%0: 6HUYLFH7UDLQLQJ ( 5LMG\QDPLVFKHV\VWHPHQ 0DWHULDDOYRRU GHGHHOQHPHU OPMERKING De informatie in de cursusbrochure is uitsluitend bestemd voor de deelnemers aan deze cursus van BMW Service Training. Zie voor wijzigingen/aanvullingen op de technische gegevens de respectievelijke informatie van de "Technische Dienst". © 2002 BMW AG München, Germany. Nadruk, ook uittrekselgewijs, alleen met schriftelijke toestemming van BMW AG, München VS-42 MFP-HGK-BRK-0500 Inhoud Pagina CD 1 E60 Rijdynamische systemen Dynamische stabiliteitscontrole DSC8 - Systeemoverzicht - Component - Systeemfuncties - Bediening - Aanwijzingen voor de werkplaats DynamicDrive - Systeemoverzicht - Component - Systeemfuncties - Bedrijfstoestanden - Aanwijzingen voor de werkplaats 1 1 2 9 10 20 21 22 23 29 42 46 50 E60 Rijdynamische systemen E60 Rijdynamische systemen Als rijdynamische systemen worden in de E60 de dynamische stabiliteitscontrole DSC8 en DynamicDrive toegepast. Dynamische stabiliteitscontrole DSC8 De dynamische stabiliteitscontrole DSC8 van de firma Bosch wordt voor het eerst in de E60 toegepast. Noviteiten van het systeem De hardware-component van de DSC8 is een nieuw ontwikkeld onderdeel. De elektrische voordrukpomp (eVLP) is vervallen. De DSC-moduul is op de Powertrain-CAN (PT-CAN) en op de nieuwe onderstel-CAN (F-CAN) aangesloten. Bij de speciale uitvoering ACC zijn 2 nieuwe druksensoren in de remleidingen aanwezig. Voordelen van het systeem t.o.v. de DSC5.7 De DSC8 biedt de volgende voordelen t.o.v. de DSC5.7: - 25% kleiner - 30% lichter (700 g besparing bij de moduul, 1,8 kg besparing door het vervallen van de eVLP) - Geheugenplaats van de regeleenheid 768 kB ROM (voorheen 256 kB ROM) - Rekensnelheid van de processor 5 tot 10 ms (voorheen 20 ms) -1- E60 Rijdynamische systemen - Systeemoverzicht Bus-overzicht KT-10920 Afb. 1: Aan het DSC8-systeem deelnemende regeleenheden -2- E60 Rijdynamische systemen Index Verklaring Index Verklaring CAS Car Access System TEL Telefoon SZM Schakelcentrum middenconsole CDC Compact Disc Changer PDC Park Distance Control SGM Veiligheids- en gatewaymoduul DWA Diefstalbeveiligingsinstallatie SBSL Satelliet B-stijl links RLS Regen-/rijlichtsensor TMFA Portiermoduul bestuurder AHM Aanhangermoduul SFZ Satelliet voertuigmidden SMFA Stoelmoduul bestuurder SZL Schakelcentrum stuurkolom LM Lichtmoduul TMBF Portiermoduul voorpassagier IHKA Automatische temperatuurregeling SBSR Satelliet B-stijl rechts SMBF Stoelmoduul voorpassagier ACC Active Cruise Control KBM Carrosserie-basismoduul EKP Elektrische brandstofpomp SH Interieurvoorverwarming DSC Dynamische stabiliteitscontrole CON Controller EGS Elektronische transmissieregeling KOMBI Instrumentenpaneel ARS DynamicDrive CID Central Information Display AFS Actieve besturing SHD Schuif-/kanteldak DME Digitale motorelektronica M-ASK Multi-audiosysteemcontroller DDE Digitale dieselelektronica TOP-HIFI Top-HiFi-versterker -3- E60 Rijdynamische systemen Input/Output KT-10856 Afb. 2: Systeemoverzicht Input/Output -4- E60 Rijdynamische systemen Index Verklaring Index Verklaring 1 DSC-regeleenheid 12 Lichtmoduul 2 Handremschakelaar 13 Car Access System 3 Wieltoerentalsensor 14 Instrumentenpaneel 4 Remblokslijtagesensoren 15 Regeleenheden elektronische transmissieregeling of sequentiële handgeschakelde versnellingsbak 5 Remlichtschakelaar 16 Controller 6 Schakelaar remvloeistofniveau 17 Veiligheids- en gatewaymoduul 7 DSC-toets 18 Digitale motorelektronica 8 Remdruksensoren (alleen bij ACC) PT-CAN Powertrain-CAN 9 DSC-sensor K-CAN Carrosserie-CAN 10 Stuurhoeksensor (SZL) byteflight byteflight 11 Multi-audiosysteemcontroller D-Bus Diagnose-bus -5- E60 Rijdynamische systemen Systeemschema KT-10857 Afb. 3: Systeemschema DSC8 -6- E60 Rijdynamische systemen Index Verklaring Index Verklaring 1 Wieltoerentalsensor linksvoor 14 Handremschakelaar 2 Druksensor VA-remcircuit 15 Car Access System regeleenheid 3 Remlichtschakelaar 16 Digitale motorelektronica 4 Remblokslijtagesensor 17 Veiligheids- en gatewaymoduul 5 Remvloeistof-niveauschakelaar 18 Multi Audio Systeem Controller 6 DSC-sensor 19 Instrumentenpaneel 7 Stuurhoeksensor 20 Wieltoerentalsensor rechtsachter 8 Druksensor AA-remcircuit F-CAN Onderstel-CAN 9 Remblokslijtagesensor PT-CAN Powertrain-CAN 10 Wieltoerentalsensor rechtsachter K-CAN Carrosserie-CAN 11 DSC-toets Kl. 30 Klem 30 12 DSC-regeleenheid Kl. 30g Klem 30g 13 Wieltoerentalsensor rechtsvoor -7- E60 Rijdynamische systemen Hydraulisch schema KT-10936 Afb. 4: Hydraulisch schema DSC -8- E60 Rijdynamische systemen - Component DSC-moduul De DSC-moduul bevindt zich rechts in de motorruimte, tussen het koelvloeistofexpansiereservoir en de koelmoduul. KT-10903 Afb. 5: DSC-moduul Index Verklaring Index Verklaring 1 DSC-regeleenheid 3 Elektromotor/pomp 2 Kleppenhuis 4 Stekkeraansluiting Bij een DSC-regeling wordt de remdruk m.b.v. een elektromotor opgebouwd. Een in het kleppenhuis geïntegreerde druksensor registreert de remdruk die door de bestuurder door het indrukken van het rempedaal wordt opgewekt. -9- E60 Rijdynamische systemen Remdruksensoren Als de auto met ACC is uitgerust, bevindt zich in de linker remleiding van de vooras en in de linker remleiding van de achteras een remdruksensor. De remdruksensor voor het remcircuit van de vooras bevindt zich rechtsvoor op de wielkuip. De remdruksensor voor het achterascircuit bevindt zich linksachter in de motorruimte. - Systeemfuncties DSC berekent aan de hand van sensorsignalen de actuele rijomstandigheden. Als een instabiel rijgedrag wordt herkend, regelt DSC door actieve remingrepen. Bij overstuur wordt bijvoorbeeld door een remingreep op het buitenste voorwiel voor een stabiliserend moment gezorgd, in tegengestelde richting aan het wegdraaiende moment. Bij onderstuur zorgen actieve ingrepen op de binnenste wielen voor een stabiliserend tegenmoment. De stabilisering via DSC geschiedt bij alle rij-omstandigheden, d.w.z. bij vrij rollen, bij accelereren en bij het remmen in het ABS werkingsgebied. - 10 - E60 Rijdynamische systemen Het systeem omvat de volgende functies: - ABS antiblokkeersysteem - ASC automatische stabiliteitscontrole - MSR slipmomentregeling - DSC dynamische stabiliteitscontrole - DBC Dynamic Brake Control (dynamische remregeling) - CBC Cornering Brake