Onderwerp Vergaderdatum Onze referentie Datum Bijlage(n) Pagina Notulen vergadering van houders van Rabobank Certificaten 15 mei 2014 STAK15052014 22 juli 2014 Geen 1/6 Notulen van de vergadering van houders van Rabobank Certificaten gehouden te Utrecht op 15 mei 2014 Functie Aanwezig 52 houders Gert van Dijk Jaap Hazen Bert Trienen Rogier Everwijn Bert Bruggink Onno Butter houders van Rabobank Certificaten bestuurder A en voorzitter Stichting AK Rabobank Certificaten bestuurder A Stichting AK Rabobank Certificaten bestuurder A Stichting AK Rabobank Certificaten bestuurder B Stichting AK Rabobank Certificaten lid raad van bestuur en CFO / CFRO Rabobank Nederland secretaris van de vergadering 1. Opening door de voorzitter De heer Van Dijk, voorzitter van de Stichting AK Rabobank Certificaten (hierna: ‘STAK’), opent de vergadering. Hij heet de aanwezige houders van Rabobank Certificaten (hierna: ‘RC’) van harte welkom. De heer Van Dijk wijst de heer Butter aan als secretaris van de vergadering. 2. Mededelingen De heer Van Dijk komt terug op de vraag die in de vergadering van januari 2014 is gesteld of het bestuur van de STAK een rooster van aftreden zou moeten hanteren. Gelet op het takenpakket en de benoemingswijze van het bestuur is ervoor gekozen dat niet te doen. De Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (hierna: ‘VBDO’) heeft een lijst met vragen ingestuurd die niet direct verband houden met deze vergadering. De vragen worden voor beantwoording doorgeleid naar Rabobank Nederland. 3. Verslag Rabobank Certificaten en activiteiten van de STAK in 2013 De heer Van Dijk stelt het verslag van de vorige vergadering en het rapport over de activiteiten van de STAK in 2013 aan de orde. Hierover zijn geen vragen. Vervolgens gaat de heer Van Dijk aan de hand van een presentatie in op de gebeurtenissen rondom RC in het recente verleden. Een certificaathouder vraagt of Stichting AK Rabobank Ledencertificaten II (hierna: ‘STAK II’) de 40 miljoen Rabobank Ledencertificaten die zij eind december 2013 hield, heeft gecertificeerd waarbij het stemrecht bij STAK II bleef. De heer Everwijn bevestigt dit. Dezelfde certificaathouder vraagt of STAK II nu ook aanwezig is. De heer Everwijn antwoordt dat dat niet het geval is, nu STAK II inmiddels is opgeheven. Dezelfde certificaathouder vraagt waarom in januari niet is besloten de beslissing aan de aanwezige leden te laten. De heer Van Dijk antwoordt dat STAK II stemgerechtigd was en dat de administratievoorwaarden zijn gevolgd. De heer Hazen voegt hieraan toe dat in het verslag van januari de goedkeuringspercentages inclusief en exclusief de stemmen van STAK II zijn vermeld. Bovendien wijst de heer Hazen erop dat direct aan het begin van die vergadering is gemeld dat die 40 miljoen stemmen aanwezig waren. 2/6 Een certificaathouder verzoekt om commentaar op de koersontwikkeling van de RC. De heer Bruggink antwoordt dat het klimaat voor aandelen en obligaties sinds de notering van de RC aan de beurs gunstig is geweest. Daarnaast neemt de heer Bruggink aan dat het goed valt bij beleggers dat Rabobank in rustiger vaarwater is gekomen. De vraag naar RC blijft groter dan het aanbod, waarbij de vraag vooral van particulieren in Nederland lijkt te komen. Dit uit zich in een gestegen koers sinds de start van de notering. Een certificaathouder vraagt onder verwijzing naar LIBOR of er momenteel zaken spelen binnen Rabobank waarvan de buitenwereld geen weet heeft. De heer Bruggink antwoordt dat Rabobank wist dat LIBOR eraan zat te komen en daarover steeds transparant is geweest. De timing en omvang van de settlement waren voor Rabobank onbekend. Bovendien is de reputationele impact van LIBOR onderschat. De heer Bruggink is van mening dat de Rabobank-organisatie door de gebeurtenissen is gedwongen goed naar haar eigen functioneren te kijken. De heer Bruggink geeft aan dat hij niet op de hoogte is van toekomstige gebeurtenissen en dat hij ervan uitgaat dat het dieptepunt dat Rabobank in 2013 heeft gekend achter haar ligt. Een certificaathouder informeert hoe groot de handelsvoorraad aan RC van Rabobank is. De heer Everwijn antwoordt dat deze nagenoeg is verdwenen. Een certificaathouder vraagt of er momenteel institutionele beleggers in de zaal aanwezig zijn. Deze melden zich niet en de heer Everwijn stelt op basis daarvan vast dat dit niet het geval is. 4. Beleid van Rabobank in 2013 De heer Van Dijk geeft de heer Bruggink het woord om een toelichting te geven op het beleid van Rabobank in 2013. De heer Bruggink geeft aan dat Rabobank over dat jaar een nettowinst van ongeveer EUR 2 miljard behaalde, ongeveer 2% minder dan in 2012. Het marktaandeel van Rabobank in de Nederlandse markt bleef onveranderd hoog. De heer Bruggink geeft aan dat over het boekjaar 2013 de balans van Rabobank voor het eerst in de geschiedenis is gekrompen. Dit heeft deels een boekhoudkundige achtergrond. Verder was de post kaspositie, het geld dat Rabobank aanhoudt bij de Europese Centrale Bank (hierna: ‘ECB’) per ultimo 2013 substantieel lager dan in 2012. De heer Bruggink geeft in dit verband aan dat Rabobank kort geld dat bij Rabobank wordt uitgezet, plaatst bij de ECB. Gesteld kan worden dat als sprake is van onrust op de markten, meer financiële middelen aan Rabobank worden toevertrouwd, omdat Rabobank als ‘safe haven’ wordt beschouwd. Zo had Rabobank in 2012 op enig moment meer dan EUR 100 miljard uitstaan bij de ECB. Het feit dat dit bedrag in 2013 aanzienlijk lager was, duidt op een groter vertrouwen in Europa dan eind 2012. Voor de economie is dat een gunstig teken. De post kredietverlening in 2013 is zowel in Nederland als ook in het buitenlandse bedrijf gedaald. Dit laat zien dat de economie in het boekjaar 2013 zowel in Nederland als ook daarbuiten niet gunstig verliep. Voor Rabobank bracht dit wel met zich mee dat de kapitaalposities zijn verbeterd. De core tier 1-ratio van Rabobank bedroeg in 2013 13,5%. De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: ‘DNB’) heeft onlangs gesteld dat de drie grootbanken in Nederland een ratio moeten hebben van minimaal 10% in 2019. Rabobank zit daar dus al ruim boven. Bovendien heeft Rabobank momenteel een totale kapitaalratio van bijna 20%. De belangrijkste reden voor zo’n 3/6 hoge kapitaalratio is de nieuwe Europese regelgeving die voorziet in het afschrijven (‘bail-in’) op reguliere senior-obligaties mocht een bank in financiële problemen komen. Met een kapitaalratio van 20% kan worden gesteld dat de houders van reguliere senior-obligaties dat risico in verminderde mate lopen. De heer Bruggink geeft aan dat de strategie van de bank dezelfde is gebleven: Rabobank heeft de ambitie in Nederland alle vormen van financiële dienstverlening aan te bieden aan zowel particuliere als zakelijke klanten. Buiten Nederland is Rabobank vooral actief in de financiering van de agrarische sector, zowel de primaire sector als de food & agri-industrie in een aantal geselecteerde regio’s. Voor 2014 zijn licht positieve signalen waarneembaar: een herstel van de Nederlandse huizenmarkt en een toegenomen vraag naar hypothecair krediet. Rabobank schat in dat over het jaar 2014 sprake zal zijn van een geringe economische groei. Voor een volledig overzicht van het beleid verwijst de heer Bruggink naar het jaarverslag 2013. Een certificaathouder informeert naar de status van de interne controles rond het LIBORsubmissieproces. De heer Bruggink antwoordt dat dit submissieproces eerst bij het internationale bedrijf was ondergebracht en nu onderdeel is geworden van het bedrijfsonderdeel risicomanagement van de organisatie, dat geen winstdoelstelling kent. Een certificaathouder vraagt of het internationale bedrijf nog altijd een aparte tak is binnen Rabobank. De heer Bruggink antwoordt dat er hard wordt gewerkt aan de integratie van Rabobank International binnen Rabobank Nederland per 1 juli van dit jaar. Een certificaathouder informeert of de heer Bruggink over 2014 een normaal operationeel resultaat van EUR 2 miljard verwacht, nu de nettowinst over 2013 voor een groot deel te danken is aan de verkoop van Robeco. De heer Bruggink kan geen concrete cijfers noemen voor 2014, maar geeft aan dat ook in 2013 sprake was van een normaal operationeel resultaat van EUR 2 miljard. Een certificaathouder brengt naar voren dat de rente op hybride kapitaal in Nederland binnenkort fiscaal aftrekbaar wordt. Hij vraagt of de vergoeding op de RC daar ook onder valt. Zo niet, dan vraagt deze certificaathouder zich onder verwijzing naar een onlangs door Griekenland tegen 6,3% geplaatste staatslening af of de RC niet te duur worden voor Rabobank. De heer Bruggink geeft aan dat dit wetsvoorstel nog niet is aangenomen, maar dat RC daar niet onder zullen vallen. Hybride instrumenten zijn minder achtergesteld dan RC. De vergoeding op de RC weerspiegelt de mate van achterstelling van RC ten opzichte van hybride kapitaalinstrumenten en daarom gaat de vergelijking met reguliere obligaties mank. In aansluiting hierop stelt dezelfde certificaathouder de vraag op welke plek in de rangorde de RC staan in het licht van de in 2016 ingaande ‘bail-in’-wetgeving die zal gelden als een bank in financiële problemen komt. Europese lidstaten mogen onder deze regels een bank pas financieel steunen, wanneer die bank eerst 8% aan kapitaal heeft ‘opgebrand’. De heer Bruggink benadrukt nogmaals hoe belangrijk het streven naar een hoge kapitaalratio is voor Rabobank. Zo kan namelijk worden vermeden dat de rekening uiteindelijk terechtkomt bij de obligatiehouders respectievelijk de zakelijk depositohouders. Kijkend naar de samenstelling van het kapitaal komen in de volgorde waarin de categorieën worden aangesproken allereerst de ingehouden winsten aan bod. Als dit niet toereikend blijkt te zijn om de financiële problemen op te vangen, 4/6 dan is de tweede categorie die geraakt wordt de RC. De derde categorie die geraakt wordt, is het hybride kapitaal. De laatste categorie betreft de achtergestelde tier 2-instrumenten. Dezelfde certificaathouder vraagt of Rabobank van plan is de beide functies die de heer Bruggink uitoefent, namelijk Chief Financial Officer en Chief Financial Risk Officer, te splitsen. Dit omdat DNB geen voorstander is van het verenigen van deze twee functies in één persoon. De heer Bruggink geeft aan dat dit geen eis is van DNB, maar dat DNB kijkt naar de totale samenstelling van het bestuur van een bank. Op het moment dat bijvoorbeeld de voorzitter van een financiële instelling zeer commercieel is ingesteld dan eist de toezichthouder dat er voldoende ‘countervailing power’ bestaat en naast de CFO ook een aparte CFRO wordt aangesteld. Daarvan is bij Rabobank geen sprake. Een vertegenwoordiger van certificaathouder VBDO vraagt of en zo ja hoe het bestuur van de STAK actief informatie inwint om de certificaathouders over het beleid en de uitvoering daarvan te informeren. De heer Van Dijk antwoordt dat er vanzelfsprekend actief naar informatie wordt gezocht voorzover dit te maken heeft met het risico- en vergoedingenbeleid. De vragensteller betreurt dit, omdat hij van mening is dat het bestuur vanuit de ketenbeheergedachte een brede blik zou moeten hebben. Vanuit het gezichtspunt van de VBDO begrijpt de heer Van Dijk de vraag, alleen is de rol van het bestuur daarin beperkt tot de eerder genoemde punten. Dezelfde vertegenwoordiger van de VBDO vraagt de heer Bruggink welke acties worden ondernomen om de cultuur binnen Rabobank te veranderen. De heer Bruggink antwoordt dat in het najaar van 2013 een organisatiebreed en permanent cultuurprogramma is geïntroduceerd. Dit draagt bij aan de gezamenlijke beleving van de normen en waarden van Rabobank onder alle medewerkers in zowel binnen- als buitenland. De raad van bestuur heeft dit programma als eerste doorlopen en de heer Bruggink heeft dit als waardevol beschouwd. De reacties van het personeel bij lokale banken, Rabobank Nederland en Rabobank International zijn positief. Overigens volgt DNB de ontwikkelingen op de voet. De vertegenwoordiger van de VBDO vraagt of Rabobank langetermijndoelstellingen heeft op zowel financieel als niet-financieel gebied voor 2015-2020. De heer Bruggink bevestigt dit. De gestelde financiële doelstellingen hebben te maken met kapitaal en liquidititeit om zo de contituïteit van Rabobank te garanderen. Ten aanzien van meer commercieel getinte doelstellingen hebben de doelstellingen vooral betrekking op de activiteiten van Rabobank op Nederlandse en buitenlandse markten, wat zich vertaalt in bijvoorbeeld marktaandelen. Daarnaast heeft Rabobank doelstellingen op het terrein van duurzaamheid. De heer Bruggink stelt vast dat Rabobank door haar dominante positie op veel markten in Nederland per definitie gesprekspartner is bij deze vraagstukken. Terugkijkend heeft Rabobank bijvoorbeeld een zeer belangrijke rol gespeeld in de verduurzaming van de Nederlandse landbouw. Rabobank zal die rol ook in de toekomst blijven spelen, omdat zij zich bewust is van de noodzaak van die rol, Nederland een klein land is en het moet hebben van innovatie. Verder houdt Rabobank zich ten aanzien van beleggingen aan alle principes die zijn geformuleerd in internationaal verband. Bij de beoordeling van individuele kredietvoorstellen is duurzaamheid een belangrijk criterium. De vertegenwoordiger van de VBDO vraagt zich tevens af of er op niet-financieel gebied concrete meetmethodes zijn voor de lange termijn en zo ja, waar deze te vinden zijn. De heer Bruggink bevestigt dat deze er zijn en verwijst naar het duurzaamheidsverslag van Rabobank. 5/6 Een certificaathouder informeert of de heer Bruggink nog verdere afschrijvingen verwacht op de vastgoedportfolio. De heer Bruggink geeft aan dat hij dit niet verwacht. Doorgaans werken de gevolgen van een economische crisis voor commercieel vastgoed 1,5 tot 2 jaar daarna door. Als dat nu eveneens het geval is, dan zou dat betekenen dat kan worden verwacht dat het commercieel vastgoed in 2015 een dieptepunt zal bereiken. Rabobank heeft in 2013 al de nodige voorzieningen genomen en aannemelijk is dat dit in 2014 ook het geval zal zijn. Een certificaathouder vraagt naar aanleiding van LIBOR of er al meer bekend is over de omvang en de start van de civielrechtelijke procedures. Tevens informeert hij wat Rabobank van deze procedures verwacht en of Rabobank daarin transparant blijft. De heer Bruggink geeft aan dat Rabobank daarin transparant is; in het jaarverslag is steeds melding gemaakt van alle civiele procedures, die overigens niet zijn gericht tegen Rabobank alleen, maar steeds tegen alle banken van een bepaald panel. Dezelfde certificaathouder vraagt daarop of Rabobank niet de belangrijkste bank was die in de panels actief is geweest. De heer Bruggink geeft aan dat er tientallen banken actief zijn in de diverse panels. Rabobank is één van de vier banken die heeft geschikt met diverse toezichthouders. De toekomst moet uitwijzen hoe andere banken daarin worden beoordeeld. De heer Bruggink geeft aan dat Rabobank de kans gering acht dat de civielrechtelijke procedures tegen Rabobank door de eisers succesvol worden afgerond. Een certificaathouder heeft tijdens de vergadering in januari een vraag gesteld over de vervroegde aflosbaarheid van RC. Hij meende dat er destijds in de vergadering is gezegd dat de certificaten niet vervroegd aflosbaar zijn en dat DNB nooit toestemming zal geven, maar in de notulen stond dat de certificaten perpetueel zijn en dat DNB waarschijnlijk geen toestemming zal geven. De certificaathouder vraagt naar de reactie van de heer Bruggink. De heer Bruggink geeft aan dat de RC perpetuele instrumenten zijn en daarmee in beginsel niet aflosbaar. Alleen met toestemming van DNB kan Rabobank de instrumenten in theorie terugnemen. DNB zal in eerste instantie beoordelen hoe de kapitaalpositie van Rabobank op dat moment is en of het gepast is dat Rabobank de RC terugneemt. De heer Bruggink geeft aan dat Rabobank zich welbewust is van de verwachtingen die beleggers hebben van de RC en van Rabobank. Rabobank kan het zich op de kapitaalmarkt niet veroorloven onverwacht en in strijd met de belangen van beleggers te handelen. Immers, Rabobank is afhankelijk van die markt. Als in een volkomen hypothetisch scenario aan de orde zou komen dat Rabobank de RC moet inkopen en Rabobank zou toestemming krijgen van DNB, dan gaat het om omstandigheden waarbij de belegger begrijpt dat Rabobank dit doet. Uitgangspunt hierbij zal zijn dat de belegger hiervan in economisch opzicht geen slachtoffer wordt. Een certificaathouder informeert of de nieuwe voorzitter van de raad van bestuur, de heer Wiebe Draijer, een concrete opdracht krijgt en of het coöperatiemodel van Rabobank in stand blijft. De heer Bruggink kent de afspraken tussen de raad van commissarissen en de nieuwe voorzitter niet, maar gaat ervan uit dat hij een welomschreven portefeuille zal hebben, net zoals dat in het verleden het geval was. Verder antwoordt de heer Bruggink dat de coöperatie gehandhaafd blijft. Rabobank streeft naar integratie van het internationale bedrijf met Rabobank Nederland waardoor de coöperatie ook internationaal meer inhoud krijgt. 6/6 5. Rondvraag Een certificaathouder komt terug op zijn eerdere vraag uit de vorige vergadering, die zou worden doorgeschoven naar de huidige vergadering: wat heeft Rabobank geleerd van de gebeurtenissen met de certificaten en hoe kijkt Rabobank terug op de interne markt met eigen ledencertificaten respectievelijk het adviseren door de lokale Rabobanken over dit product? De heer Bruggink antwoordt dat de interne markt lange tijd goed heeft gefunctioneerd. Vanwege nieuwe wet- en regelgeving, met name MiFID 2, was bekend dat de interne markt op termijn niet te handhaven zou zijn. Rabobank zou de certificaten op termijn extern hebben moeten laten noteren. Door de omstandigheden in 2013 is dit zoals bekend uiteindelijk versneld gebeurd. De heer Bruggink merkt op dat advisering ten aanzien van eigen producten tien jaar geleden minder in de belangstelling stond. Tegenwoordig zijn de regels aangescherpt. Als gevolg hiervan beleggen steeds minder klanten via een adviesconcept. Een certificaathouder brengt de vergadering op de hoogte van een link die hij op Wikipedia heeft geplaatst naar de koers en de omzetten van de RC. De heer Bruggink bedankt hem hiervoor. Tevens stelt deze certificaathouder voor voortaan bij publicatie van het jaarverslag aan te geven wanneer de volgende certificaathoudersvergadering plaatsvindt. De heer Bruggink gaat bekijken of dit advies kan worden overgenomen. Een certificaathouder stelt vast dat geen buitenlanders bij de vergadering aanwezig zijn en vraagt hoe het staat met de internationalisering van de RC. De heer Bruggink antwoordt dat het beeld bestaat dat ongeveer 15% van de certificaten in handen is van institutionele beleggers, waaronder veelal buitenlandse partijen en een enkel Nederlands pensioenfonds. Hij wijst erop dat mochten bij een volgende vergadering buitenlanders aanwezig zijn, de toelichting in het Engels zal worden gegeven. Vervolgens vraagt de certificaathouder of het juist is dat 60% van de activiteiten van Rabobank in het buitenland plaatsvindt en wat de plannen daarmee zijn. De heer Bruggink antwoordt dat 25% van de activiteiten van Rabobank in het buitenland plaatsvindt en de rest in Nederland. Een aantal certificaathouders signaleert problemen bij de aanmelding voor de vergadering. De heer Everwijn betreurt dit en zal uitzoeken wat in die gevallen is gebeurd. 6. Sluiting De heer Van Dijk dankt alle certificaathouders voor hun aanwezigheid en sluit de vergadering. Vastgesteld en ondertekend te Utrecht, Onno Butter secretaris Gert van Dijk voorzitter
© