LUdoj PR0JECT "LATE EEMBRANDT"" NATUURWETENSCHAPPELIJKONDERZOEK AAN DE STAALMEESTERS CENTRAAL LABORATORIUMVOOR ONDERZOEK VAN VOORWERPEN VAN KUNST EN WETENSCHAP GABRIEL METSIJ 8TRAAT 8 1071 EA Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap Central Research Laboratory for Objects of Art and Science PROJECT "LATE REMBRANDT" ONDERZOEKVERSLAG 4,AFD.NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK werknummer: 90.099 documentatiemap: 90/15-OBJ.NR 1570 aanvraagdatum: 29/10/1990 bestede uren: file: Rembr490.099 EIGENAAR/OPDRACHTGEVER: M.Berends INSTELLING: Rijksmuseum Amsterdam ADRES: Hobbemastraat TELEFOON: 020-732121 DE STAALMEESTERS, BREDIUSnr.415 PROBLEEMSTELLING Onder ultraviolet licht ziet het schilderij er zeer ongelijk¬ matig uit. Op verschillende plaatsen geeft de vernis een verschillende fluorescentie. Er is in de loop der tijden zeer veel met het schilderij gebeurd. Er is een eerste doek te zien met een visgraat¬ binding. Daaronder is een nieuw doek aan gebracht met een hars/was verdoeking. Het is niet zeker of het schilderij bedoekt of verdoekt is. Op het weefsel met de visgraatbinding is echter te zien dat daar¬ op een laag met afgesneden randen aanwezig is. Het eerste idee van de restauratoren was, dat het een lijmbedoeking of verdoe¬ king zou zijn. Tijdens de bespeking en monstername kwamen echter rapporten uit het archief te voorschijn, waaruit zou blijken dat het schilderij in 1780 van een nieuw doek voorzien is. Hierbij zou het originele doek ver afgeschuurd zijn en met behulp van loodwit en lijm(?) op het nieuwe doek aangebracht. Ook bij dit schilderij zal het in eerste instantie gaan om de identificatie van de vernis. Deze vraag is belangrijk voor het verwijderen van de vernislaag. Van belang is te onderzoeken in hoeverre er verschil is in de vernis op verschillende plaatsen met een verschillende fluor¬ escentie onder UV licht. Een tweede belangrijk probleem ligt in het uiterlijk van de rand van het tafelkleed. Hierin zijn zeer merkwaardige geel¬ achtige plekken te zien en het geheel is rommelig, bruinig en/of versmeerd. Er zijn op het schilderij twee signaturen aanwezig. Een boven rechts, een andere, gestippelde, signatuur middenonder. Er zijn vragen over de autheticiteit van de signaturen. Bij de bovenste signatuur is onder UV te zien dat deze uitgespaard is, waarschijnlijk bij een vorige restauratie (minder vernis verwijderd? ). Bij nadere beschouwing onder UV licht werd besloten op dit moment nog geen monsters van de beide signaturen te nemen. Bezoekadres: Gabriël Metsustraat 8, Amsterdam Postadres: Postbus75132,1070 AC Amsterdam Telefoon 020-673 5162, Fax 020-675 16 61 Postbank450537, Amrobank i Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap De vragen concentreren zich op de vernis en de geelachtige plekken van het tafelkleed. Waar zijn deze plekken door veroorzaakt? Is er sprake van gebruik van copaivabalsum? De aanwezigheid van copaivabalsum zou kunnen duiden op een eerder gebruik van de restauratie¬ methode van Pettenkoffer en heeft konsekwenties voor de restauratie. VRAAGSTELLING . Waaruit bestaat de vernislaag (lagen) . Zijn er meerdere vernislagen aanwezig . Is er copaivabalsem aanwezig . Is er onderscheid in samenstelling van de vernislagen die verschillend fluoresceren onder UV licht HET TAFELKLEED . Wat is de oorzaak van de geelachtige plekken, kan dat . copaivabalsum zijn . stijfsel van het doubleren . doorgeslagen verdoeking . kapotte verflaag ONDERZOEK Met behulp van een UV lamp is het schilderij bestudeerd. Op het schilderij zijn gedeelten van de vernis gecraqueleerd, andere plaatsen zijn geheel glad. Deze plaatsen zijn onder UV verschillend van kleur. Ook hier zijn onder de vernislaag gelige plekjes te zien. MONSTERNAME Een monster genomen aan de rechter zijkant van het schilderij (monster no 90/099/13). Dit monster is genomen om de verdoekspecie van de laatste verdoeking te identificeren. Een monster van de rechter zijkant genomen, maar van de zwarte stukken, ter nadere