Control (remregeling in bochten) - ECD Electronically Controlled Deceleration (elektronisch geregelde vertraging) (alleen bij ACC) - EBV elektronische remkrachtverdeling - FLR rijprestatievermindering - DTC Dynamic Traction Control (dynamische tractieregeling) - BTM remtemperatuurmoduul - RPA bandenpechmelding - BBV remblokslijtage-indicator - 11 - E60 Rijdynamische systemen Antiblokkeersysteem (ABS) Bij het ABS wordt onderscheid gemaakt tussen het volledig ABSsysteem en het ABS-terugvalniveau. Volledig ABS-systeem: - Volledig ABS-systeem als het systeem in orde is: De voertuigregelaar bereikt door het actief verhogen van de remdruk aan de afzonderlijke wielen een stabiliserende werking, waarbij geen rekening wordt gehouden met de bestuurderswens. - De snelheidsreferentievorming wordt, in aanvulling op de informatie van alle wielsnelheden, bovendien door de informatie van het rotatiemoment en de stuurhoek ondersteund. - Vooral bij snelheidsbereiken < 60 km/h kan door een gerichte individuele regeling (voor het wiel met de grootste slip) een verkorting van de remweg bij verschillende wrijvingswaarden worden bereikt. ABS-terugvalniveau: - Bij het uitvallen van het rotatiemoment-, dwarsversnellings- of stuurhoeksignaal of bij een CAN-storing gaat het ABS op het zogenaamde terugvalniveau over. In dit geval wordt de rijsnelheid alleen aan de hand van de wieltoerentalsensoren bepaald. Afwijkingen van het volledig systeem zijn: - Geen ondersteunende actieve ingrepen bij het indrukken van het rempedaal. - In verband met de ontbrekende informatie van de extra sensoren wordt de Select-Low-regeling op de achteras benaderd, om de stabiliteit te vergroten. - Geen ASC-functie. - Geen MSR-functie. - 12 - E60 Rijdynamische systemen Automatische stabiliteitscontrole (ASC) De ASC voorkomt bij alle wegdekoppervlakken het doordraaien van de wielen bij het accelereren. De regeling geschiedt bij een in de regeleenheid opgeslagen drempelwaarde. Naast de ingreep in het motormanagement voor het verminderen van de aandrijving worden remingrepen uitgevoerd. De ASC-functie kan worden uitgeschakeld door de DSC-toets ingedrukt te houden (3 s). Slipmomentregeling (MSR) De MSR-functie voorkomt bij het plotseling loslaten van het gaspedaal of het ongepast terugschakelen dat de achterzijde van de auto uitbreekt, door het compenseren van sterke belastingswisselingen door het kort verhogen van het motorkoppel. De MSR-functie wordt pas vanaf een rijsnelheid van 15 km/h ingeschakeld. Dynamische stabiliteitscontrole (DSC) Aan de hand van de signalen rijsnelheid, stuurhoek en dwarsversnelling bepaalt de regeleenheid het richtrotatiemoment van de auto bij het rijden in bochten. De DSC-sensor levert de werkelijke waarde. In de regeleenheid wordt het berekende rotatiemoment met het daadwerkelijke rotatiemoment vergeleken. Als een afwijking wordt herkend die groter is dan een in de regeleenheid opgeslagen drempelwaarde, treedt de DSC in werking. - 13 - E60 Rijdynamische systemen Afhankelijk van het over- of onderstuur vindt een DSC-regeling plaats. De regeling omvat een ingreep in het motormanagement, om de aandrijfkrachten te verminderen. Er worden remdrukken bij de wielen opgebouwd, die ervoor zorgen dat de auto wordt gestabiliseerd. De DSC-functie kan via de DSC-toets worden uitgeschakeld. Dynamic Brake Control (DBC) De DBC (Dynamische remcontrole) functie is onderverdeeld in 3 subfuncties: - Dynamic Brake Support (DBS) - Maximal Brake Support (MBS) - Fading Brake Support (FBS) Dynamic Brake Support (DBS): DBS (dynamische remondersteuning) helpt de bestuurder bij noodstops. De DBS-functie wordt geactiveerd door een voldoende snelle bediening van het rempedaal (6 bar per 1/1000 s). De door de bestuurder opgewekte remdruk wordt via het hydraulisch systeem zo ver verhoogd, dat op de voor- en achteras de ABS-regeling in werking treedt. Op deze wijze kan de bestuurder bij een geringe pedaalkracht een optimale vertraging bereiken. - 14 - E60 Rijdynamische systemen Maximal Brake Support (MBS): De MBS (maximale remondersteuning) helpt de bestuurder bij het normaal afremmen (niet bij noodstops). Als bij de vooras het ABSregelbereik wordt bereikt, verhoogt MBS de druk op de achteras, totdat ook hier de ABS-regelgrens wordt bereikt. Daardoor wordt ook hier de optimale remvertraging bereikt, omdat de bestuurder het rempedaal in deze situatie normaal gesproken niet meer verder indrukt. Fading Brake Support (FBS): Als de bestuurder in verband met slechte wrijvingswaarden van de remvoeringen, bijv. in verband met een hoge thermische belasting, niet zelf voor een optimale vertraging van de auto kan zorgen, wordt hij door de FBS-functie geholpen. Voorwaarde is een hoge remdruk in combinatie met een geringe vertraging van de auto en een hoge temperatuur van de remschijven. De FBS-functie compenseert het verlies aan remkracht door temperatuurverhoging. Door de verminderde remwerking bij opwarming van de remmen moet door de bestuurder een grotere kracht op het rempedaal worden uitgeoefend. Deze drukverhoging wordt nu door het inschakelen van de hydraulische pomp overgenomen. De temperatuur van de remschijven wordt niet gemeten maar aan de hand van de volgende ingaande waarden berekend: - Wielsnelheid - Afzonderlijke remdrukken naar de wielen - Omgevingstemperatuur - 15 - E60 Rijdynamische systemen Cornering Brake Control (CBC) CBC (bochten remcontrole) is een subfunctie van de DSC. De CBC-functie wordt geactiveerd bij een gemiddelde tot hoge dwarsversnelling. Als de auto dreigt te oversturen terwijl in een bocht wordt geremd, dan wordt door het gedeeltelijk lossen van de binnenste achterwielrem voor een stabiliserende werking gezorgd. Bij het remmen in een bocht wordt de druk in de AA-wielremcilinders individueel geregeld. Hierdoor wordt overstuur van de auto verhinderd. CBC zorgt bij het afremmen in bochten voor een zo goed mogelijke koersstabiliteit door een optimale remkrachtverdeling. De CBC - regelt vóór het ABS of de DSC. - regelt ook als de DSC is uitgeschakeld. - wordt pas bij het uitvallen van het ABS uitgeschakeld. Electronically Controlled Deceleration (ECD) De ECD (elektronisch geregelde vertraging) reageert op signalen van de ACC (actieve snelheidsregeling). Als door de ACC om een vertraging wordt verzocht, dan zorgt