Military Cross WWI of my Grand-father

FARASYN Arthur
War Veteran 1914-18
In 1914, Arthur Farasyn was 22 years old when he left his family to know, on the
basis of a post card, that he jointed the Belgian Army as a recruit and to be
incorporated in the 3rd Line Regiment of Ostend. Volunteer on 8th of August, he
could not believe that the war was going to take so long in time and what misery the
troops in the muddy trenches ware waiting for them. After many military exams &
practice tests in the French language and experience in the field, he was promoted to
Lieutenant (1917), where he was very concerned about the native Flemish language
of his soldiers, which in turn they give him the name of “Father of the soldiers”.
The contribution of his fighting took place in the fields of Flanders near
STEENSTRAETE, SCHILDERSBRUG and REYGERSVLIET. The biggest battle took
place in 1918 in function of the recapture of the woods of HOUTHULST. In one of
those explorations, he discovered a German ambush that was set up for the
neighboring British comrades. He could just in time report this problem to his
superiors, making sure that an entire platoon of British soldiers was saved from
certain death. In 1919 he received for this reason the "Military Cross" (MC), one of
Britain's highest honors.
FARASYN Arthur
Oudstrijder 1914-18
In 1914 was Arthur Farasyn 22 jaar toen hij zijn familie liet weten, aan de hand
van een postkaartje, dat hij als vrijwilliger zich op 8 Augustus had laten inlijven in het
3de Linie regiment van Oostende. Hij kon nooit vermoeden dat de strijd zo lang ging
duren en welke ellende de troepen in de modderige loopgraven hen te wachten
stonden. Na vele testen, Franstalige examens en ervaren ter velde, klom hij op tot
luitenant (1917), waarbij hijzelf zich het lot van zijn Vlaamse soldaten erg aantrok.
Hij maakte de gevechten mee rond STEENSTRATE, SCHILDERBRUG en
REYGERSVLIET. De grootste strijd werd echter geleverd met zijn manschappen in
het heroveren van het BOS van HOUTHULST. Bij één van die verkenningen
ontdekte hij een Duitse hinderlaag die opgesteld was voor de naburige Engelse
strijdmakkers. Hij kon dit tijdig melden aan zijn oversten, waardoor een gans peleton
Engelse soldaten gered werd van een gewisse dood. In 1919 kreeg hij daarvoor het
“Military Cross”, één van de hoogste Britse onderscheidingen, in ontvangst.
Discours à l'occasion de l’ Hommage
aux anciens combattants Français de la Premiére
Guerre mondiale: par Mayeur Arthur Farasyn,
Le 06-05-1962 à Ostende
Le 28 Septembre 1918, j’ai été blessé légèrement au bras gauche par balles de
mitrailleuses: une balle causant une plaie perforante, l’autre une simple éraflure. Je
me trouvais à ce moment dans la forêt d’Houthulst (Bois Chanzy).
C’est au moment ou le peleton, qui faisait partie de la vague d’assaut, s »est
porté en avant pour maitriser cette mitrailleuse que j’ai été blessé. Le même jour j’ai
été évacué sut l’hopital de Virval-Calais où je suis resté en traitement jusqu’au 20
Octobre 1918. Après une convalescence de 15 jours, je suis cite aux O.J.D.A. le 18
juin 1919.
Je me permets de signaler aussi que, lors de l’attaque du III/23e (11-09-1918) sur
Catinat, Alesia et Lanes-Copse, j’ai eu l’honneur de conduire le groupe qui a fait le
plus de prisonniers et où la lutte a comporté deux engagements différentes.
Je joins également à la présente les félicitations que j’ai obtenues au cours de la
campagne. Je puis ajouter encore quelques épisodes vécues de la grande guerre :
1. Le bombardement des premières lignes dans le secteur de
STEENSTRAETE et particulièrement du point « K », fin 1915. Ce
bombardement d’une violence inouie, durait 2 jours de 2 nuits, en 2e
journée de 14 à 18 heures, j’y perdis un homme, 3 hommes de ma section
furent cités à l’ordre de la D.A. : Les soldats Massin, Brabant & Hainaut.
