst de conclusie dat met het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” geen planologische wijzigingen, cq verzwaringen mogelijk zijn omdat het bestemmingsplan hoofdzakelijk als conserverend van karakter is aangemerkt. Antwoord gemeente: De vervaardiging van een nieuw bestemmingsplan voor het Euregio Bedrijvenpark vloeit voort uit de wettelijke verplichting uit de Wet ruimtelijke ordening die bepaalt dat een bestemmingsplan ééns in de 10 jaren dient te worden herzien en opnieuw door de raad moet worden vastgesteld. Bij de vervaardiging van het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” gaat het derhalve om een actualisering van het nog geldende bestemmingsplan uit 2002 en is de bestaande (legale) situatie op het bedrijventerrein uitgangspunt geweest. Vanuit deze optiek is het bestemmingsplan dan ook aangemerkt als ‘hoofdzakelijk conserverend van karakter’. Dat wil overigens niet zeggen dat in het plangebied van dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn. Voorbeeld van een nieuwe ontwikkeling op het Euregio Bedrijvenpark is de toevoeging van een gebied met de bestemming “Bedrijventerrein” ten noorden van het station NS De Eschmarke. b. Reclamanten stellen dat een optimale inpassing van het bedrijvenpark in de nabijgelegen ecologische en landschappelijke kwetsbare gebieden onvoldoende wordt nagestreefd en/of nageleefd. Ook zijn zij van menig dat het natuurwaardenonderzoek niet volledig is en dat er nog onderzoek moet plaatsvinden op de nabijgelegen ecozone. Tenslotte zijn reclamanten van mening dat er een zienswijze van Het Overijssels Landschap, als beheerder en toezichthouder van de Ecozone, in het bestemmingsplan ontbreekt. Antwoord gemeente: In een bestemmingsplan moet aandacht worden besteed aan de natuurwet- en regelgeving. Paragraaf 5.4 van de plantoelichting: “Ecologie en natuurwetgeving”, besteed o.i. voldoende aandacht aan de toetsing van dit bestemmingsplan aan de natuurwetgeving met daarbij een verwijzing naar de quick-scan Flora- en fauna dat als bijlage 3 bij de plantoelichting is gevoegd. Ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur wordt overigens gesteld dat er geen sprake is van een wettelijke beschermingsregime ten aanzien van de EHS en deze ook geen externe werking heeft. De uiteindelijke conclusie op basis van de onderzoeksresultaten is dat met ‘aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid’ geconcludeerd kan worden dat er vanuit een oogpunt van ecologie en natuurwetgeving geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Van het Overijssels Landschap hebben wij gedurende de termijn van de ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan geen zienswijze ontvangen. c. Volgens reclamanten is het Euregio Bedrijvenpark vanwege zijn ligging nabij een woongebied (De Eschmarke) met name geschikt voor bedrijven in de lichte milieucategoriëen met eventueel een bedrijfswoning. Antwoord gemeente: Wij kunnen het met deze opmerking van reclamanten grotendeels instemmen. In het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” is daarom de maximale toelaatbare categorie voor een bedrijventerrein gemaximaliseerd tot en met die van de categorie 3.2., terwijl vanuit de te hanteren milieuzonering hier ook een bedrijventerrein tot met de categorie 4.1 en zelfs tot en met categorie 4.2 mogelijk zou zijn geweest. Met het toelaten van een maximale milieucategorie 3.2 voor bedrijventerreinen is getracht aansluiting te zoeken bij de in het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” gehanteerde categorieaanduidingen. Voor de volledigheid, de milieucategorieën 5.1, 5.2, 5.3 en 6 waren vanuit genoemde milieuzonering op dit bedrijventerrein bij voorbaat uitgesloten. Blz. 