de DSC voor het afremmen. Dat geschiedt door middel van een automatische remingreep op de vier schijfremmen, afhankelijk van de rijsnelheid, de afstand en de snelheid van de voorligger met een vertraging van maximaal 3 m/s2. - 16 - E60 Rijdynamische systemen Bij bergafwaarts rijden en een vooraf ingestelde rijsnelheid wordt de rijsnelheid door de ECD door middel van een remingreep continu op de ingestelde waarde gehouden. Door de nieuwe remdruksensoren kunnen de voor- en achteras gelijkmatiger worden afgeremd. Hierdoor is een langere aansturing mogelijk, zonder comfortverlies of het te heet worden van de remmen op een as. Bij het automatisch remmen worden de remlichten overeenkomstig de wettelijke voorschriften aangestuurd. Pas vanaf een vertraging > 1 m/s2 worden door de lichtmoduul (LM) de remlichten ingeschakeld. Daardoor wordt het vaak en kortstondig gaan branden van de remlichten voorkomen. Elektronische remkrachtverdeling (EBV) De elektronische remkrachtverdeling voorkomt het blokkeren van de achteras als het systeem correct werkt (functie achterasbeïnvloeding, HAB) en bij het uitvallen van het ABS (EBV-noodloop). De HAB-functie zorgt ervoor dat bij het afremmen, zowel bij het rechtuit rijden en voldoende vertraging als bij het rijden in bochten, de ABS-regeling voor de achterwielen niet vóór die van de voorwielen in werking treedt. Dit waarborgt een grotere stabiliteit van de auto. De functie EBV-noodloop voorkomt het blokkeren bij het uitvallen van de ABS-werking bij de volgende omstandigheden: - Werkt tot het uitvallen van 2 wieltoerentalsensoren. De volgorde van het uitvallen is willekeurig. - Werkt als de pompmotoraansturing nog in werking is (drukhoudfunctie of correcte drukdaling op de achteras). - Werkt eveneens bij het uitvallen van de voordruksensor. - 17 - E60 Rijdynamische systemen Bij systeemuitvallen of het uitvallen van andere sensoren wordt de bestuurder d.m.v. de rode remcontrolelamp in het instrumentenpaneel gewaarschuwd. Rijprestatievermindering (FLR) De functie FLR beschermt de remmen tegen overbelasting bij misbruik. Als een temperatuur van meer dan 600 ºC wordt geregistreerd, dan wordt het motorvermogen tot een vaste waarde verminderd (afhankelijk van het type auto), om de acceleratie van de auto afhankelijk van de situatie te beperken. Na het overschrijden van een onderste temperatuurgrens (typisch 500 ºC) wordt het verminderde motorkoppel tijdafhankelijk weer trapsgewijs tot de maximale waarde verhoogd. De rijprestatievermindering mag pas vanaf 60 km/h actief zijn. Deze vermindering van het motorkoppel wordt als storing opgeslagen (rijprestatievermindering actief). Als de klant een opmerking maakt over het ontbrekende motorvermogen, dan kan dit door de werkplaats als een overbelasting van de remmen worden uitgelegd. Dynamic Traction Control (DTC) De functie DTC (dynamische tractieregeling) kan via de DSC-toets worden ingeschakeld. De actieve DTC-functie heft de ASC-grenswaarden op voor het verbeteren van de aandrijving tot een snelheid van 70 km/h. In principe wordt de toelaatbare slip verdubbeld, maar er blijft een referentieveld op de achtergrond aanwezig. Deze functie biedt voordelen bij het rijden op slechte wegen en een dikke laag verse sneeuw. De nadruk ligt niet op de veiligheid maar op de tractie. Bij toenemende dwarskrachten, gemeten d.m.v. de sensor rotatiemoment (giersensor), worden de grenswaarden om de stabiliteit te verbeteren weer op de normale waarde teruggezet. Als de DTC-tractiemodus is geactiveerd, verschijnt de aanduiding DTC in het instrumentenpaneel. - 18 - E60 Rijdynamische systemen Remtemperatuurmodel (BTM) De functie BTM bepaalt via een in de DSC-regeleenheid softwarematig geïntegreerd calculatiemodel de temperatuur van alle vier de remschijven, afhankelijk van de volgende gegevens: - Wielsnelheid - Afzonderlijke remdrukken naar de wielen - Omgevingstemperatuur Bij het overschrijden van de kritische remschijftemperatuur (t > 600 ºC) van een wiel worden afhankelijk van de rij-omstandigheden DSCfuncties beperkt: - Blokkeeringrepen worden per wiel individueel op nul gezet. - Symmetrische remkoppels op de betreffende as worden onderdrukt. - Het motorkoppel wordt via een algoritme tijdelijk beperkt voor de rijprestatievermindering. Als de temperatuur tot onder de onderste temperatuurgrens (t < 500 ºC) is gedaald, worden de beperkingen weer opgeheven. Bandenpechmelding (RPA) De werking van de RPA is in de DSC-regeleenheid geïntegreerd. Het systeem vergelijkt aan de hand van de wieltoerentallen de afwijkingen tussen de afrolomtrekken van de wielen. Als hetzelfde spanningsverlies optreedt bij de diagonale wielparen, dan treedt dezelfde wijziging van de wieltoerentallen op en wordt het spanningsverlies niet herkend. - 19 - E60 Rijdynamische systemen Het systeem van de RPA registreert niet het gelijkmatige spanningsverlies van alle 4 de wielen. De klant moet zelf regelmatig de bandenspanning controleren. Remblokslijtage-indicator (BBV) De verwerking van de 2-traps remblokslijtagesensoren is in de DSCregeleenheid geïntegreerd. - Bediening Via de DSC-toets in het schakelcentrum middenconsole (SZM) kunnen de functies van de DTC en DSC worden in- resp. uitgeschakeld. Door de toets één keer kort in te drukken wordt de DTC-functie ingeschakeld. Als de toets lang ingedrukt wordt gehouden (circa 3 s), wordt de DSC-functie uitgeschakeld. De ABS-werking blijft echter actief. In het instrumentenpaneel worden de ingeschakelde DTC-functie en de uitgeschakelde DSC-functie d.m.v. waarschuwings- en controlelampen aangegeven. Als de DSC-toets langer dan 10 s ingedrukt wordt gehouden, is de DSC-functie ingeschakeld en kan deze niet meer worden uitgeschakeld tot het volgende contact AAN. Het betreft een veiligheidsfunctie, die voorkomt dat door een op de middenconsole neergelegd voorwerp, bijv. een handtas, de DSC-toets wordt ingedrukt. - 20 - E60 Rijdynamische systemen - Aanwijzingen voor de werkplaats Informatie voor de werkplaats Een draadbreuk naar de sensor rotatiemoment wordt niet herkend. Na het loskoppelen van de accu moet de stuurhoeksensor weer zijn Offset inleren. De stuurhoek wordt pas door de DSC-regeleenheid ingeleerd als de auto is weggereden. Als de DSC-regeleenheid de offset-stuurhoek niet ontvangt voordat de auto een