2. Vers la même époque l’attaque du redan sud, je me trouvais sous les
ordres du Lt Haine.
3. Dans le secteur de SCHILDERBRUG :
a. Reconnaissance de la Ferme inondée;
b. Observation dans la même ferme perdant 24 heures ;
c. Reconnaissance d’un pont sur le « KLEINE BEVERDIJK »
d. Reconnaissance vers les fermes du « KLEINE BEVERDIJK »
4. Dans le secteur de REIGERSVLIET:
a. Reconnaissances et embuscades vers Klesterkoek
b. Observation d’une passerelle sur le « Zwarte Loop » et Ferme 3 ;
c. Reconnaissance au N. de Ferme 6 et vers le château de Vicogne ;
d. Reconnaissance au plein jour avec le Lt Floor en avant du poste G
5. Dans le secteur N de DIksmuide vers les tranchées 33 et 111 ;
6. Dans le secteur sud de DIksmuide, embuscade de la Haie Mystérieuse.
Amitiés Francaises Secretariat: Chausée de Thorhout 35 Ostende
Toespraak van mijn grootvader Ere-Majoor Arthur Farasyn op 06-05-1962 ter
gelegenheid van het Frans-Belgisch Verbroederingsfeest in een congreszaal
van het Kursaal te Oostende, ten bate van het gedenkteken te Diksmuide ter
ere van de Franse Marine Fuseliers van Admiraal Ronach,
Heldendaden in Vlaanderen
De “Slag aan de IJzer”, jaarlijks herdacht, in alle geschiedenisboeken vermeld, is
toch nog grotendeels miskend.
In werkelijkheid staat men voor een der kapitale veldslagen uit het begin van de
eerste wereldoorlog, veldslag die op een lijn mag worden geplaatst met de slag van
de Marne en de Aisne. In werkelijkheid gaat het om de heroïsche weerstand van
Belgische troepen, die, geholpen en gesteund door Franse eenheden, de Duitse
aanval naar Calais wisten te verijdelen.
Het is onze bedoeling niet hier een historisch verloop van de slag aan de IJzer te
beschrijven. Wij willen ons slechts beperken tot het aantonen van de samenwerking,
die bestond tussen onze soldaten en de Franse Marine Fuseliers van Admiraal
Ronarch. Wij willen de bijdrage van de Fransen onderlijnen bij het behoud van de
IJzerlinie. Wij willen maar de heldenmoed en de opofferingsgeest van deze mannen
vooral van de eenvoudige soldaten naar voren brengen.
Een 48.000 Belgen, gedesorganiseerd, uitgeput en ontmoedigd door de strijd rond
Antwerpen en de terugtocht, zonder veel wapens, munitie of bevoorrading, krijgen in
de halve maan van de IJzer de stoot op te vangen van de beste korpsen, die de
Duitsers konden te been brengen. Frisse, uitgeruste soldaten waren het, opgezweept
door herhaalde successen, rijkelijk voorzien van kanonnen en mitrailleurs, die de
stellingen van onze vermoeide soldaten zouden aanvallen.
Op 16 Oktober 1914 vraagt generaal Foch aan het Belgische Leger ten allen
prijzen, gedurende 48 uur stand te willen houden tot de komst van de Franse
versterkingen. Op 18 Oktober komen effectief 6.500 Marine Fuseliers van Admiraal
Ronarch als versterking aan. Deze Franse brigade komt post te vatten te Diksmuide
op de linker oever van de IJzer, om samen met de derde Belgische D.I. dit
strategisch bruggenhoofd te verdedigen. De Franse brigade bestaat uit twee
regimenten, met elk een bataljon in steunpunt rond de Oude Bareel en rond de halte
van Kaaskerke. Rond dezelfde datum komen ook te Nieuwpoort Franse
versterkingen aan.
