Werkboek 4 a Nieuwe Tal-rijk ISBN 978-90-301-1812-1 9 789030 118121 Nieuwe Tal-rijk Werkboek 4 a EINDREDACTIE: Gaby Tersago André Boel Antoine Lievens AUTEURS: ILLUSTRATIES: Binnenwerk: Cover: Willy Delcart Bea D’hooghe Paul De Winne Marleen Duerloo An Latoir Dirk Martens Fredy Mels Jeanine Van Zeeland Eva De Vlam, Vrijdag Kathleen Amant Plantyn Plantyn ontwikkelt en verspreidt leermiddelen voor het basisonderwijs, het secundair onderwijs, het hoger en het wetenschappelijk onderwijs en het volwassenenonderwijs. Daarnaast geeft Plantyn ook publicaties uit over schoolmanagement, leerlingenbegeleiding, personeelsbeleid voor het onderwijs en didactische ondersteuning van leerkrachten en educatief materiaal voor de thuismarkt. De uitgeverij is zowel in het Nederlandstalige als in het Franstalige landsgedeelte actief. Doorheen al onze activiteiten streven we ernaar om maximale kansen te bieden aan alle lerenden, rekening houdend met de individuele situatie en interesses, en willen we ertoe bijdragen dat leerkrachten in optimale omstandigheden kunnen werken. Het is immers onze overtuiging dat leren op een eigentijdse en aangename manier kan, wat tot uiting komt in onze slogan “’t leren is mooi”. Plantyn maakt deel uit van de educatieve uitgeefgroep “Infinitas learning”. Adres: Telefoon: Fax: E-mail: Website: Plantyn Motstraat 32, 2800 Mechelen 015 36 36 36 015 36 36 37 [email protected] www.plantyn.com Ontwerp: Intakt NUR 192 © Plantyn nv, Mechelen, België Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. ISBN 978-90-301-1812-1 D2009/0032/145 1 Zoek een handige manier om te weten hoeveel postzegels Michel bezit. ........................ 2 Vul het schema in. 3 postzegels Hoeveel postzegels van deze vorm per 100 per 10 ........................ 4 heeft Michel? los postzegels Groepeer. per 1000 per 100 per 10 los 321 1002 468 5 Tel verder per 25 50 Tel verder per 100 400 Tel terug per 10 250 Tel terug per 25 375 BLOK 1 LES 2 • Getallen tot 1000 3 1 Rekentraining 2 Noteer de som of het verschil. 384 + 4 5 4 5 = . 598 - 3 7 = . Noteer de som of het verschil. 473 + 6 = . 856 - 400 = . 829 + 60 = . 942 - 500 = . 367 + 300 = . 780 - 7 = . 536 + 200 = . 347 - 843 + 50 = . 300 - 60 = . 794 + 200 = . 736 - 700 = . 639 + 4 = . 743 - 6 = . 361 + 600 = . 287 - 7 = . 730 + 200 = . 320 - 40 = . 50 + 803 = . 938 - 20 = . 9 + 240 = . 232 + 500 = . 700 - 60 = . 40 + 403 = . 836 + 6 = . 294 - 6 = . 280 + 30 = . 694 - 400 = . 345 + 50 = . 330 - 50 = . 644 + 300 = . 789 - 622 + 60 = . 420 - 40 = . 766 + 647 - 200 = . 10 = . 306 - 200 = . 875 - 6 = . Noteer de som of het verschil. 814 + 40 = . 936 - 700 = . 863 - 295 + 30 = . 40 = . 724 + 200 = . 230 - 40 = . 748 - 9 = . 925 + 6 = . 650 - 8 = . 470 + 8 = . Rekenmachientjes 936 + 30 - 800 +6 593 - 70 -4 + 300 774 - 700 + 20 +8 BLOK 1 LES 3 • Tot 1000: optellen en aftrekken 60 = . 80 = . 6 Tel met sprongen. - 100 7 + 100 - 10 + 10 -1 +1 . 120 . . 399 . . 100 . . 385 . . 550 . . 309 . . 590 . . 105 . . 460 . . 700 . . 779 . . 889 . Hier is met verf geknoeid. Noteer onder elke vlek welk getal eronder zit. In een rij is het verschil tussen de getallen in twee aaneenliggende hokjes hetzelfde. 239 237 900 . 395 500 . 375 475 455 . 734 . 735 . . . . 962 982 . BLOK 1 LES 3 • Tot 1000: optellen en aftrekken 5 1 Kies en vul in. m dm Ik gebruik het centimeter. Ik gebruik het decimeter. Ik gebruik het meter. Ik gebruik het kilometer. 3 2 cm Meet steeds nauwkeuriger. Ik ben groter dan . m, maar kleiner dan . m. km symbool ........................ voor symbool ........................ voor symbool ........................ voor symbool ........................ voor Ik ben groter dan . m . dm, maar kleiner dan . m . dm. Ik ben . m . dm . cm groot. Ik ben . m . cm groot, dat is . cm. Mijn identiteitskaart 1. 