snelheid van 25 km/h heeft bereikt, gaat de DSC-controlelamp in het instrumentenpaneel branden. Voor auto's met de uitrusting actieve besturing wordt een andere DSCregeleenheid toegepast. De regeleenheden voor auto's met actieve besturing en zonder actieve besturing verschillen door de aansluitweerstanden. Diagnose De diagnose gebeurt via de PT-CAN. Programmering Een flashprogrammering van de regeleenheid via PT-CAN is mogelijk. Codering De regeleenheid van de DSC herkent automatisch of de betreffende auto met ACC, DynamicDrive of actieve besturing is uitgerust. De RPA-functie moet worden gecodeerd. - 21 - E60 Rijdynamische systemen DynamicDrive DynamicDrive in de E60 komt overeen met DynamicDrive van de E65. De werking van DynamicDrive in de E60 is identiek aan de werking van DynamicDrive in de E65. Nadeel van een passieve stabilisatorstang is het feit dat bij het rechtuit rijden en eenzijdig inveren de basisvering stugger wordt. Hierdoor neemt het comfort af. Gieren (om de verticale as draaien) Slingeren Rollen Kantelen Dwarsas Lengte-as Knikken Verticale as Afb. 6: Rol-, gier- en knikas DynamicDrive beschikt over twee actieve stabilisatorstangen, die de kantelneiging en het rijgedrag positief beïnvloeden. Basis van DynamicDrive zijn gedeelde stabilisatorstangen op de assen. De helften van de stabilisatorstangen zijn d.m.v. een hydraulische zwenkmotor met elkaar verbonden. De ene stabilisatorstanghelft is met de as van de zwenkmotor verbonden, de andere met het huis van de zwenkmotor. Bij het rechtuit rijden wordt het veercomfort door dit systeem verbeterd, omdat de stabilisatorstanghelften zijn ontkoppeld en daardoor bij eenzijdig inveren de basisvering niet extra stugger maken. - 22 - E60 Rijdynamische systemen - Systeemoverzicht Mechanisch gedeelte KT-11361 Afb. 7: DynamicDrive overzicht mechanisch Index Verklaring Index Verklaring 1 Hydraulisch vloeistofreservoir 6 Regeleenheid 2 Tandempomp 7 Sensor dwarsversnelling 3 Radiateur hydraulische vloeistof 8 Hydraulische leidingen 4 Zwenkmotor, voor 9 Zwenkmotor, achter 5 Kleppenhuis - 23 - E60 Rijdynamische systemen Bus-overzicht KT-10921 Afb. 8: Aan DynamicDrive deelnemende regeleenheden - 24 - E60 Rijdynamische systemen Index Verklaring Index Verklaring CAS Car Access System TEL Telefoon SZM Schakelcentrum middenconsole CDC Compact Disc Changer PDC Park Distance Control SGM Veiligheids- en gatewaymoduul DWA Diefstalbeveiligingsinstallatie SBSL Satelliet B-stijl links RLS Regen-/rijlichtsensor TMFA Portiermoduul bestuurder AHM Aanhangermoduul SFZ Satelliet voertuigmidden SMFA Stoelmoduul bestuurder SZL Schakelcentrum stuurkolom LM Lichtmoduul TMBF Portiermoduul voorpassagier IHKA Automatische temperatuurregeling SBSR Satelliet B-stijl rechts SMBF Stoelmoduul voorpassagier ACC Active Cruise Control KBM Carrosserie-basismoduul EKP Elektrische brandstofpomp SH Interieurvoorverwarming EGS Elektronische transmissieregeling CON Controller ARS DynamicDrive KOMBI Instrumentenpaneel AFS Actieve besturing CID Central Information Display DSC Dynamische stabiliteitscontrole SHD Schuif-/kanteldak DME Digitale motorelektronica M-ASK Multi-audiosysteemcontroller DDE Digitale dieselelektronica TOP-HIFI Top-HiFi-versterker - 25 - E60 Rijdynamische systemen Input/Output KT-10873 Afb. 9: Systeemoverzicht DynamicDrive - 26 - E60 Rijdynamische systemen Index Verklaring Index Verklaring 1 Regeleenheid DynamicDrive 9 Digitale motorelektronica 2 Zekering-/relaiskast, voor, spanningsvoorziening 10 Veiligheids- en gatewaymoduul 3 Hydroreservoir, vloeistofniveau 11 Instrumentenpaneel 4 Sensor dwarsversnelling byteflight byteflight 5 DSC-moduul PT-CAN Powertrain-CAN 6 Regeleenheid Car Access System K-CAN Carrosserie-CAN 7 Stuurhoeksensor F-CAN Onderstel-CAN 8 Kleppenhuis DynamicDrive - 27 - E60 Rijdynamische systemen Systeemschema KT-10962 Afb. 10: Systeemschema - 28 - E60 Rijdynamische systemen Index Verklaring Index Verklaring 1 Sensor dwarsversnelling 7 Veiligheids- en gatewaymoduul 2 Regeleenheid DynamicDrive 8 Regeleenheid Car Access System 3 Kleppenhuis DynamicDrive 9 Vloeistofpeilsensor 4 Regeleenheid DSC F-CAN Onderstel-CAN 5 Digitale motorelektronica PT-CAN Powertrain-CAN 6 Instrumentenpaneel K-CAN Carrosserie-CAN - Component Sensor dwarsversnelling De sensor dwarsversnelling levert het hoofdsensorsignaal. Hij meet bij het rijden in een bocht de dwarsversnelling van de auto tot een meetbereik van ± 1,1 g. Hij is onder de rechter voorstoel op de bodemplaat gemonteerd. KT-6483 KT-6258 Afb. 11: Sensor dwarsversnelling; Afb. 12: Sensor dwarsversnelling, naturelkleur stekker, afzonderreferentielijn lijke stekkercodering - 29 - E60 Rijdynamische systemen Vloeistofpeilsensor De vloeistofpeilsensor registreert het peil in het vloeistofreservoir. De vloeistofpeilsensor is op het vloeistofreservoir gemonteerd. Bij de vloeistofpeilsensor kunnen geen kortsluiting/onderbreking worden herkend. Een draadbreuk wordt als vloeistofverlies geïnterpreteerd. Regeleenheid DynamicDrive De DynamicDrive-regeleenheid bevindt zich rechts in het interieur, bij de A-stijl. De regeleenheid wordt via klem 30 van spanning voorzien en is via een 10 A zekering beveiligd. Bij de systeemstart wordt eerst een voertuigidentificatie uitgevoerd. Daarbij wordt het chassisnummer van de CAS vergeleken met het chassisnummer dat in de DynamicDrive-regeleenheid is geprogrammeerd. Vervolgens worden de hard- en software van de regeleenheid gecontroleerd. Alle uitgangen (magneetspoelen van de kleppen) worden aan een omvangrijke controle op kortsluiting en onderbreking onderworpen. Bij een storing schakelt het systeem de actuatoren in een veilige bedrijfstoestand. Bij een te lage spanning/te hoge spanning schakelt de regeleenheid zichzelf uit. De regeleenheid leert de offset voor de stuurhoek en de dwarsversnelling bij de ingebruikneming en tijdens het rijden. - 30 - E60 Rijdynamische systemen Actieve stabilisatorstang De actieve stabilisatorstang bestaat uit de zwenkmotor en de op de zwenkmotor gemonteerde stabilisatorstanghelften met daarom geperste wentellagers voor de bevestiging op de asdrager. Door de toepassing van wentellagers zijn een beter aanspreekgedrag en geringere regelkrachten mogelijk en wordt het comfort verbeterd. De zwenkmotoras en het zwenkmotorhuis zijn elk met