Rijdynamische systemen

%0:
6HUYLFH7UDLQLQJ
( 5LMG\QDPLVFKHV\VWHPHQ
0DWHULDDOYRRU GHGHHOQHPHU
OPMERKING
De informatie in de cursusbrochure is uitsluitend bestemd voor de
deelnemers aan deze cursus van BMW Service Training.
Zie voor wijzigingen/aanvullingen op de technische gegevens de
respectievelijke informatie van de "Technische Dienst".
© 2002 BMW AG
München, Germany. Nadruk, ook uittrekselgewijs,
alleen met schriftelijke toestemming van BMW AG, München
VS-42 MFP-HGK-BRK-0500
Inhoud
Pagina
CD 1
E60 Rijdynamische systemen
Dynamische stabiliteitscontrole DSC8
- Systeemoverzicht
- Component
- Systeemfuncties
- Bediening
- Aanwijzingen voor de werkplaats
DynamicDrive
- Systeemoverzicht
- Component
- Systeemfuncties
- Bedrijfstoestanden
- Aanwijzingen voor de werkplaats
1
1
2
9
10
20
21
22
23
29
42
46
50
E60 Rijdynamische systemen
E60 Rijdynamische systemen
Als rijdynamische systemen worden in de E60 de dynamische stabiliteitscontrole DSC8 en DynamicDrive toegepast.
Dynamische stabiliteitscontrole DSC8
De dynamische stabiliteitscontrole DSC8 van de firma Bosch wordt
voor het eerst in de E60 toegepast.
Noviteiten van het systeem
De hardware-component van de DSC8 is een nieuw ontwikkeld
onderdeel.
De elektrische voordrukpomp (eVLP) is vervallen.
De DSC-moduul is op de Powertrain-CAN (PT-CAN) en op de nieuwe
onderstel-CAN (F-CAN) aangesloten.
Bij de speciale uitvoering ACC zijn 2 nieuwe druksensoren in de remleidingen aanwezig.
Voordelen van het systeem t.o.v. de DSC5.7
De DSC8 biedt de volgende voordelen t.o.v. de DSC5.7:
- 25% kleiner
- 30% lichter (700 g besparing bij de moduul, 1,8 kg besparing door het
vervallen van de eVLP)
- Geheugenplaats van de regeleenheid 768 kB ROM (voorheen
256 kB ROM)
- Rekensnelheid van de processor 5 tot 10 ms (voorheen 20 ms)
-1-
E60 Rijdynamische systemen
- Systeemoverzicht
Bus-overzicht
KT-10920
Afb. 1:
Aan het DSC8-systeem deelnemende regeleenheden
-2-
E60 Rijdynamische systemen
Index
Verklaring
Index
Verklaring
CAS
Car Access System
TEL
Telefoon
SZM
Schakelcentrum middenconsole
CDC
Compact Disc Changer
PDC
Park Distance Control
SGM
Veiligheids- en gatewaymoduul
DWA
Diefstalbeveiligingsinstallatie
SBSL
Satelliet B-stijl links
RLS
Regen-/rijlichtsensor
TMFA
Portiermoduul bestuurder
AHM
Aanhangermoduul
SFZ
Satelliet voertuigmidden
SMFA
Stoelmoduul bestuurder
SZL
Schakelcentrum stuurkolom
LM
Lichtmoduul
TMBF
Portiermoduul voorpassagier
IHKA
Automatische temperatuurregeling
SBSR
Satelliet B-stijl rechts
SMBF
Stoelmoduul voorpassagier
ACC
Active Cruise Control
KBM
Carrosserie-basismoduul
EKP
Elektrische brandstofpomp
SH
Interieurvoorverwarming
DSC
Dynamische stabiliteitscontrole
CON
Controller
EGS
Elektronische transmissieregeling
KOMBI
Instrumentenpaneel
ARS
DynamicDrive
CID
Central Information Display
AFS
Actieve besturing
SHD
Schuif-/kanteldak
DME
Digitale motorelektronica
M-ASK
Multi-audiosysteemcontroller
DDE
Digitale dieselelektronica
TOP-HIFI
Top-HiFi-versterker
-3-
E60 Rijdynamische systemen
Input/Output
KT-10856
Afb. 2:
Systeemoverzicht Input/Output
-4-
E60 Rijdynamische systemen
Index
Verklaring
Index
Verklaring
1
DSC-regeleenheid
12
Lichtmoduul
2
Handremschakelaar
13
Car Access System
3
Wieltoerentalsensor
14
Instrumentenpaneel
4
Remblokslijtagesensoren
15
Regeleenheden elektronische
transmissieregeling of sequentiële
handgeschakelde versnellingsbak
5
Remlichtschakelaar
16
Controller
6
Schakelaar remvloeistofniveau
17
Veiligheids- en gatewaymoduul
7
DSC-toets
18
Digitale motorelektronica
8
Remdruksensoren (alleen bij
ACC)
PT-CAN
Powertrain-CAN
9
DSC-sensor
K-CAN
Carrosserie-CAN
10
Stuurhoeksensor (SZL)
byteflight
byteflight
11
Multi-audiosysteemcontroller
D-Bus
Diagnose-bus
-5-
E60 Rijdynamische systemen
Systeemschema
KT-10857
Afb. 3:
Systeemschema DSC8
-6-
E60 Rijdynamische systemen
Index
Verklaring
Index
Verklaring
1
Wieltoerentalsensor linksvoor
14
Handremschakelaar
2
Druksensor VA-remcircuit
15
Car Access System regeleenheid
3
Remlichtschakelaar
16
Digitale motorelektronica
4
Remblokslijtagesensor
17
Veiligheids- en gatewaymoduul
5
Remvloeistof-niveauschakelaar
18
Multi Audio Systeem Controller
6
DSC-sensor
19
Instrumentenpaneel
7
Stuurhoeksensor
20
Wieltoerentalsensor rechtsachter
8
Druksensor AA-remcircuit
F-CAN
Onderstel-CAN
9
Remblokslijtagesensor
PT-CAN
Powertrain-CAN
10
Wieltoerentalsensor rechtsachter
K-CAN
Carrosserie-CAN
11
DSC-toets
Kl. 30
Klem 30
12
DSC-regeleenheid
Kl. 30g
Klem 30g
13
Wieltoerentalsensor rechtsvoor
-7-
E60 Rijdynamische systemen
Hydraulisch schema
KT-10936
Afb. 4:
Hydraulisch schema DSC
-8-
E60 Rijdynamische systemen
- Component
DSC-moduul
De DSC-moduul bevindt zich rechts in de motorruimte, tussen het
koelvloeistofexpansiereservoir en de koelmoduul.
KT-10903
Afb. 5:
DSC-moduul
Index
Verklaring
Index
Verklaring
1
DSC-regeleenheid
3
Elektromotor/pomp
2
Kleppenhuis
4
Stekkeraansluiting
Bij een DSC-regeling wordt de remdruk m.b.v. een elektromotor
opgebouwd.
Een in het kleppenhuis geïntegreerde druksensor registreert de
remdruk die door de bestuurder door het indrukken van het rempedaal
wordt opgewekt.
-9-
E60 Rijdynamische systemen
Remdruksensoren
Als de auto met ACC is uitgerust, bevindt zich in de linker remleiding
van de vooras en in de linker remleiding van de achteras een remdruksensor.
De remdruksensor voor het remcircuit van de vooras bevindt zich
rechtsvoor op de wielkuip.
De remdruksensor voor het achterascircuit bevindt zich linksachter in
de motorruimte.