Op 21 Oktober krijgt Admiraal Ronarch het opperbevelhebbersschap over alle
troepen die met de rechtstreekse verdediging van Diksmuide zijn belast. Hij stelt zijn
commandopost op in het station van Kaaskerke. Gedurende ruim een maand zal dit
stuk geschoten gebouw zijn bevelpost blijven.
Intussen heeft Admiraal Roarch vier Compagnies Fuseliers ter versterking
gestuurd naar de rechteroever van de IJzer waar zij tussen de Belgische
Compagnies worden ingeschakeld.
Op 18 en 19 Oktober hadden de Duitsers gezocht waar ze best zouden kunnen
doorbreken; De Engelse monitors aan de monding van de IJzer toonden zich zo mild
met hun zware scheepsgranaten, dat de Duitsers liefst niet aandrongen in de sector
van Nieuwpoort, maar verder in het binnenland, onder andere in de sector van
Diksmuide zochten door te breken.
Op 20 Oktober wierpen de 43 en 44ste Duitse divisies zich op Diksmuide. Na een
intens artillerie-bombardement ging het onder het klaroengeschal en “Hoch dem
Kaizer” voorwaarts. Doch in de omwoelde Belgische en Franse loopgraven van
waren nog altijd voldoende verdedigers overgebleven. Geweren en mitrailleurs
spuwden op hun beurt de dood in de rangen der “feldgrauen” en beletten het
naderen van onze stellingen.
De Duitsers hadden hun les geleerd. Zij concentreerden nu al hun artillerievuur.
Op 21 Oktober van 01u00 af in de morgen lieten ze hun stukken geven wat ze
konden. De beruchte mortieren van 210, die de fortenkoepels van Antwerpen hadden
uiteengereten, groeven nu reusachtige trechters in de vette polderklei en spoten
gigantische waterzuilen uit de grachten en kanalen. Onder het vuur van mortieren en
“minenwerfer” staken de ongelukkige stad Diksmuide in vuur en vlam. Langs drie
zijden wierp de Duitse infanterie zich op de stad. Zij drongen tot in het station door,
maar een krachtig tegenoffensief van de Franse Marine Fuseliers dreef hen terug.
Wanneer de dag aanbrak was geen enkele Duitser nog in de stad te zien. Na nieuwe
afgeslagen stormaanvallen tekenden zich een rustpauze af.
Op 24 Oktober wordt een nieuwe aanval op Diksmuide verwacht. Intussen,
aangevoerde Duitse obuswerpers van 210 & 240 vuurden op de stad, die verder tot
een puinhoop vernield wordt. Het Duitse velggeschut bestookt methodisch onze
loopgraven. Duitse troepen in opmars uit Vadslo, Eessen en Woumen voorspellen de
grote aanval. Tussen 20 en 24u00 bereikt het Duitse artillerievuur bereikt het Duitse
artillerievuur haar hoogtepunt. De loopgrachten van het bruggenhoofd en van de
rechter oever van de IJzer worden onder dit bombardement met de grond gelijk
gemaakt. De stad staat in vuur en rook gehuld. Onze verliezen zijn niet te schatten.
Rond middernacht wordt het artillerievuur verlengd. Geweer- en mitrailleurvuur
knallen ten allen kanten. De aanval is nakend. Uit alle macht beantwoorden
Belgische en Franse troepen dit vuur. Wellicht heeft de muur van dit wederzijds
spervuur, van geweren en mitrailleurs, de grote Duitse aanval onmogelijk gemaakt.
Doch trachten zij bij iedere verpozing tot de aanval over te gaan, maar zij werden
door onze soldaten neergemaaid of zelfs in lijf aan lijf gevechten teruggeworpen. De
45e Duitse Divisie kwam geen stap vooruit voor Diksmuide.
Op 29 Oktober begint het Duitse artillerievuur 10u00 weeral met volle geweld onze
stellingen te beschieten. Onze verliezen lopen hoog op. Te allen kanten liggen doden
en gekwetsten. Rond 15u00 breekt een nieuwe Duitse stormaanval los langs de
steenweg uit Woumen naar het kerkhof van Diksmuide, maar ook deze wordt bloedig
afgeslagen.
