Akte van de zes universiteiten

Bird & Bird
Gerechtshof Amsterdam
Zaaknummer: 200.125.414/01
Roldatum:
25
maart 2014
AKTE
UITLATING
POSITIE
ASPIRANT
STUDENTEN
inzake
t.
de Rijksuniversiteit Groningen, gevestigd te
Groningen, hierna ook: RUG;
2.
de Stichting Katholieke Universiteit van Brabant,
die de Universiteit van Tilburg, thans Tilburg
University, in stand houdt, gevestigd te Tilburg,
hierna ook: TiU;
3.
de Universiteit van Amsterdam, gevestigd te
Amsterdam, hierna ook: UvA;
4.
de
Universiteit
Maastricht,
gevestigd
te
Maastricht, hierna ook: UM;
5.
de Universiteit Utrecht, gevestigd te Utrecht,
hierna ook: UU en
6.
de Vereniging voor Christelijk Hoger Ondeijs.
Wetenschappelijk Onderzoek en Patiëntenzorg,
thans
Stichting
Universiteit
in
VU-VUmc,
stand
houdt,
die
de
Xjj
gevestigd te
Amsterdam, hierna ook: VU
hierna
ook
gezamenlijk:
de
universiteiten,
geïntimeerderi,
procesadvocaat:
mr. W.E. Pors
advocaten: mr. W.E. Pors en rnr. L. van Huizen
en
Bird & Bird
i.
de Stichting Katholieke Universiteit, die de
Radboud Universiteit Nijmegen in stand houdt,
gevestigd te Nijmegen, hierna ook: RUN,
geïntimeerde,
procesadvocaat:
mr. F.A.M. Knüppe
advocaat: mr. H.A. Hoving
en
2.
de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden,
hierna ook: UL,
geïntimeerde,
procesadvocaat:
mr. E.J. Daalder
advocaten: mr. E.J. Daalder en mr. M.L. Batting
tegen
de Stichting Collectieve Actie Studenten, gevestigd te
Utrecht, hierna ook: SCAU,
appellante,
procesadvocaat:
mr. M. Kaikwiek
2
Bird & Bird
A.
INLEIDING
De universiteiten (RUG, TiU, UvA, UM, UU en VU) reageren bij akte uitlating
op het door SCAU eerst bij pleidooi in hoger beroep geformuleerde verweer dat
het door de digitale inschrijvingsprocedure van de Universiteiten feitelijk
onmogelijk is dat een aspirant-student zich inschrijft voor een volgtijdige studie
en in bezwaar en beroep komt tegen de hoogte van het instellingscollegegeld
waarbij dat beroep ook wordt afgerond, voordat hij dit collegegeld
daadwerkelijk verschuldigd wordt of dit bij hem wordt geïnd.
2.
Daarbij heeft het Hof in haar arrest van
ii
februari
2014
de universiteiten
verzocht met name aandacht te besteden aan de in rechtsoverweging
2.17
genoemde punten (A) tot en met (H) zoals die door de SCAU zijn uitgewerkt in
paragraaf
4.2
van haar pleitnota. Het betreft daar stellingen over hoe de
Universiteiten zouden omgaan met aspirant-studenten, waaruit zou blijken dat
zij bij inschrijving hoe dan ook gedwongen worden het instellingscollegegeld te
betalen. Dat is onjuist.
3.
Hierna zal eerst namens alle universiteiten in het algemeen op de problematiek
worden ingegaan. Daarna zal nog per universiteit op de stellingen van de SCAU
worden ingegaan. In deze akte zal niet ingegaan worden op de toepassing van
de hardheidsclausule. Langs die weg kan weliswaar in individuele gevallen een
verlaging van het instellingscollegegeld worden verkregen, veelal zelfs tot de
hoogte van het wettelijk collegegeld, maar de SCAU wil de hoogte van het
instellingscollegegeld nu juist aanvechten los van eventuele individuele
omstandigheden.
Niettemin,
de
mogelijkheid
om toepassing van
de
hardheidsclausule te verzoeken bestaat natuurlijk wel.
4.
De universiteiten ontkennen al hetgeen door de SCAU is aangevoerd, zowel in
eerste aanleg als in hoger beroep, tenzij zij dat hierna ondubbelzinnig en
uitdrukkelijk erkennen. Verder handhaven de universiteiten alle in eerste
aanleg gevoerde verweren. Zij verzoeken die als hier herhaald en ingelast te
beschouwen.