- Systeemfuncties
DSC berekent aan de hand van sensorsignalen de actuele rijomstandigheden. Als een instabiel rijgedrag wordt herkend, regelt DSC door
actieve remingrepen. Bij overstuur wordt bijvoorbeeld door een
remingreep op het buitenste voorwiel voor een stabiliserend moment
gezorgd, in tegengestelde richting aan het wegdraaiende moment. Bij
onderstuur zorgen actieve ingrepen op de binnenste wielen voor een
stabiliserend tegenmoment.
De stabilisering via DSC geschiedt bij alle rij-omstandigheden, d.w.z. bij
vrij rollen, bij accelereren en bij het remmen in het ABS werkingsgebied.
- 10 -
E60 Rijdynamische systemen
Het systeem omvat de volgende functies:
- ABS antiblokkeersysteem
- ASC automatische stabiliteitscontrole
- MSR slipmomentregeling
- DSC dynamische stabiliteitscontrole
- DBC Dynamic Brake Control (dynamische remregeling)
- CBC Cornering Brake Control (remregeling in bochten)
- ECD Electronically Controlled Deceleration (elektronisch geregelde
vertraging) (alleen bij ACC)
- EBV elektronische remkrachtverdeling
- FLR rijprestatievermindering
- DTC Dynamic Traction Control (dynamische tractieregeling)
- BTM remtemperatuurmoduul
- RPA bandenpechmelding
- BBV remblokslijtage-indicator
- 11 -
E60 Rijdynamische systemen
Antiblokkeersysteem (ABS)
Bij het ABS wordt onderscheid gemaakt tussen het volledig ABSsysteem en het ABS-terugvalniveau.
Volledig ABS-systeem:
- Volledig ABS-systeem als het systeem in orde is: De voertuigregelaar
bereikt door het actief verhogen van de remdruk aan de afzonderlijke
wielen een stabiliserende werking, waarbij geen rekening wordt
gehouden met de bestuurderswens.
- De snelheidsreferentievorming wordt, in aanvulling op de informatie
van alle wielsnelheden, bovendien door de informatie van het
rotatiemoment en de stuurhoek ondersteund.
- Vooral bij snelheidsbereiken < 60 km/h kan door een gerichte
individuele regeling (voor het wiel met de grootste slip) een verkorting
van de remweg bij verschillende wrijvingswaarden worden bereikt.
ABS-terugvalniveau:
- Bij het uitvallen van het rotatiemoment-, dwarsversnellings- of
stuurhoeksignaal of bij een CAN-storing gaat het ABS op het
zogenaamde terugvalniveau over. In dit geval wordt de rijsnelheid
alleen aan de hand van de wieltoerentalsensoren bepaald.
Afwijkingen van het volledig systeem zijn:
- Geen ondersteunende actieve ingrepen bij het indrukken van het
rempedaal.
- In verband met de ontbrekende informatie van de extra sensoren
wordt de Select-Low-regeling op de achteras benaderd, om de
stabiliteit te vergroten.
- Geen ASC-functie.
- Geen MSR-functie.
- 12 -
E60 Rijdynamische systemen
Automatische stabiliteitscontrole (ASC)
De ASC voorkomt bij alle wegdekoppervlakken het doordraaien van de
wielen bij het accelereren.
De regeling geschiedt bij een in de regeleenheid opgeslagen drempelwaarde. Naast de ingreep in het motormanagement voor het verminderen van de aandrijving worden remingrepen uitgevoerd.
De ASC-functie kan worden uitgeschakeld door de DSC-toets
ingedrukt te houden (3 s).
Slipmomentregeling (MSR)
De MSR-functie voorkomt bij het plotseling loslaten van het gaspedaal
of het ongepast terugschakelen dat de achterzijde van de auto
uitbreekt, door het compenseren van sterke belastingswisselingen door
het kort verhogen van het motorkoppel.
De MSR-functie wordt pas vanaf een rijsnelheid van 15 km/h
ingeschakeld.
Dynamische stabiliteitscontrole (DSC)
Aan de hand van de signalen rijsnelheid, stuurhoek en dwarsversnelling
bepaalt de regeleenheid het richtrotatiemoment van de auto bij het
rijden in bochten. De DSC-sensor levert de werkelijke waarde. In de
regeleenheid wordt het berekende rotatiemoment met het daadwerkelijke rotatiemoment vergeleken. Als een afwijking wordt herkend die
groter is dan een in de regeleenheid opgeslagen drempelwaarde, treedt
de DSC in werking.
- 13 -
E60 Rijdynamische systemen
Afhankelijk van het over- of onderstuur vindt een DSC-regeling plaats.
De regeling omvat een ingreep in het motormanagement, om de
aandrijfkrachten te verminderen. Er worden remdrukken bij de wielen
opgebouwd, die ervoor zorgen dat de auto wordt gestabiliseerd.
De DSC-functie kan via de DSC-toets worden uitgeschakeld.
Dynamic Brake Control (DBC)
De DBC (Dynamische remcontrole) functie is onderverdeeld in
3 subfuncties:
- Dynamic Brake Support (DBS)
- Maximal Brake Support (MBS)
- Fading Brake Support (FBS)
Dynamic Brake Support (DBS):
DBS (dynamische remondersteuning) helpt de bestuurder bij
noodstops.
De DBS-functie wordt geactiveerd door een voldoende snelle
bediening van het rempedaal (6 bar per 1/1000 s). De door de
bestuurder opgewekte remdruk wordt via het hydraulisch systeem zo
ver verhoogd, dat op de voor- en achteras de ABS-regeling in werking
treedt. Op deze wijze kan de bestuurder bij een geringe pedaalkracht
een optimale vertraging bereiken.
- 14 -
E60 Rijdynamische systemen
Maximal Brake Support (MBS):
De MBS (maximale remondersteuning) helpt de bestuurder bij het
normaal afremmen (niet bij noodstops). Als bij de vooras het ABSregelbereik wordt bereikt, verhoogt MBS de druk op de achteras, totdat
ook hier de ABS-regelgrens wordt bereikt. Daardoor wordt ook hier de
optimale remvertraging bereikt, omdat de bestuurder het rempedaal in
deze situatie normaal gesproken niet meer verder indrukt.
Fading Brake Support (FBS):
Als de bestuurder in verband met slechte wrijvingswaarden van de
remvoeringen, bijv. in verband met een hoge thermische belasting, niet
zelf voor een optimale vertraging van de auto kan zorgen, wordt hij door
de FBS-functie geholpen.
Voorwaarde is een hoge remdruk in combinatie met een geringe
vertraging van de auto en een hoge temperatuur van de remschijven.
De FBS-functie compenseert het verlies aan remkracht door temperatuurverhoging.
Door de verminderde remwerking bij opwarming van de remmen moet
door de bestuurder een grotere kracht op het rempedaal worden uitgeoefend. Deze drukverhoging wordt nu door het inschakelen van de
hydraulische pomp overgenomen.
De temperatuur van de remschijven wordt niet gemeten maar aan de
hand van de volgende ingaande waarden berekend:
- Wielsnelheid
- Afzonderlijke remdrukken naar de wielen
- Omgevingstemperatuur
- 15 -
E60 Rijdynamische systemen
Cornering Brake Control (CBC)
CBC (bochten remcontrole) is een subfunctie van de DSC.
De CBC-functie wordt geactiveerd bij een gemiddelde tot hoge dwarsversnelling.
Als de auto dreigt te oversturen terwijl in een bocht wordt geremd, dan
wordt door het gedeeltelijk lossen van de binnenste achterwielrem voor
een stabiliserende werking gezorgd.
Bij het remmen in een bocht wordt de druk in de AA-wielremcilinders
individueel geregeld. Hierdoor wordt overstuur van de auto verhinderd.
CBC zorgt bij het afremmen in bochten voor een zo goed mogelijke
koersstabiliteit door een optimale remkrachtverdeling.
De CBC
- regelt vóór het ABS of de DSC.
- regelt ook als de DSC is uitgeschakeld.
- wordt pas bij het uitvallen van het ABS uitgeschakeld.
Electronically Controlled Deceleration (ECD)
De ECD (elektronisch geregelde vertraging) reageert op signalen van de
ACC (actieve snelheidsregeling).
Als door de ACC om een vertraging wordt verzocht, dan zorgt de DSC
voor het afremmen.
Dat geschiedt door middel van een automatische remingreep op de vier
schijfremmen, afhankelijk van de rijsnelheid, de afstand en de snelheid
van de voorligger met een vertraging van maximaal 3 m/s2.
- 16 -
E60 Rijdynamische systemen
Bij bergafwaarts rijden en een vooraf ingestelde rijsnelheid wordt de
rijsnelheid door de ECD door middel van een remingreep continu op de
ingestelde waarde gehouden.
Door de nieuwe remdruksensoren kunnen de voor- en achteras gelijkmatiger worden afgeremd. Hierdoor is een langere aansturing mogelijk,
zonder comfortverlies of het te heet worden van de remmen op een as.
Bij het automatisch remmen worden de remlichten overeenkomstig de
wettelijke voorschriften aangestuurd.
Pas vanaf een vertraging > 1 m/s2 worden door de lichtmoduul (LM) de
remlichten ingeschakeld. Daardoor wordt het vaak en kortstondig gaan
branden van de remlichten voorkomen.
Elektronische remkrachtverdeling (EBV)
De elektronische remkrachtverdeling voorkomt het blokkeren van de
achteras als het systeem correct werkt (functie achterasbeïnvloeding,
HAB) en bij het uitvallen van het ABS (EBV-noodloop). De HAB-functie
zorgt ervoor dat bij het afremmen, zowel bij het rechtuit rijden en
voldoende vertraging als bij het rijden in bochten, de ABS-regeling voor
de achterwielen niet vóór die van de voorwielen in werking treedt. Dit
waarborgt een grotere stabiliteit van de auto.
De functie EBV-noodloop voorkomt het blokkeren bij het uitvallen van
de ABS-werking bij de volgende omstandigheden:
- Werkt tot het uitvallen van 2 wieltoerentalsensoren. De volgorde van
het uitvallen is willekeurig.
- Werkt als de pompmotoraansturing nog in werking is
(drukhoudfunctie of correcte drukdaling op de achteras).
- Werkt eveneens bij het uitvallen van de voordruksensor.
- 17 -
E60 Rijdynamische systemen
Bij systeemuitvallen of het uitvallen van andere sensoren wordt de
bestuurder d.m.v. de rode remcontrolelamp in het instrumentenpaneel
gewaarschuwd.
Rijprestatievermindering (FLR)
De functie FLR beschermt de remmen tegen overbelasting bij misbruik.
Als een temperatuur van meer dan 600 ºC wordt geregistreerd, dan
wordt het motorvermogen tot een vaste waarde verminderd (afhankelijk
van het type auto), om de acceleratie van de auto afhankelijk van de
situatie te beperken.
Na het overschrijden van een onderste temperatuurgrens (typisch
500 ºC) wordt het verminderde motorkoppel tijdafhankelijk weer trapsgewijs tot de maximale waarde verhoogd. De rijprestatievermindering
mag pas vanaf 60 km/h actief zijn.
Deze vermindering van het motorkoppel wordt als storing opgeslagen
(rijprestatievermindering actief). Als de klant een opmerking maakt over
het ontbrekende motorvermogen, dan kan dit door de werkplaats als
een overbelasting van de remmen worden uitgelegd.
Dynamic Traction Control (DTC)
De functie DTC (dynamische tractieregeling) kan via de DSC-toets
worden ingeschakeld. De actieve DTC-functie heft de ASC-grenswaarden op voor het verbeteren van de aandrijving tot een snelheid van
70 km/h. In principe wordt de toelaatbare slip verdubbeld, maar er blijft
een referentieveld op de achtergrond aanwezig. Deze functie biedt
voordelen bij het rijden op slechte wegen en een dikke laag verse
sneeuw. De nadruk ligt niet op de veiligheid maar op de tractie. Bij
toenemende dwarskrachten, gemeten d.m.v. de sensor rotatiemoment
(giersensor), worden de grenswaarden om de stabiliteit te verbeteren
weer op de normale waarde teruggezet.
Als de DTC-tractiemodus is geactiveerd, verschijnt de aanduiding DTC
in het instrumentenpaneel.
- 18 -
E60 Rijdynamische systemen
Remtemperatuurmodel (BTM)
De functie BTM bepaalt via een in de DSC-regeleenheid softwarematig
geïntegreerd calculatiemodel de temperatuur van alle vier de
remschijven, afhankelijk van de volgende gegevens:
- Wielsnelheid
- Afzonderlijke remdrukken naar de wielen
- Omgevingstemperatuur
Bij het overschrijden van de kritische remschijftemperatuur (t > 600 ºC)
van een wiel worden afhankelijk van de rij-omstandigheden DSCfuncties beperkt:
- Blokkeeringrepen worden per wiel individueel op nul gezet.
- Symmetrische remkoppels op de betreffende as worden onderdrukt.
- Het motorkoppel wordt via een algoritme tijdelijk beperkt voor de
rijprestatievermindering.
Als de temperatuur tot onder de onderste temperatuurgrens
(t < 500 ºC) is gedaald, worden de beperkingen weer opgeheven.
Bandenpechmelding (RPA)
De werking van de RPA is in de DSC-regeleenheid geïntegreerd.
Het systeem vergelijkt aan de hand van de wieltoerentallen de afwijkingen tussen de afrolomtrekken van de wielen.
Als hetzelfde spanningsverlies optreedt bij de diagonale wielparen, dan
treedt dezelfde wijziging van de wieltoerentallen op en wordt het
spanningsverlies niet herkend.
- 19 -
E60 Rijdynamische systemen
Het systeem van de RPA registreert niet het gelijkmatige spanningsverlies van alle 4 de wielen.
De klant moet zelf regelmatig de bandenspanning controleren.
Remblokslijtage-indicator (BBV)
De verwerking van de 2-traps remblokslijtagesensoren is in de DSCregeleenheid geïntegreerd.
- Bediening
Via de DSC-toets in het schakelcentrum middenconsole (SZM) kunnen
de functies van de DTC en DSC worden in- resp. uitgeschakeld.
Door de toets één keer kort in te drukken wordt de DTC-functie
ingeschakeld. Als de toets lang ingedrukt wordt gehouden (circa 3 s),
wordt de DSC-functie uitgeschakeld. De ABS-werking blijft echter
actief.
In het instrumentenpaneel worden de ingeschakelde DTC-functie en de
uitgeschakelde DSC-functie d.m.v. waarschuwings- en controlelampen
aangegeven.
Als de DSC-toets langer dan 10 s ingedrukt wordt gehouden, is de
DSC-functie ingeschakeld en kan deze niet meer worden uitgeschakeld tot het volgende contact AAN. Het betreft een veiligheidsfunctie, die voorkomt dat door een op de middenconsole neergelegd
voorwerp, bijv. een handtas, de DSC-toets wordt ingedrukt.
- 20 -
E60 Rijdynamische systemen
- Aanwijzingen voor de werkplaats
Informatie voor de werkplaats
Een draadbreuk naar de sensor rotatiemoment wordt niet herkend.
Na het loskoppelen van de accu moet de stuurhoeksensor weer zijn
Offset inleren.
De stuurhoek wordt pas door de DSC-regeleenheid ingeleerd als de
auto is weggereden. Als de DSC-regeleenheid de offset-stuurhoek niet
ontvangt voordat de auto een snelheid van 25 km/h heeft bereikt, gaat
de DSC-controlelamp in het instrumentenpaneel branden.
Voor auto's met de uitrusting actieve besturing wordt een andere DSCregeleenheid toegepast. De regeleenheden voor auto's met actieve
besturing en zonder actieve besturing verschillen door de aansluitweerstanden.
Diagnose
De diagnose gebeurt via de PT-CAN.
Programmering
Een flashprogrammering van de regeleenheid via PT-CAN is mogelijk.
Codering
De regeleenheid van de DSC herkent automatisch of de betreffende
auto met ACC, DynamicDrive of actieve besturing is uitgerust.
De RPA-functie moet worden gecodeerd.
- 21 -
E60 Rijdynamische systemen
DynamicDrive
DynamicDrive in de E60 komt overeen met DynamicDrive van de E65.
De werking van DynamicDrive in de E60 is identiek aan de werking van
DynamicDrive in de E65.
Nadeel van een passieve stabilisatorstang is het feit dat bij het rechtuit
rijden en eenzijdig inveren de basisvering stugger wordt. Hierdoor
neemt het comfort af.
Gieren (om de
verticale as draaien)
Slingeren
Rollen
Kantelen
Dwarsas
Lengte-as
Knikken
Verticale as
Afb. 6: Rol-, gier- en knikas
DynamicDrive beschikt over twee actieve stabilisatorstangen, die de
kantelneiging en het rijgedrag positief beïnvloeden.
Basis van DynamicDrive zijn gedeelde stabilisatorstangen op de assen.
De helften van de stabilisatorstangen zijn d.m.v. een hydraulische
zwenkmotor met elkaar verbonden. De ene stabilisatorstanghelft is met
de as van de zwenkmotor verbonden, de andere met het huis van de
zwenkmotor.
Bij het rechtuit rijden wordt het veercomfort door dit systeem verbeterd,
omdat de stabilisatorstanghelften zijn ontkoppeld en daardoor bij
eenzijdig inveren de basisvering niet extra stugger maken.
- 22 -
E60 Rijdynamische systemen
- Systeemoverzicht
Mechanisch gedeelte
KT-11361
Afb. 7:
DynamicDrive overzicht mechanisch
Index
Verklaring
Index
Verklaring
1
Hydraulisch vloeistofreservoir
6
Regeleenheid
2
Tandempomp
7
Sensor dwarsversnelling
3
Radiateur hydraulische vloeistof
8
Hydraulische leidingen
4
Zwenkmotor, voor
9
Zwenkmotor, achter
5
Kleppenhuis
- 23 -
E60 Rijdynamische systemen
Bus-overzicht
KT-10921
Afb. 8:
Aan DynamicDrive deelnemende regeleenheden
- 24 -
E60 Rijdynamische systemen
Index
Verklaring
Index
Verklaring
CAS
Car Access System
TEL
Telefoon
SZM
Schakelcentrum middenconsole
CDC
Compact Disc Changer
PDC
Park Distance Control
SGM
Veiligheids- en gatewaymoduul
DWA
Diefstalbeveiligingsinstallatie
SBSL
Satelliet B-stijl links
RLS
Regen-/rijlichtsensor
TMFA
Portiermoduul bestuurder
AHM
Aanhangermoduul
SFZ
Satelliet voertuigmidden
SMFA
Stoelmoduul bestuurder
SZL
Schakelcentrum stuurkolom
LM
Lichtmoduul
TMBF
Portiermoduul voorpassagier
IHKA
Automatische temperatuurregeling
SBSR
Satelliet B-stijl rechts
SMBF
Stoelmoduul voorpassagier
ACC
Active Cruise Control
KBM
Carrosserie-basismoduul
EKP
Elektrische brandstofpomp
SH
Interieurvoorverwarming
EGS
Elektronische transmissieregeling
CON
Controller
ARS
DynamicDrive
KOMBI
Instrumentenpaneel
AFS
Actieve besturing
CID
Central Information Display
DSC
Dynamische stabiliteitscontrole
SHD
Schuif-/kanteldak
DME
Digitale motorelektronica
M-ASK
Multi-audiosysteemcontroller
DDE
Digitale dieselelektronica
TOP-HIFI
Top-HiFi-versterker
- 25 -
E60 Rijdynamische systemen
Input/Output
KT-10873
Afb. 9:
Systeemoverzicht DynamicDrive
- 26 -
E60 Rijdynamische systemen
Index
Verklaring
Index
Verklaring
1
Regeleenheid DynamicDrive
9
Digitale motorelektronica
2
Zekering-/relaiskast, voor,
spanningsvoorziening
10
Veiligheids- en gatewaymoduul
3
Hydroreservoir, vloeistofniveau
11
Instrumentenpaneel
4
Sensor dwarsversnelling
byteflight
byteflight
5
DSC-moduul
PT-CAN
Powertrain-CAN
6
Regeleenheid Car Access System
K-CAN
Carrosserie-CAN
7
Stuurhoeksensor
F-CAN
Onderstel-CAN
8
Kleppenhuis DynamicDrive
- 27 -
E60 Rijdynamische systemen
Systeemschema
KT-10962
Afb. 10:
Systeemschema
- 28 -
E60 Rijdynamische systemen
Index
Verklaring
Index
Verklaring
1
Sensor dwarsversnelling
7
Veiligheids- en gatewaymoduul
2
Regeleenheid DynamicDrive
8
Regeleenheid Car Access
System
3
Kleppenhuis DynamicDrive
9
Vloeistofpeilsensor
4
Regeleenheid DSC
F-CAN
Onderstel-CAN
5
Digitale motorelektronica
PT-CAN
Powertrain-CAN
6
Instrumentenpaneel
K-CAN
Carrosserie-CAN
- Component
Sensor dwarsversnelling
De sensor dwarsversnelling levert het hoofdsensorsignaal. Hij meet bij
het rijden in een bocht de dwarsversnelling van de auto tot een
meetbereik van ± 1,1 g. Hij is onder de rechter voorstoel op de bodemplaat gemonteerd.
KT-6483
KT-6258
Afb. 11: Sensor dwarsversnelling;
Afb. 12: Sensor dwarsversnelling,
naturelkleur stekker, afzonderreferentielijn
lijke stekkercodering
- 29 -
E60 Rijdynamische systemen
Vloeistofpeilsensor
De vloeistofpeilsensor registreert het peil in het vloeistofreservoir.
De vloeistofpeilsensor is op het vloeistofreservoir gemonteerd. Bij de
vloeistofpeilsensor kunnen geen kortsluiting/onderbreking worden
herkend. Een draadbreuk wordt als vloeistofverlies geïnterpreteerd.
Regeleenheid DynamicDrive
De DynamicDrive-regeleenheid bevindt zich rechts in het interieur, bij
de A-stijl.
De regeleenheid wordt via klem 30 van spanning voorzien en is via een
10 A zekering beveiligd.
Bij de systeemstart wordt eerst een voertuigidentificatie uitgevoerd.
Daarbij wordt het chassisnummer van de CAS vergeleken met het
chassisnummer dat in de DynamicDrive-regeleenheid is geprogrammeerd.
Vervolgens worden de hard- en software van de regeleenheid gecontroleerd.
Alle uitgangen (magneetspoelen van de kleppen) worden aan een
omvangrijke controle op kortsluiting en onderbreking onderworpen. Bij
een storing schakelt het systeem de actuatoren in een veilige bedrijfstoestand.
Bij een te lage spanning/te hoge spanning schakelt de regeleenheid
zichzelf uit.
De regeleenheid leert de offset voor de stuurhoek en de dwarsversnelling bij de ingebruikneming en tijdens het rijden.
- 30 -
E60 Rijdynamische systemen
Actieve stabilisatorstang
De actieve stabilisatorstang bestaat uit de zwenkmotor en de op de
zwenkmotor gemonteerde stabilisatorstanghelften met daarom
geperste wentellagers voor de bevestiging op de asdrager. Door de
toepassing van wentellagers zijn een beter aanspreekgedrag en
geringere regelkrachten mogelijk en wordt het comfort verbeterd.
De zwenkmotoras en het zwenkmotorhuis zijn elk met een stabilisatorstanghelft verbonden.
KT-10909
Afb. 13:
Zwenkmotor
Index
Verklaring
Index
Verklaring
1
Zwenkmotoras
2
Zwenkmotorhuis
- 31 -
E60 Rijdynamische systemen
Op de zwenkmotor van de voorste stabilisatorstang bevinden zich
2 drukontlastkleppen.
KT-10911
Afb. 14:
Drukontlastkleppen op draaimotor
Index
Verklaring
Index
Verklaring
1
Zwenkmotor
3
Pneumatische leidingen
2
Drukontlastkleppen
- 32 -
E60 Rijdynamische systemen
Op de drukontlastkleppen zijn pneumatische leidingen aangesloten. De
pneumatische leidingen eindigen in een filterelement (conventioneel
brandstoffilter). Het filterelement bevindt zich in de diagonale stang in
de wielkuip.
KT-10913
Afb. 15:
Filterelement in motorruimte
Index
Verklaring
1
Filterelement
Het filterelement is in verband met de inbouwsituatie van de diverse
motoren op verschillende plaatsen in de motorruimte aangebracht.
Op de zwenkmotor van de achteras-stabilisatorstang bevinden zich op
de plaats van de drukontlastkleppen afsluitpluggen.
- 33 -
E60 Rijdynamische systemen
Functie van de drukontlastkleppen
Bij het rijden op slechte wegen ontstaan door de bewegingen van de
stabilisatorstangen kortstondig vacuüms (cavitatie) in de zwenkmotoren, die klapperende geluiden zou kunnen veroorzaken.
Om deze geluiden te voorkomen zijn drukontlastkleppen in de voorste
zwenkmotor ingebouwd. De drukontlastkleppen laten via de hierop
aangesloten pneumatische leidingen gefilterde lucht in de zwenkmotor
stromen. Hierdoor wordt cavitatie voorkomen.
Deze geringe luchthoeveelheid wordt door de hydraulische vloeistof
(Pentosin) opgenomen en vormt een emulsie, die bij de volgende
aansturing van de zwenkmotor wordt afgevoerd. De lucht wordt in het
reservoir afgescheiden.
Omdat bij de achteras geen geluiden kunnen worden waargenomen, is
afgezien van drukontlastkleppen op de achterste zwenkmotor.
Werkingsprincipe van de zwenkmotoren
De zwenkmotor heeft drie taken:
- Hij zorgt voor het moment in de stabilisatorstanghelften.
- Hij ontkoppelt de stabilisatorstanghelften.
- Bij een systeemuitval (failsafe-toestand) zorgt de voorasstabilisatorstang m.b.v. de ingesloten vloeistof (hydraulische klemming) van de
zwenkmotor voor voldoende demping. De voorasstabilisatorstang
werkt dan zoals een conventionele stabilisatorstang.
Uitzondering: Als de kamers van de zwenkmotor door lekkage geen
vloeistof meer bevatten, kan de voorasstabilisatorstang geen
demping meer opbouwen.
- 34 -
E60 Rijdynamische systemen
FL
FH
MS
MS
FH
FL
KT-6445
KT-6269
Afb. 17: Doorsnede zwenkmotor
Afb. 16: Zwenkmotor, opwekken van
moment MS
Omdat de ene stabilisatorstanghelft met de as en de andere met het
huis is verbonden, worden de beide helften t.o.v. elkaar verdraaid.
De carrosserie wordt aan de bochtbuitenzijde omhooggedrukt en aan
de bochtbinnenzijde omlaaggetrokken.
Het maximum opbouwmoment bij de voor- en de achteras treedt bij
hoge dwarsversnellingen op. De systeemdruk bedraagt dan 180 bar bij
de vooras en 170 bar bij de achteras.
- 35 -
E60 Rijdynamische systemen
Stabilisatorstang vooras
De stabilisatorstang is op de voorasdrager bevestigd.
De drukstangen zijn op de "zwanenhalzen" van de fusees bevestigd.
KT-10905
Afb. 18:
DynamicDrive stabilisatorstang op de vooras
Index
Verklaring
Index
Verklaring
1
Pendelsteunbevestiging op fusee
4
Zwenkmotor
2
Stabilisatorsteun
5
Drukstangen
3
Stabilisatorstang
- 36 -
E60 Rijdynamische systemen
Stabilisatorstang achteras
De stabilisatorstang is achter de achterasdrager bevestigd.
De drukstangen zijn op de draagarmen van de achteras bevestigd.
KT-11346
Afb. 19:
DynamicDrive stabilisatorstang op de achteras
Index
Verklaring
Index
Verklaring
1
Hydraulische leidingen van
kleppenhuis
4
Zwenkmotor
2
Drukstangen
5
Hydraulische leidingen
3
Stabilisatorstang
- 37 -
E60 Rijdynamische systemen
Kleppenhuis
Het kleppenhuis bevindt zich op de wagenbodem, achter de afdekplaat
van de wielkuip rechtsvoor.
KT-10907
Afb. 20:
Kleppenhuis
Index
Verklaring
1
Druksensor achteras
2
Overdrukventiel achteras
3
Overdrukventiel vooras
4
Leiding 1 zwenkmotor vooras
5
Druksensor vooras
6
Leiding 2 zwenkmotor vooras
7
Failsafe-klep
8
Richtingsklep
9
Leiding 1 zwenkmotor achteras
10
Hydraulisch vloeistofreservoir
11
Leiding 2 zwenkmotor achteras
12
Schakelstandsensor
13
Tandempomp
- 38 -
E60 Rijdynamische systemen
Drukregelklep
De vooras en de achteras hebben elk een drukregelklep. Beide drukregelkleppen zorgen voor de stuurdruk voor de vooras- en achterasstabilisatoren.
Richtingsklep
De richtingsklep wordt elektrisch aangestuurd. Hij bepaalt de richting
voor de vloeistof onder hoge druk (actieve druk) en de vloeistof onder
reservoirdruk voor rechter- of linkerbochten.
Failsafe-klep
De failsafe-klep (veiligheidsklep) wordt elektrisch aangestuurd.
De failsafe-klep reageert bij het uitvallen van de spanningsvoorziening
of als een storing in het systeem wordt herkend.
De failsafe-klep sluit in stroomloze toestand de zwenkmotor van de
vooras af. Hierdoor gedraagt de actieve stabilisatorstang zich als een
conventionele mechanische stabilisatorstang en zorgt hij voor onderstuur.
Schakelstandsensor
De sensor heeft tot taak om de stand van de richtingskleppen te
herkennen.
2 standen kunnen worden herkend:
- Linker aansturing
- Rechter aansturing
- 39 -
E60 Rijdynamische systemen
Druksensoren op de vooras/achteras
De druksensoren hebben tot taak om de hydraulische druk van de
stabilisatorstangen op de vooras en de achteras vast te stellen. De
sensoren zijn op het kleppenhuis gemonteerd. De referentiewaarden
van de druksensoren worden door de regeleenheid eenmalig bij
ingebruikneming ingeleerd.
KT-6259
Afb. 21: Druksensor, referentielijn
Tandempomp
De door de motor via een poly-V-riem aangedreven tandempomp
bestaat uit een radiaalplunjerpomp voor DynamicDrive en een schottenpomp voor de stuurbekrachtiging.
Het pomptoerental bij stationair draaien bedraagt circa 750/min.
De minimum vloeistofopbrengst van de pomp bedraagt 4,5 l/min bij
circa 5 bar en 3,3 l/min bij 200 bar. Daarmee is ook bij stationair draaien
een voldoende systeemwerking gewaarborgd.
Vanaf een pomptoerental van circa 1165/min wordt de maximum vloeistofopbrengst op 7 l/min begrensd.
DynamicDrive en stuurbekrachtiging maken gebruik van hetzelfde
vloeistofreservoir en dezelfde vloeistofkoeler.
- 40 -
E60 Rijdynamische systemen
Vloeistofreservoir
Het vloeistofreservoir is bij alle auto's, met of zonder DynamicDrive,
identiek. In het reservoir bevindt zich een vloeistoffilter. Bovendien is
een vloeistofpeilsensor voor de minimale hoeveelheid aanwezig.
Koeler
Door de koeler wordt op de langere duur een vloeistoftemperatuur van
< 120 ºC en kortstondig < 135 ºC in alle hydromechanische componenten en onder alle omstandigheden gewaarborgd.
- 41 -
E60 Rijdynamische systemen
- Systeemfuncties
Bij het rijden in een bocht werkt op de auto een dwarsversnelling aq,
die het zwaartepunt SP van de carrosserie beïnvloedt. De carrosserie
kantelt om de rolas RA, die door de constructie van de voor- en
achteras is bepaald. Er ontstaat een rolhoek ϕ (max. 5º). Deze zorgt bij
de wielkuip voor een hoogteverandering van maximaal ± 10 cm.
KT-11348
Afb. 22:
Rolgedrag van auto's zonder en met DynamicDrive
Index
Verklaring
Index
Verklaring
A
Auto zonder DynamicDrive
Ma
Opbouwmoment
B
Auto met DynamicDrive
SP
Zwaartepunt
M
Rolmoment
RA
Rolas
aq
Dwarsversnelling
Fq
Dwarskracht
ϕ
Rolhoek
h
Hoogte momentarm zwaartepunt
Bij een auto met DynamicDrive kan het rolmoment M tot een dwarsversnelling aq van circa 3 m/s2 (0,3 g) alleen door de actieve stabilisatorstangen worden gecompenseerd.
Opmerking: De door het rolmoment M veroorzaakte bandinvering wordt
niet gecompenseerd.
- 42 -
E60 Rijdynamische systemen
Rolhoekgrafiek:
Passief
Passief
Dynamic
Drive
Dynamic
Drive
KT-6186
KT-6187
Afb. 23: Auto niet beladen
Afb. 24: Auto beladen
Bij een onbeladen auto met bestuurder
wordt het weergegeven verloop van de
rolhoek bereikt.
Bij een maximaal beladen auto werkt door het
grotere carrosseriegewicht ook een grotere dwarskracht op de auto. Afhankelijk van de plaatsing van
de belading (in de auto of op het dak) wordt tevens
de momentarm h gewijzigd. De auto zal in dit geval
een iets grotere rolhoek dan in de grafiek is
weergegeven opbouwen.
Bij een maximaal beladen passieve auto wordt dan
echter ook een hogere rolhoek opgebouwd.
De verdeling van de actieve opbouwmomenten tussen de voor- en
achteras is afhankelijk van de rijsnelheid.
Beïnvloeding van de koersstabiliteit
De koersstabiliteit kan door de verdeling van de stabiliseringsmomenten op de assen sterk worden beïnvloed. Hoe groter het stabiliserende moment op een as is, des te minder dwarskrachten deze as kan
overbrengen.
Hierna zijn twee gevallen met verschillende verdelingen van de stabiliseringsmomenten op de assen beschreven:
- 43 -
E60 Rijdynamische systemen
1. Gelijk stabiliseringsmoment op de beide assen
Het rijgedrag is "NEUTRAAL".
De voorwielen kunnen ongeveer evenveel dwarskrachten op de weg
overbrengen als de achterwielen zonder aandrijfkoppel. De auto heeft
een neutraal rijgedrag.
Een neutraal afgestemde auto vertoont een zeer wendbaar rijgedrag,
de besturing reageert zeer direct. De bestuurder ervaart een grote
koersstabiliteit.
Bij lage snelheden kan ook een ongeoefende bestuurder een neutraal
afgestemde auto zeer goed beheersen.
2. Groter stabiliseringsmoment op de vooras
Het rijgedrag is "ONDERSTUURD".
De wielen van de vooras kunnen minder dwarskrachten op de weg
overbrengen dan de wielen van de achteras. De auto heeft een onderstuurd rijgedrag.
Om de gewenste koers te kunnen volgen is een grotere stuurwielhoek
nodig.
Een onderstuurde auto kan in de regel ook door een ongeoefende
bestuurder bij hogere snelheden en hogere bochtsnelheden zeer goed
worden beheerst.
Door dit als zeer veilig ervaren rijgedrag neemt echter de wendbaarheid
van de auto af.
DynamicDrive stelt de stabiliseringsmomenten van de voor- en achteras
zo in, dat er een verschillend rijgedrag bij lage resp. hoge snelheid
wordt verkregen.
- 44 -
E60 Rijdynamische systemen
De passieve auto is onafhankelijk van het snelheidsbereik iets onderstuurd afgesteld.
DynamicDrive is bij lage snelheden neutraal afgestemd. Om dezelfde
bocht te kunnen maken hoeft de bestuurder minder in te draaien. Dit
zorgt voor een optimale bestuurbaarheid en wendbaarheid.
Bij hogere snelheden gedragen beide auto's zich m.b.t. de benodigde
stuurhoek bij dezelfde bocht bijna identiek.
Het hydromechanische concept is zodanig ontworpen, dat bij de
achteras onder geen enkele omstandigheid een groter actief stabiliseringsmoment optreedt dan bij de vooras. Daarmee is mechanisch/
hydraulisch gewaarborgd, dat bij een auto met DynamicDrive geen
overstuur en daardoor voor normale klanten een gevaarlijk rijgedrag
kan ontstaan.
Vergelijking conventionele stabilisatorstang / actieve
stabilisatorstang
Actieve stabilisatorstangen geven minder comfortverminderende
krachten door aan de carrosserie dan een passieve stabilisatorstangen.
Daarbij is het van belang met welke frequentie de krachten optreden.
Straatimpulsen
Stabilisatorgedrag
Met circa 1 Hz
(opbouwfrequentie)
Bij kleine oneffenheden kan de actieve stabilisatorstang
gemakkelijker worden verdraaid dan een conventionele
stabilisator. De op de carrosserie werkende krachten zijn
kleiner, de auto rijdt comfortabeler, de carrosserie
beweegt minder
Vanaf 8 Hz
(eigenfrequentie van wiel)
Beide stabilisatorstangen gedragen zich gelijk. Bij de
actieve stabilisatorstang omdat de vloeistof zich niet zo
snel laat verdringen.
- 45 -
E60 Rijdynamische systemen
- Bedrijfstoestanden
KT-11349
Afb. 25:
Hydraulisch schema normale functie, failsafe-klep bekrachtigd
- 46 -
E60 Rijdynamische systemen
Index
Verklaring
Index
Verklaring
SMV
Zwenkmotor, voor
RV
Richtingsklep
SMH
Zwenkmotor, achter
DSH
Druksensor achteras
V1
Hydraulisch circuit vooras 1
DSV
Druksensor vooras
V2
Hydraulisch circuit vooras 2
PVV
Drukventiel vooras
H1
Hydraulisch circuit achteras 1
PVH
Drukventiel achteras
H2
Hydraulisch circuit achteras 2
P
Tandempomp
FS
Failsafe-klep
T
Vloeistofreservoir
SSE
Schakelstandsensor
- 47 -
E60 Rijdynamische systemen
KT-11347
Afb. 26:
Hydraulisch schema failsafe-functie of ruststand
- 48 -
E60 Rijdynamische systemen
Index
Verklaring
Index
Verklaring
SMV
Zwenkmotor, voor
RV
Richtingsklep
SMH
Zwenkmotor, achter
DSH
Druksensor achteras
V1
Hydraulisch circuit vooras 1
DSV
Druksensor vooras
V2
Hydraulisch circuit vooras 2
PVV
Drukventiel vooras
H1
Hydraulisch circuit achteras 1
PVH
Drukventiel achteras
H2
Hydraulisch circuit achteras 2
P
Tandempomp
FS
Failsafe-klep
T
Vloeistofreservoir
SSE
Schakelstandsensor
- 49 -
E60 Rijdynamische systemen
- Aanwijzingen voor de werkplaats
Informatie voor de werkplaats
Bij een uitval van DynamicDrive kan de DSC niet meer worden uitgeschakeld of, als het reeds uitgeschakeld was, wordt het automatisch
weer ingeschakeld.
De aansluitingen van alle hydraulische componenten kunnen vanwege
de verschillende afmetingen en lengten niet worden verwisseld.
Als storende geluiden naar het interieur worden overgebracht, is dit
meestal het gevolg van een onjuiste bevestiging van aggregaten en
leidingen. De leidingen mogen niet strak staan, maar moeten zonder
speling en zonder tordering in de steunen zijn bevestigd. Ze zijn door
de bodembekleding afgedekt.
Begrenzing van de stuuruitslaghoek
Na werkzaamheden aan de stuurinrichting moet een begrenzing van de
stuuruitslaghoek met de regeleenheid schakelcentrum stuurkolom
(SZL) worden uitgevoerd!
Het DynamicDrive-systeem is op een exacte nulijking van de stuurhoek
aangewezen! De maximale tolerantie voor een afwijking bedraagt ± 1º.
Het uitvoeren van een exacte wieluitlijning en afstelling is een
voorwaarde!
De begrenzing van de stuuruitslaghoek moet altijd op de KDS en
overeenkomstig de BMW gegevens worden uitgevoerd!
Het flashen van de DynamicDrive-regeleenheid of de SZL leidt tot het
verlies van de nulpositie!
Een begrenzing van de stuuruitslaghoek is noodzakelijk!
- 50 -
E60 Rijdynamische systemen
Ingebruikneming DynamicDrive
De procedure voor de ingebruikneming moet altijd na het openen van
het systeem of het vervangen van een onderdeel worden uitgevoerd.
Dat geldt ook voor het vervangen van de sensor dwarsversnelling.
Voordat een compensatie van de referentiewaarde van de sensor
dwarsversnelling en de beide druksensoren wordt uitgevoerd, moet aan
de volgende voorwaarden zijn voldaan:
- De auto moet horizontaal op alle 4 wielen staan
- De auto moet onbeladen zijn
- De motor moet stationair draaien
- Rusttoestand (portieren gesloten, in de auto mogen geen personen
aanwezig zijn)
Bij de ingebruikneming (zowel in de fabriek als in de werkplaats) mogen
zich geen personen binnen het bereik van de beweegbare onderstelonderdelen bevinden. Daarnaast moet zijn gewaarborgd dat de randvoorwaarden voor de ingebruikneming (temperatuurbereik, constant
motortoerental enz.) worden aangehouden. De grondspeling mag niet
worden beperkt en de portieren moeten zijn gesloten. De armen van de
hefbrug mogen zich niet meer onder de auto bevinden.
De procedure voor de ingebruikneming is onderverdeeld in 5 fasen, die
na elkaar automatisch worden uitgevoerd:
- 51 -
E60 Rijdynamische systemen
I: test richtingsklep
(van 3 tot 3,4 s)
Eerst wordt de richtingsklep getest, door de signalen van de
schakelstandsensor te verwerken.
II: lagedruktest
(van 3,4 tot 4,3 s)
Tijdens deze fase zijn de failsafe- en de richtingsklep
onbekrachtigd. Dan worden de controles met onbekrachtigde en
bekrachtigde drukregelkleppen aan de voor- en achteras uitgevoerd. Daarbij maakt de carrosserie kantelbewegingen. De auto
moet aan de zijkanten vrij zijn.
III: hogedruktest vooras
(van 4,3 tot 9,9 s)
De zwenkmotor van de vooras wordt voorzien van een druk van
180 bar. Lucht in het systeem, inwendige lekkages of een geblokkeerde zwenkmotor worden herkend.
IV: hogedruktest
achteras
(van 9,9 tot 15 s)
De zwenkmotor van de achteras wordt voorzien van een druk van
170 bar. Lucht in het systeem, inwendige lekkages of een geblokkeerde zwenkmotor worden herkend.
V: test drukregelkleppen De referentielijnen van de vooras- en achteraskleppen worden
(van 15 tot 25 s)
gecontroleerd. (Vergelijking gewenste/werkelijke waarde.)
Defecte drukregelkleppen worden herkend.
Ontluchting DynamicDrive
Als het DynamicDrive-systeem hydraulisch is geopend, dan moet m.b.v.
de diagnosetester een ontluchtprocedure worden uitgevoerd.
Het ontluchten wordt uitsluitend via de ingebruiknemingsroutine van de
diagnosetester uitgevoerd, niet op de drukontlastkleppen of de afsluitpluggen van de zwenkmotoren!
Als bij de test telkens lucht in het systeem wordt herkend, moet zo
nodig een korte rit worden gemaakt.
Na de korte rit moet vervolgens de ingebruiknemingsroutine worden
herhaald.
Bij een extreme lekkage of een vermoedelijke deelfunctie van de
drukontlastkleppen (dit is merkbaar aan klapperende geluiden vanuit de
voorzijde van de auto) moeten de drukontlastkleppen met de pneumatische leidingen door nieuwe onderdelen worden vervangen.
- 52 -
E60 Rijdynamische systemen
Diagnose
De volgende storingen van de onderdelen kunnen worden herkend:
Onderdeel
Storingsoort
Storingsherkenning via:
Regeleenheid
Stroomloos of defect
Instrumentenpaneel over vervallen van de
Alive-Counter, chassisnummer bij autorisering niet herkend, Watchdog
Pomp
Geen druk
Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde
drukken
Richtingsklep
Hangt vast in positie
"bekrachtigd" (veerbreuk,
spaander)
Sensor richtingsklep
Blijft hangen in positie
"stroomloos" (draadbreuk)
Sensor richtingsklep en stroomcontrole
Open (stroomloos,
p = pHA)
Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde
druk vooras stroommeting
Gesloten (mechanisch
defect) (pVA = pmax)
Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde
druk vooras
Open (stroomloos, p = 0)
Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde
druk achteras en stroommeting
Gesloten (mechanisch
defect) (pHA en
pVA = pmax)
Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde
druk achteras
Blijft hangen in geopende
positie
Predrive-Check
Blijft hangen in gesloten
toestand (leiding)
Stroommeting
Lekkage (geen moment)
Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde
druk
Geblokkeerd
Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde
druk
CAN-bus
Ontbreekt compleet
(draad los)
CAN - Timeout
Stuurhoek,
Onwaarschijnlijk of
ontbreekt
Aannemelijkheidscontrole en storingsherkenning CAN bussignalen
Drukregelventiel VA
Drukregelventiel AA
Failsafe-klep
Actuator
Voor-/achteras
vFzg, aq, Ψ•
- 53 -
E60 Rijdynamische systemen
Onderdeel
Storingsoort
Storingsherkenning via:
Sensor aq
Ontbreekt compleet
(draad los)
Spanningscontrole
Verkeerd signaal
Aannemelijkheid via CAN-signalen controleren
Vloeistofpeilsensor
Geen signaal (draad)
Druksensor
vooras
Geen signaal (draad)
Spanningscontrole
Verkeerd signaal
Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde
druk vooras
Druksensor
achteras
Geen signaal (draad)
Spanningscontrole
Verkeerd signaal
Vergelijking richtwaarde/werkelijke waarde
druk achteras
Sensor
richtingsklep
Geen signaal
Spanningscontrole
Verkeerd signaal
Vergelijking werkelijke waarde/richtwaarde
richtingsklep en schakelstandsensor
Systeemuitschakeling (Failsafe-toestand)
Afhankelijk van de storing vertoont het systeem een van de volgende
reacties.
De volgende storingen leiden tot een uitschakeling van het systeem,
d.w.z. alle eindtrappen zijn stroomloos:
- Defect in voorasstabilisatorstang
- Defect van druksensor vooras
- Defect in drukopbouw (pomp, overdrukventiel op de vooras)
- Storing in regeleenheid
- Chassisnummer wordt via het CAS niet verstuurd / ontbreekt / onjuist
- Richtingsklep onjuiste stand, defecte schakelstandsensor
- Ontbrekend PT-CAN-signaal
- 54 -
E60 Rijdynamische systemen
De stroomloze failsafe-klep blokkeert de kamers van de actieve stabilisatorstang op de vooras. Alleen d.m.v. interne lekkage van de zwenkmotor en het kleppenhuis vindt een vloeistofcompensatie plaats. De
terugslagkleppen in het kleppenhuis maken het mogelijk dat nog
vloeistof wordt aangezogen, zodat geen cavitatie in de zwenkmotor op
de vooras optreedt.
De kamers van de zwenkmotor op de achteras mogen niet worden
gesperd.
Het rijgedrag komt nagenoeg overeen met dat van een conventionele
auto. De overgang naar de Failsafe-toestand is ook bij extreme
manoeuvres beheersbaar.
Waarschuwing
Handelwijze
Stabiliteit in bochten! In bochten
langzaam rijden
Koersstabiliteitssysteem werkt niet. Koersstabiliteit
beperkt. Geen hoge bochtensnelheden. Verderrijden mogelijk, direct contact opnemen met BMW
dealer
KT-6182
Bij vloeistofverlies in het hydraulisch systeem van DynamicDrive of in het circuit van de
stuurinrichting treedt de vloeistofpeilsensor in het vloeistofreservoir in werking.
De bestuurder wordt geïnformeerd, zodat een beschadiging van de tandempomp wordt
voorkomen als wordt verdergereden.
Waarschuwing
Handelwijze
Vloeistofverlies! Voorzichtig stoppen,
motor uit
Vloeistofverlies in onderstel- en besturingssysteem. Verder rijden niet mogelijk, zo snel
mogelijk contact opnemen met BMW dealer
KT-6182
- 55 -
E60 Rijdynamische systemen
Beperkt regelcomfort
Aan de hand van de CAN-signalen rijsnelheid en hoekverdraaiing van
het stuurwiel wordt een dwarsversnelling berekend. Dit signaal is
sneller dan de daadwerkelijke dwarsversnelling en compenseert het
tijdverlies van de hydromechanica. Bij een storing van deze beide
signalen reageert het systeem met een vertraagde rolcompensatie. Dit
valt alleen op bij extreem snel sturen, bij normaal rijden in een bocht
valt het bijna niet op.
Bij een defecte sensor dwarsversnelling wordt de dwarsversnelling
uitsluitend aan de hand van de CAN-signalen berekend. Voor de klant is
geen functiebeperking bespeurbaar.
Bij een storing in het achterascircuit, d.w.z. een stabilisering alleen op
de vooras, merkt de klant dat de auto grotere rolbewegingen maakt.
De wendbaarheid bij rijsnelheden < 120 km/h neemt af.
Het systeem reageert op dezelfde wijze als bij de Predrive-Check de
storing "Failsafe-klep blijft hangen in geopende stand" wordt herkend.
Bij een elektrisch defect van de druksensor achteras kunnen geringe
storingen in de rolhoekcompensatie optreden. Veiligheidshalve wordt
iets meer stabiliseringsmoment naar de vooras gevoerd dan normaal.
Dit kan door de bestuurder worden waargenomen.
Waarschuwing
Handelwijze
Stabiliteit in bochten enigszins beperkt
Onderstelstabilisering in bochten enigszins
beperkt. Doorrijden is mogelijk, bij eerstvolgende
gelegenheid contact opnemen met BMW dealer
- 56 -
E60 Rijdynamische systemen
Beperkte systeemcontrole
DynamicDrive ontvangt via PT-CAN de volgende sensorsignalen van
DSC en SZL:
- Dwarsversnelling
- Rotatiehoeksnelheid
- Rijsnelheid
- Stuurhoek
Aan de hand van deze signalen wordt de sensor dwarsversnelling
gecontroleerd.
Bij het uitvallen van het motortoerentalsignaal (DME) is het regelcomfort
beperkt.
Bij een storing in de CAN-signalen dwarsversnelling en rotatiehoeksnelheid mist het systeem twee redundante signalen. Omdat deze
uitsluitend voor de controle van de andere signalen dienen, blijft het
volledige regelcomfort van de DynamicDrive-functie behouden.
Hoewel geen beperking van de DynamicDrive-functie aanwezig is, krijgt
de bestuurder de melding "Fahrwerkregelung Komfort eingeschränkt"
(onderstelregeling comfort beperkt). Hij wordt verzocht om bij de eerstvolgende gelegenheid naar de dealer te gaan.
Waarschuwing
Handelwijze
Stabiliteit in bochten enigszins beperkt
Onderstelstabilisering in bochten enigszins
beperkt. Doorrijden is mogelijk, bij eerstvolgende
gelegenheid contact opnemen met BMW dealer
- 57 -
E60 Rijdynamische systemen
Een "dynamische" bestuurder zal het wegvallen van het stuurhoeksignaal opmerken.
De waarschuwingen moeten door de bestuurder worden bevestigd. Pas
na de bevestiging dooft de waarschuwing.
Na het verhelpen van de storingsoorzaak kan de regeleenheid weer
volledig zijn werk doen.
Afhankelijk van hoe snel een storing wordt herkend, zijn er twee terugstelvoorwaarden:
- Met "contact uit" worden alle storingen teruggezet die niet meer
aanwezig zijn. Hiertoe moet worden gewacht tot de Sleep-Modus is
bereikt, voordat "contact aan" weer wordt geschakeld.
- Sporadisch optredende storingen, die meestal door communicatiestoringen via de CAN-bus worden veroorzaakt, worden dan
automatisch tijdens het rechtuit rijden of bij stilstaande auto
teruggezet als ze slechts kort en zelden zijn opgetreden. In dit geval
is het inschakelen voor de klant tijdens het rijden of bij stilstaande
auto niet merkbaar.
- In het storingsgeheugen zijn de bijbehorende storingen met
belangrijke extra informatie opgeslagen. De extra informatie omvat de
kilometerstand waarbij de storing is opgetreden, of de storing nog
steeds aanwezig is en hoe vaak de storing is opgetreden. Hiermee
kan in het kader van een werkplaatsbezoek een gericht onderzoek
naar de op dat moment aanwezige storingen worden uitgevoerd,
maar ook naar een sporadisch optredende storing worden gezocht.
- 58 -
E60 Rijdynamische systemen
Programmering
De DynamicDrive regeleenheid wordt geprogrammeerd.
Codering
De DynamicDrive regeleenheid wordt gecodeerd.
- 59 -