23-08-2014 - Parkstraatgemeente

ZONDAG 23 AUGUSTUS 2014
Parkstraatgemeente Arnhem
Voorganger: ds. E.K. Verhagen-Krikke uit Zwolle
(We zingen uit het nieuwe liedboek, tenzij anders aangegeven.)
 Zingen: lied 217: 1, 2 en 3
 Loflied: lied 280: 1, 2, 3, 5 en 7, De vreugde voert ons naar dit huis
 Lezing: Psalm 31: 1-9, 20-25 (In de vertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde)
 Zingen: lied 31: 1, 6 en 19 (Psalm 31)
 Lezing: Gedicht De kleine Hoop van Charles Péguy. Péguy was een katholieke franse schrijver en
dichter die in de eerste wereldoorlog omkwam bij de eerste slag om de Marne in 1914.
De kleine Hoop
Het geloof waar ik het meest van hou, zegt God, is de hoop.
Geloof, dat verwondert me niet.
Ik ben overal zo zichtbaar aanwezig,
in de zon en de maan en de sterren aan de hemel
en in ’t gewemel
van de vissen in rivieren,
en in alle dieren,
en in het hart van de mens, zegt God,
dat het diepste is
en het meest in het kind
dat het liefste is
dat ik ooit heb geschapen.
In alles wat boven en onder is
ben ik zo luisterrijk aanwezig,
dat geloven, zegt God, in mijn ogen
geen wonder is.
Ook liefde verwondert me niet, zegt God.
Er is onder de mensen zoveel verdriet,
soms niet te stelpen,
dat je toch vanzelf ziet
hoe ze elkaar moeten helpen.
Ze zouden wel harten van steen
moeten hebben als ze voor één
die tekort heeft het brood
niet uit hun mond zouden sparen.
Nee, liefde, zegt God, dat verwondert me niet.
Maar wat me verwondert, zegt God, is de hoop.
Daar ben ik van ondersteboven.
Ze zien toch wat er in de wereld allemaal omgaat
en ze geloven
1
dat het morgen allemaal omslaat.
Wat een wonder is er niet voor nodig
dat zij dat kleine hoopje hoop
nooit als overbodig
ervaren
maar met voorzichtige gebaren
in hun hand en in hun hart bewaren,
een vlammetje dat keer op keer weer
wankelt en dreigt neer te slaan
maar altijd weer weet op te staan,
en nooit wil doven.
Soms kan ik mijn eigen ogen niet geloven.
Geloof en liefde zijn als vrouwen.
Hoop is een heel klein meisje van niks.
Zij stapt op tussen de twee vrouwen
en iedereen denkt: die vrouwen houden
haar bij de hand,
die wijzen de weg.
Maar daarvan heb ik meer verstand,
zegt God, ik zeg:
het is dat kleine meisje hoop
dat al wat tussen mensen leeft
en al hun heen en weer geloop
licht en richting geeft.
Want het is dat kleine meisje hoop
- je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven,
je denkt soms dat het zo onooglijk is het is dat kleine meisje hoop
dat de mensen zien laat, zien soms even,
wat in het leven mogelijk is.
Het geloof, zegt God, waar ik het meest van hou,
de liefde waar ik het meest van hou, is de hoop.
Geloof, dat verwondert me niet.
Liefde, dat is geen wonder.
Maar de hoop, dat is bijna niet te geloven.
Ikzelf zegt God, ik ben ervan ondersteboven.
 Zingen: lied 657: 1, 2 en 4
 Uitleg en verkondiging, overdenking
In mijn werk geestelijk verzorger en psycholoog kom ik vrijwel dagelijks in contact met mensen
die ernstig lichamelijk ziek zijn. Vaak moeten zij leven met een beperkt toekomstperspectief.
Zorgen voor de zieken, in ons land is dat in het algemeen heel aardig geregeld. We hebben
goed opgeleide artsen, veel apparatuur, verpleegkundigen en verzorgenden die deskundig de
patiënten en hun naasten ondersteunen. Maar als we buiten het professionele om kijken naar
wat mensen die geconfronteerd worden met ziekte en dood van ons nodig hebben, wat zien we
dan? Wat kunnen wij doen als we willen zorgen voor de zieken, hoe geven wie die opdracht om
barmhartig te zijn vorm?
2
Zorgen voor de zieken gaat naast de optimale zorg voor de lichamelijke conditie ook om zorg
rond hoe iemand het hele proces ervaart en om zorg voor de ziel van de patiënt en de mensen
om hem of haar heen, en dus ook om de bedroefden nadat iemand overleden is.