5.
SCAU stelt in paragraaf 4.1 van haar pleitnota dat artikel 7.37 lid 2 en 3 WHW
bepalen dat niet tot inschrijving wordt overgegaan dan nadat het bewijs is
overgelegd dat het verschuldigde collegegeld is of wordt voldaan door de
3
Bird & Bird
student of een ander en dat als aan deze vereisten is voldaan, de betrokkene als
student wordt ingeschreven.
6.
In paragraaf
4.2
van haar pleitnota voert de SCAU onjuist aan dat, doordat
inschrijving geschiedt middels Studielink, er direct een digitale machtiging tot
incasso van het collegegeld moet worden afgegeven of moet worden verklaard
dat
“Op
een andere wijze (Overschrjven/pinnen/beurs)” zal worden betaald.
De SCAU neemt het standpunt in dat de betrokkene, via de inschrijvingsmodule
van Studielink, daarmee voldoet aan het bepaalde in artikel 7.37 lid 2 dan wel
lid 3 WHW en dat de betrokkene bij het succesvol afronden van het
inschrijvingsverzoek, waarmee een inschrjvingsbesluit wordt uitgelokt, als
student is ingeschreven.
7.
De SCAU concludeert vervolgens ten onrechte dat het feitelijk onmogelijk is om
als aspirant-student een inschrijvingsbesluit uit te lokken zonder ingeschreven
te zijn en dus instellingscollegegeld verschuldigd te zijn. Hierbij wijst de SCAU
op de in punt (A) tot en met (H) uiteengezette incassoregelingen van de
universiteiten en refereert hierbij aan productie 4 t/m
12
SCAU.
B.
ASPIRANT-STUDENTEN ALGEMEEN
8.
Vooropgesteld dient te worden dat alle studenten en alle aspirant-studenten
-
altijd op grond van artikel 7.66 WHW in beroep kunnen gaan tegen een
beslissing van een universiteit met betrekking tot het instellingscollegegeld dat
zij bij inschrijving dienen te betalen.
9.
Ten
onrechte
wordt
gesteld
dat
een
aspirant-student
eerst
het
instellingscollegegeld zou moeten betalen voordat hij in beroep kan gaan bij het
College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO).
io.
Dat het CBHO bevoegd is op grond van artikel 7.66 Wet op het Hoger
Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) staat tussen partijen vast.
Artikel 7.59a lid 3 WHW bepaalt dat onder de betrokkenen die op grond van
artikel 7.66 beroep kunnen instellen, ook de “aanstaande student” valt.
Voldoende is dus dat er een beslissing tot inschrijving op grond van artikel
7.32
WHW of een vergelijkbaar besluit is, waarin aan de student de voorwaarde
wordt
opgelegd
om
het
op
grond
van
artikel
7.46
verschuldigde
4
Bird & Bird
instellingscollegegeld te betalen. Op grond van artikel 7.37 wordt tot die
inschrijving niet overgegaan dan nadat het bewijs is overgelegd dat het
verschuldigde collegegeld is of wordt voldaan, maar dat volgt dus nadat het
besluit tot inschrijving is genomen. Als de aspirant-student de inschrijving
tijdig aanvraagt, kan hij het beroep bij het CBHO doorlopen hebben voordat hij
daadwerkelijk het collegegeld moet betalen.
ii.
Het CBHO gaat overigens ruimhartig om met de ontvankelijkheid van beroepen
met betrekking tot de hoogte van het instellingscollegegeld. De inschrijving
hoeft namelijk nog niet afgerond te zijn om al in beroep te kunnen gaan, zoals
blijkt uit een uitspraak van
22
mei
2000,
zaaknummer
2000/026.
Een student
kan zelfs in beroep gaan tegen een negatief besluit op een verzoek om aan hem
geen instellingscollegegeld in rekening te brengen, zoals blijkt uit een uitspraak
van 9juli 2013, zaaknummer
12.
Dat
een
aspirant-student
2013/054.
door
inschrijving
aan
te
vragen
het
instellingscollegegeld onomkeerbaar verschuldigd zou zijn is evenmin juist.
Immers, nadat het besluit genomen is en daartegen een rechtsrniddel is
ingesteld, geldt nog steeds onverkort dat op grond van artikel 7.37 niet tot
daadwerkelijke inschrijving wordt overgegaan dan nadat het bewijs is
overgelegd dat het verschuldigde collegegeld is of wordt voldaan. Komt dat
bewijs er niet, dan wordt de inschrijving niet voltooid en heeft de student ook
niet de verplichting om het instellingscollegegeld te betalen.