een stabilisatorstanghelft verbonden. KT-10909 Afb. 13: Zwenkmotor Index Verklaring Index Verklaring 1 Zwenkmotoras 2 Zwenkmotorhuis - 31 - E60 Rijdynamische systemen Op de zwenkmotor van de voorste stabilisatorstang bevinden zich 2 drukontlastkleppen. KT-10911 Afb. 14: Drukontlastkleppen op draaimotor Index Verklaring Index Verklaring 1 Zwenkmotor 3 Pneumatische leidingen 2 Drukontlastkleppen - 32 - E60 Rijdynamische systemen Op de drukontlastkleppen zijn pneumatische leidingen aangesloten. De pneumatische leidingen eindigen in een filterelement (conventioneel brandstoffilter). Het filterelement bevindt zich in de diagonale stang in de wielkuip. KT-10913 Afb. 15: Filterelement in motorruimte Index Verklaring 1 Filterelement Het filterelement is in verband met de inbouwsituatie van de diverse motoren op verschillende plaatsen in de motorruimte aangebracht. Op de zwenkmotor van de achteras-stabilisatorstang bevinden zich op de plaats van de drukontlastkleppen afsluitpluggen. - 33 - E60 Rijdynamische systemen Functie van de drukontlastkleppen Bij het rijden op slechte wegen ontstaan door de bewegingen van de stabilisatorstangen kortstondig vacuüms (cavitatie) in de zwenkmotoren, die klapperende geluiden zou kunnen veroorzaken. Om deze geluiden te voorkomen zijn drukontlastkleppen in de voorste zwenkmotor ingebouwd. De drukontlastkleppen laten via de hierop aangesloten pneumatische leidingen gefilterde lucht in de zwenkmotor stromen. Hierdoor wordt cavitatie voorkomen. Deze geringe luchthoeveelheid wordt door de hydraulische vloeistof (Pentosin) opgenomen en vormt een emulsie, die bij de volgende aansturing van de zwenkmotor wordt afgevoerd. De lucht wordt in het reservoir afgescheiden. Omdat bij de achteras geen geluiden kunnen worden waargenomen, is afgezien van drukontlastkleppen op de achterste zwenkmotor. Werkingsprincipe van de zwenkmotoren De zwenkmotor heeft drie taken: - Hij zorgt voor het moment in de stabilisatorstanghelften. - Hij ontkoppelt de stabilisatorstanghelften. - Bij een systeemuitval (failsafe-toestand) zorgt de voorasstabilisatorstang m.b.v. de ingesloten vloeistof (hydraulische klemming) van de zwenkmotor voor voldoende demping. De voorasstabilisatorstang werkt dan zoals een conventionele stabilisatorstang. Uitzondering: Als de kamers van de zwenkmotor door lekkage geen vloeistof meer bevatten, kan de voorasstabilisatorstang geen demping meer opbouwen. - 34 - E60 Rijdynamische systemen FL FH MS MS FH FL KT-6445 KT-6269 Afb. 17: Doorsnede zwenkmotor Afb. 16: Zwenkmotor, opwekken van moment MS Omdat de ene stabilisatorstanghelft met de as en de andere met het huis is verbonden, worden de beide helften t.o.v. elkaar verdraaid. De carrosserie wordt aan de bochtbuitenzijde omhooggedrukt en aan de bochtbinnenzijde omlaaggetrokken. Het maximum opbouwmoment bij de voor- en de achteras treedt bij hoge dwarsversnellingen op. De systeemdruk bedraagt dan 180 bar bij de vooras en 170 bar bij de achteras. - 35 - E60 Rijdynamische systemen Stabilisatorstang vooras De stabilisatorstang is op de voorasdrager bevestigd. De drukstangen zijn op de "zwanenhalzen" van de fusees bevestigd. KT-10905 Afb. 18: DynamicDrive stabilisatorstang op de vooras Index Verklaring Index Verklaring 1 Pendelsteunbevestiging op fusee 4 Zwenkmotor 2 Stabilisatorsteun 5 Drukstangen 3 Stabilisatorstang - 36 - E60 Rijdynamische systemen Stabilisatorstang achteras De stabilisatorstang is achter de achterasdrager bevestigd. De drukstangen zijn op de draagarmen van de achteras bevestigd. KT-11346 Afb. 19: DynamicDrive stabilisatorstang op de achteras Index Verklaring Index Verklaring 1 Hydraulische leidingen van kleppenhuis 4 Zwenkmotor 2 Drukstangen 5 Hydraulische leidingen 3 Stabilisatorstang - 37 - E60 Rijdynamische systemen Kleppenhuis Het kleppenhuis bevindt zich op de wagenbodem, achter de afdekplaat van de wielkuip rechtsvoor. KT-10907 Afb. 20: Kleppenhuis Index Verklaring 1 Druksensor achteras 2 Overdrukventiel achteras 3 Overdrukventiel vooras 4 Leiding 1 zwenkmotor vooras 5 Druksensor vooras 6 Leiding 2 zwenkmotor vooras 7 Failsafe-klep 8 Richtingsklep 9 Leiding 1 zwenkmotor achteras 10 Hydraulisch vloeistofreservoir 11 Leiding 2 zwenkmotor achteras 12 Schakelstandsensor 13 Tandempomp - 38 - E60 Rijdynamische systemen Drukregelklep De vooras en de achteras hebben elk een drukregelklep. Beide drukregelkleppen zorgen voor de stuurdruk voor de vooras- en achterasstabilisatoren. Richtingsklep De richtingsklep wordt elektrisch aangestuurd. Hij bepaalt de richting voor de vloeistof onder hoge druk (actieve druk) en de vloeistof onder reservoirdruk voor rechter- of linkerbochten. Failsafe-klep De failsafe-klep (veiligheidsklep) wordt elektrisch aangestuurd. De failsafe-klep reageert bij het uitvallen van de spanningsvoorziening of als een storing in het systeem wordt herkend. De failsafe-klep sluit in stroomloze toestand de zwenkmotor van de vooras af. Hierdoor gedraagt de actieve stabilisatorstang zich als een conventionele mechanische stabilisatorstang en zorgt hij voor onderstuur. Schakelstandsensor De sensor heeft tot taak om de stand van de richtingskleppen te herkennen. 2 standen kunnen worden herkend: - Linker aansturing - Rechter aansturing - 39 - E60 Rijdynamische systemen Druksensoren op de vooras/achteras De druksensoren hebben tot taak om de hydraulische druk van de stabilisatorstangen op de vooras en de achteras vast te stellen. De sensoren zijn op het kleppenhuis gemonteerd. De referentiewaarden van de druksensoren worden door de regeleenheid eenmalig bij ingebruikneming ingeleerd. KT-6259 Afb. 21: Druksensor, referentielijn Tandempomp De door de motor via een poly-V-riem aangedreven tandempomp bestaat uit een radiaalplunjerpomp voor DynamicDrive en een schottenpomp voor de stuurbekrachtiging. Het pomptoerental bij stationair draaien bedraagt circa 750/min. De minimum vloeistofopbrengst van de pomp bedraagt 4,5 l/min bij circa 5 bar en 3,3 l/min bij 200 bar. Daarmee is ook bij stationair draaien een voldoende systeemwerking gewaarborgd. Vanaf een pomptoerental van circa 1165/min wordt de maximum vloeistofopbrengst op 7 l/min begrensd. DynamicDrive en stuurbekrachtiging maken gebruik van hetzelfde vloeistofreservoir en dezelfde vloeistofkoeler. - 40 - E60 Rijdynamische systemen Vloeistofreservoir Het vloeistofreservoir is bij alle auto's, met of zonder DynamicDrive, identiek. In het reservoir bevindt zich een vloeistoffilter. Bovendien is een vloeistofpeilsensor voor de minimale hoeveelheid aanwezig. Koeler Door de koeler wordt op de langere duur een vloeistoftemperatuur van < 120 ºC en kortstondig < 135 ºC in alle hydromechanische componenten en onder alle omstandigheden gewaarborgd. - 41 - E60 Rijdynamische systemen - Systeemfuncties Bij het rijden in een bocht werkt op de auto een dwarsversnelling aq, die het zwaartepunt SP van de carrosserie beïnvloedt. De carrosserie kantelt om de rolas RA, die door de constructie van de voor- en achteras is bepaald. Er ontstaat een rolhoek ϕ (max. 5º). Deze zorgt bij de wielkuip voor een hoogteverandering van maximaal ± 10 cm. KT-11348 Afb. 22: Rolgedrag van auto's zonder en met DynamicDrive Index Verklaring Index Verklaring A Auto zonder DynamicDrive Ma Opbouwmoment B Auto met DynamicDrive SP Zwaartepunt M Rolmoment RA Rolas aq Dwarsversnelling Fq Dwarskracht ϕ Rolhoek h Hoogte momentarm zwaartepunt Bij een auto met DynamicDrive kan het rolmoment M tot een dwarsversnelling aq van circa 3 m/s2 (0,3 g) alleen door de actieve stabilisatorstangen worden gecompenseerd. Opmerking: De door het rolmoment M veroorzaakte bandinvering wordt niet gecompenseerd. - 42 - E60 Rijdynamische systemen Rolhoekgrafiek: Passief Passief Dynamic Drive Dynamic Drive KT-6186 KT-6187 Afb. 23: Auto niet beladen Afb. 24: Auto beladen Bij een onbeladen auto met bestuurder wordt het weergegeven verloop van de rolhoek bereikt. Bij een maximaal beladen auto werkt door het grotere carrosseriegewicht ook een grotere dwarskracht op de auto. Afhankelijk van de plaatsing van de belading (in de auto of op het dak) wordt tevens de momentarm h gewijzigd. De auto zal in dit geval een iets grotere rolhoek dan in de grafiek is weergegeven opbouwen. Bij een maximaal beladen passieve auto wordt dan echter ook een hogere rolhoek opgebouwd. De verdeling van de actieve opbouwmomenten tussen de voor- en achteras is afhankelijk van de rijsnelheid. Beïnvloeding van de koersstabiliteit De koersstabiliteit kan door de verdeling van de stabiliseringsmomenten op de assen sterk worden beïnvloed. Hoe groter het stabiliserende moment op een as is, des te minder dwarskrachten deze as kan overbrengen. Hierna zijn twee gevallen met verschillende verdelingen van de stabiliseringsmomenten op de assen beschreven: - 43 - E60 Rijdynamische systemen 1. Gelijk stabiliseringsmoment op de beide assen Het rijgedrag is "NEUTRAAL". De voorwielen kunnen ongeveer evenveel dwarskrachten op de weg overbrengen als de achterwielen zonder aandrijfkoppel. De auto heeft een neutraal rijgedrag. Een neutraal afgestemde auto vertoont een zeer wendbaar rijgedrag, de besturing reageert zeer direct. De bestuurder ervaart een grote koersstabiliteit. Bij lage snelheden kan ook een ongeoefende bestuurder een neutraal afgestemde auto zeer goed beheersen. 2. Groter stabiliseringsmoment op de vooras Het rijgedrag is "ONDERSTUURD". De wielen van de vooras kunnen minder dwarskrachten op de weg overbrengen dan de wielen van de achteras. De auto heeft een onderstuurd rijgedrag. Om de gewenste koers te kunnen volgen is een grotere stuurwielhoek nodig. Een onderstuurde auto kan in de regel ook door een ongeoefende bestuurder bij hogere snelheden en hogere bochtsnelheden zeer goed worden beheerst. Door dit als zeer veilig ervaren rijgedrag neemt echter de wendbaarheid van de auto af. DynamicDrive stelt de stabiliseringsmomenten van de voor- en achteras zo in, dat er een verschillend rijgedrag bij lage resp. hoge snelheid wordt verkregen. - 44 - E60 Rijdynamische systemen De passieve auto is onafhankelijk van het snelheidsbereik iets onderstuurd afgesteld. DynamicDrive is bij lage snelheden neutraal afgestemd. Om dezelfde bocht te kunnen maken hoeft de bestuurder minder in te draaien. Dit zorgt voor een optimale bestuurbaarheid en wendbaarheid. Bij hogere snelheden gedragen beide auto's zich m.b.t. de benodigde stuurhoek bij dezelfde bocht bijna identiek. Het hydromechanische concept is zodanig ontworpen, dat bij de achteras onder geen enkele omstandigheid een groter actief stabiliseringsmoment optreedt dan bij de vooras. Daarmee is mechanisch/ hydraulisch gewaarborgd, dat bij een auto met DynamicDrive geen overstuur en daardoor voor normale klanten een gevaarlijk rijgedrag kan ontstaan. Vergelijking conventionele stabilisatorstang / actieve stabilisatorstang Actieve stabilisatorstangen geven minder comfortverminderende krachten door aan de carrosserie dan een passieve stabilisatorstangen. Daarbij is het van belang met welke frequentie de krachten optreden. Straatimpulsen Stabilisatorgedrag Met circa 1 Hz (opbouwfrequentie) Bij kleine oneffenheden kan de actieve stabilisatorstang gemakkelijker worden verdraaid dan een conventionele stabilisator. De op de carrosserie werkende krachten zijn kleiner, de auto rijdt comfortabeler, de carrosserie beweegt minder Vanaf 8 Hz (eigenfrequentie van wiel) Beide stabilisatorstangen gedragen zich gelijk. Bij de actieve stabilisatorstang omdat de vloeistof zich niet zo snel laat verdringen. - 45 - E60 Rijdynamische systemen - Bedrijfstoestanden KT-11349 Afb. 25: Hydraulisch schema normale functie, failsafe-klep bekrachtigd - 46 - E60 Rijdynamische systemen Index Verklaring Index Verklaring SMV Zwenkmotor, voor RV Richtingsklep SMH Zwenkmotor, achter DSH Druksensor achteras V1 Hydraulisch circuit vooras 1 DSV Druksensor vooras V2 Hydraulisch circuit vooras 2 PVV Drukventiel vooras H1 Hydraulisch circuit achteras 1 PVH Drukventiel achteras H2 Hydraulisch circuit achteras 2 P Tandempomp FS Failsafe-klep T Vloeistofreservoir SSE Schakelstandsensor - 47 - E60 Rijdynamische systemen KT-11347 Afb. 26: Hydraulisch schema failsafe-functie of ruststand - 48 - E60 Rijdynamische systemen Index Verklaring Index Verklaring SMV Zwenkmotor, voor RV Richtingsklep SMH Zwenkmotor, achter DSH Druksensor achteras V1 Hydraulisch circuit vooras 1 DSV Druksensor vooras V2 Hydraulisch circuit vooras 2 PVV Drukventiel vooras H1 Hydraulisch circuit achteras 1 PVH Drukventiel achteras H2 Hydraulisch circuit achteras 2 P Tandempomp FS Failsafe-klep T Vloeistofreservoir SSE Schakelstandsensor - 49 - E60 Rijdynamische systemen - Aanwijzingen voor de werkplaats Informatie voor de werkplaats Bij een uitval van DynamicDrive kan de DSC niet meer worden uitgeschakeld of, als het reeds uitgeschakeld was, wordt het automatisch weer ingeschakeld. De aansluitingen van alle hydraulische componenten kunnen vanwege de verschillende afmetingen en lengten niet worden verwisseld. Als storende geluiden naar het interieur worden overgebracht, is dit meestal het gevolg van een onjuiste bevestiging van aggregaten en leidingen. De leidingen mogen niet strak staan, maar moeten zonder speling en zonder tordering in de steunen zijn bevestigd. Ze zijn door de bodembekleding afgedekt. Begrenzing van de stuuruitslaghoek Na werkzaamheden aan de stuurinrichting moet een begrenzing van de stuuruitslaghoek met de regeleenheid schakelcentrum stuurkolom (SZL) worden uitgevoerd! Het DynamicDrive-systeem is op een exacte nulijking van de stuurhoek aangewezen! De maximale tolerantie voor een afwijking bedraagt ± 1º. Het uitvoeren van een exacte wieluitlijning en afstelling is een voorwaarde! De begrenzing van de stuuruitslaghoek moet altijd op de KDS en overeenkomstig de BMW gegevens worden uitgevoerd! Het flashen van de DynamicDrive-regeleenheid of de SZL leidt tot het verlies van de nulpositie! Een begrenzing van de stuuruitslaghoek is noodzakelijk! - 50 - E60 Rijdynamische systemen Ingebruikneming DynamicDrive De procedure voor de ingebruikneming moet altijd na het openen van het systeem of het vervangen van een onderdeel worden uitgevoerd. Dat geldt ook voor het vervangen van de sensor dwarsversnelling. Voordat een compensatie van de referentiewaarde van de sensor dwarsversnelling en de beide druksensoren wordt uitgevoerd, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: - De auto moet horizontaal op alle 4 wielen staan - De auto moet onbeladen zijn - De motor moet stationair draaien - Rusttoestand (portieren gesloten, in de auto mogen geen personen aanwezig zijn) Bij de ingebruikneming (zowel in de fabriek als in de werkplaats) mogen zich geen personen binnen het bereik van de beweegbare onderstelonderdelen bevinden. Daarnaast moet zijn gewaarborgd dat de randvoorwaarden voor de ingebruikneming (temperatuurbereik, constant motortoerental enz.) worden aangehouden. De grondspeling mag niet worden beperkt en de portieren moeten zijn gesloten. De armen van de hefbrug mogen zich niet meer onder de auto bevinden. De procedure voor de ingebruikneming is onderverdeeld in 5 fasen, die na elkaar automatisch worden uitgevoerd: - 51 - E60 Rijdynamische systemen I: test richtingsklep (van 3 tot 3,4 s) Eerst wordt de richtingsklep getest, door de signalen van de schakelstandsensor te verwerken. II: lagedruktest (van 3,4 tot 4,3 s) Tijdens deze fase zijn de failsafe- en de richtingsklep onbekrachtigd. Dan worden de controles met onbekrachtigde en bekrachtigde drukregelkleppen aan de voor- en achteras uitgevoerd. Daarbij maakt de carrosserie kantelbewegingen. De auto moet aan de zijkanten vrij zijn. III: hogedruktest vooras (van 4,3 tot 9,9 s) De zwenkmotor van de vooras wordt voorzien van een druk van 180 bar. Lucht in het systeem, inwendige lekkages of een geblokkeerde zwenkmotor worden herkend. IV: hogedruktest achteras (van 9,9 tot 15 s) De zwenkmotor van de achteras wordt voorzien van een druk van 170 bar. Lucht in het systeem, inwendige lekkages of een geblokkeerde zwenkmotor worden herkend. V: test drukregelkleppen De referentielijnen van de vooras- en achteraskleppen worden (van 15 tot 25 s) gecontroleerd. (Vergelijking gewenste/werkelijke waarde.) Defecte drukregelkleppen worden herkend. Ontluchting DynamicDrive Als het DynamicDrive-systeem hydraulisch is geopend, dan moet m.b.v. de diagnosetester een ontluchtprocedure worden uitgevoerd. Het ontluchten wordt uitsluitend via de ingebruiknemingsroutine van de diagnosetester uitgevoerd, niet op de drukontlastkleppen of de afsluitpluggen van de zwenkmotoren! Als bij de test telkens lucht in het systeem wordt herkend, moet zo nodig een korte rit worden gemaakt. Na de korte rit moet vervolgens de ingebruiknemingsroutine worden herhaald. Bij een extreme lekkage of een vermoedelijke deelfunctie van de drukontlastkleppen (dit is merkbaar aan klapperende geluiden vanuit de voorzijde van de auto) moeten de drukontlastkleppen met de pneumatische leidingen door nieuwe onderdelen worden vervangen. - 52 - E60 Rijdynamische systemen Diagnose De volgende storingen van de onderdelen kunnen worden herkend: Onderdeel Storingsoort Storingsherkenning via: Regeleenheid Stroomloos of defect Instrumentenpaneel over vervallen van de Alive-Counter, chassisnummer bij autorisering niet herkend, Watchdog Pomp Geen druk Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde drukken Richtingsklep Hangt vast in positie "bekrachtigd" (veerbreuk, spaander) Sensor richtingsklep Blijft hangen in positie "stroomloos" (draadbreuk) Sensor richtingsklep en stroomcontrole Open (stroomloos, p = pHA) Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde druk vooras stroommeting Gesloten (mechanisch defect) (pVA = pmax) Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde druk vooras Open (stroomloos, p = 0) Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde druk achteras en stroommeting Gesloten (mechanisch defect) (pHA en pVA = pmax) Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde druk achteras Blijft hangen in geopende positie Predrive-Check Blijft hangen in gesloten toestand (leiding) Stroommeting Lekkage (geen moment) Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde druk Geblokkeerd Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde druk CAN-bus Ontbreekt compleet (draad los) CAN - Timeout Stuurhoek, Onwaarschijnlijk of ontbreekt Aannemelijkheidscontrole en storingsherkenning CAN bussignalen Drukregelventiel VA Drukregelventiel AA Failsafe-klep Actuator Voor-/achteras vFzg, aq, Ψ• - 53 - E60 Rijdynamische systemen Onderdeel Storingsoort Storingsherkenning via: Sensor aq Ontbreekt compleet (draad los) Spanningscontrole Verkeerd signaal Aannemelijkheid via CAN-signalen controleren Vloeistofpeilsensor Geen signaal (draad) Druksensor vooras Geen signaal (draad) Spanningscontrole Verkeerd signaal Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde druk vooras Druksensor achteras Geen signaal (draad) Spanningscontrole Verkeerd signaal Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde druk achteras Sensor richtingsklep Geen signaal Spanningscontrole Verkeerd signaal Vergelijking werkelijke waarde/richtwaarde richtingsklep en schakelstandsensor Systeemuitschakeling (Failsafe-toestand) Afhankelijk van de storing vertoont het systeem een van de volgende reacties. De volgende storingen leiden tot een uitschakeling van het systeem, d.w.z. alle eindtrappen zijn stroomloos: - Defect in voorasstabilisatorstang - Defect van druksensor vooras - Defect in drukopbouw (pomp, overdrukventiel op de vooras) - Storing in regeleenheid - Chassisnummer wordt via het CAS niet verstuurd / ontbreekt / onjuist - Richtingsklep onjuiste stand, defecte schakelstandsensor - Ontbrekend PT-CAN-signaal - 54 - E60 Rijdynamische systemen De stroomloze failsafe-klep blokkeert de kamers van de actieve stabilisatorstang op de vooras. Alleen d.m.v. interne lekkage van de zwenkmotor en het kleppenhuis vindt een vloeistofcompensatie plaats. De terugslagkleppen in het kleppenhuis maken het mogelijk dat nog vloeistof wordt aangezogen, zodat geen cavitatie in de zwenkmotor op de vooras optreedt. De kamers van de zwenkmotor op de achteras mogen niet worden gesperd. Het rijgedrag komt nagenoeg overeen met dat van een conventionele auto. De overgang naar de Failsafe-toestand is ook bij extreme manoeuvres beheersbaar. Waarschuwing Handelwijze Stabiliteit in bochten! In bochten langzaam rijden Koersstabiliteitssysteem werkt niet. Koersstabiliteit beperkt. Geen hoge bochtensnelheden. Verderrijden mogelijk, direct contact opnemen met BMW dealer KT-6182 Bij vloeistofverlies in het hydraulisch systeem van DynamicDrive of in het circuit van de stuurinrichting treedt de vloeistofpeilsensor in het vloeistofreservoir in werking. De bestuurder wordt geïnformeerd, zodat een beschadiging van de tandempomp wordt voorkomen als wordt verdergereden. Waarschuwing Handelwijze Vloeistofverlies! Voorzichtig stoppen, motor uit Vloeistofverlies in onderstel- en besturingssysteem. Verder rijden niet mogelijk, zo snel mogelijk contact opnemen met BMW dealer KT-6182 - 55 - E60 Rijdynamische systemen Beperkt regelcomfort Aan de hand van de CAN-signalen rijsnelheid en hoekverdraaiing van het stuurwiel wordt een dwarsversnelling berekend. Dit signaal is sneller dan de daadwerkelijke dwarsversnelling en compenseert het tijdverlies van de hydromechanica. Bij een storing van deze beide signalen reageert het systeem met een vertraagde rolcompensatie. Dit valt alleen op bij extreem snel sturen, bij normaal rijden in een bocht valt het bijna niet op. Bij een defecte sensor dwarsversnelling wordt de dwarsversnelling uitsluitend aan de hand van de CAN-signalen berekend. Voor de klant is geen functiebeperking bespeurbaar. Bij een storing in het achterascircuit, d.w.z. een stabilisering alleen op de vooras, merkt de klant dat de auto grotere rolbewegingen maakt. De wendbaarheid bij rijsnelheden < 120 km/h neemt af. Het systeem reageert op dezelfde wijze als bij de Predrive-Check de storing "Failsafe-klep blijft hangen in geopende stand" wordt herkend. Bij een elektrisch defect van de druksensor achteras kunnen geringe storingen in de rolhoekcompensatie optreden. Veiligheidshalve wordt iets meer stabiliseringsmoment naar de vooras gevoerd dan normaal. Dit kan door de bestuurder worden waargenomen. Waarschuwing Handelwijze Stabiliteit in bochten enigszins beperkt Onderstelstabilisering in bochten enigszins beperkt. Doorrijden is mogelijk, bij eerstvolgende gelegenheid contact opnemen met BMW dealer - 56 - E60 Rijdynamische systemen Beperkte systeemcontrole DynamicDrive ontvangt via PT-CAN de volgende sensorsignalen van DSC en SZL: - Dwarsversnelling - Rotatiehoeksnelheid - Rijsnelheid - Stuurhoek Aan de hand van deze signalen wordt de sensor dwarsversnelling gecontroleerd. Bij het uitvallen van het motortoerentalsignaal (DME) is het regelcomfort beperkt. Bij een storing in de CAN-signalen dwarsversnelling en rotatiehoeksnelheid mist het systeem twee redundante signalen. Omdat deze uitsluitend voor de controle van de andere signalen dienen, blijft het volledige regelcomfort van de DynamicDrive-functie behouden. Hoewel geen beperking van de DynamicDrive-functie aanwezig is, krijgt de bestuurder de melding "Fahrwerkregelung Komfort eingeschränkt" (onderstelregeling comfort beperkt). Hij wordt verzocht om bij de eerstvolgende gelegenheid naar de dealer te gaan. Waarschuwing Handelwijze Stabiliteit in bochten enigszins beperkt Onderstelstabilisering in bochten enigszins beperkt. Doorrijden is mogelijk, bij eerstvolgende gelegenheid contact opnemen met BMW dealer - 57 - E60 Rijdynamische systemen Een "dynamische" bestuurder zal het wegvallen van het stuurhoeksignaal opmerken. De waarschuwingen moeten door de bestuurder worden bevestigd. Pas na de bevestiging dooft de waarschuwing. Na het verhelpen van de storingsoorzaak kan de regeleenheid weer volledig zijn werk doen. Afhankelijk van hoe snel een storing wordt herkend, zijn er twee terugstelvoorwaarden: - Met "contact uit" worden alle storingen teruggezet die niet meer aanwezig zijn. Hiertoe moet worden gewacht tot de Sleep-Modus is bereikt, voordat "contact aan" weer wordt geschakeld. - Sporadisch optredende storingen, die meestal door communicatiestoringen via de CAN-bus worden veroorzaakt, worden dan automatisch tijdens het rechtuit rijden of bij stilstaande auto teruggezet als ze slechts kort en zelden zijn opgetreden. In dit geval is het inschakelen voor de klant tijdens het rijden of bij stilstaande auto niet merkbaar. - In het storingsgeheugen zijn de bijbehorende storingen met belangrijke extra informatie opgeslagen. De extra informatie omvat de kilometerstand waarbij de storing is opgetreden, of de storing nog steeds aanwezig is en hoe vaak de storing is opgetreden. Hiermee kan in het kader van een werkplaatsbezoek een gericht onderzoek naar de op dat moment aanwezige storingen worden uitgevoerd, maar ook naar een sporadisch optredende storing worden gezocht. - 58 - E60 Rijdynamische systemen Programmering De DynamicDrive regeleenheid wordt geprogrammeerd. Codering De DynamicDrive regeleenheid wordt gecodeerd. - 59 -
© Copyright 2024 ExpyDoc