19 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen d. Reclamanten maken een verwijzing naar artikel 8.1 onder j. van het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” waarin staat dat dit artikel geen (planologische) ruimte biedt voor de zogenaamde ‘lawaaimakers’, mede gezien de ligging van het bedrijventerrein in een ecologische zone. Verder stellen reclamanten dat het nieuwe bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” in het kader van de uitwerking van de Geluidnota op het Euregio Bedrijvenpark “grote lawaaimakers” zijn toegestaan en daardoor het bestemmingsplan niet conserverend van karakter is maar sprake is van een verzwaring van de bestaande situatie. Antwoord gemeente: De opmerking van reclamanten als zou het Euregio Bedrijvenpark in een ecologische zone liggen delen wij niet. Erkend wordt dat in de directe omgeving van het bestemmingsplan weliswaar gronden bevinden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur EHS maar dat hieruit de conclusie wordt getrokken dat het bedrijvenpark in een ecologische zone zou liggen, zou te ver voeren. Zoals overigens reeds in de vorige beantwoording is opgemerkt kent de Ecologische Hoofdstructuur geen wettelijke beschermingsregime en heeft deze ook geen externe werking. Reclamanten zijn van mening dat de in artikel 8.1 sub j. van het geldende bestemmingsplan gehanteerde omschrijving “Inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken” gelijk te stellen is met de in de Geluidnota gehanteerde omschrijving voor ‘lawaaimakers’, zijnde “Inrichtingen met een verhoogde kans op geluidhinder”. Voor reclamanten zijn beide omschrijvingen gelijk aan die van “grote lawaaimakers”.Wij zijn het met deze vergelijking niet eens. Wel zijn wij van mening dat de in de Geluidnota gekozen begrip ‘Lawaaimakers’ voor een ‘inrichting met een verhoogde kans op geluidhinder’ als niet erg gelukkig moet worden aangemerkt omdat deze iets ander zou kunnen doen vermoeden. Volgens de Geluidnota is het Euregio Bedrijvenpark aangemerkt als een gezoneerd industrieterrein waar zich ook inrichtingen met een verhoogde kans op geluidhinder kunnen vestigen. Bij vestiging van een dergelijke inrichting op het bedrijventerrein dient overigens wel rekening te worden gehouden met genoemde zonering. Deze geluidzone is zowel in het geldende bestemmingsplan als ook in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen en in vergelijking met het geldende bestemmingsplan niet gewijzigd. Buiten deze zonering mag de cumulatieve geluidsbelasting die door alle bedrijven op het industrieterrein wordt geproduceerd, niet hoger zijn dan 50 dB(A). Dit betekent dat voor wat betreft de geluidsbelasting voor het gebied buiten de zonegrens, zowel in de oude als ook in de nieuwe situatie, ongewijzigd is. Van een ‘verzwaring’ is hier geen sprake. e. Reclamant merkt op dat in het bestemmingsplan de ‘Woonvisie’ voor het Eschmarkerveld ontbreekt en dat daardoor het bestemmingsplan onvolledig is. Ook wordt volgens reclamanten onvoldoende rekening gehouden met de ambities van de provincie Overijssel bij realisatie. Antwoord gemeente: Een woonvisie voor specifiek het gebied van het Eschmarkerveld is bij ons niet bekend. Waarschijnlijk doelen reclamanten op de “Woonvisie 2025” voor de gemeente Enschede en zoals die op 12 maart 2012 door de raad van de gemeente Enschede is vastgesteld. In de plantoelichting van het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” zijn in hoofdstuk 3.3 (Gemeentelijk beleid) enkel die beleidsstukken verwoord die, in tegenstelling tot genoemde woonvisie, min of meer direct betrekking hebben op voorgestane ontwikkelingen op dit bedrijventerrein. In het kader van het vooroverleg is het