Te braaf? Wij? Tien jonge filmmakers over hun werk De Nederlandse documentaire is te braaf, zo schreef Dana Linssen vorig jaar in dit blad, en filmmaker Marc Schmidt onderschreef dat. Er heerst een taboe op de nobele mislukking, zei Schmidt: fondsen, makers, omroepen en producenten zouden te zeer gericht zijn op het acceptabele, uitzendbare eindproduct, en niet op de wondere wegen daarnaartoe. Is de situatie in Nederland misschien te comfortabel? Wordt er te veel van tevoren ingevuld? Het Mediafonds organiseerde in mei van dit jaar in Amsterdam een kleine conferentie over experiment in de documentaire. Barbara Truyen, VPRO-eindredacteur, stelde dat er maar weinig echte filmauteurs zijn, en dat zij weinig plannen binnenkrijgt waaruit een duidelijke visie spreekt. Wat zou die visie moeten zijn? Hoe moet het experiment bevorderd worden? Moet een filmstudent eerst de conventies leren kennen – om er daarna pas mee te kunnen breken? Bestaat zuivere autonomie wel, in de film? Is er behoefte aan een nieuwe subjectieve filmtaal? Volgens Tom Fassaert, maker van de documentaire De engel van Doel (2011), ligt de sleutel uiteindelijk in de moed van de maker zelf: ‘Het is de moed om je eigen verbeelding, fantasie of gênante gedachtekronkels centraal te stellen. Pas dan ben je werkelijk vrij.’ Tien jonge makers beschrijven hieronder hun visie – op film, op documentaire, op zichzelf en hun manier van werken. En op de vrijheid die daarvoor nodig is. Een uitdagende documentaire is voor mij een documentaire die niet louter toont, bespiegelt of bespreekbaar maakt, maar één die ook iets aanricht, een documentaire waarin de maker zijn eigen morele onderzoek voorrang geeft en buiten de veilige haven van goed en kwaad treedt. Het ‘uitdagen van de moraal’ beschouw ik als een belangrijk aspect van mijn werk. In een samenleving waarin de ethiek van de wet en de politiek niet altijd in staat zijn om oplossingen te bieden voor de vraagstukken van onze tijd, kan kunst, in het bijzonder in de documentaire vorm, op microniveau meer toereikende oplossingen bieden. Juist omdat documentaire veel meer dan fictie een ingreep is in de realiteit. Ik stuurde hem e-mails, sms’jes en videoboodschappen om hem te overtuigen, maar tevergeefs. Mijn wens om hem onderdeel te laten zijn van mijn werk verdween echter niet. Hij was mijn leven binnengedrongen en had een onuitwisbare indruk achtergelaten. Ik vond dat ik daar gevolg aan moest geven, zodat ik ook op hem een onuitwisbare indruk zou maken. Toen hij bleek niet te willen meewerken, besloot ik hem op een andere manier in mijn film te lokken. Ik bedacht een fictief agentschap dat hem de opdracht gaf om literaire teksten te schrijven, die ik wilde bundelen met mijn eigen verhalen. Toen hij na enkele weken ophield met schrijven organiseerde ik een blind date voor hem, en filmde die vanuit verschillende hoeken van het Leidseplein. Om over mijn gevoel van machteloosheid en slachtofferschap heen te komen zette ik kunst in. En op momenten lukte het mij om mijn inbreker te overmeesteren, hem te vangen in een wereld waar ik de controle over had. Home footage van de inbreker, evenals zijn artiestennaam, echte naam, achternaam en mobiele telefoonnummer heb ik in de film vertoond. In mijn documentaire Mijn inbreker en ik besloot ik mijn inbreker een jaar lang te achtervolgen met de camera en hem uit te roepen tot hoofdpersoon van mijn film. Ik had de jongen leren kennen nadat hij was betrapt. Ik kreeg mijn laptop terug en zag dat hij al mijn documenten had gewist en de laptop opnieuw had geformatteerd. Al mijn verhalen, films, ideeën en research: alles was verdwenen. Maar de inbreker (in het dagelijks leven overigens geen inbreker, maar door een samenloop van omstandigheden wel mijn inbreker) had vier uur home footage van zichzelf achtergelaten. Hij stelde zich voor aan de camera, filmde zichzelf in zijn slaapkamer en gaf kusjes aan de camera. Plotseling was ik in zijn privéruimte en werd ik geconfronteerd met zijn gelaat. Deze aanvaring wekte een intense nieuwsgierigheid. Temeer toen ik op het internet las dat hij een theatervoorstelling had geschreven en columns