Surah Luqman(31)

*Vanaf pagina 3 Nederlandse vertaling*
Surah Luqman(31)
Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi
1. Alif-lam-meem
2. Tilka ayatu alkitabi alhakeemi
3. Hudan warahmatan lilmuhsineena
4. Allatheena yuqeemoona alssalata wayu/toona alzzakata wahum bial-akhirati hum yooqinoona
5. Ola-ika AAala hudan min rabbihim waola-ika humu almuflihoona
6. Wamina alnnasi man yashtaree lahwa alhadeethi liyudilla AAan sabeeli Allahi bighayri AAilmin
wayattakhithaha huzuwan ola-ika lahum AAathabun muheenun
7. Wa-itha tutla AAalayhi ayatuna walla mustakbiran kaan lam yasmaAAha kaanna fee othunayhi
waqran fabashshirhu biAAathabin aleemin
8. Inna allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati lahum jannatu alnnaAAeemi
9. Khalideena feeha waAAda Allahi haqqan wahuwa alAAazeezu alhakeemu
10. Khalaqa alssamawati bighayri AAamadin tarawnaha waalqa fee al-ardi rawasiya an tameeda
bikum wabaththa feeha min kulli dabbatin waanzalnamina alssama-i maan faanbatna feeha min
kulli zawjin kareemin
11. Hatha khalqu Allahi faaroonee matha khalaqa allatheena min doonihi bali alththalimoona
fee dalalin mubeenin
12. Walaqad atayna luqmana alhikmata ani oshkur lillahi waman yashkur fa-innama yashkuru
linafsihi waman kafara fa-inna Allaha ghaniyyun hameedun
13. Wa-ith qala luqmanu liibnihi wahuwa yaAAithuhu ya bunayya la tushrik biAllahi inna alshshirka
lathulmun AAatheemun
14. Wawassayna al-insana biwalidayhi hamalat-hu ommuhu wahnan AAala wahnin wafisaluhu fee
AAamayni ani oshkur lee waliwalidayka ilayya almaseeru
15. Wa-in jahadaka AAala an tushrika bee ma laysa laka bihi AAilmun
fala tutiAAhuma wasahibhuma fee alddunya maAAroofan waittabiAA sabeela man anaba ilayya
thumma ilayya marjiAAukum faonabbi-okum bima kuntum taAAmaloona
16. Ya bunayya innaha in taku mithqala habbatin min khardalin fatakun fee sakhratin aw fee
alssamawati aw fee al-ardi ya/ti biha Allahu inna Allaha lateefun khabeerun
17. Ya bunayya aqimi alssalata wa/mur bialmaAAroofi wainha AAani almunkari waisbir
AAala ma asabaka inna thalika min AAazmi al-omoori
18. Wala tusaAAAAir khaddaka lilnnasi wala tamshi fee al-ardi marahan inna Allaha la yuhibbu
kulla mukhtalin fakhoorin
19. Waiqsid fee mashyika waoghdud min sawtika inna ankara al-aswati lasawtu alhameeri
20. Alam taraw anna Allaha sakhkhara lakum ma fee alssamawati wama fee al-ardi waasbagha
AAalaykum niAAamahu thahiratan wabatinatan wamina alnnasi man yujadilu fee Allahi bighayri
AAilmin wala hudan wala kitabin muneerin
21. Wa-itha qeela lahumu ittabiAAoo ma anzala Allahu qaloo bal nattabiAAu
ma wajadna AAalayhi abaana awa law kana alshshaytanu yadAAoohum ilaAAathabi alssaAAeeri
22. Waman yuslim wajhahu ila Allahi wahuwa muhsinun faqadi istamsaka bialAAurwati
alwuthqa wa-ila Allahi AAaqibatu al-omoori
23. Waman kafara fala yahzunka kufruhu ilayna marjiAAuhum fanunabbi-ohum bima AAamiloo
inna Allaha AAaleemun bithati alssudoori
24. NumattiAAuhum qaleelan thumma nadtarruhum ila AAathabin ghaleethin
25. Wala-in saaltahum man khalaqa alssamawati waal-arda layaqoolunna Allahu quli alhamdu
lillahi bal aktharuhum la yaAAlamoona
26. Lillahi ma fee alssamawati waal-ardi inna Allaha huwa alghaniyyu alhameedu
27. Walaw annama fee al-ardi min shajaratin aqlamun waalbahru yamudduhu min baAAdihi
