3II JV li» NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK AAM TITUS ALS MONNIK CENTRAAL LABORATORIUM VOOR EN WETENSCHAP OABR IEL METSUSTRAAT 8 1071 EA ONDERZOEK VAN VOORWERPEN VAN KUNST Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap Central Research Laboratory for Objects of Art and Science PROJECT "LATE REMBRANDT" ONDERZOEKVERSLAG 1,AFD.NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK werknummer: 90.099 documentatiemap: 90/15-OBJ.NR 1570 aanvraagdatum: 24/09/1990 bestede uren: 24 file: Rembrl90.099 EIGENAAR/OPDRACHTGEVER: M.Zeldenrust INSTELLING: Rijksmuseum Amsterdam ADRES: Hobbemastraat TELEFOON: 020-732121 A REMBRANDT, TITUS ALS MONNIK. A 3>38 PROBLEEMSTELLING Op het schilderij zijn donkere plekjes te zien onder de afdekvernis, vooral in impasto's. Zijn er meerdere lagen aanwezig? Is er een onderscheid te maken in een aantal lagen vernis? Misschien is er door vergelijkingsonderzoek tussen twee plaatsen te bepalen waaruit de bovenste en onderste vernis bestaat. Deze vraag is belangrijk voor het verwijderen van de totale (?) vernislaag. Kan eventueel aangetoond worden of de onderste vernislaag een oude olievernis is? Is er schellac aanwezig? De aanwezigheid van schellac zou kunnen duiden op een eerder uitgevoerde restauratie, waarbij men een indruk heeft willen wekken dat er geen nieuwe vernis is aangebracht (heeft de kleur van ongebleekte schellac hier¬ mee iets te maken?). Is er copaivabalsem aanwezig? De aanwezigheid van copaivabalsem zou kunnen duiden op een eerder gebruik van de restau¬ ratiemethode van Pettenkoffer en heeft konsekwenties voor de restauratie. VRAAGSTELLING. Zijn er meerdere lagen vernis aanwezig . Waaruit bestaan de vernislagen . Is er schellac aanwezig . Is er copaivabalsem aanwezig ONDERZOEK Met behulp van een UV lamp is het schilderij bestudeerd. Op het schilderij (voor de eerste vernisafname) zijn gedeelten van de vernis gecraqueleerd, andere plaatsen zijn geheel glad. Deze plaatsen zijn onder UV verschillend van kleur. Onder de vernislaag zijn gelige plekjes te zien. Bij de "Titus" is dit echter minder goed te zien als in de tulband van "Zelfportret als Paulus". Bezoekadres: Gabriël Metsustraat 8, Amsterdam Postadres: Postbus75132,1070 AC Amsterdam Telefoon 020-673 5162, Fax 020-675 1661 Postbank450537, Amrobank Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap TOEGEPASTE ANALYSEMETHODEN Dunne laag chromatografie Microscopie Las er-mi cros peet raai analyse Stainingtechnieken Fourier Transform Infrarood Spectroscopie MONSTERNAME i.v.m. VERNISSAMENSTELLING Alle monsterplaatsen zijn op de foto van het schilderij aangegeven. Alle monsters die genomen zijn ter identificatie van de vernis zijn zoveel mogelijk alleen van de oppervlaktelaag genomen. Het eerste monster is genomen van een plaats waar de vernis gecraqueleerd was. Het monster is tot op de verflaag genomen. Bij het nemen van het monster lijkt het of er maar een laag aanwezig is (monster no 90/099/1). Het tweede monster is genomen voor het maken van een dwars¬ doorsnede. Het is zo dicht mogelijk bij het eerste vernismonster genomen. Dit om eventueel meerdere lagen vernis aan te kunnen tonen (monster no 90/099/2). Het derde monster is genomen van de gladde vernislaag (monster no 90/099/3). Zo dicht mogelijk bij het derde vernismonster is een vierde monster voor een dwarsdoorsnede genomen (monster no 90/099/4). Monster 90/099/5 is genomen van de zijkant om de samenstelling van de verdoeking te bepalen. Monster 90/099/6 is meegenomen van een vernispoeder dat gebruikt werd in het Rijksmuseum om vernis te dunnen. Opm. Bij het nemen van de monsters 90/099/1 t/m 90/099/4 lijkt het dat de vernis op het gladde gedeelte harder is, de mon¬ sters zijn moeilijker te nemen. Voor de chromatografische analyse werd als oplosmiddel een mengsel van chloroform en methanol gebruikt. Hierin loste niet alles op. Het residu is met andere technieken onderzocht. ANALYSERESULTATEN: + betekend positief aangetoond betekend niet aangetoond 90/099/1 gecraqueleerde vernis 90/099/2 idem was olie hars was olie hars = = = = = = + (zwak) + Mastix en zeer weinig dammar + + opm.: In monster 90/099/2 werden de harsen niet verder geïdentificeerd, omdat dit monster identiek is aan monster 90/099/1. Het waren restanten die overgebleven waren nadat de dwarsdoorsnede gemaakt was. Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap Microscopisch onderzoek aan de dwarsdoorsnede toont bij monster 90/099/2 één vrij dikke laag vernis (ca. 90 micron). 90/099/3 gladde vernis was olie hars = + = = + 90/099/4 idem was olie hars = = + = + (zwak) Mastix en zeer weinig dammar (zwak) Microscopisch onderzoek aan de dwarsdoorsnede toont bij monster 90/099/4 twee "lagen" aan, waarvan de onderste zeer dun (ca. 8 micron) en daarop een tweede laag ( 30 micron). Verdoekingsmateriaal: Monster 5 (90/099/5) was olie hars = + = = + Venetiaanse dammar terpentijn en Referentiemateriaal (vernispoeder) van het Rijksmuseum: Monster 6 (90/099/6) hars = + dammar was = + (zwak) olie = CONCLUSIE: 1. Uit de analyseresultaten blijkt dat er op verschillende plaatsen hetzij een of meerdere vernislagen van verschil¬ lende dikte aanwezig zijn. 2. De afdekvernis bestaat uit mastix met een weinig dammar. 3. Tussen het gecraqueleerde gedeelte en het gladde gedeelte van de vernis is geen verschil in samenstelling aangetoond. 4. Het verschil in samenstelling van monster 90/099/3 en 90/099/4 kan verklaard worden uit de monstername. Het laat¬ ste monster is genomen voor een dwarsdoorsnede, waarbij dieper "geprikt" wordt. De olie kan afkomstig zijn van de tweede vernislaag. 5. De aangetoonde was kan afkomstig zijn van de verdoeking. 6. Er is geen schellac aangetoond. 7. Er is geen copaivabalsem aangetoond. Het verdoekingsmateriaal bestaat uit een mengsel Venetiaanse terpentijn, dammar en was. Het vernispoeder bestaat uit dammar met een spoor was. van VERDER ONDERZOEK Bij het onderzoek onder stereo/micrsoscoop blijkt de signatuur heel moeilijk te zien. De discussie spitst zich toe of het zin heeft monsters te nemen voor een laagopbouw, om te zien welke gedeelten van de signatuur eventueel toegevoegd zijn. Consultatie met Prof.Dr. E. van de Wetering geeft de uitspraak "de signatuur is niet echt". Aanvankelijk wordt besloten geen monsters te nemen van de signatuur. Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap Nadat de restauratoren begonnen waren met de vernisafname kwam er behoefte aan meerdere informatie. Er zijn ook nog vragen over de samenstelling en opbouw van de donkere achtergronden van dit schilderij. De vraag is of door microscopisch onderzoek onderscheid gemaakt kan worden tussen de verschillende zwarten, om te kunnen bepalen of/en welke de latere toevoegingen zijn. Voor verder onderzoek van de zwarten wordt gewacht tot de vernisafname voltooid is. Tevens werden vragen gesteld over de opbouw van de verflaag van de handpartij aan de onderrand van het schilderij. MONSTERNAME i.v.m. SIGNATUUR Enigszins linksonder op het schilderij is door de sterk gekrepeerde vernis een signatuur met jaartal moeilijk zichtbaar: Rembrandt 1660. Door de sterk gekrepeerde vernis is de signatuur moeilijk te zien, zodat de vernislaag met een wattenstokje en een weinig terpentijnolie is bevochtigd. Sterk gelet is op het craque¬ lurepatroon van zowel de vernis als het verfoppervlak. Een monster genomen van de zwarte verf uit de kleine letter r, links boven (monsterno. 