identificatie van een zwarte laag (verdoekspecie?) (monster no 90/099/14). Een monster genomen van het materiaal tussen het visgraatdoek en het achterste doek (monster no 90/099/15). Dit ter analyse van de "eerste" verdoekspecie. Van de rand van het tafelkleed is een monster genomen op de plaats van de merkwaardige geelachtige plekken (monster no 90/099/16). Bij het monsternemen bleek de laag zeer hard te zijn. Van dit monster wordt een dwarsdoorsnede gemaakt. Een monster genomen op de linker kant van de hoed (monster no 90/099/17). (zie voor exacte plaats copie foto). De vernis is hier ietwat grauw. Het monster is van de bovenkant van de vernislaag gekrabt. Op dezelfde plaats als monster no 90/099/17 een monster ge¬ nomen (monster no 90/099/18). Nadat met sputum was gewreven, bleek er nog een vernislaag te zien. Dit afgekrabt. Een monster genomen (monster no 90/099/19), op de zelfde plaats als monster no 90/099/17 en 90/099/18, maar na het Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap wrijven met ethylalcohol. Nu het monster genomen tot op de verflaag. Een monster genomen op de plaats van monster no 90/099/17 t/m 90/099/19 voor een dwarsdoorsnede (monster no 90/099/26). Een monster genomen aan de rechterkant van de hoed (monster no 90/099/20). De vernis ziet er hier helderder uit dan aan de andere kant van de hoed. Hier ook weer de bovenste laag genomen, vergelijkbaar met monster no 90/099/17. (Het monster is heel moeilijk te nemen. Het is taai en plakt aan het skalpel ). Een monster genomen (monster no 90/099/21) van de "tweede laag", vergelijkbaar met monster no 90/099/18. Het vernis is hier niet meer helder donker. Een monster genomen (monster no 90/099/22) van de onderste laag, zie monster nr. 90/099/19. Een monster genomen op de plaats van monster no 90/099/20 t/m 90/099/22 voor een dwarsdoorsnede (monster no 90/099/27). Het is de bedoeling een vergelijking te maken tussen de monsters 90/099/17 t/m 90/099/22, om te zien of er verschil is in samenstelling tussen de grauwe en heldere plaatsen en of er verschil is in de drie lagen. ANALYSEMETHODEN: Dunne laag chromatografie Microscopie Fourier Transform Infraroodspectroscopie Staining-technieken Laser-microspectraalanalyse ANALYSERESULTATEN 90/099/17 bovenste laag vernis links hoed hars = + dammar, mastix (zwak)geelbruin= een bitumineus pigment= "mummie" (idem monster 90/099/16, de rand van het tafelkleed) Opm.: "Mummie" komt uit de referentie van het Doerner Instituut, München A6,23/1366. Het monster is opgelost in chloroform/methanol. Er bleef een roodachtig residu over dat geen natuurlijke organisch rood is. 90/099/18 idem, tweede laag hars = + = dammar, mastix (zwak) een roodachtig residu na harsanalyse (idem 90/099/17) olie = was = loodwit= +++ 90/099/19 idem, derde laag hars = + een zwart residu na harssanalyse Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap 90/099/26 (Coupenr. 2974) De zwarte hoed van de tweede staalmeester rechts, in de hoed links van het gezicht, bij monster monster 90/099/17 t/m 90/099/19 waar het er gelig uitziet. vernislaag ca 25 yu. In de transparante laag zijn luchtbellen aanwezig. 2. bruinzwarte laag met loodwit, zwart, bruin en rood pigment, ca 55 /u. 1. bruine, vrij transparante laag met wit en fijn rood pigment, Opm.: Bij een tweede verfmonster is ook een luchtbel aanwezig, die gehele vernislaag vult, ca 34yu. 3. 90/099/20 bovenste laag vernis rechts hoed 90/099/21 tweede laag 90/099/22 derde laag hars = + dammar, mastix (zwak) een zwart residu na harsanalyse zwart= + beenderzwart (zwak) olie = + (zwak) was = loodwit= + (zwak) hars = + een zwart residu na harsanalyse hars = + een zwart residu na harsanalyse zwart= + beenderzwart (zwak) olie = was = + (zeer zwak) loodwit= + (zeer zwak) 90/099/27 ( Coupenr.2976) De zwarte hoed van de tweede staalmeester rechts, in de hoed rechts van het gezicht, bij de monsters 90/099/20 t/m 90/099/22, waar de vernis er transparant uitziet. 