sabAAatu abhurin ma nafidat kalimatu Allahi inna Allaha AAazeezun hakeemun
28. Ma khalqukum wala baAAthukum illa kanafsin wahidatin inna Allaha sameeAAun baseerun
29. Alam tara anna Allaha yooliju allayla fee alnnahari wayooliju alnnahara fee allayli wasakhkhara
alshshamsa waalqamara kullun yajree ila ajalin musamman waanna Allaha bima taAAmaloona
khabeerun
30. Thalika bi-anna Allaha huwa alhaqqu waanna ma yadAAoona min doonihi albatilu waanna
Allaha huwa alAAaliyyu alkabeeru
31. Alam tara anna alfulka tajree fee albahri biniAAmati Allahi liyuriyakum min ayatihi inna
fee thalika laayatin likulli sabbarin shakoorin
32. Wa-itha ghashiyahum mawjun kaalththulali daAAawoo Allaha mukhliseena lahu alddeena
falamma najjahum ila albarri faminhum muqtasidun wamayajhadu bi-ayatina illa kullu khattarin
kafoorin
33. Ya ayyuha alnnasu ittaqoo rabbakum waikhshaw yawman la yajzee walidun AAan waladihi
wala mawloodun huwa jazin AAan walidihi shay-an inna waAAda Allahi haqqun
fala taghurrannakumu alhayatu alddunya wala yaghurrannakum biAllahi algharooru
34. Inna Allaha AAindahu AAilmu alssaAAati wayunazzilu alghaytha wayaAAlamu ma fee al-arhami
wama tadree nafsun matha taksibu ghadan wamatadree nafsun bi-ayyi ardin tamootu inna Allaha
AAaleemun khabeerun
31. De Wijzen (Loqmaan)
Geopenbaard vóór de Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 34 strofen.
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
1. Alif Laam Miem.
2. Dit zijn verzen van het Boek vol van Wijsheid.
3. Een leiding en een genade voor de goeden.
4. Zij, die het Gebed naleven en de Zakaat betalen, en die in het Hiernamaals vast geloven,
5. Zij zijn het, die de leiding van hun Heer volgen, en zij zullen slagen.
6. En onder de mensen is iemand die door ijdele praatjes zonder kennis (anderen) van Allah's pad
wil doen afdwalen en er mee de spot drijft; voor zulken zal er een vernederende straf zijn.
7. En wanneer Onze woorden aan hem worden voorgedragen, wendt hij zich verachtelijk af alsof
hij ze niet hoorde en zijn oren verstopt waren. Kondig hem daarom een pijnlijke straf aan.
8. Voorzeker, die geloven en goede werken doen, zullen gezegende tuinen hebben,
9. Waarin zij zullen vertoeven, zo is Allah's Belofte; Hij is de Almachtige, de Alwijze.
10. Hij heeft de hemelen geschapen zonder enige voor u zichtbare pilaren en Hij heeft op aarde
hechte bergen gemaakt opdat zij niet beven met u, en Hij heeft er allerlei dieren over verspreid.
Wij hebben water uit de wolken nedergezonden en hebben allerlei edele soorten daarin (de aarde)
doen groeien.
11. Dit is de Schepping van Allah. Toont mij nu wat degenen hebben geschapen die naast Hem
(worden gesteld). Neen, de onrechtvaardigen verkeren klaarblijkelijk in dwaling.
12. En Wij schonken wijsheid aan Loqmaan, zeggende: "Wees Allah dankbaar, want hij die
dankbaar is, is dankbaar voor zichzelf, en die ondankbaar is: Allah is Zichzelf-genoeg, Geprezen.
13. Toen Loqmaan tot zijn zoon, terwijl hij hem raad gaf, zeide: "O mijn lieve zoon, ken geen
medegoden aan Allah toe; afgoderij is inderdaad een grote ongerechtigheid."
14. Wij hebhen de mens op het hart gedrukt betreffende zijn ouders, zijn moeder droeg hem in
zwakte op zwakte, en zijn zogen nam twee jaren in beslag. Zeg Mij en uw ouders dank, tot Mij is
de terugkeer.