13.
Wanneer er een besluit tot inschrijving is, ontvangt de student een (al dan niet
digitale) machtiging tot betaling van het instellingscollegegeld. Zolang hij die
niet ondertekent, ontstaat er ook geen betalingsverplichting. Intussen kan hij
uiteraard wel de bezwaar- en beroepsprocedure doorlopen.
14.
Een aspirant-student kan dus een besluit tot inschrijving uitlokken, waarin ook
de toepasselijke hoogte van het instellingscollegegeld wordt vastgesteld, zonder
dat al een betalingsverplichting ontstaat. Indien door hem geen betaling wordt
verricht en ook geen machtiging wordt ondertekend véér de feitelijke aanvang
van het studiejaar, kan hij vooralsnog namelijk totdat hij dit wel heeft gedaan
—
—
in beginsel geen onderwijs volgen en geen tentamens afleggen. Op zich hoeft
dat echter geen probleem te zijn, omdat als gezegd de procedure snel afgerond
kan worden.
5
Bird & Bird
15.
Voorafgaand aan een beroep bij het CBHO dient bezwaar te worden ingediend
bij de universiteit. Dat geldt ook voor de bijzondere universiteiten TU en VU.
Tijdens de loop van de bezwaarprocedure worden geen incassomaatregelen
genomen, zelfs als al wel na ontvangst van het inschrijvingsbesluit door de
student een betalingsverplichting is aangegaan. De student kan dus de
bezwaarprocedure doorlopen zonder te hoeven betalen.
i6.
Is het bezwaar gegrond, dan heeft de student uiteraard geen probleem.
17.
Is het bezwaar ongegrond, dan kan de student in beroep bij het CBHO. Als hij er
voor kiest om niet in beroep te gaan, heeft hij twee mogelijkheden. Hij kan
alsnog de hoogte van het instellingscollegegeld accepteren en dit dus betalen.
Hij kan er ook voor kiezen om verder af te zien van het volgen van de opleiding.
Als hij nog geen machtiging had getekend en nog geen betalingen had gedaan, is
de zaak daarmee afgedaan. Als hij bijvoorbeeld intussen wel een machtiging
had getekend, geldt dat hij op grond van artikel
lid 1 en 7.48 lid 4 WHW in
ieder geval geen collegegeld verschuldigd is vanaf de eerstvolgende maand
7.42
nadat hij dit aan de universiteit heeft laten weten. Is op dat moment al een deel
van het studiejaar verstreken, dan kan hij voor dat deel op grond van artikel
7.48 WHW vermindering van collegegeld vragen; op grond van artikel 7.48 lid 5
W.HW is dat in verband met de bekostiging immers slechts uitgesloten voor het
wettelijk collegegeld, maar hier gaat het juist om niet-bekostigd onderwijs
waarvoor het wettelijk collegegeld niet geldt. De universiteit kan dus aan zo’n
verzoek tegemoet komen. Het ligt voor de hand dat aan zo’n verzoek ook
daadwerkelijk tegemoet wordt gekomen. Ook is het mogelijk dat de inschrijving
geheel geannuleerd wordt, waarbij uiteraard wel de eventueel intussen behaalde
resultaten vervallen.
i8.
Als de student in beroep gaat bij het CBHO, terwijl hij intussen wel zijn
inschrijving heeft afgerond en de verplichting is aangegaan dat het collegegeld
zal worden betaald (bijvoorbeeld om alvast onderwijs te kunnen volgen), dan
ligt het voor de hand dat in de regel gedurende de loop van het beroep geen
incassomaatregelen worden genomen. De Universiteiten willen op dit punt
echter nog geen onvoorwaardelijke toezegging doen, omdat in theorie misbruik
gemaakt
zou
kunnen
worden
van
de
beroepsmogelijkheid
om
een
betalingsverplichting zo lang mogelijk uit te stellen (door bijvoorbeeld de
beroepsprocedure langdurig te rekken). Echter, indien in een dergelijk geval
6
Bird & Bird
door een Universiteit wel aanspraak zou worden gemaakt op daadwerkelijke
betaling, kan de student dat altijd laten toetsen via een verzoek tot schorsing
van de betalingsverplichting als voorlopige voorziening bij de voorzitter van het
CBHO op grond van artikel 7.66 lid
2
WHW jo artikel 8:81 Awb. Dat is een
eenvoudige en snelle procedure.