publiceerde. Aangezien hij al mijn werk had gewist, besloot ik een nieuw werk te maken waar de inbreker een aandeel in had. Aanvankelijk was het mijn intentie met hem samen te werken, maar hij had daar geen interesse in. Hij wilde mij het liefst niet onder ogen komen, laat staan met me samenwerken. Mijn Inbreker en ik, 2010 De Moraal Door Kaweh Modiri 34 609 – cultuur en media oktober 2014 Mediafonds Gedurende het maakproces maar ook daarna kreeg ik regelmatig te maken met ethische kritiek. Ging het niet te ver? Was het geen ‘oog om oog tand om tand’? Was het ethisch verantwoord om iemand zo tegen zijn weten te filmen, ook al had hij bij me ingebroken? Maakte ik me niet schuldig aan negatieve beeldvorming over een onderwerp dat toch al zo problematisch was? Het feit dat de moraal werd betwist juichte ik van harte toe, juist omdat de situatie geen eenduidige opvatting toeliet. De moraal die verdedigd werd verwonderde mij echter vaak. Achter alle ethische en juridische aannames ging een vrees schuil. Een vrees om een ongewenste ander, in dit geval een inbreker, toe te laten tot het eigen domein – althans een poging daartoe te ondernemen. Hem uit te nodigen tot een duurzame, en betekenisvolle relatie in plaats van een vluchtige inbreuk. Wat mij aanspreekt aan de werkwijze die ik hanteerde voor het maken van deze film is niet het feit dat ik de privacy van mijn inbreker heb geschonden of dat ik op kunstzinnige wijze wraak heb genomen, maar dat ik mij ontvankelijk toonde voor iets dat aanvankelijk de gedaante had van een nachtmerrie. Ik omarmde de inbreker zo intens en beantwoordde zijn inbreuk op mijn privédomein met zoveel liefde, interesse en verlangen tot een broederlijk samenzijn, dat hij er de kriebels van kreeg. Ik wilde de inbreker niet aangeven bij de politie en hem nooit meer zien. Nee, integendeel. Ik wilde dat wij voor altijd met elkaar verbonden zouden blijven. Als slachtoffer, kunstenaar en filmmaker dichtte ik me de vrijheid toe om in te grijpen in de realiteit en de morele waarden op subjectieve wijze te evalueren. Het uitdagen van de moraal betekent immers niet immoreel handelen. Ik maakte deze film met de stellige overtuiging dat mijn aanpak in deze niet alleen gerechtvaardigd was maar ook noodzakelijk, en tevens dat die benadering uit sociaal maatschappelijk opzicht de best denkbare benadering was van dit specifieke probleem. Of de inbreker daar zelf blij mee was is overigens ernstig te betwijfelen. De laatste keer dat ik hem tegen het lijf liep, twee jaar nadat de film was verschenen, vertelde hij me dat hij me nog steeds elke keer in elkaar wilde slaan wanneer hij de film zag. Hij voelde zich voor gek gezet. Ik vroeg hem of hij er ook de humor van inzag. Die zag hij niet. Binnenkort verschijnt zijn debuutroman, evenals zijn eerste album. Ik kijk ernaar uit. Kaweh Modiri (1982, Teheran) is filmmaker, schrijver en beeldend kunstenaar. Hij studeerde in 2010 af aan de afdeling Beeld en Taal van de Gerrit Rietveld Academie. In 2012 verscheen zijn debuutroman Meneer Sadek en de Anderen. Momenteel werkt hij aan de eindmontage van zijn speelfilm Bodkin Ras. Springen als berggeiten Door Marleine van der Werf Iedere ochtend word ik wakker met beelden in mijn hoofd van de films waaraan ik werk. Afgelopen week werden ze eindelijk tastbaar, in de montage. Ik herkende de sfeer waar ik naar had gezocht en realiseerde me waarom het filmmaken de moeite waard is. Ik kan me nog goed de eerste bioscoopfilm herinneren waar ik heen ging, Antonia van Marleen Gorris. Ik vergat wat ik voelde, wie ik was of zou willen zijn. De sfeer van de film en de perceptie van de personages die alles zo anders zagen dan ik, zogen me op in hun wereld. Ik beleefde voor het eerst hoe het was om iemand anders te zijn. Deze intense ervaring heeft me nooit meer losgelaten. Nu staat deze beleving in mijn films en installaties centraal. Tijdens mijn filmstudie op de kunstacademie St. Joost stond de ervaring en het onderzoeken centraal. Het begin van de studie staat ver weg van wat een documentaire is, of hoort te zijn. Door de experimenten die we deden ontdekte ik gaandeweg mijn auteurschap. Door