2. 3. 4. Mijn maten Lengte: ................................................ Hoofdomtrek: ................................................ Halsomtrek: ................................................ Borstomtrek: ................................................ 4 2 6 3 1. 2. 3. 4. 5. 6. Mijn sportprestaties 100 meter lopen: . seconden 1 km lopen: . min. . seconden Verspringen: ................................................ Hoogspringen: ................................................ Hinkstapspringen: ................................................ Tennisbalwerpen: ................................................ 1. 2. 3. 4. 5. 6. Mijn lichaam: een meetinstrument Handspan: ................................................ Armlengte: ................................................ Armwijdte: ................................................ Ellelengte: ................................................ Spreidstand: ................................................ Voetlengte: ................................................ 1 5 6 BLOK 1 LES 6 • Lengtematen: km, m, dm, cm 1 a) De familie Janssens heeft in Oostende op de zeedijk een appartement gekocht. Dit appartement bevindt zich op de vijfde verdieping, derde van links. Kleur het raam van dit appartement geel. b) De familie Peeters heeft in hetzelfde gebouw ook een appartement. Het bevindt zich op de derde verdieping, boven de grootste ingang. Kleur het raam van dit appartement groen. 2 De turngroep ‘Kracht en geduld’ viert zijn kampioenen. Hieronder zie je de foto van de turngroep. Los de opdrachten op. a) Op hoeveel rijen staan de turners? ........................ rijen b) Op welke rij staan de meeste kinderen? Op de ........................ rij c) Kleur de kinderen van de laatste rij geel. d) Lies is de vijfde van rechts op de eerste rij. Kleur Lies rood. e) Pieter staat de derde van links op de derde rij. Kleur Pieter groen. f) Mieke kijkt een andere richting uit. Op welke plaats staat Mieke? ................................................................................................................................................................................................ 3 David fietst van huis naar school. Hij kan dat langs verschillende routes doen. Teken elke route in een ander kleurtje. Hoeveel verschillende routes kan David volgen? ........................ routes School Dorpsstraat Kromstraat Hier woont David. Schoolstraat Eikenlaan Kerkstraat BLOK 1 LES 8 • Plaats en richting - kijklijnen 7 4 Hieronder zie je de plattegrond van pretpark ‘Speel-rijk’. 7 6 5 8 3 4 9 2 1 10 11 12 1 = parking 2 = ingang 3 = cafetaria 4 = visvijver 5 = toiletten 6 = dierenpark 7 = speeltuin 8 = zwembad 9 = picknickplaats 10 = telefoon 11 = voetbalveld 12 = uitgang Plaats de onderstaande wegwijzers in het park, telkens op een kruispunt van twee wegen of paden. a) Noteer op de plattegrond de letter van elke wegwijzer waar jij deze zou plaatsen in het park. b) Sommige wegwijzers kun je op meerdere kruispunten plaatsen. Doe dit voor enkele wegwijzers. 8 A E I B F J C G K D H L BLOK 1 LES 8 • Plaats en richting - kijklijnen 5 Matthias is jarig en geeft voor zijn vrienden een verjaardagsfeestje. Sommige kinderen weten niet waar Matthias juist woont. Daarom tekent hij een plannetje op de achterkant van de uitnodigingskaart. Matthias is wel iets belangrijks vergeten! Weet jij wat? Inderdaad, Matthias is vergeten aan te geven in welk huis hij woont. Dat kon hij bijvoorbeeld doen met een pijltje en erbij schrijven: ‘Hier woon ik’. Dat mag jij nu doen. Maar let goed op de aanwijzingen van Matthias. Volg de wegwijzer ‘Achterland’. Ga links, de beek over en sla aan de bushalte linksaf. Ga rechtdoor tot aan het kapelletje. Neem daar de weg naar rechts. Op het einde van de weg ga je linksaf tot aan de postbus. Hier sla je rechtsaf. Neem dan de tweede straat rechts. Aan het volgende kruispunt ga je rechtdoor. In deze straat woon ik aan de linkerkant tussen de tweede en de derde boom. Erik 6 Vier kinderen zitten rond een tafel waarop twee flessen staan. Sofie Op de vier tekeningen hiernaast zie je hoe elk kind de flessen ziet. Noteer onder elke tekening de naam van het kind, die de flessen zo ziet. 1 2 .............................. .............................. Frank 3 Lies .............................. 4 .............................. BLOK 1 LES 8 • Plaats en richting - kijklijnen 9 Erik, Lies, Sofie en Frank zitten weer rond de tafel op dezelfde plaats. Op de tafel staan nu geen twee flessen maar een schoendoos en een kaars in een kubusvormige kaarsenhouder. Hieronder zie je wat Frank ziet. Teken (= schets) wat de andere kinderen zien. 7 dit ziet Frank dit ziet Erik dit ziet Lies dit ziet Sofie Dit is het bovenaanzicht van vier voorwerpen (een kan, een vliegtuig, een kaars, proefbuisjes). 8 Van deze voorwerpen werden ook verschillende zijaanzichten genomen. Vanuit welke plaats werden deze foto’s genomen? Zet het nummer van de foto’s in het juiste pijltje naast het bovenaanzicht. 10 1 2 3 4 5 6 BLOK 1 LES 8 • Plaats en richting - kijklijnen 9 Hieronder zie je een rooster met in elk vakje een figuurtje. We stappen telkens naar het midden van een vakje. Eén vakje is één stap. Het aantal stappen wordt met een getal aangegeven, de staprichting met een pijltje: bv. 3 = 3 stappen (vakjes) naar rechts gaan. Geef de volgende weg weer met een lijn (op het rooster). Vertrek in vakje G1 - 3 -2 -5 -7 - 4 - 3 In welk vakje ben je aangekomen? In vakje (letter) - 2 -1 .............................. (nummer) .............................. 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 A 10 B C D E F G H I J Op de tekening zie je een blokkenbouwsel. Teken de plattegrond van dit blokkenbouwsel. Vergeet de hoogtegetallen niet. Hoeveel blokjes heb je voor dit blokkenbouwsel nodig? 11 . blokken Toon kijkt over het muurtje. Kleur geel wat Toon achter het muurtje allemaal kan zien. BLOK 1 LES 8 • Plaats en richting - kijklijnen 11 12 Werk op het plan van Matthias uit oefening 5. Bedenk een andere route om naar het huis van Matthias te gaan. Duid met een gekleurde lijn de nieuwe weg aan. Je mag op het plan pictogrammen bijtekenen. Beschrijf hieronder jouw route. ............................................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................................................................................................................... 13 Kijk terug op de tekening van de vier kinderen in oefening 6. Bedenk zelf twee voorwerpen in de plaats van de flessen. Teken hieronder wat elk kind ziet. dit ziet Frank 14 15 12 dit ziet Erik dit ziet Lies dit ziet Sofie Ga terug naar oefening 9. Duid zelf een andere weg aan. Beschrijf zoals in oefening 9 de weg die jij gevolgd hebt. Leen kijkt over het muurtje. Teken zelf bloemen en andere planten die Leen zeker kan zien achter het muurtje. BLOK 1 LES 8 • Plaats en richting - kijklijnen Eerst met de blokken leggen. Dan pas het antwoord zeggen. Daarbij mag het niet blijven. Je moet het antwoord opschrijven. 1 2 (Leg gestapeld.) 6P 2S 8H 4T 3B 2B 5E 6T ...................................................... Vul het schrijfschema in. Noteer het getal. ...................................................... 4H ...................................................... vijfhonderdveertig 3 Noteer het getal. ...................................................... (Leg in het legschema.) 7P Vul het schrijfschema in. (Leg gestapeld.) ...................................................... Teken wat je gelegd hebt. Vul het schrijfschema in. Teken wat je gelegd hebt. Vul het schrijfschema in. 253 4 (Leg in het legschema.) 