19.
Conciuderend is het, in tegenstelling tot wat de SCAU beweert, wel degelijk
mogelijk om als aspirant-student, niet zijnde een ingeschreven student, een
inschrijvingsbesluit uit te lokken zonder ingeschreven te zijn en dus zonder
instellingscollegegeld verschuldigd te zijn.
C.
BESPREKING VAN PUNTEN (A), (C) TOT EN MET (E), (G) EN (H)
PuntA ten aanzien van TiU
20.
in paragraaf
4.2
onder punt (A) van haar pleitnota stelt de SCAU dat uit
Productie 7 SCAU volgt dat studenten aan de Tilburg University (hierna:
TiTJ) worden uitgeschreven indien het \‘erschuldigde collegegeld niet tijdig is
voldaan.
21.
Duidelijk wordt juist uit deze productie dat dit screenshot van de website van
TiU ziet op de wijze van het betalen van het collegegeld. Het onderdeel dat de
SAU in haar pleitnota aanhaalt valt onder het kopje betalingsachterstand,
bovendien moet er duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de
aanmelding en de daadwerkelijke inschrijving.
22.
De aanmelding (dat wil zeggen een verzoek tot inschrijving) loopt inderdaad via
Studielink, echter TiU werkt (nog) niet met een digitale machtiging. Op het
moment dat een student zich aanmeldt in Studielink, worden de gegevens
omtrent graadverleden opgehaald via de DUO. Daarna ontvangt de student per
e-mail een machtiging voor de voldoening van het collegegeld. Op deze
machtiging wordt het tarief vermeld dooi’ een feitelijke vaststelling van de
gegevens op grond waarvan een student het instellingscollegegeld verschuldigd
is. Deze machtiging wordt door TiU gezien als een “besluit” waartegen de
student bezwaar kan aantekenen, dit is de toepassing van de Regeling
Inschrijving en Collegegeld op deze student. Tegen de machtiging is in het
verleden een aantal keren bezwaar aangetekend en dit werd door de
7
Bird & Bird
geschillenadviescommissie van TiU in behandeling genomen. Vervolgens is
uiteraard beroep mogelijk bij het CBHO.
23.
De hierboven besproken machtigingen worden door TiU verstuurd vanaf juni.
Dat betekent dus dat de student vanaf dat moment bezwaar kan indienen bij de
geschillenadviescommissie. De student is dan nog niet verplicht om de
machtiging ook daadwerkelijk te ondertekenen en terug te sturen, maar de
inschrijving wordt zonder ingevulde machtiging niet voltooid (artikel 7.37 lid 2
WHW). Voor inschrijving per i september kan het insturen van de machtiging
nog tot eind september. Een aspirant-student kan dus wel degelijk een besluit
uitlokken, zonder dat hij ook daadwerkelijk ingeschreven raakt en collegegeld
verschuldigd is.
Punt C ten aanzien van de VU
24.
In paragraaf
Productie
4.2
12
onder punt (C) van haar pleitnota stelt de SCAU dat uit
SAU, de Algemene Voorwaarden betaling collegegeld, volgt
dat studenten aan de Vrije Universiteit (hierna: VU) bij wanbetaling van het
collegegeld aansprakelijk zijn voor eventuele schade. Overigens is dat dus iets
anders dan een verplichting tot betaling van het instellingscollegegeld.
25.
Bij de VU is de situatie als volgt. De e-mail die de VU uitstuurt waarin het
instellingscollegegeld wordt vermeld wordt beschouwd als een besluit
waartegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld. Een bezwaar hiertegen
wordt behandeld ongeacht of de aspirant-student al een machtiging heeft
afgegeven of niet. Ook hier geldt derhalve dat de aspirant-student voordat hij
een machtiging heeft afgegeven en dus is ingeschreven, bezwaar kan maken
tegen de hoogte van het instellingscollegegeld.
PuntD ten aanzien van dc (JIJ
26.
In paragraaf
4.2
onder punt (D) van haar pleitnota stelt de SCAU dat uit
Productie 4 en 5 SCAU volgt dat indien de student verzuimt collegegeld te
betalen aan de Universiteit Utrecht (hierna: UU), een gerechtsdeurwaarder zal
worden ingeschakeld.
Bird & Bird
27.