de vrijheid om enkel vanuit een thema en zonder vooropgezet plan te werken, ontdekte ik hoe iets werkt, in plaats van vooraf te bepalen welk nut het heeft. Na de academie was ik constant bezig om de vrijheid en autonomie binnen mijn eigen werk te behouden. De coachingstrajecten met ervaren filmmakers waren daarin erg waardevol. Voor de opdrachten die ik aannam had ik een duidelijk standpunt: grotendeels artistieke vrijheid om iets te ontwikkelen wat ik nog niet eerder had gedaan. Zo niet, dan liever géén geld. In het realiseren van eigen films na de academie staat het schrijfproces centraal, niet het maken. Hierdoor kan ik mijn visie verder ontwikkelen, maar het blijft een rationele bezigheid. Nu heb ik enigszins een balans gevonden tussen teveel invullen en open staan. Maar zeker in het begin verlamde het schrijven mij om de artistieke grenzen op te zoeken. De behoefte om te creëren is sterk. De beeldexperimenten die ik creëer tijdens het schrijven maken de film voor mij tastbaar. Hierdoor kan ik de grenzen van documentaire opzoeken, zowel binnen de kaders van het scherm als ook daarbuiten. Bijvoorbeeld met holografische filmprojecties, of door te onderzoeken hoe de filmische wereld de werkelijkheid kan beïnvloeden. Dit spelenderwijs ontdekken is voor mij essentieel, zonder directe uitleg, verantwoording of nut te zoeken. Zoals berggeiten die springen, omdat ze het leuk vinden en zo gaandeweg hogerop de berg komen. Als jonge maker wil ik van alles ontdekken, maar ik heb ook gemerkt dat er een grens aan zit. Je moet jezelf ook de kans geven om te kunnen verdiepen. Sommige ervaren filmmakers vertelden me dat ze filmmaken als werk zien. Er worden drie, vier films tegelijk gemaakt om brood op de plank te krijgen. Ik heb bewondering voor mensen die dat kunnen, Boven: De Markt, 2014 Onder: holografische filmprojectie, 2014 maar ik realiseer me welke concessies je doet door zo ‘realistisch’ te blijven. Bijvoorbeeld omdat er gewoon geen tijd is om je volledig in een film te storten. ‘Je hoeft niet altijd een meesterwerk te maken’, is meerdere malen tegen me gezegd. Misschien is het naïef, maar om iets te creeren wil ik zeker weten dat ik álles kan geven. Waarom zou ik de lat niet hoog leggen en mezelf uitdagen? Het was misschien niet per se nodig dat ik voor mijn documentaire De Markt een half jaar met marktkooplui heb gewerkt om hun wereld te ervaren. Maar ik denk dat het goed is om die ruimte te nemen. Zodat ik als filmmaker de mensen kan doorgronden en een filmische wereld kan creëren. Of het uiteindelijk lukt om de film te maken die ik voor ogen had is een tweede. Maar als ik vooraf al concessies ga doen, komen er zeker geen meesterwerken. Bij veel films krijg ik het gevoel dat het informeren en verklaren de boventoon voeren. Dat doet voor mij de magie die film en kunst kunnen oproepen juist teniet, en daardoor haak ik af. Het is logisch dat we willen analyseren en dingen begrijpen, maar soms is een gevoel, de ervaring van iets binnenin jezelf al ‘nuttig’ genoeg. ‘De angst voor het niet begrijpen’ zie ik niet alleen in documentaires maar ook om mij heen. Zoals bij mijn schoonzus, die niet naar het museum durft omdat ze bang is dat ze de kunst niet begrijpt. Een ander voorbeeld zag ik in de laatste aflevering van Zomergasten met de schrijver David Van Reybrouck. Hij liet Marion Hänsels Nuages zien, een film die grotendeels bestaat uit langstrekkende wolken. Na het fragment is de eerste reactie van de presentator: ‘Maar wat zie je er dan in?’ Waarop Van Reybrouck antwoordt dat je er helemaal geen vraag over moet stellen, maar gewoon kunt kijken. Je hoeft er niets ‘in’ te zien. Gewoon zien, ervaren. Marleine van der Werf )1985) kwam al op jonge leeftijd in contact met film en fotografie. In 2007 assisteerde ze in Birma bij de documentaire Burma VJ, winnaar publieksprijs IDFA 2008 en Oscar. In 2010 studeerde ze als filmmaker af aan de Kunstacademie St. Joost met de surrealistische film De Perceptionist en de documentaire Onbegrensd (geselecteerd voor IDFA en het Nederlands Film Festival). Mediafonds oktober 2014 609 – cultuur en media 35
© Copyright 2024 ExpyDoc