ontwerp van het bestemmingsplan voor commentaar naar de Provincie Overijssel verstuurd. In reactie hierop hebben zij, naast opmerkingen ten aanzien van een vuurwerkbedrijf aan de Lenteweg, geen verdere opmerkingen ten aanzien van dit ontwerp-bestemmingsplan gemaakt. Blz. 20 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 f. SO-afd. Bestemmingsplannen Reclamanten maken in hun zienswijze melding van de vrijstellingsbepaling in artikel 8.4 onder e. van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” en die het mogelijk maakt dat zich hier bedrijven kunnen vestigen die een milieucategorie zwaarder zijn. Deze vrijstellingsbepaling zou verder zijn uitgewerkt zijn in artikel 8.5.onder h. Volgens reclamanten wordt het in de regels van het nieuwe bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” mogelijk gemaakt dat, middels toepassing te geven aan een hierin eveneens opgenomen vrijstellingsbepaling, zich op het Bedrijvenpark bedrijven kunnen vestigen die niet aleen één categeorie zwaarder zijn maar zelfs twee. Zij vinden dit een verzwaring van de planologische situatie. Antwoord gemeente: Allereerst dient hier vermeld te worden dat de milieucategorie-aanduidingen voor bedrijventerreinen zoals die in het nieuwe bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” en de categorie-aanduidingen in het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” niet zondermeer met elkaar mogen worden vergeleken. In de plantoelichting wordt hiervan melding gemaakt en wordt in paragraaf 4.1 o.a. gesteld dat de ‘oude’ categorie-aanduiding 3, min of meer onderverdeeld is in de nieuwe categorieaanduidingen 3.1 en 3.2. De woordcombinatie ‘min of meer’ geeft al aan dat het hier om een bepaalde vorm van globaliteit gaat. Ook voor wat betreft de in beide bestemmingsplannen gehanteerder VNG-bedrijvenlijsten moet erkend worden dat een deel van de hierin opgenomen bedrijfasactiviteiten anders worden omschreven en beoordeeld en deze lijsten eveneens niet zonder meer met elkaar kunnen worden vergeleken. De plantoelichting zal in paragraaf 4.1 met betrekking tot dit onderdeel duidelijker worden omschreven. In artikel 8.4 onder e. van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” is een vrijstellingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om, onder voorwaarden, vrijstelling te verlenen voor de vestiging van een bedrijf met één categorie hoger dan waarvoor de gronden bestemd zijn. • Dit betekent dat in het geldende bestemmingsplan, met toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid door burgemeester en wethouders, onder voorwaarden, op gronden met de bestemming BII (bedoeld voor bedrijven tot en met categorie 2), een bedrijf kan worden toegelaten uit de categorie 3 en op gronden met de bestemming BIII (bedoeld voor bedrijven tot en met categorie 3), een bedrijf uit de categorie 4. In artikel 8.5 onder h. van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark” is daarnaast een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om, onder voorwaarden, het bestemmingsplan te wijzigen voor de vestiging van bedrijven twee categorieën hoger dan waarvoor de gronden bestemd zijn. • Dit betekent dat in het geldende bestemmingsplan, met toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid door burgemeester en wethouders onder voorwaarden, en rekening houdende met artikel 17 (Procedurevoorschriften bij wijziging), op gronden met de bestemming BII (bedoeld voor bedrijven tot en met categorie 2) een bedrijf kan worden toegelaten uit de categorie 4 en op gronden met de bestemming BIII (bedoeld voor bedrijven tot en met categorie 3), een bedrijf uit de categorie 5. Samengevat gaat het in het geldende bestemmingsplan om een