6. vernislaag, ca 4 /u 5. vernislaag, ca 4 ju. 4. bruinzwarte laag met zwart, bruin en rood pigment, idem laag 2 coupe 2974, ca 22 /u 3. bruin gemeleerde laag met loodwit, rood, zwart, bruin pigment,ca 28 yu 2. bruinzwarte laag met zwart, bruin en rood pigment, ca 19 yu 1. transparante (ver)bruinde krijtgrondering, aan de bovenkant van de verflaag bruiner, bindmiddel: proteïne Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap 90/099/16 Coupenr. 2970 Het geel van het tafelkleed onder de witte manchet van de rechter Staalmeester. 4. bruine transparante laag, Hvernislaag ca 33 /u 3. bruine transparante laag, 3. vernislaag ca 48 yu 2. 2. oranjebruine transparante laag, vernislaag ca 24 yu & * •»*> 1. bruine, vrij transparante •te verflaag. Een opgevulde lacune? Opm.: In de derde vernislaag enige gaten, luchtbellen in de vernis? De verfdwarsdoorsnede laat een vrij unieke laagopbouw zien. Op de 11 transparante lichtbruine grondering" liggen drie vernis¬ lagen met een gezamelijke vernisdikte van ongeveer 100 micro¬ meter (= 0, 1 millimeter). De eerste vernislaag (± 24 yu) heeft een oranjebruine transpa¬ rante kleur en geeft met de UV-fluorescentie een oranjegele kleur. De tweede vernislaag (± 48 yu) en derde vernislaag (± 33 yu) zijn transparant bruin van kleur en geven in UV-licht respectievelijk een felgroene- en groene fluorescentie. In de derde vernislaag zitten enkele grote luchtbellen. 90/099/16 Tafelkleed 90/099/13 Verdoekingsmateriaal 90/099/14 zwarte stukken zijkant 90/099/15 tussen de twee schildersdoeken olie = was = + hars = + geelbruin= een bitumineus pigment= "mummie" nr A6, 23/1366 identiek aan het referentiemateriaal van het Doerner Instituut te München. olie = was = + hars = + Venetiaanse Terpentijn olie = was = krijt= + asfalt= + kwarts= + hars = + Venetiaanse Terpentijn (zwak) olie = was = + hars = + Venetiaanse Terpentijn Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap CONCLUSIE 1. Het afdekvenis mastix bestaat uit vooral dammar en een weinig 2. Er zijn op verschillende plaatsen een of meerdere lagen vernis aanwezig. 3. Er is geen copaivabalsem aangetoond. 4. De vernis op de hoed van de tweede staalmeester rechts, bevat aan de linkerzijde, waar de vernis "blindgeslagen is en gelig" "mummie" en loodwit. De rechterkant van de hoed, waar de vernis "helder en donker" is, bevat naast de harsen ook beenderzwart, iets olie en een weinig loodwit. De linkerzijde van de hoed heeft in de opbouw slechts drie lagen, waarvan een vrij dikke vernislaag, de rechterzijde heeft zes lagen, waarvan twee dunne vernislagen. Een volledige interpretatie van al deze gegevens kan alleen verkregen worden na hernieuwde bestudering van het schilde¬ rij onder de stereomicroscoop, waarbij de analyseresultaten betrokken worden bij de waarnemingen. HET TAFELKLEED De dwarsdoorsnede van een gele plek in de rand van het tafel¬ kleed laat drie vernislagen met een totale dikte van 100 /U zien, op slechts een bruinachtige verf(?)laag. In de vernis is "mummie" aangetoond, die identiek is aan de "mummie" aangetoond aan de linkerkant van de hoed. Dit "mummie" is waarschijnlijk een asfaltachtig produkt. CONCLUSIE De onderzochte gele plek op het tafelkleed bestaat waarschijn¬ lijk slechts uit een bruinachtige grond (?)laag, met daarover enkele dikke vernislagen, waarin zich "mummie" bevindt. Bij het bovenbeschreven onderzoek is slechts op één plaats onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek was bedoeld als eerste oriëntatie op het probleem "tafelkleed". Voordat een definitieve conclusie over dit gedeelte van het schilderij getrokken kan worden, zal meer zowel restauratorisch als natuurwetenschappelijk onderzoek moeten worden uitgevoerd. W.G.Th. Roelofs M.F.S. Karreman M. de Keijzer J.H. Hofenk de Graaff AMSTERDAM, 26/11/1990 ' ■*. _ . • . • . - *• c •rjf. IV I V 6 y •« * 3 | « 'v. •t V i'1 l' > : P 3 ) Ai k ^ /* 5» V* # F. .y 1 T if ■ *y 0 >, *> « . P 1/ • ». • - V 5 'c h 1 • | fc; > f / t i < *\ ', X .« w' T V i V (\ V i fo.CUvt- A* f 's . ' ; I
© Copyright 2024 ExpyDoc