Aanvulling theorieboek rijbewijs B 21e druk

Aanvulling
theorieboek rijbewijs B 21e druk
LEMA- en EMA-cursus
Deze twee educatieve maatregelen kunnen worden opgelegd bij de constatering dat er bij bestuurders een te hoog alcoholpercentage is geconstateerd.
Als de politie u aanhoudt en met een blaastest een alcoholovertreding constateert, dan meldt zij dat aan het CBR. Op basis
van deze mededeling krijgt u een LEMA (Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer) of EMA (Educatieve Maatregel
Alcohol en verkeer) opgelegd door het CBR. Als u aan de criteria voor het volgen van een maatregel voldoet krijgt u een
brief thuis met een oproep en verdere informatie.
Het doel van deze cursussen is u te leren alcohol en verkeer van elkaar te scheiden.
Wordt één van deze maatregelen opgelegd, dat bent u verplicht deze cursus te volgen op eigen kosten. Doet u dat niet dan
wordt uw rijbewijs ongeldig verklaard. Dat betekent dus dat u weer opnieuw uw rijbewijs moet gaan halen.
Wordt de cursus met goed gevolg afgesloten dan wordt de procedure beëindigd en blijft uw rijbewijs geldig.
Als u na het volgen van de LEMA opnieuw wordt aangehouden voor rijden onder invloed dan legt het CBR een zwaardere
maatregel op, zoals het alcoholslotprogramma of een onderzoek alcohol. Dat geldt ook als u binnen 5 jaar na het volgen
van de EMA daarvoor wordt aangehouden. Het feit dat u niet hebt geleerd van de (L)EMA, weegt dan mee in de beslissing
van het CBR.
LEMA-cursus
De LEMA is voor de beginnende bestuurder bij wie een bloed- of ademalcoholgehalte is geconstateerd tussen 0,5‰ en
0,8‰ (tussen 220 ug/l en 350 ug/l) en voor de ervaren bestuurder bij wie een bloed- of ademalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 0,8‰ maar lager is dan 1,0‰ (resp. 350 ug/l en 435 ug/l).
De cursus bestaat uit tweedagdelen.
EMA-cursus
Het belangrijkste criterium voor een EMA is een geconstateerd alcoholpromillage tussen de 1,0 en 1,3 promille (tussen 435
en 570 ug/l) voor ervaren bestuurders. Voor beginnende bestuurders geldt een alcoholpromillage tussen 0,8 promille en
1,0 promille (tussen 350 en 435 ug/l).
De cursus bestaat uit een gehele dag, gevolgd door twee dagdelen en een nagesprek, verspreid over zeven weken.
Voor laten gaan van voorrangsvoertuigen
Onder alle omstandigheden moet u voorrangsvoertuigen voor laten gaan. De meeste automobilisten schrikken als zij de optische en geluidssignalen horen en vragen zich af: wat moet ik doen?
Het horen en zien van een voorrangsvoertuig is de eerste fase. Daarna volgt het beoordelen van de situatie, het nemen van een
beslissing en het uitvoeren van een handeling. Om u als bestuurder te helpen in een dergelijke situatie heeft het Nederlands
Instituut voor Fysieke Veiligheid (NIFV) na onderzoek 10 adviezen gegeven hoe u het beste kan handelen:
1. Kijk regelmatig in uw spiegels en zorg dat u oplet tijdens het rijden.
2. Blijf kalm en raak niet in paniek als u een voorrangsvoertuig waarneemt.
3. Denk na wat u gaat doen en anticipeer tijdig.
4. Wees voorspelbaar: laat merken dat u het voorrangsvoertuig hebt opgemerkt en geef aan wat u gaat doen.
5. Maak ruimte zodra het kan.
6. Blijf rijden en volg uw weg als u geen ruimte kunt maken.
7. Als er een baan vrij is, laat deze dan vrij.
8. Ga niet plotseling remmen.
9. Wijk niet uit naar gevaarlijke plaatsen, zoals de berm, en rijd geen kruispunt op bij rood licht.
10. Overtreed in principe geen verkeersregels.
Op wegen met meerdere rijstroken wordt soms door
middel van borden aangegeven hoe u het beste ruimte
voor de voorrangsvoertuigen kan maken.