Wanhopig zijn mensen vaak als ze net te horen hebben gekregen dat ze niet meer beter kunnen
worden of dat een geliefde overleden is. Het kan niet waar zijn, de dokter had vast een verkeerd
dossier. Ik ga er voor vechten en dan lukt het vast om in leven te blijven. Ik heb nog kleine
kinderen, die kunnen niet zonder hun vader of moeder. Of vanuit de naaste gezien: ik kan je niet
missen, hoe moet ik verder leven zonder jouw aanwezigheid?
De wanhoop gaat over geen toekomst meer hebben, over uitzichtloosheid. Ernstige ziekte en
het sterven van een geliefde confronteert je met een wending in je leven die je niet wilt, maar
wel moet ondergaan.
Het is erg belangrijk om hier niet aan voorbij te gaan. Maar juist om met de zieke of rouwende
te erkennen dat dit een verschrikkelijke situatie is, dat het heel begrijpelijk is dat er gevoelens
van wanhoop zijn. Dat het goed is om dat toe te laten, niet te snel te verlangen dat je positief
moet blijven, dat je er voor moet knokken, de moed niet op moet geven en allemaal van dat
soort vaak zeer goed bedoelde, maar soms ook o zo pijnlijke opmerkingen. Die leiden juist vaak
tot eenzaamheid, het gevoel dat je niet mag zijn wie je bent op dat moment, een mens in
wanhoop, in verzet, in paniek.
En, hoe verwonderlijk ook, na deze eerste reacties zetten veel patiënten en hun naasten of nabestaanden op een of andere manier de knop om, ze gaan weer hopen. Misschien niet op genezen
of overleven, maar op nog een mooie tijd zonder te veel pijn, of op rustig sterven en het
welkom zijn in een hiernamaals. Of dat de overledene nu verlost is van pijn en ellende en dat het
zal lukken ondanks het verlies toch weer de draad van het leven op te pakken. En dat voelt vaak
een stuk beter.
Eerlijk gezegd verbaast het me vaak hoe mensen dit doen en soms lukt het niet. We zijn kwetsbare mensen, niet iedereen kan op de beste manier omgaan met wat hem of haar overkomt.
Vorig jaar verscheen het boek Berg van de Ziel, geschreven door de remonstrantse hoogleraar
Christa Anbeek en Ada de Jong. Daarin gaat het over gevoelens van wanhoop na, bij Christa, het
verlies van haar partner, nadat ze in haar leven al veel andere dierbaren had verloren, en bij Ada
om het omkomen van haar man en drie kinderen bij een bergsportongeval in de Alpen. Eén van
beide vrouwen zegt: "Wanhopig ben ik in sommige nachten. Het gebeurt niet vaak. Het zijn de
nachten dat ik weeklaag. Vanuit mijn diepste binnenste stijgt een geluid op en komt naar
buiten. Een smartelijke kreet die overgaat in gierend huilen. De eerste keer dat ik dit geluid
hoorde was in de tweede nacht na het ongeluk. Voor die tijd kende ik mijzelf niet als iemand die
ongecontroleerde luide geluiden maakt. Wanhoop is allesomvattend, er is geen enkel
perspectief. Het besef dat er geen toekomst voor ons is, ontneemt in de nacht ook de kleur aan
de herinnering. Er blijft niets van waarde over, niet in het verleden en niet in het heden.
Er is voor mij een verschil tussen verdriet en wanhoop. Verdriet is moeilijk maar meestal wel te
hanteren, wanhoop is ondoenlijk, er valt letterlijk niets te doen. Ik kan mezelf er niet uit denken,
geen uitweg vinden. Na het weeklagen, dat bestaat uit huilen en wanhopige dingen denken, val
ik uiteindelijk altijd in slaap. Het is moeilijk om uit te leggen wat ik dan allemaal denk of tegen
mezelf zeg. Mijn troost in die momenten bestaat uit het feit dat ik zeggenschap heb over mijn
eigen leven. Als het echt niet meer te doen is , heb ik de vrijheid om uit het leven te stappen. De
volgende morgen rest een gewoon bedroefd gevoel. En dan lukt het wel weer. Dan zie ik weer
wat er ook is." En een kort volgend citaat uit hetzelfde hoofdstuk: "Je schrijft dat sommige
verhalen niet te verdragen zijn en sommige smarten onuitsprekelijk. Ik denk daar anders over.
Lang niet alle woorden zijn nep. Uiteindelijk lukt het mij tot nu toe met hulp van boeken en een
3
vriend om mijn ergste smarten onder woorden te brengen. En op het moment dat dit lukt, voel
ik de last van dat moment minder worden. Woorden geven aan wat ik voel, helpt. Het verhaal
vertellen en merken dat iemand het echt hoort en bij me durft te blijven ook. Dit is van enorme
waarde voor mij."