15. Maar indien (uw ouders) trachten u iets met Mij te doen vereenzelvigen, waarvan gij geen
kennis hebt, gehoorzaam hen niet. Doch leef met hen samen in de wereld op een behoorlijke wijze
en volg de weg van hem die zich tot Mij richt. Dan zult gij tot Mij terugkeren en Ik zal u inlichten
over hetgeen gij deedt. 16. "O mijn lieve zoon! Al zou het het gewicht van een mosterdzaadje zijn, en al zou het zich in
een rots bevinden of in de hemelen of op aarde, Allah zal het zeker openbaar maken. Voorwaar,
Allah is Aldoordringend, Alkennend.
17. O mijn lieve zoon, verricht het gebed en beveel het goede aan en verbied het kwade en
verdraag geduldig wat u ook overkome. Dit is een ernstige zaak.
18. En keer uw gelaat niet (in verachting) van de mensen af noch wandel in hoogmoed op aarde;
want Allah heeft de hoogmoedige noch de pocher lief.
19. En loop met gewone stap en verzacht uw stem; want de meest onaangename stem is het
gebalk van een ezel."
20. Hebt gij niet gezien, dat Allah alles wat in de hemelen en op aarde is in uw dienst heeft gesteld
en Zijn gunsten rijkelijk aan u heeft geschonken, zowel uiterlijk als innerlijk? En onder de mensen
zijn er, die over Allah twisten, zonder kennis of enige leiding of een verlichtend Boek.
21. En als er tot hen wordt gezegd: "Volgt hetgeen Allah heeft geopenbaard," zeggen zij: "Neen,
wij zullen datgene volgen wat wij onze vaderen zagen volgen." Zelfs al zou Satan hen tot de straf
van het branden hebben uitgenodigd?
22. Maar hij, die zich aan Allah onderwerpt en het goede doet, heeft inderdaad een sterk houvast
gegrepen. Bij Allah rust het einde aller dingen.
23. En zij die niet geloven, laat hun ongeloof u niet verdrieten. Tot Ons zullen zij wederkeren en
Wij zullen hen inlichten over wat zij deden; Allah weet heel goed wat in hun innerlijk is.
24. Wij zullen hen voor een poosje zich laten vermaken; daarna zullen Wij hen tot een strenge
straf voortdrijven.
25. En als gij hun vraagt: "Wie schiep de hemelen en de aarde?" zullen zij gewis antwoorden:
"Allah". Zeg: "Alle roem behoort aan Allah." Maar de meesten hunner weten het niet.
26. Aan Allah behoort al hetgeen in de hemelen en op aarde is, voorzeker Allah is Zichzelf-genoeg,
Geprezen.
27. En als alle bomen op aarde pennen waren en de oceaan, met nog zeven oceanen aangevuld
(inkt was), de woorden van Allah zouden niet kunnen worden uitgeput. Voorwaar, Allah is
Almachtig, Alwijs.
28. O mensen uw Schepping en uw Opstanding zijn slechts als die van een enkele ziel. Voorwaar,
Allah is Alhorend, Alziende.
29. Hebt gij niet gezien, dat Allah de nacht in de dag doet overgaan en de dag in de nacht en dat
hij de zon en de maan in dienst heeft gesteld? Elk loopt voor een vastgestelde tijd; Allah is goed op
de hoogte van hetgeen gij doet.
30. Dit is omdat Allah de Waarheid en wat zij naast Hem aanroepen vals is, en omdat Allah de
Verhevene, de Grote is.
31. Hebt gij niet gezien, dat de schepen op zee varen door de gunst van Allah, opdat Hij u Zijn
tekenen moge tonen? Voorzeker daarin zijn tekenen voor een ieder, die geduldig en dankbaar is.
32. En wanneer de golven hen als schaduwen omhullen, roepen zij Allah oprecht zijnde in
gehoorzaamheid aan; maar wanneer Hij hen veilig aan land brengt, volgen slechts enigen hunner
de rechte weg. En niemand verloochent Onze tekenen behalve de trouweloze, de ondankbare.
33. O mensen, vreest uw Heer, en ducht de Dag waarop geen vader zijn zoon iets zal baten, noch
de zoon zijn vader van enig nut zal kunnen zijn. Allah's belofte is zeker waar. Laat daarom het
wereldse leven u niet misleiden, noch laat de Verleider u omtrent Allah bedriegen.
34. Voorwaar, Allah alleen bezit de kennis van het Uur. Hij zendt de regen neder en Hij weet wat
zich in de baarmoeder bevindt. Geen ziel weet wat zij morgen zal doen, en geen ziel weet in welk
land zij zal sterven. Voorwaar, Allah is Alwetend, Alkennend.