Ook bij de UU geldt dat er een besluit komt over de hoogte van het collegegeld
ook al is de inschrijvingshandeling niet voltooid en de student niet
ingeschreven. Dit heeft zich in het verleden geregeld voorgedaan, met name
toen studenten het niet eens waren met de ‘langstudeerboete’. De procedure
daarbij is als volgt:
-
de student krijgt in Studielink bij de digitale machtiging het verschuldigde
collegegeld te zien;
-
als betrokkene het niet eens is met de hoogte van het bedrag, stuurt hij
een e-majl met diens bezwaren naar de Centrale studentenadministratie;
betrokkene heeft dan nog niet de digitale machtiging ondertekend en er
volgen zodoende ook geen incassomaatregelen, omdat er nog geen
betalingsverplichting is aangegaan;
-
het hoofd van de Centrale Studentenadministratie neemt een individueel
besluit waarbij de hoogte van het collegegeld voor betrokkene wordt
vastgesteld; hiertegen kan betrokkene bezwaar maken;
-
-
als in de beslissing op bezwaar het bezwaar ongegrond wordt verklaard,
kan betrokkene in beroep bij het CBHO;
als het CBHO het beroep tevens ongegrond zou verklaren, volgen er geen
incassomaatregelen, aangezien er immers geen betalingsverplichting is
nu betrokkene de digitale machtiging niet heeft ondertekend.
28.
De door de SCAU overgelegde productie betreft de gang van zaken als de
student wel al een betalingsverplichting is aangegaan én er volgens de UU geen
aanleiding meer is om nog langer van incasso af te zien.
Punt E ten aanzien van de UvA
29.
In paragraaf
4.2
onder punt (E) van haar pleitnota refereert de SCAU aan
Productie 6 SCAU hetgeen een e-mail is van de UvA aan een student die ten
aanzien van het collegegeld een betalingsachterstand heeft. Daarbij wordt
aangegeven dat indien de betalingsachterstand niet binnen twee weken is
ingelopen, de vordering zal worden overgedragen aan een incassobureau.
()
Bird & Bird
30.
De verwijzing naar deze productie, die ziet op een ander specifiek geval,
ontbreekt iedere relevantie. Bij de UvA is het zo dat in geval van een lopend
bezwaar er geen incassomaatregelen worden genomen. Er zal dus nimmer
tijdens een lopend bezwaar een incassoprocedure worden gestart waardoor de
situatie zoals geschetst in Productie 6 SCAU zich niet zal voordoen.
31.
Bij de UvA wordt bij een bezwaar het collegegeld nog niet geïnd, noch een
incassoprocedure opgestart. Als de student verliest kan hij kosteloos zijn
inschrijving annuleren. Wel vervallen dan eventueel reeds behaalde resultaten.
Kosteloos de inschrijving annuleren kan zelfs nog als de student verliest in
beroep (met vanzelfsprekend hetzelfde gevolg voor eventueel behaalde
resultaten).
Punt G ten aanzien van de RUG
32.
De SCAU verwijst naar een productie waaruit slechts blijkt dat bij een
betalingsachterstand bij termijnbetalingen ontstaat, het gehele collegegeld
opeisbaar wordt. Dat staat los van het aangaan van een betalingsverplichting.
Punt H ten aanzien van de UM
33.
De SCAU verwijst naar een productie waaruit slechts blijkt dat aangemaand
wordt bij een betalingsachterstand. Dat staat los van het aangaan van een
betalingsverplichting en zegt ook niets over incasso.
C.
Conclusie
Als gezegd is het niet juist dat een aspirant-student eerst het instellingscollegegeld
zou moeten betalen voordat hij in beroep kan gaan bij het CBHO. Uit het voorgaande
rola evident dat een aspirant-student bezwaar kan maken tegen het
inschrjvingsbesluit waarbij aan hem een bepaald collegegeld wordt opgelegd ook
zonder een beroep te doen op de hardheidsclausule en zonder eerst te moeten
betalen. Op die manier kan de student de hoogte van het instellingscollegegeld op een
principiële manier aan de orde stellen bij de daartoe aangewezen rechter, het CBHO.
Voor de civiele rechter is dan ook geen rol meer nodig.
10
Bird & Bird
De universiteiten concluderen tot verwerping van het beroep van de SCAU en
bekrachtiging van het bestreden vonnis, zonodig met verbetering van gronden,
alsmede tot veroordeling van de SCAU in de proceskosten, te vermeerderen met
wettelijke rente.
Waarvan akte!
Advocaat
11