Een sinistere nacht breekt aan. Een orkaan barst los over het slagveld. Te midden
van de gutsende regen en de zwiepende rukwinden blijft het geweervuur blaffen en
trommelen gedurig bommen op de stellingen neer. Er zijn geen loopgrachten meer,
het zijn riolen geworden, waarin kletsnatte, doorweekte Belgische en Franse sodaten
ploeteren in zuigend slijk en modder, in waterplassen en toch stand moeten en willen
houden. Van pijn kermende gekwetsten vormen een natte brij van modder en bloed.
Hun gehuil is nauwelijks hoorbaar in deze oorlogshel, door de mens ontketend.
Onze vuurkruisers
Tijdens deze afschuwelijke nacht wordt het gerucht verspreid dat de Duitsers
Diksmuide zijn binnengedrongen. Toch brengt dit geen paniek teweeg. Iedereen blijft
op post zoals het hem bevolen was, tot ter dood. En toch was dit gerucht niet uit de
lucht gegrepen. Gebruik makend van de onvermijdelijke verwarring, waren de
Duitsers langs de weg van Eessen in de stad kunnen binnensluipen, toen een
Compagnie werd afgelost. Het Duitse bataljon trok over de marktplaats naar de brug
van de IJzer en slaagde erin, spijts een vuurgevecht met de wachtposten de brug te
overschrijden met 2 à 3.000 man. Zij rukten verder op naar de halte van Kaaskerke,
hoofdkwartier van Admiraal Ronarch. De Franse stafofficieren verzamelden alle
manschappen, die zij in de achterlinies vonden en slaagden erin deze stoutmoedige
aanval op te vangen en af te slaan. Over de omliggende weilanden sloegen de
Duitse soldaten op de vlucht. Volgende morgen werden er 110 onder hen gevangen
genomen.
Hiermede eindigt de eerste week van de verbitterde gevechten om het
bruggenhoofd van Diksmuide. Op 26 Oktober waren van Belgische zijde alle
voorbereidingen getroffen om het IJzergebied onder water te zetten. Voor de
onverwachte tussenkomst van het natte, ongrijpbare, niet te bevechten element,
moesten de Duitsers wel wijken.
Op 10 November echter vielen zij in massa de stellingen van Diksmuide aan.
Admiraal Ronarch begreep dat hij niet langer meer met zijn Franse Fuseliers en de
Belgische soldaten in de stad kon stand houden. Hij liet rond 17u00 de bruggen
springen, maar honderden Franse Fuseliers bleven in de stad verbeten verder
strijden en trokken eerst ’s nachts op een loopbrug of zwemmend over de IJzer, naar
de stellingen op de linker oever.
Het is onnodig meen ik nog verder uit te weiden over de belangrijke rol die de
Franse Marine Fuseliers van Admiraal Ronarch speelden bij de verdediging van de
sleutelpositie van Diksmuide.
Ik wil slechte de innige samenwerking onderstrepen tussen deze Franse en
Belgische soldaten, die zij aan zij streden en stierven in het volbrengen van wat zij
als hun plicht beschouwden.
Het offer van deze Franse soldaten mag niet vergeten worden. Hun hulp, hun
offerende dood moet gehuldigd worden. Het is voor ons, Belgen, een plicht van
erkentelijkheid en dank aan zij, die voor ons land en onze vrijheid hun leven veil
hadden!!
Referentie
“La Belgique et la Guerre”, Lt. Col. Tasnier & Maj. Van Overstraeten, 1920.
Hedendaags oorlogsmonument 1914-18 te ere van de Franse Marine Fuseliers te
DIKSMUIDE (ingehuldigd in 1963):
Na de oorlog zette hij zijn militaire carrière verder bij het 3de en 23e linieregiment in
Oostende. Hij werd zowel te velde als in de kazerne de “vader van de soldaten”
genoemd. In dit interbellum trok hij zich het lot aan van de met “Franse tradities”
opgeleide Vlaams soldaten. Ingelijfd bij het 53e linieregiment, bleef hij bij zijn
manschappen, waarop hij in Boulogne-sur-Mer krijgsgevangen werd genomen.