1005 5 In het tekenschema staan rekenblokken getekend. Noteer het getal in het schrijfschema en daarna op de stippellijn. x x x x ...................................................... x ...................................................... BLOK 1 LES 9 • Remediëring getallenkennis na toets 2 13 6 Noteer van de getallen uit het schrijfschema hoeveel D en H en T en E er zijn. Noteer dan het getal op de stippellijn. 1 7 9 3 5 . D+ . H+ . T+ . E= ...................................... 1 0 9 . D+ . H+ . T+ . E= ...................................... 8 4 0 . D+ . H+ . T+ . E= ...................................... 0 0 4 . D+ . H+ . T+ . E= ...................................... Lees het getal. Teken de rekenblokken. Vul het schrijfschema in. D 452 8 In het schrijfschema staat een getal. Noteer dat getal op de stippellijn. 1 10 9 0 4 ...................................... 507 0 0 1 ...................................... 1010 11 5 P + 4 S + 7 B = .......................... 3 T + 1 D = .......................... 12 963 = . D + . H + . T + . E 140 = . D + . H + . T + . E Kleur het vakje waarin het juiste antwoord staat. 14 4T 4T 4T 4E 4E 4E Splits elk getal in gelijke delen. 800 = . + . + . + . E Noteer hoeveel D, H, T en E in elk getal zitten. In 406 heeft het cijfer 4 de waarde van 4H In 604 heeft het cijfer 4 de waarde van 4H In 640 heeft het cijfer 4 de waarde van 4H 13 T Lees het getal en noteer het in het schrijfschema. 8 Noteer het getal dat bestaat uit: H 1000 = 4 x . BLOK 1 LES 9 • Remediëring getallenkennis na toets 2 14 15 Zoek eerst welke sprongen gemaakt worden. Noteer dan nog drie getallen in elke rij. 225 325 425 . . . . . . 510 515 520 Welk getal zit er onder elke vlek? 388 16 389 ............... 250 ............... 17 19 20 Tussen welke twee opeenvolgende honderdtallen liggen deze getallen? 604 ligt tussen ............................. en ............................. . 895 ligt tussen ............................. en ............................. . 450 ............... ............... Welk honderdtal ligt het dichtst bij dit getal? 549 ligt het dichtst bij ............................. . 909 ligt het dichtst bij ............................. . 18 Er zijn twee getallen gegeven. Vul een getal in dat ertussen past. Kies uit: 50; 150; 250; 350; 450; 550; 650; 750; 850; 950. 934 - ............................. - 975 510 - ............................. - 570 Noteer de getallen in de goede volgorde op de treden. Het grootste getal staat altijd op de hoogste trede. 450 610 107 701 660 710 620 350 710 170 730 750 Plaats tussen de getallen één van deze tekens: <, >, =. 761 . 861 309 . 903 1001 . 101 21 Gebruik telkens deze drie kaarten. a. Maak het kleinst mogelijke getal: ........................ b. Maak het grootst mogelijke getal: ..................... c. Maak nog twee andere getallen: ...................... ...................... BLOK 1 LES 9 • Remediëring getallenkennis na toets 2 15 22 Noteer bij elk pijltje het passende natuurlijk getal. 0 . 300 700 . a) . 710 720 . . b) 23 Noteer deze natuurlijke getallen op de juiste plaats op de getallenas. 850 920 875 800 900 a) 607 595 589 579 580 600 b) 24 Vul in. a) 1E meer dan 999 is ............................. . b) 1T minder dan ............................. is 890. c) 1 ............................. meer dan 300 is 400. d) Het natuurlijk getal juist vóór 700 is e) Vijf minder dan 604 is ............................. . 