1
Motorrijders
De grootste oorzaak bij ongevallen van motorrijders is een botsing op een kruispunt met een personenauto of een bestelauto. Dat wordt vooral veroorzaakt doordat de automobilist de motorrijder te laat ziet. Daarom moet u bij kruispunten
goed op deze categorie weggebruikers letten. Als u een motorrijder ziet probeer dan ook zijn snelheid juist in te schatten.
Motorrijders rijden dikwijls sneller dan u denkt. Houdt u er ook rekening mee dat een motorrijder vaak gebruik maakt van
zijn wendbare en smalle voertuig.
Waarschuwingssysteem
Naast meer aandacht bij de opleiding van bestuurders van auto’s en motorfietsen met betrekking tot de ongevallen tussen
deze voertuigen is men ook bezig een waarschuwingssysteem te ontwikkelen. Er wordt gewerkt aan een techniek waarin
deze bestuurders bij nadering van kruispunten voor elkaar gewaarschuwd worden.
Er worden communicatieprotocollen ontwikkeld die nodig zijn om voertuigen met wegkantapparatuur én met elkaar te
laten communiceren.
Bandenlabel
Nieuwe autobanden moeten zijn voorzien van een bandenlabel.
Dit label (etiket) laat zien in hoeverre de band zuinig, veilig en milieuvriendelijk is.
U kunt deze informatie gebruiken bij de keuze van het soort band voor uw auto.
Het label geeft informatie over 3 belangrijke eigenschappen van een autoband:
- Het brandstofverbruik.
Minder brandstofverbruik betekent lagere brandstofkosten en minder uitstoot van CO2.
- De grip op een nat wegdek.
Door een betere grip op het wegdek ontstaat er een verbetering van de remprestatie. Hierdoor kan de remweg worden
verkort.
- Het verkeerslawaai dat de band veroorzaakt.
Dit lawaai geeft overlast aan de omwonenden en de natuur.
EMG
Een andere maatregel is de Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG).
De EMG is een maatregel binnen de vorderingsprocedure van het CBR. Als de politie u staande houdt omdat u zich tijdens
één rit meerdere malen schuldig hebt gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag in het verkeer, wordt dit doorgegeven aan het CBR.
Als u dit doet binnen de bebouwde kom is één overtreding voldoende om een EMG op te leggen. Wordt deze cursus aan u
opgelegd dan is deelname verplicht en moet u de kosten zelf betalen. Bij weigering wordt uw rijbewijs ongeldig verklaard.
De cursus bestaat uit een individueel voorgesprek, 1 hele cursusdag en twee halve cursusdagen. U leert op de cursus om
op een veilige manier deel te nemen aan het verkeer.
Kentekencard
In 2014 verandert het kentekenbewijs van vorm. Ook kan dan een voertuig langer worden geschorst. Verder vervalt in de
loop van 2015 de verplichting om het kentekenbewijs te tonen.
Het 2-delige papieren kentekenbewijs wordt vervangen door een kentekencard met chip. De kentekencard vermeldt de
gegevens van het voertuig en de gegevens van de kentekenhouder. Nu staan die nog op de afzonderlijke papieren kentekendelen.
De eigenaar van het voertuig krijgt bij de tenaamstelling een tenaamstellingscode. Deze code is nodig als het voertuig van
eigenaar wisselt, geschorst, gesloopt of geëxporteerd wordt. Het overschrijvingsbewijs zal dus vervallen.
De RDW zal de kentekencards alleen nog centraal aanmaken en uitgeven. Nu gebeurt dit nog op locatie.
Kentekenbewijzen kunnen straks digitaal (vanuit huis) op een andere eigenaar worden overgeschreven. Ook komen er
meer plaatsen waar de tenaamstelling persoonlijk geregeld kan worden.
Straks kan een kentekenbewijs langer geschorst worden, namelijk 3 of 5 jaar. Er hoeft dan geen motorrijtuigenbelasting en
WA-verzekering betaald te worden. De auto hoeft dan ook niet APK gekeurd te worden.
Voorzijde kentekencard.
Achterzijde kentekencard.
2