vrijstellingsbevoegdheid voor de vestiging van bedrijven één categorie hoger dan waarvoor de gronden bestemd zijn en een wijzigingsbevoegdheid voor de vestiging van bedrijven twee categorieën hoger dan waarvoor de gronden bestemd zijn. In het nieuwe bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” zijn in de regels (voorheen ‘voorschriften’) o.a. bij de bestemmingregels voor bedrijventerreinen (artikel 3), afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Het gaat hierbij om een afwijkingsbevoegdheid ten aanzien van de bouwregels (artikel 3.3) en de gebruiksregels (artikel 3.5). Deze afwijkingsbepalingen zijn min of meer in de plaats getreden van de vrijstellingsbevoegdheid uit het geldende bestemmingsplan. In deze afwijkingsbevoegdheden zijn Blz. 21 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen burgemeester en wethouders bevoegd om, onder voorwaarden, van het bestemmingsplan af te wijken voor de vestiging van bedrijven één of ten hoogste twee categorieën hoger dan waarvoor de gronden bestemd zijn. Gelet op de inleiding van de beantwoording van deze zienswijze dient evenwel gesteld te worden dat de categorieaanduidingen voor bedrijven uit het geldende bestemmingsplan niet overeenkomen met de in het nieuwe bestemmingsplan gehanteerde catgeorieën en bijv. de enkele categorie 3 bedrijven uit het geldende bestemmingsplan, min of meer opgesplitst zijn in de twee nieuwe categorieën 3.1 en 3.2. Ons inziens is het niet meer dan billijk om met dit gegeven in het ontwerp-bestemmingsplan rekening te houden. De conclusie van reclamanten dat middels gebruikmaking van deze afwijkingsbevoegdheid in het ontwerp-bestemmingsplan, onder voorwaarden, de vestiging van een categorie 4.1 of 4.2 -bedrijf op gronden met de bestemming 3.2 mogelijk is, is overigens juist. g. Reclamanten wijzen in verband met de in het ontwerp-bestemmingsplan gehanteerde categorie-indeling op de indeling van het bedrijf Zwarts aan de Najaarsweg 62. Volgens reclamanten gold voor dit bedrijf in het geldende bestemmingsplan een categorieaanduiding 4. Antwoord gemeente: Zoals reeds in het vorige antwoord staat vermeld is een één op één vertaling van categorie-indelingen niet mogelijk. Ook voor wat betreft de omschrijvingen van bedrijfsactiviteiten uit de ‘Staat van inrichtingen’ zoals die in het geldende bestemmingsplan is opgenomen en de ‘Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen’ in het nieuwe bestemmingsplan kunnen van elkaar verschillen. Bij de vervaardiging van het ontwerpbestemmingsplan is uitgegaan van de huidige bestaande en legale situatie op het bedrijvenpark en is het bedrijf van de firma Zwarts, aan de hand van de ‘Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen’ (Bijlage 1 van de regels), aangemerkt als “Overige groothandel in afval en schroot, bedrijfs-vloeroppervlakte >1000 m2”. In de “Staat van bedrijfsactiviteiten op bedrijventerreinen” dient een dergelijke inrichting te worden ingeschaald in de categorie 3.2. **** Het is ons overigens bekend dat reclamanten voor wat betreft de aanwezigheid van betreffend inrichting aan de Najaarsweg een langslepend en vergaande meningsverschil met de gemeente hebben. Wij zijn van mening dat wij bij de vestiging van het betreffende bedrijf aan de Najaarsweg op goede gronden medewerking hebben verleend en zijn wij tot de conclusie gekomen dat een dergelijk bedrijf op deze locatie als toelaatbaar kan worden geacht. Dit heeft uiteindelijk ertoe geleid dat in deze beroep is aangetekend bij de Raad van State. Op 19 februari 2014 de Afdeling Berstuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan en voor wat betreft de beoordeling, inschaling en ruimtelijke inpassing van dit bedrijf, in het gelijk