N-TR 4A - Blok1

Werkboek 4 a
Nieuwe Tal-rijk
ISBN 978-90-301-1812-1
9 789030 118121
Nieuwe Tal-rijk
Werkboek 4 a
EINDREDACTIE: Gaby Tersago
André Boel
Antoine Lievens
AUTEURS:
ILLUSTRATIES:
Binnenwerk:
Cover:
Willy Delcart
Bea D’hooghe
Paul De Winne
Marleen Duerloo
An Latoir
Dirk Martens
Fredy Mels
Jeanine Van Zeeland
Eva De Vlam, Vrijdag
Kathleen Amant
Plantyn
Plantyn ontwikkelt en verspreidt leermiddelen voor het basisonderwijs, het
secundair onderwijs, het hoger en het wetenschappelijk onderwijs en het
volwassenenonderwijs. Daarnaast geeft Plantyn ook publicaties uit over
schoolmanagement, leerlingenbegeleiding, personeelsbeleid voor het onderwijs en didactische ondersteuning van leerkrachten en educatief materiaal voor de thuismarkt. De uitgeverij is zowel in het Nederlandstalige als in
het Franstalige landsgedeelte actief.
Doorheen al onze activiteiten streven we ernaar om maximale kansen te
bieden aan alle lerenden, rekening houdend met de individuele situatie en
interesses, en willen we ertoe bijdragen dat leerkrachten in optimale omstandigheden kunnen werken. Het is immers onze overtuiging dat leren op
een eigentijdse en aangename manier kan, wat tot uiting komt in onze slogan “’t leren is mooi”.
Plantyn maakt deel uit van de educatieve uitgeefgroep “Infinitas learning”.
Adres:
Telefoon:
Fax:
E-mail:
Website:
Plantyn
Motstraat 32, 2800 Mechelen
015 36 36 36
015 36 36 37
[email protected]
www.plantyn.com
Ontwerp: Intakt
NUR 192
© Plantyn nv, Mechelen, België
Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen
mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder de uitdrukkelijke
voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.
ISBN 978-90-301-1812-1
D2009/0032/145
1
Zoek een handige manier om te weten hoeveel postzegels Michel bezit.
........................
2
Vul het schema in.
3
postzegels
Hoeveel postzegels van deze
vorm
per 100
per 10
........................
4
heeft Michel?
los
postzegels
Groepeer.
per 1000
per 100
per 10
los
321
1002
468
5
Tel verder per 25
50
Tel verder per 100
400
Tel terug per 10
250
Tel terug per 25
375
BLOK 1 LES 2 • Getallen tot 1000
3
1
Rekentraining
2
Noteer de som of het verschil.
384 +
4
5
4
5 = .
598 -
3
7 = .
Noteer de som of het verschil.
473 +
6 = .
856 - 400 = .
829 + 60 = .
942 - 500 = .
367 + 300 = .
780 -
7 = .
536 + 200 = .
347 -
843 + 50 = .
300 -
60 = .
794 + 200 = .
736 - 700 = .
639 +
4 = .
743 -
6 = .
361 + 600 = .
287 -
7 = .
730 + 200 = .
320 -
40 = .
50 + 803 = .
938 -
20 = .
9 + 240 = .
232 + 500 = .
700 -
60 = .
40 + 403 = .
836 +
6 = .
294 -
6 = .
280 + 30 = .
694 - 400 = .
345 + 50 = .
330 -
50 = .
644 + 300 = .
789 -
622 + 60 = .
420 -
40 = .
766 +
647 - 200 = .
10 = .
306 - 200 = .
875 -
6 = .
Noteer de som of het verschil.
814 + 40 = .
936 - 700 = .
863 -
295 + 30 = .
40 = .
724 + 200 = .
230 -
40 = .
748 -
9 = .
925 +
6 = .
650 -
8 = .
470 +
8 = .
Rekenmachientjes
936
+ 30
- 800
+6
593
- 70
-4
+ 300
774
- 700
+ 20
+8
BLOK 1 LES 3 • Tot 1000: optellen en aftrekken
60 = .
80 = .
6
Tel met sprongen.
- 100
7
+ 100
- 10
+ 10
-1
+1
.
120
.
.
399
.
.
100
.
.
385
.
.
550
.
.
309
.
.
590
.
.
105
.
.
460
.
.
700
.
.
779
.
.
889
.
Hier is met verf geknoeid.
Noteer onder elke vlek welk getal eronder zit. In een rij is het verschil tussen de
getallen in twee aaneenliggende hokjes hetzelfde.
239
237
900
.
395
500
.
375
475
455
.
734
.
735
.
.
.
.
962
982
.
BLOK 1 LES 3 • Tot 1000: optellen en aftrekken
5
1
Kies en vul in.
m
dm
Ik gebruik het
centimeter.
Ik gebruik het
decimeter.
Ik gebruik het
meter.
Ik gebruik het
kilometer.
3
2
cm
Meet steeds nauwkeuriger.
Ik ben groter dan . m,
maar kleiner dan . m.
km
symbool
........................
voor
symbool
........................
voor
symbool
........................
voor
symbool
........................
voor
Ik ben groter dan . m . dm,
maar kleiner dan . m . dm.
Ik ben . m . dm . cm groot.
Ik ben . m . cm groot, dat is
. cm.
Mijn identiteitskaart
1.
2.
3.
4.
Mijn maten
Lengte: ................................................
Hoofdomtrek: ................................................
Halsomtrek: ................................................
Borstomtrek: ................................................
4
2
6
3
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Mijn sportprestaties
100 meter lopen: . seconden
1 km lopen: . min. . seconden
Verspringen: ................................................
Hoogspringen: ................................................
Hinkstapspringen: ................................................
Tennisbalwerpen: ................................................
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Mijn lichaam: een meetinstrument
Handspan: ................................................
Armlengte: ................................................
Armwijdte: ................................................
Ellelengte: ................................................
Spreidstand: ................................................
Voetlengte: ................................................
1
5
6
BLOK 1 LES 6 • Lengtematen: km, m, dm, cm
1
a) De familie Janssens heeft in Oostende op de
zeedijk een appartement gekocht.
Dit appartement bevindt zich op de vijfde
verdieping, derde van links.
Kleur het raam van dit appartement geel.
b) De familie Peeters heeft in hetzelfde gebouw
ook een appartement. Het bevindt zich op de
derde verdieping, boven de grootste ingang.
Kleur het raam van dit appartement groen.
2
De turngroep ‘Kracht en geduld’ viert zijn kampioenen.
Hieronder zie je de foto van de turngroep.
Los de opdrachten op.
a) Op hoeveel rijen staan de turners? ........................ rijen
b) Op welke rij staan de meeste kinderen? Op de ........................ rij
c) Kleur de kinderen van de laatste rij geel.
d) Lies is de vijfde van rechts op de eerste rij. Kleur Lies rood.
e) Pieter staat de derde van links op de derde rij. Kleur Pieter groen.
f) Mieke kijkt een andere richting uit. Op welke plaats staat Mieke?
................................................................................................................................................................................................
3
David fietst van huis naar school. Hij kan dat langs verschillende routes doen.
Teken elke route in een ander kleurtje. Hoeveel verschillende routes kan David
volgen? ........................ routes
School
Dorpsstraat
Kromstraat
Hier woont
David.
Schoolstraat
Eikenlaan
Kerkstraat
BLOK 1 LES 8 • Plaats en richting - kijklijnen
7
4
Hieronder zie je de plattegrond van pretpark ‘Speel-rijk’.
7
6
5
8
3
4
9
2
1
10
11
12
1 = parking
2 = ingang
3 = cafetaria
4 = visvijver
5 = toiletten
6 = dierenpark
7 = speeltuin
8 = zwembad
9 = picknickplaats
10 = telefoon
11 = voetbalveld
12 = uitgang
Plaats de onderstaande wegwijzers in het park, telkens op een kruispunt van twee
wegen of paden.
a) Noteer op de plattegrond de letter van elke wegwijzer waar jij deze zou
plaatsen in het park.
b) Sommige wegwijzers kun je op meerdere kruispunten plaatsen. Doe dit voor
enkele wegwijzers.
8
A
E
I
B
F
J
C
G
K
D
H
L
BLOK 1 LES 8 • Plaats en richting - kijklijnen
5
Matthias is jarig en geeft voor zijn vrienden een verjaardagsfeestje. Sommige
kinderen weten niet waar Matthias juist woont. Daarom tekent hij een plannetje
op de achterkant van de uitnodigingskaart.
Matthias is wel iets belangrijks vergeten! Weet jij wat?
Inderdaad, Matthias is vergeten aan te geven in welk huis hij woont. Dat kon hij
bijvoorbeeld doen met een pijltje en erbij schrijven: ‘Hier woon ik’. Dat mag jij nu
doen. Maar let goed op de aanwijzingen van Matthias.
Volg de wegwijzer ‘Achterland’. Ga links, de beek over en sla aan de bushalte
linksaf. Ga rechtdoor tot aan het kapelletje. Neem daar de weg naar rechts.
Op het einde van de weg ga je linksaf tot aan de postbus. Hier sla je rechtsaf.
Neem dan de tweede straat rechts. Aan het volgende kruispunt ga je
rechtdoor. In deze straat woon ik aan de linkerkant tussen de tweede en de derde
boom.
Erik
6
Vier kinderen zitten rond een tafel
waarop twee flessen staan.
Sofie
Op de vier tekeningen hiernaast
zie je hoe elk kind de flessen ziet.
Noteer onder elke tekening de
naam van het kind, die de flessen
zo ziet.
1
2
..............................
..............................
Frank 3
Lies
..............................
4
..............................
BLOK 1 LES 8 • Plaats en richting - kijklijnen
9
Erik, Lies, Sofie en Frank zitten weer rond de tafel op dezelfde plaats. Op de tafel
staan nu geen twee flessen maar een schoendoos en een kaars in een
kubusvormige kaarsenhouder. Hieronder zie je wat Frank ziet. Teken (= schets) wat
de andere kinderen zien.
7
dit ziet Frank
dit ziet Erik
dit ziet Lies
dit ziet Sofie
Dit is het bovenaanzicht van vier voorwerpen (een kan, een vliegtuig, een kaars,
proefbuisjes).
8
Van deze voorwerpen werden ook verschillende zijaanzichten genomen. Vanuit
welke plaats werden deze foto’s genomen? Zet het nummer van de foto’s in het
juiste pijltje naast het bovenaanzicht.
10
1
2
3
4
5
6
BLOK 1 LES 8 • Plaats en richting - kijklijnen
9
Hieronder zie je een rooster met in elk vakje een figuurtje.
We stappen telkens naar het midden van een vakje. Eén vakje is één stap.
Het aantal stappen wordt met een getal aangegeven, de staprichting met een
pijltje: bv. 3
= 3 stappen (vakjes) naar rechts gaan. Geef de volgende weg
weer met een lijn (op het rooster).
Vertrek in vakje G1 - 3
-2
-5
-7
- 4
- 3
In welk vakje ben je aangekomen? In vakje (letter)
- 2 -1
..............................
(nummer)
..............................
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
A
10
B
C
D
E
F
G
H
I
J
Op de tekening zie je een blokkenbouwsel. Teken de plattegrond van dit
blokkenbouwsel. Vergeet de hoogtegetallen niet.
Hoeveel blokjes heb je voor dit blokkenbouwsel nodig?
11
.
blokken
Toon kijkt over het muurtje.
Kleur geel wat Toon achter
het muurtje allemaal kan
zien.
BLOK 1 LES 8 • Plaats en richting - kijklijnen
11
12
Werk op het plan van Matthias uit oefening 5.
Bedenk een andere route om naar het huis van Matthias te gaan.
Duid met een gekleurde lijn de nieuwe weg aan. Je mag op het plan pictogrammen bijtekenen.
Beschrijf hieronder jouw route.
...............................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................
13
Kijk terug op de tekening van de vier kinderen in oefening 6.
Bedenk zelf twee voorwerpen in de plaats van de flessen.
Teken hieronder wat elk kind ziet.
dit ziet Frank
14
15
12
dit ziet Erik
dit ziet Lies
dit ziet Sofie
Ga terug naar oefening 9.
Duid zelf een andere weg aan.
Beschrijf zoals in oefening 9 de weg die jij gevolgd hebt.
Leen kijkt over het muurtje.
Teken zelf bloemen en andere planten die Leen zeker kan zien achter het muurtje.
BLOK 1 LES 8 • Plaats en richting - kijklijnen
Eerst met de blokken leggen. Dan pas het antwoord zeggen.
Daarbij mag het niet blijven. Je moet het antwoord opschrijven.
1
2
(Leg gestapeld.)
6P
2S
8H
4T
3B
2B
5E
6T
......................................................
Vul het schrijfschema in.
Noteer het getal.
......................................................
4H
......................................................
vijfhonderdveertig
3
Noteer het getal.
......................................................
(Leg in het
legschema.)
7P
Vul het schrijfschema in.
(Leg gestapeld.)
......................................................
Teken wat je gelegd hebt.
Vul het schrijfschema in.
Teken wat je gelegd hebt.
Vul het schrijfschema in.
253
4
(Leg in het
legschema.)
1005
5
In het tekenschema staan rekenblokken getekend.
Noteer het getal in het schrijfschema en daarna op de stippellijn.
x x
x x
......................................................
x
......................................................
BLOK 1 LES 9 • Remediëring getallenkennis na toets 2
13
6
Noteer van de getallen uit het schrijfschema hoeveel D en H en T en E er zijn.
Noteer dan het getal op de stippellijn.
1
7
9
3
5
. D+ . H+ . T+ . E=
......................................
1
0
9
. D+ . H+ . T+ . E=
......................................
8
4
0
. D+ . H+ . T+ . E=
......................................
0
0
4
. D+ . H+ . T+ . E=
......................................
Lees het getal.
Teken de rekenblokken.
Vul het schrijfschema in.
D
452
8
In het schrijfschema staat een
getal.
Noteer dat getal op de stippellijn.
1
10
9
0
4
......................................
507
0
0
1
......................................
1010
11
5 P + 4 S + 7 B = ..........................
3 T + 1 D = ..........................
12
963 = . D + . H + . T + . E
140 = . D + . H + . T + . E
Kleur het vakje waarin het juiste antwoord staat.
14
4T
4T
4T
4E
4E
4E
Splits elk getal in gelijke delen.
800 = . + . + . + .
E
Noteer hoeveel D, H, T en E in elk
getal zitten.
In 406 heeft het cijfer 4 de waarde van 4H
In 604 heeft het cijfer 4 de waarde van 4H
In 640 heeft het cijfer 4 de waarde van 4H
13
T
Lees het getal en noteer het in
het schrijfschema.
8
Noteer het getal dat bestaat uit:
H
1000 = 4 x .
BLOK 1 LES 9 • Remediëring getallenkennis na toets 2
14
15
Zoek eerst welke sprongen gemaakt worden.
Noteer dan nog drie getallen in elke rij.
225
325
425
.
.
.
.
.
.
510
515
520
Welk getal zit er onder elke vlek?
388
16
389
...............
250
...............
17
19
20
Tussen welke twee opeenvolgende
honderdtallen liggen deze getallen?
604 ligt tussen
.............................
en
.............................
.
895 ligt tussen
.............................
en
.............................
.
450
...............
...............
Welk honderdtal ligt het dichtst
bij dit getal?
549 ligt het dichtst bij
.............................
.
909 ligt het dichtst bij
.............................
.
18
Er zijn twee getallen gegeven.
Vul een getal in dat ertussen past.
Kies uit: 50; 150; 250; 350; 450; 550; 650;
750; 850; 950.
934 -
.............................
- 975
510 -
.............................
- 570
Noteer de getallen in de goede volgorde op de treden.
Het grootste getal staat altijd op de hoogste trede.
450
610
107
701
660
710
620
350
710
170
730
750
Plaats tussen de getallen één
van deze tekens: <, >, =.
761
.
861
309
.
903
1001
.
101
21
Gebruik telkens deze drie kaarten.
a. Maak het kleinst mogelijke getal: ........................
b. Maak het grootst mogelijke getal: .....................
c. Maak nog twee andere getallen: ......................
......................
BLOK 1 LES 9 • Remediëring getallenkennis na toets 2
15
22
Noteer bij elk pijltje het passende natuurlijk getal.
0
.
300
700
.
a)
.
710
720
.
.
b)
23
Noteer deze natuurlijke getallen op de juiste plaats op de getallenas.
850
920
875
800
900
a)
607
595
589
579
580
600
b)
24
Vul in.
a) 1E meer dan 999 is ............................. .
b) 1T minder dan ............................. is 890.
c) 1 ............................. meer dan 300 is 400.
d) Het natuurlijk getal juist vóór 700 is
e) Vijf minder dan 604 is ............................. .
25
.............................
.
Teken de pijlen.
… is 2 H minder dan …
… is kleiner dan …
A
B
50
1000
C
998
550
500
198
350
1005
598
98
100
398
407
227
207
107
16
BLOK 1 LES 9 • Remediëring getallenkennis na toets 2
798
26
Een getallendier
Schrijf elk getal in woorden in
de hokjes. In elk hokje schrijf je
één letter van het getal. Als je
juist werkt, lees je ergens van
boven naar onder de naam
van een dier.
Noteer op de stippellijn welk
dier het is.
46
Z
E
S
E N V E
E R
T
I G
74
82
38
101
91
300
..................................................................................
27
Netjes aankleden
De getalfiguren 800, 200, 300 en 700
willen elk een truitje van de wasdraad
nemen.
Het getal op het truitje aan de wasdraad
is wel kleiner dan hun eigen getal.
Welk truitje kiezen ze?
Trek de pijlen.
Kleur alle ballonnen waarop een getal
staat dat kleiner is dan 685 of groter is
dan 725.
Hoeveel ballonnen blijven zonder kleur?
800
72
6
216
190
486
200
70
4
300
725
654
700
690
70
1
786
71
0
624
..................................................................................
70
0
716
686
29
707
906
257
658
69
9
28
1000
49
6
4
52
2
74
2
75
685
98
8
Een schaduwbeeld
Als je alle vakjes kleurt waarin
een getal staat dat ligt tussen
200 en 500, dan
verschijnt er een dier.
BLOK 1 LES 9 • Remediëring getallenkennis na toets 2
17
30
De cijferdoos
Doorstreep de cijfers uit de cijferdoos die je nodig hebt om de getallen die op de
borden geschreven staan te vormen. Er ontbreken twee cijfers. Noteer ze in de
lege vakjes.
honderdvierendertig
honderdzeventig
driehonderdtweeëndertig
honderdendrie
wintig
honderdachtent
31
Tellen met figuren
Vervang de figuren door de
juiste getallen.
Noteer onder elke figuur het
juiste getal.
plus
.
+
.
plus
.
32
is 400
+
= 400
plus
.
is
.
=
+
is 860
.
plus
.
.
+
= 860
is 861
.
= 861
Getallenvoetbal
3
9
6
Op de voetballende getalfiguren zie je drie verschillende cijfers.
Maak met deze drie cijfers alle mogelijke getallen.
........................................................................................................................................................................................................................................................................
Zet deze getallen nu in de juiste volgorde. Begin met het grootste getal.
................................ > ................................ > ................................ > ................................ > ................................ > ................................
33
Raad mijn getal.
Mijn getal bestaat uit drie cijfers.
Het cijfer van de eenheden is hetzelfde als het cijfer van de honderdtallen.
Mijn getal is groter dan 390 maar kleiner dan 404.
Schrijf nu mijn getal op.
18
BLOK 1 LES 9 • Remediëring getallenkennis na toets 2
34
Een getallenfiguur
Verbind de getallen van klein naar groot. Tel met sprongen van 2.
Ga van 100 tot 206.
BLOK 1 LES 9 • Remediëring getallenkennis na toets 2
19
1
Rekentraining
2
Trek een kring rond de twee getallen die je eerst wil optellen.
Vul daarna de ontbrekende getallen in.
3
150 + 50 + 175 =
.
+
.
=
.
167 + 27 + 73 =
.
+
.
=
.
225 + 80 + 320 =
.
+
.
=
.
155 + 45 + 83 =
.
+
.
=
.
236 + 97 + 103 =
.
+
.
=
.
Vul in wat ontbreekt.
900
4
20
1 000
350
+
50
+
.
98
+
2
+
.
.
+
80
+
220
.
+
25
+
275
199
+
1
+
.
680
+
20
+
.
.
+
75
+
125
.
+
30
+
370
Schakel en werk uit.
5
Schakel en werk uit.
93 + 27 =
.
+
.
+
.
=
.
97 + 38 =
.
+
.
+
.
=
.
149 + 28 =
.
+
.
+
.
=
.
195 + 47 =
.
+
.
+
.
=
.
97 + 73 =
.
+
.
+
.
=
.
296 + 84 =
.
+
.
+
.
=
.
189 + 55 =
.
+
.
+
.
=
.
98 + 76 =
.
+
.
+
.
=
.
78 + 194 =
.
+
.
+
.
=
.
97 + 246 =
.
+
.
+
.
=
.
BLOK 1 LES 12 • Tot 1000: optellen en aftrekken
6
7
Duid met een boogje op de getallenas de aftrekking aan en bereken het
verschil.
100
200
300
400
500
400 - 198 = .
500
600
700
800
900
800 - 299 = .
500
600
700
800
900
800 - 98 = .
400
500
600
700
800
700 - 205 = .
200
300
400
500
600
600 - 301 = .
Vul de ontbrekende getallen in.
1000 verminderd met 499 is
................................
.
182 is
................................
minder dan 200.
1000 verminderd met 909 is
................................
.
73 is
................................
minder dan 300.
1000 verminderd met 198 is
................................
.
498 is
................................
minder dan 600.
1000 verminderd met 102 is
................................
.
909 is
................................
minder dan 1000.
1000 verminderd met 205 is
................................
.
299 is
................................
minder dan 400.
BLOK 1 LES 12 • Tot 1000: optellen en aftrekken
21
1
Flessen vullen
2
l is het symbool van ....................................................... .
................................ is het symbool van deciliter.
................................ is het symbool van centiliter.
Noteer de beginletter van de
naam van elk kind op de juiste
plaats op het podium.
1
1
2
2
3
3
Schatting
3
Vul in.
Meting
Flessen vullen
Noteer het resultaat na het meten.
4
Els
......................
l
......................
dl
......................
cl
=
......................
cl
Mark
......................
l
......................
dl
......................
cl
=
......................
cl
Peter
......................
l
......................
dl
......................
cl
=
......................
cl
Een meetlijst
Eerst schatten, dan meten en tenslotte noteren.
Nr.
22
Voorwerp
Ik schat
Ik meet
bierglas
.
l .
dl . cl
.
l . dl . cl
= . dl . cl = . cl
wijnglas
.
l .
dl . cl
.
l . dl . cl
= . dl . cl = . cl
kopje
.
l .
dl . cl
.
l . dl . cl
= . dl . cl = . cl
bekertje
.
l .
dl . cl
.
l . dl . cl
= . dl . cl = . cl
eetlepel
.
l .
dl . cl
.
l . dl . cl
= . dl . cl = . cl
.
l .
dl . cl
.
l . dl . cl
= . dl . cl = . cl
.
l .
dl . cl
.
l . dl . cl
= . dl . cl = . cl
.
l .
dl . cl
.
l . dl . cl
= . dl . cl = . cl
.
l .
dl . cl
.
l . dl . cl
= . dl . cl = . cl
BLOK 1 LES 13 • Inhoudsmaten: l, dl, cl
1
Rekentraining
2
Reken uit wat tussen haakjes
staat en tel op.
Vul de ontbrekende getallen in.
(10
(10
(10
(10
(10
4
x
x
x
x
x
6)
8)
5)
3)
7)
+
+
+
+
+
(8
(2
(7
(9
(3
x
x
x
x
x
6)
8)
5)
3)
7)
=
=
=
=
=
.
.
.
.
.
+
+
+
+
+
.
.
.
.
.
3
=
=
=
=
=
.
.
.
.
.
Reken uit.
6
18 x 5 =
....................................................................................
22 x 3 =
....................................................................................
36 x 2 =
....................................................................................
12 x 7 =
....................................................................................
15 x 5 =
....................................................................................
Vul de ontbrekende getallen in.
8 x 6 is ................... te weinig voor 70
44 is ................... meer dan 7 keer 5.
21 is ................... minder dan het zesvoud van
acht.
9 x 9 is ................... te veel voor 60.
8 x 7 is ................... te kort voor 65.
Een kudde (23) schapen.
Hoeveel poten? ................................
Een zwerm (16) bijen.
Hoeveel pootjes? ................................
Een vlucht (26) eenden.
Hoeveel poten? ................................
Een file (13) auto’s.
Hoeveel banden? ................................
Een peloton (47) renners.
Hoeveel wielen? ................................
7
5
Reken uit op een handige manier
Vul in.
50 - 23 = . x . = .
De honderdmannen
Noteer in de mond wat er bij
moet om 100 te maken.
32+ 24 = .
x . = .
75 - 30 = .
x . = .
100 - 19 = . x . = .
8
x
7
4
+
100
7
7
x
+
9
100
9
80 - 44 = . x . = .
98 - 74 = 4 x . = .
100
x 3
+
100
x
+
80 - 59 = . x 7 = .
8
x
8
+
100
91 - 49 = . x 7 = .
47 - 35 = 4 x . = .
72 - 47 = 5 x . = .
BLOK 1 LES 15 • De tafels van vermenigvuldiging en deling
23