Als ondervoorzitter van het Nationaal Verbond voor Oud-Krijgsgevangenen tot in
Nieuwpoort, Diksmuide, Koekelare en Middelkerke, ging hij pleiten en onderhandelen
voor de oprichting van nieuwe afdelingen. Hij richtte zelfs tentoonstellingen in over
het leven in krijgsgevangenschap en werden er bals en filmavonden ingericht ten
bate van de sociale werken van het Verbond. Zowel in actieve dienst als erna zette
hij zich in om alle aanvragen en/of tussenkomsten van oudgedienden te
beantwoorden en zo nodig te bemiddelen bij de bevoegde instanties.
Het kenteken van “Military-Cross” had hij steeds bij zich. Rond 2 Juni 1953
woonde hij de plechtigheden bij te Londen ter gelegenheid van de kroning van
Elisabeth II tot Koningin van England. Hij droeg toen op zijn vest o.a. het kenteken
van de MC en toen een Brits militair dit opmerkte, mocht hij prompt plaats nemen op
de eretribune!
Krijgsgevangen in Duitsland: Gefangenennummer: 2297
• Echstadt Lager-Bezeichnung: Oflag VII B, Block A I: Juni 1940 - 27/08/1942
• Fischbeck 28/08/1942 – 22/06/1943
• Prenzlau: Oflag 11 A: 23/06/1943 – 03/06/1945: bevrijd door het Russische
leger (Kirgiezen).
Gerepatriëerd op 07/06/1945.
Oflag ECHSTADT (Duitsland) 1940
Ere-Majoor Farasyn Arthur
OORLOG 1914-18
Opgetreden als oorlogsvrijwilliger op 08-08-1914
Was op 28ste September 1918 als Luitenant, aanvoerder in de eerste lijn van één der
vier in 1ste lijn opgestelde peletons van het 23e Linie, welke deel uitmaakte van het 7e
D.I., belast met het veroveren van het BOS van HOUTHULST.
•
•
7 frontstrepen
1 kwetsuurstreep & oorlogsinvalide
•
•
•
•
Commandeur in de Orde van Leopold II
Kruis van officier in de Leopoldsorde met zwaarden
Kruis van officier in de Kroonorde met zwaarden
Kruis van officier in de Leopold II orde met zwaarden
•
Oorlogskruis – Vuurkruis – enz. Waaronder het
•
“MILITARY CROSS” Engelse medaille die als onderscheiding
wordt sinds 28 december 1914 uitgereikt aan officieren in de
rang van Lt, Kapitein edm., die "...moedig optreden tijdens
operaties tegen de vijand".
OORLOG 1940-45
Bevelhebber van het IIe Bataljon van het 53e Linie
Krijgsgevangen op 23 Mei te Boulogne-sur-Mer
Vijf jaar krijgsgevangenschap tot 12 Juni 1945
•
•
•
•
•
•
•
•
Medaille van krijgsgevangene 1940-45
Herinneringsmedaille 1940-45
Medaille van Militair Strijder 1940-45
Herinneringsmedaille van de Regering van Z.M. Albert I
Herinneringsmedaille Eeuwfeest: Militair Kruis van 1ste Klasse
Medaille van Verdienste (Oorlogsvrijwilliger)
Gouden Medaille van Erkentelijkheid (Oud-Krijgsgevangene)
Medaille van de Veteranen van Koning Leopold III
Na de oorlog
Lid van:
•
•
•
•
Gewestelijk Comité van het Nationaal Werk van Oorlogsinvaliden;
Hogere Commissie van Beroep voor Militaire Pensioenen;
Commissie van Beroep van de Gewapende Weerstand 1940-45.
Ondervoorzitter van het Nationaal Verbond der Oud-Krijgsgevangenen, Sectie
Oostende
Ere-Majoor FARASYN Arthur
Kortemark 09-10-1892
- Oostende 27-10-1971