90/099/11). VRAAGSTELLING Voor het verwijderen van de totale vernislaag is het belang¬ rijk te weten hoe de signatuur op het schilderij is aange¬ bracht. Ligt de signatuur op de zwarte achtergrond of wordt deze gescheiden door een vernislaag? ANALYSERESULTATEN 90/099/11 (coupenr.2963) Met gepolariseerd licht en de U.V. -fluorescentie-microscopie zijn vijf lagen te zien. vernislaag ca. 9 yu vernislaag ca. 13 /U signatuur ca. 6 /a achtergrond ca. 40 /i grondering De verfdwarsdoorsnede laat zien dat de signatuur direkt op de zwarte achtergrond ligt en dat tussen de zwarte achtergrond en de signatuur geen vernislaag is waar te nemen. Op een (ver¬ bruinde) transparante krijtgrondering (proteïne bindmiddel, met een weinig olie) ligt een vrij dikke zwarte laag met veel zwart pigment gemengd met wat rood (vermoedelijk rode oker) en loodwit en krijt. Daarop ligt direkt een zwarte verflaag (de signatuur). Daaroverheen zijn twee vernislagen te zien. Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap MONSTERNAME i.V.m. HANDPARTIJ Een monster genomen van het effen bruin van de pols dichtbij de manchet, naast kleine kitting (monsterno.90/099/24). Een monster genomen van de incarnaatkleur van de hand/pols, aan de rand van het schilderij (monster no.90/099/25). VRAAGSTELLING Overschildering? ANALYSERESULTATEN 90/099/24 (coupenr.2972) 90/099/25 ca. 23 /ü, roodbruine gemeleerde laag, met fijn rood, zwart, loodwit en lichtbruine oker ca. 70 /u, bruinzwarte laag met fijn rood, zwart, loodwit en bruine oker ca. 11 /u, bruingrijze trans¬ parante laag ca. 44 /u, grijswitte laag, vrij transparant, krijt en loodwit en enkele bruine pigmentkorrels, bindmiddel: olie transparante laag, proteïne bevattend (voorlijming? ) (coupenr. 2971) ca. 7 /a, bruine transparante laag met bruin, zwarte en rode pigmentkorreltjes, gepigmenteerde vernislaag 4. ca. 63 /u, dikke gemeleerde gele (incarnaat van de hand/ pols) laag met loodwit, krijt, gele oker, bruin, zwart, opaque rood en organisch rood, bindmiddel: olie en proteïne ca. 11 /u, bruingrijze vrij transparante laag met wit, bruin en zwarte pigmentkor¬ rels, bindmiddel: olie 2. ca. 24 /u, witgrijze laag met wit, bruin en zwart pigment, bindmiddel: olie bruingrijze, vrij transparante laag met wit, bruin, zwart en opaque rood, bindmiddel: olie en proteïne Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap CONCLUSIE Aan de hand van de aanwezige pigmenten en de laagopbouw is niet vast te stellen of er sprake is van een overschildering. NA DE EERSTE VERNISAFNAME Na de eerste vernisafname werd er tijdens een bespreking op 12.11.90 door Manja Zeldenrust het volgende opgemerkt: 11 Het UV beeld toont een vrij egale vernisrest. Deze vernislaag ligt op het reeds "schoongemaakte" oppervlak. Op de achtergrond links blijft een onregelmatig beeld over. Onder de bovenste dikke vernislaag liggen "hokjesvormig" resten oude vernis. Met een watje met aceton lost de bovenste vernis goed op. Dan blijft het onregelmatige beeld over. Bij doorpoetsen" worden de watten zwart en lost ook de rest vernis op. Een dun net van craquelure wordt dan zichtbaar". VRAAGSTELLING . Ligt onder de bovenste vernislaag een restvernislaag . Is deze vernislaag getoond . Is de craquelure geretoucheerd MONSTERNAME i.v.m. VERNISFLUORESCENTIE Ter verklaring van het "hokjesverschijnsel" werden de volgende monsters genomen: Monsters genomen voor de identificatie van het vernis zijn zoveel mogelijk van het oppervlak genomen. Een monster genomen op een nog niet schoongemaakt gedeelte. De zwarte achtergrond linksboven. Dit monster is genomen in een groenachtig fluorescerend "hokje" (monster no.90/099/29). Van dit monster wordt een dwarsdoorsnede gemaakt. Op dezelfde plaats is een monster genomen voor de identifica¬ tie van de harsen (monsterno.90/099/31). Een monster genomen in het schoongemaakte gedeelte. Hier was al veel vernis verwijderd. Dit monster genomen genomen in het groenachtige fluorescerende "hokje" (monster no. 90/099/32) Het tweede monster is genomen boven het fluorescerende "hokje" (monster no.90/099/30). ANALYSERESULTATEN 90/099/29 (Coupenr.2977) 4. ca. 10 /U,vernislaag 3. ca. 7 /a, vernislaag ("hokje") 18 yu., zwarte laag, met P ip iji 2 . ca. zwart en weinig rood pigment, overeenkomstig met laag 3 in monster no.90/099/28 1. bruine transparante krijtgrondering, bindmiddel: proteïne (geen olie aanwezig) Opmerking: De bovenkant van laag 1 (grondering) is bruiner dan de onderkant van deze laag. Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap 90/099/31 "hokje" voor vernisafname olie = + (zwak) was = hars = + = Mastix zwarte pigmentkorrels zetmeelprodukt 90/099/32 "hokje" na vernisafname olie = was = hars = 90/099/30 boven "hokje" olie = was = hars = + zwarte pigmentkorrels zetmeelprodukt = Dammar (veel), mastix (weinig) zwarte pigmentkorrels zetmeelprodukt Watten die gebruikt zijn bij de verwijdering van het vernis: Deze watten zijn geextraheerd met chloroform/methanol. Wattenextract olie = was = + (zwak) hars = + = Dammar CONCLUSIE Er is verschil in samenstelling tussen de vernis in het groen fluorescerende gedeelte (de "hokjes") en het niet fluoresce¬ rende gedeelte. Het verschil ligt vooral in de aanwezigheid van olie in het fluorescerende deel (de "hokjes"). In de dwarsdoorsnede zijn twee lagen vernis te zien. De onderste vernislaag zou een oude olievernis kunnen zijn, die ook dammar bevat. De afdekvernis bestaat voornamelijk uit mastix met een weinig dammar, die eventueel van de oudere vernis afkomstig zou kunnen zijn. Daar de vernis er transpa¬ rant uitziet zouden de zwarte pigmentkorrels van verflaag afkomstig kunnen zijn. -•n. Het geanalyseerde zetmeelprodukt kan bijvoorbeeld stijfsel zijn, zoals dat gebruikt wordt voor een facing bij de ver¬ doeking. MONSTERNAME i.v.m. SCHADUWPARTIJ Monstername ter identificatie van donkere (zwarte) schaduw¬ partijen. Deze schaduwpartijen zien er op verschillende plaatsen hetzelfde uit, bij voorbeeld bij de schaduwzijde van de neus. Daar het op deze plaats onverantwoord is een monster te nemen, werd een vergelijkbare plaats op het schilderij bemonsterd. Een monster genomen in het zwarte gedeelte in de plooi van de monnikskap (monster no.90/099/28). Van dit monster wordt een dwarsdoorsnede gemaakt. Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap Op dezelfde plaats werd een monster genomen voor de identifi¬ catie van de vernis en het pigment (monster no90/099/33 ). ANALYSERESULTATEN De plooi van de monnikskap 90/099/28 (Coupenr. 2975) De vernis is hier grotendeels door de restaurator verwijderd. 4. ca.4 /u, dunne vernislaag 3. ca.30 /u, zwarte laag met zwart en weinig rood pigment 2. ca.60 /M, zwartbruine laag met zwart, bruin en rode pigmentkorrels 1. bruine transparante krijtgrondering, bindmiddel: proteïne (olie niet aanwezig) Opmerking: de bovenkant van laag 1 (grondering) is bruiner dan de onderkant van deze laag. 90/099/33 olie= was = zwart= + = Bitumen kwarts=+ hars = + = Dammar zetmeelprodukt CONCLUSIE Bij het vergelijken van de monsters 90/099/29 (de donkere achtergrond linksboven) en 90/099/28 (de plooi van de monnikskap) blijkt dat er in het tweede monster een verflaag meer aanwezig is dan in het eerste monster. In de donkere partij in de monnikskap zijn twee zwarte lagen aanwezig. De bovenste laag bevat bitumen. De zwarte laag daaronder bevat zwarte pigmentkorrels (vermoedelijk beenderzwart ) en wat rood. De vraag of de craquelure geretoucheerd is kan met natuur¬ wetenschappelijk onderzoek niet beantwoord worden. SAMENVATTING De afdekvernis op het schilderij bestaat vooral uit mastix. De vernis is over het gehele schilderij verschillend in dikte. Onder de afdekvernis zijn resten van een tweede vernislaag aanwezig waarin zich olie en dammar bevindt. De twee geanalyseerde donkere partijen van het schilderij zijn verschillend opgebouwd. De schaduw in de plooi van de monnnikskap heeft een toplaag waarin zich bitumen bevindt. De zwarte laag daaronder bevat vermoedelijk beenderzwart. Er is noch schellak noch copaivabalsem aangetoond. M.F.S. Karreman W.G.Th. Roelofs M. de Keijzer J.H. Hofenk de Graaff AMSTERDAM, 22/11/1990 9 1
© Copyright 2024 ExpyDoc