Soms is er dus toch een uitweg uit de wanhoop. Slapen kan helpen, dat het weer ochtend wordt
en dat je ziet wat er wèl is geweest of nu nog is, of de verbondenheid met iemand die echt naar
je luistert. En het weten van de vrijheid om te stoppen met leven, een bijzondere vorm van hoop
op niet door hoeven met de diepe ellende waarin je je bevindt. Dat verzacht de wanhoop.
God speelt in de ervaring van deze vrouwen niet direct een rol. Of toch wel? In de ervaren
vrijheid, in het kunnen zien van wat er wel is, in de liefdevolle aandacht van een vriend voor de
met zoveel moeite geformuleerde woorden? Niet stoppen met leven is gebaseerd op de hoop
dat die steun een volgende keer er weer zal zijn. Door verder te gaan met leven vertrouwen ze
zich daar aan toe, elke dag weer.
In Psalm 31 spreekt David ook vanuit wanhoop. Hij is op de vlucht voor koning Saul, die in David
een bedreiging ziet. Doordat Davids vriend Jonathan, een van de zoons van Saul hem
waarschuwt, kan David ontkomen aan een aanslag op zijn leven. Saul, die al leed aan depressies,
verliest daarna ook nog een grote veldslag en ziet geen uitweg meer behalve door zich van kant
te maken. Deze eerste koning van Israël wordt door de Joden gezien als een tragisch figuur, die
ten onder gaat, omdat hij niet genoeg vertrouwen heeft in JHWH. David beroept zich juist op de
Ene, hij noemt hem rechtvaardig, vertelt dat hij toevlucht heeft gevonden, dat de Ene zijn
steenrots en bastion is. Hij zegt: Ik wist bij de Ene mij veilig. En vanuit die ervaringen vraagt hij
steun aan zijn God: "Red mij uit, help mij uit het net, mijn versterking zijt Gij."
We zien dus dat hij op grond van hoe hij God eerder ervaren heeft, durft te hopen op hulp in de
toekomst. Hij gaat zelfs nog een stapje verder; in vers 20 zegt hij: "Hoe groot is het goed dat gij
hebt weggelegd voor wie u vrezen, hebt bereid voor wie toevlucht zoeken bij u."
Daar zien we dus het verschil met Saul, die alleen wilde terugvallen op zichzelf. David roept ook
anderen op te hopen op de hulp van de Ene, hij weet hoe belangrijk het is zich vast te kunnen
houden aan de hoop op steun van God.
In het gedicht van Peguy spreekt God zelf over Hoop, Geloof en Liefde. Geloof en Liefde kan Hij
wel verklaren, dat die bestaan is niet zo vreemd, maar de Hoop, zegt God, die verbaast me. Wat
doet hopen? En dan geeft Hij zelf het antwoord:
het is dat kleine meisje hoop
dat de mensen zien laat, zien soms even,
wat in het leven mogelijk is.
Daar gaat het dus om: zien, soms even, wat in het leven mogelijk is. Hoop wordt gevoed door
een toekomstperspectief, door wat kan gaan gebeuren. Het geeft richting aan het nu, het
motiveert mensen om vol te houden, om keuzes te maken die hen dichter brengen bij wat ze
graag willen. Ernstig zieke mensen hopen op nog fijne dagen met weinig pijn, op ontmoetingen
met de mensen die hen lief zijn, vredig sterven en soms op terugkomen in een volgend leven.
Hoop geeft zin, geeft betekenis aan wat je meemaakt.
En hopen heeft met dromen te maken, dromen van hoe het zou kunnen zijn.
Geloof en Liefde komen bijna vanzelf voort uit wat we meemaken en er zijn altijd voldoende
redenen om te blijven geloven en liefhebben, zegt God. Maar doorgaan met hopen, tegen het
gevoel op een dramatisch moment in vaak, dat is bijzonder. David zegt: "Wees sterk,
4
onverslagen van hart: gij allen die hoopvol de Heer wacht, de Heer behoedt wie hem trouw zijn."
Hopen op de trouw van God, misschien ook wel op wat in de Bijbel het Koninkrijk genoemd
wordt: een wereld vol liefde en vrede waarin iedereen tot zijn of haar recht kan komen.
Blijven uitgaan van dat het beter kan, dat de wereld en wijzelf niet hoeven blijven vastzitten in
het lijden, in alles wat mis gaat en in de wanhoop. Het kleine lichtje van de hoop brandend
houden. Dat dat gebeurt is een wonder. Laten we er dankbaar voor zijn, het delen met elkaar en
koesteren.
Amen.
 Slotlied: lied 422
5