25 ............................. . Teken de pijlen. … is 2 H minder dan … … is kleiner dan … A B 50 1000 C 998 550 500 198 350 1005 598 98 100 398 407 227 207 107 16 BLOK 1 LES 9 • Remediëring getallenkennis na toets 2 798 26 Een getallendier Schrijf elk getal in woorden in de hokjes. In elk hokje schrijf je één letter van het getal. Als je juist werkt, lees je ergens van boven naar onder de naam van een dier. Noteer op de stippellijn welk dier het is. 46 Z E S E N V E E R T I G 74 82 38 101 91 300 .................................................................................. 27 Netjes aankleden De getalfiguren 800, 200, 300 en 700 willen elk een truitje van de wasdraad nemen. Het getal op het truitje aan de wasdraad is wel kleiner dan hun eigen getal. Welk truitje kiezen ze? Trek de pijlen. Kleur alle ballonnen waarop een getal staat dat kleiner is dan 685 of groter is dan 725. Hoeveel ballonnen blijven zonder kleur? 800 72 6 216 190 486 200 70 4 300 725 654 700 690 70 1 786 71 0 624 .................................................................................. 70 0 716 686 29 707 906 257 658 69 9 28 1000 49 6 4 52 2 74 2 75 685 98 8 Een schaduwbeeld Als je alle vakjes kleurt waarin een getal staat dat ligt tussen 200 en 500, dan verschijnt er een dier. BLOK 1 LES 9 • Remediëring getallenkennis na toets 2 17 30 De cijferdoos Doorstreep de cijfers uit de cijferdoos die je nodig hebt om de getallen die op de borden geschreven staan te vormen. Er ontbreken twee cijfers. Noteer ze in de lege vakjes. honderdvierendertig honderdzeventig driehonderdtweeëndertig honderdendrie wintig honderdachtent 31 Tellen met figuren Vervang de figuren door de juiste getallen. Noteer onder elke figuur het juiste getal. plus . + . plus . 32 is 400 + = 400 plus . is . = + is 860 . plus . . + = 860 is 861 . = 861 Getallenvoetbal 3 9 6 Op de voetballende getalfiguren zie je drie verschillende cijfers. Maak met deze drie cijfers alle mogelijke getallen. ........................................................................................................................................................................................................................................................................ Zet deze getallen nu in de juiste volgorde. Begin met het grootste getal. ................................ > ................................ > ................................ > ................................ > ................................ > ................................ 33 Raad mijn getal. Mijn getal bestaat uit drie cijfers. Het cijfer van de eenheden is hetzelfde als het cijfer van de honderdtallen. Mijn getal is groter dan 390 maar kleiner dan 404. Schrijf nu mijn getal op. 18 BLOK 1 LES 9 • Remediëring getallenkennis na toets 2 34 Een getallenfiguur Verbind de getallen van klein naar groot. Tel met sprongen van 2. Ga van 100 tot 206. BLOK 1 LES 9 • Remediëring getallenkennis na toets 2 19 1 Rekentraining 2 Trek een kring rond de twee getallen die je eerst wil optellen. Vul daarna de ontbrekende getallen in. 3 150 + 50 + 175 = . + . = . 167 + 27 + 73 = . + . = . 225 + 80 + 320 = . + . = . 155 + 45 + 83 = . + . = . 236 + 97 + 103 = . + . = . Vul in wat ontbreekt. 900 4 20 1 000 350 + 50 + . 98 + 2 + . . + 80 + 220 . + 25 + 275 199 + 1 + . 680 + 20 + . . + 75 + 125 . + 30 + 370 Schakel en werk uit. 5 Schakel en werk uit. 93 + 27 = . + . + . = . 97 + 38 = . + . + . = . 149 + 28 = . + . + . = . 195 + 47 = . + . + . = . 97 + 73 = . + . + . = . 296 + 84 = . + . + . = . 189 + 55 = . + . + . = . 98 + 76 = . + . + . = . 78 + 194 = . + . + . = . 97 + 246 = . + . + . = . BLOK 1 LES 12 • Tot 1000: optellen en aftrekken 6 7 Duid met een boogje op de getallenas de aftrekking aan en bereken het verschil. 100 200 300 400 500 400 - 198 = . 500 600 700 800 900 800 - 299 = . 500 600 700 800 900 800 - 98 = . 400 500 600 700 800 700 - 205 = . 200 300 400 500 600 600 - 301 = . Vul de ontbrekende getallen in. 1000 verminderd met 499 is ................................ . 182 is ................................ minder dan 200. 1000 verminderd met 909 is ................................ . 73 is ................................ minder dan 300. 1000 verminderd met 198 is ................................ . 498 is ................................ minder dan 600. 1000 verminderd met 102 is ................................ . 909 is ................................ minder dan 1000. 1000 verminderd met 205 is ................................ . 299 is ................................ minder dan 400. BLOK 1 LES 12 • Tot 1000: optellen en aftrekken 21 1 Flessen vullen 2 l is het symbool van ....................................................... . ................................ is het symbool van deciliter. ................................ is het symbool van centiliter. Noteer de beginletter van de naam van elk kind op de juiste plaats op het podium. 1 1 2 2 3 3 Schatting 3 Vul in. Meting Flessen vullen Noteer het resultaat na het meten. 4 Els ...................... l ...................... dl ...................... cl = ...................... cl Mark ...................... l ...................... dl ...................... cl = ...................... cl Peter ...................... l ...................... dl ...................... cl = ...................... cl Een meetlijst Eerst schatten, dan meten en tenslotte noteren. Nr. 22 Voorwerp Ik schat Ik meet bierglas . l . dl . cl . l . dl . cl = . dl . cl = . cl wijnglas . l . dl . cl . l . dl . cl = . dl . cl = . cl kopje . l . dl . cl . l . dl . cl = . dl . cl = . cl bekertje . l . dl . cl . l . dl . cl = . dl . cl = . cl eetlepel . l . dl . cl . l . dl . cl = . dl . cl = . cl . l . dl . cl . l . dl . cl = . dl . cl = . cl . l . dl . cl . l . dl . cl = . dl . cl = . cl . l . dl . cl . l . dl . cl = . dl . cl = . cl . l . dl . cl . l . dl . cl = . dl . cl = . cl BLOK 1 LES 13 • Inhoudsmaten: l, dl, cl 1 Rekentraining 2 Reken uit wat tussen haakjes staat en tel op. Vul de ontbrekende getallen in. (10 (10 (10 (10 (10 4 x x x x x 6) 8) 5) 3) 7) + + + + + (8 (2 (7 (9 (3 x x x x x 6) 8) 5) 3) 7) = = = = = . . . . . + + + + + . . . . . 3 = = = = = . . . . . Reken uit. 6 18 x 5 = .................................................................................... 22 x 3 = .................................................................................... 36 x 2 = .................................................................................... 12 x 7 = .................................................................................... 15 x 5 = .................................................................................... Vul de ontbrekende getallen in. 8 x 6 is ................... te weinig voor 70 44 is ................... meer dan 7 keer 5. 21 is ................... minder dan het zesvoud van acht. 9 x 9 is ................... te veel voor 60. 8 x 7 is ................... te kort voor 65. Een kudde (23) schapen. Hoeveel poten? ................................ Een zwerm (16) bijen. Hoeveel pootjes? ................................ Een vlucht (26) eenden. Hoeveel poten? ................................ Een file (13) auto’s. Hoeveel banden? ................................ Een peloton (47) renners. Hoeveel wielen? ................................ 7 5 Reken uit op een handige manier Vul in. 50 - 23 = . x . = . De honderdmannen Noteer in de mond wat er bij moet om 100 te maken. 32+ 24 = . x . = . 75 - 30 = . x . = . 100 - 19 = . x . = . 8 x 7 4 + 100 7 7 x + 9 100 9 80 - 44 = . x . = . 98 - 74 = 4 x . = . 100 x 3 + 100 x + 80 - 59 = . x 7 = . 8 x 8 + 100 91 - 49 = . x 7 = . 47 - 35 = 4 x . = . 72 - 47 = 5 x . = . BLOK 1 LES 15 • De tafels van vermenigvuldiging en deling 23
© Copyright 2024 ExpyDoc