heeft gesteld (Uitspraak 201306786/1/A4 Raad van State). Mocht er in de toekomst wederom een verzoek worden ingediend voor de vestiging van een soortgelijk metaalbedrijf op het Euregio Bedrijvenpark, zal deze aanvraag wederom o.a. aan de op dat moment geldende bestemmingsplan en geldende milieuwetgeving worden getoetst en worden bezien of een planologische inpassing van een dergelijke bedrijf hier aanvaardbaar is en/of door ons als gewenst wordt beschouwd.. Blz. 22 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen Overigens willen wij hier nadrukkelijk vermelden dat de voor ons positieve uitspraak van de Raad van State door ons niet als een ‘vrijbrief’ wordt aangemerkt en zullen wij bij een volgende (mogelijke) aanvraag voor een (soortgelijk) bedrijf terdege rekening houden met de bij ons bekende bezwaren en gevoeligheden van reclamanten. Wij zijn namelijk van mening dat wij, als ook reclamanten, niet gebaat zijn bij een zich herhalende rechtsgang. Zienswijze 8 ingediend door: Bonekamp Advies Twello Schakerpad 117 7391 TP TWELLO, namens Zwarts Metaalhandel B.V. Najaarsweg 62 7532 SK ENSCHEDE a. Reclamant merkt op dat voor een gestapelde (betonnen) blokkenwand, cq. keerwand geen bepalingen in de regels zijn opgenomen. Een dergelijke voorziening kan dienst doen als: • visuele afscherming van het bedrijf; • geluidwerende voorziening; • voorkoming van zwerfafval naar het aangrenzende gebied; • voorkoming van betreding van het bedrijfsterrein door onbevoegden. Met het oog op de uitbreiding en inrichting van het buitenterrein van cliënt verzoekt reclamant bepalingen in de regels op te nemen die dergelijke constructies mogelijk maken en deze aan te merken als ‘overige bouwwerken’ en die een maximale bouwhoogte van 6 meter toestaan. Antwoord gemeente: In artikel 1.57 is het begrip ‘overig bouwwerk’ als volgt gedefinieerd: Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. In de regels is in artikel 3.2.4 een bepaling opgenomen ten aanzien van een ‘ander overig bouwwerk, geen gebouw zijnde’ en waarvoor een maximum bouwhoogte van 5 meter geldt. Een voorziening als een gestapelde (betonnen) blokkenwand, cq keerwand zoals door reclamant wordt omschreven, dient als zodanig te worden aangemerkt. Wij zijn van mening dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening een maximale bouwhoogte van 5 meter als voldoende moet worden geacht. Wel is in de regels in artikel 3.3 een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen die het onder voorwaarden mogelijk maakt om van het bestemmingsplan af te wijken voor de bouw van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in het achtererfgebied tot een maximum van 7 meter. Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend toepassing geven aan deze afwijkingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van: • De woon- en verblijfsituatie; • Het straat- en bebouwingsbeeld; • De verkeersveiligheid; • De sociale veilighied • De milieusituatie • De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Blz. 23 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen Zienswijze 9: ingediend door 9. De heer/mevrouw A. Szunomar Eekmaatlaan 36 7534 JV ENSCHEDE 10. De heer/mevrouw G.H. Kötter Lenteweg 30 7532 RB ENSCHEDE 11. De heer en mevrouw van Gemert Lenteweg 94 7532 RL ENSCHEDE 12. De heer G.C.M. Geuzendam Seizoensweg 9 7532 SL ENSCHEDE Medeondertekend door De heer/mevrouw K. Pieperiet Seizoensweg 5 7532 SL ENSCHEDE 13. De heer J. Middelwijk Twenteweg 21-23 7532 SV ENSCHEDE 14. De heer/mevrouw T. Sterken Zomerweg 135 7532 RB ENSCHEDE 15. De heer Vaneker Zomerweg 141 7532 RB ENSCHEDE 16. De heer/mevrouw R. Zeefat Zomerweg 198 7532 RV ENSCHEDE Beantwoording zienswijze 9 a. Reclamanten zijn van mening dat een bestaande fietsenstalling en een parkeervoorziening voor auto’s bij het station De Eschmarke op het Euregio Bedrijvenpark gehandhaafd dient te blijven. Antwoord gemeente: Op dit moment bestaat er geen aanleiding om de huidige bestaande parkeervoorzieningen voor auto’s en fietsers ten noorden van het station NS De Eschmarke op te heffen. Er kan zich echter een moment voordoen dat, in het kader van een goede ruimtelijke ordening en/of gewijzigde planologische inzichten, in de omgeving van het station NS De Eschmarke andere parkeermogelijkheden, cq –oplossingen gewenst zijn. Het bestemmingsplan verzet zich daar niet tegen, althans voor zover deze oplossingen gezocht worden binnen de in het bestemmingsplan opgenomen bestemming “Verkeer- Verblijfsgebied”. Gronden met deze bestemming zijn namelijk mede bedoeld voor de aanleg en instandhouding van parkeervoorzieningen. Blz. 24 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen b. Reclamanten merken op dat in het nieuwe bestemmingsplan niet wordt gesproken over de opslag van 50 ton vuurwerk op een locatie aan de Lenteweg 16. Antwoord gemeente: In de plantoelichting wordt o.a. in paragraaf 4.1 onder de koptekst “Specifieke vorm van bedrijf- vuurwerkbedrijf” aandacht besteed aan dit bedrijf en de opslagcapaciteit In dit onderdeel van de plantoelichting staat : ‘Bij dit bedrijf mag volgens de verleende milieuvergunning tussen de 10 en 50 ton aan consumentenvuurwerk worden opgeslagen’. • Achteraf gezien moet echter het bewuste teksdeel als niet geheel correct worden beschouwd en zal worden aangepast en vervangen door het tekstdeel: “Bij dit bedrijf mag volgens een op 12 maart 2012 verleende omgevingsvergunning maximaal 48,6 ton consumentenvuurwerk worden opgeslagen”. In de bijlage 1 van de plantoelichting (bedrijveninventarisatie) wordt een bedrijf als aan de Lenteweg 16 is gevestigd, in zijn algemeenheid omschreven als een ‘Groothandel in consumentenvuurwerk (opslag tussen 10 en 50 ton). In de bijlage 2 van de plantoelichting (nader onderzoek bedrijven Euregio Bedrijvenpark) staat het bewuste bedrijf aan de Lenteweg onder het volgnummer 1. eveneens algemeen omschreven als een ‘Groothandel in consumentenvuurwerk (opslag tussen 10 en 50 ton). Tevens is in deze bijlage informatie bijgevoegd mbt de veiligheidsafstanden van dit vuurwerkbedrijf. Tenslotte wordt in de planregels in artikel 3 (‘Bedrijventerrein’) verwezen naar een bijlage 3 van de regels (Lijst van specifieke bedrijfsbestemmingen). In deze lijst wordt het betreffende bedrijf aan de Lenteweg 16 specifiek omschreven als een ‘groothandel in consumentenvuurwerk’ met een toegestane opslagcapaciteit van consumentenvuurwerk tussen de 10 en 50 ton. Zienswijze 10: Ingediend door: 17. De heer/mevrouw G.H. Kötter Lenteweg 30 7532 RB ENSCHEDE 18. De heer/mevrouw C.E. van Gemert Lenteweg 94 7532 RL ENSCHEDE 19. De heer G.C.M. Geuzendam Seizoensweg 9 7532 SL ENSCHEDE 20. De heer/mevrouw Wooldrik Seizoensweg 13 7532 SL ENSCHEDE 21. De heer/mevrouw K. Klifman Slaghekkedwarsweg 30 7532 SR Enschede 22. De heer/mevrouw J. Middelwijk Twenteweg 21-23 7532 SV ENSCHEDE Blz. 25 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 23. De heer/mevrouw H.J. Theusink Twenteweg 26-28 7532 ST ENSCHEDE 24. Mevrouw Esmeralda van Hulst Twenteweg 35 7532 SV ENSCHEDE 25. De heer Bas van Hulst Twenteweg 35 7532 SV ENSCHEDE 26. De heer/mevrouw T. Sterken Zomerweg 135 7532 RB ENSCHEDE 27. De heer/mevrouw H.J. Vaneker Zomerweg 141 7532 RB ENSCHEDE 28. De heer/mevrouw L.T. Nijhuis Zomerweg 141 A en B 7532 RB ENSCHEDE 29. De heer/mevrouw F.A. Tempelman Zomerweg 176 7532 RV ENSCHEDE SO-afd. Bestemmingsplannen Beantwoording zienswijze 10 a. Reclamanten zijn van mening dat een ontsluiting van een (agrarisch) bedrijf aan de Slaghekkeweg, net buiten het plangebied van dit bestemmingsplan, vanaf het Euregio Bedrijvenpark ongewenst is. Volgens reclamanten wordt met de aanleg van een ontsluitingsweg naar dit bedrijf vanaf de Najaarsweg, de uitbreidingsmogelijkheden van bestaande bedrijven belemmerd. Een ontsluiting van dit bedrijf via een aangepaste Lonnekerweg in de richting van de Euregioweg is voor reclamanten een betere oplossing. Antwoord gemeente: Wij zijn het met de opmerking van reclamanten oneens dat de bewuste ontsluitingsweg vanaf de Najaarsweg naar het onlangs verplaatste agrarisch bedrijf aan de Slaghekkeweg een belemmering vormt voor de uitbreidingsmogelijkheden van bestaande bedrijven. Op dit moment bevindt zich (sinds 2011) aan de noordzijde van de Najaarsweg welgeteld één bedrijf dat, ons inziens, na aanleg van de ontsluitingsweg, over voldoende uitbreidingsmogelijkheden beschikt. Eventueel toekomstige nieuwe bedrijven in het gebied ten noorden van de Najaarsweg kunnen, rekening houdende met bewuste ontsluitingsweg, ruimtelijk goed worden ingepast met voldoende uitbreidingsmogelijkheden. In de nieuwe situatie kent het agrarisch bedrijf aan de Slaghekkeweg overigens twee ontsluitingen, één aan de zijde van de Slaghekkeweg en één aan de zuidzijde van het bedrijfsperceel in de richting van de Najaarsweg op het Euregio Bedrijvenpark. Met de aanleg van laatstgenoemde ontsluitingsweg wordt een te grote toename van het aantal verkeersbewegingen op de Lonnekerweg, als gevolg van het agrarisch bedrijf, voorkomen. Dat een enkele verkeersafwikkeling van dit agrarisch bedrijf over de Lonnekerweg de beste oplossing zou zijn, is ons inziens niet juist en ook niet wenselijk. Blz. 26 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen b. Volgens reclamant(e ) dient de tekst in hoofdstuk 4 van de plantoelichting aangepast te worden en/of nader worden toegelicht. Het gaat hierbij om de zinsnede: “Bij dit bedrijf mag volgens de verleende milieuvergunning tussen de 10 en 50 ton aan consumentenvuurwerk worden opgeslagen”. Antwoord gemeente: Achteraf moet het bewuste teksdeel als niet geheel correct worden beschouwd en zal worden aangepast en vervangen door het tekstdeel: “Bij dit bedrijf mag volgens een op 12 maart 2012 verleende omgevingsvergunning maximaal 48,6 ton consumentenvuurwerk worden opgeslagen”. De plantoelichting zal in paragraaf 4.1 onder het kopje “Specifieke vorm van bedrijfvuurwerkbedrijf” worden aangepast. • Verklaring opslag 10-50 ton: Om te bepalen in welke bedrijfscategorie een bedrijf valt waar maximaal 48,6 ton verpakt consumentenvuurwerk mag worden opgeslagen, is de “Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen” (bijlage 1 van de planregels) geraadpleegd. Hieruit is naar vorengekomen dat een groothandel in vuurwerk met een opslag van verpakt consumentenvuurwerk tussen de 10 en 50 ton, ingedeeld moet worden in de bedrijfscategorie 3.1 c. Reclamant(e) merkt op dat in de plantoelichting van het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” sprake is van een verleende vergunning ten behoeve van de opslag voor consumentenvuurwerk bij een bedrijf aan de Lenteweg. Volgens reclamant(e) is er slechts een ontheffing van het bestemmingsplan verleend en kan een dergelijke ontheffing, bij de vervaardiging van een nieuw bestemmingsplan, niet omgezet worden in een vergunning. Antwoord gemeente: De conclusie van reclamanten dat er tot nu toe slechts sprake zou zijn van een ‘ontheffing van het bestemmingsplan’ om op de locatie aan de Lenteweg 16 consumentenvuurwerk te mogen opslaan is niet juist. Ook de constatering dat nu pas, bij de vervaardiging van het nieuwe bestemmingsplan voor het Euregio Bedrijvenpark, sprake zou zijn van een omzetting van een ontheffing naar een omgevingsvergunning is niet correct. De vestiging van een bedrijf met daarbij behorende activiteiten, of eventuele uitbreidingen, is enkel en alleen mogelijk na verlening van een daartoe geëigende omgevingsvergunning. Sinds 12 maart 2012 beschikt de eigenaar van het bedrijf aan de Lenteweg 16 over een omgevingsvergunning om hier 48,6 ton aan consumentenvuurwerk te mogen opslaan. d. Tenslotte doen reclamanten een aantal suggesties voor het gebied ten noorden van het station NS De Eschmarke en dat onderdeel is gaan uitmaken van het plangebied van het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013”. Doel van deze suggesties is om de uitstraling, aanzien en sociale veiligheid van dit bedrijvenpark bij het spoorwegstation te verhogen. Hierbij wordt o.a. gedacht aan: • Een voorkeur voor meerdere kleine bedrijfskavels i.p.v. twee grote kavels; • De vestiging van kantoren of bedrijven met een hoogwaardige technologische productie in dit gebied; • een eventuele verhoging van de maximale bouwhoogte om bijv. een ‘landmark’ hier mogelijk te maken; • Het op een hoog niveau houden van voldoende parkeermogelijkheden voor auto’s en fietsers, alsmede verlichting bij het station; Tenslotte wordt opgemerkt dat door het activeren van deze stationsomgeving de sociale controle hier (en daarmee het veilige gevoel) wordt verbeterd. In dat opzicht maken reclamanten melding van de negatieve beoordeling van de spoortunnels door gebruikers en het feit dat het hier om de enige fietsverbinding van en naar de Gronausestraat gaat. Antwoord gemeente: In de plantoelichting wordt in paragraaf 6.1 (projecten en nieuwe initiatieven) uitgegaan van de uitgifte van twee ‘grote’ bedrijfskavels en heeft, gezien de kavelgroottes Blz. 27 Zienswijzenverslag bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013 SO-afd. Bestemmingsplannen in de directe omgeving, onze voorkeur. Indien om welke reden dan ook mocht blijken dat een andere verkaveling hier gewenst is, vormt het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” daartoe geen belemmering. De vestiging van zelfstandige kantoren, anders dan kantoorruimte voor de bedrijfsvoering van een bedrijf en in ondergeschikte vorm, is op dit bedrijventerrein niet toegestaan en past ook niet binnen het door ons vastgestelde beleid zoals die in de Kantorennota 2002 is opgenomen (paragraaf 3.3.5 plantoelichting). Voor wat betreft de vestiging van een bedrijf met een ‘hoogwaardige technologische productie’ zal een aanvraag daartoe o.a. getoetst worden aan de regelgeving van het op dat moment geldende bestemmingsplan. Indien er geen belemmeringen aanwezig zijn kan een dergelijk bedrijf, voor wat betreft het bestemmingsplan, zich hier kunnen vestigen. Een eventuele verhoging van de in het bestemmingsplan “Euregio Bedrijvenpark 2013” aangegeven maximale bouwhoogte van 10 meter wordt door ons niet voorgestaan en zijn wij van mening dat, vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, deze maatvoering voor het Euregio Bedrijvenpark als aanvaardbaar moet worden geacht. Tevens zijn wij van mening dat een zgn. ‘landmark’, die wij gemakshalve als ‘bijzonder herkenningspunt’ hebben vertaald, tevens gerealiseerd kan worden in een uiting van bijzondere architectuur. Voor wat betreft de parkeervoorzieningen voor fietsers en auto’s alsmede verlichting, wordt door reclamant(e) gesteld dat deze op een hoog niveau dienen te blijven. Wij kunnen ons vinden in deze stellingname. Genoemde parkeervoorzieningen voor auto’s en fietsers dienen in ieder geval goed afgestemd te zijn op de behoefte van gebruikers. Blz. 28
© Copyright 2024 ExpyDoc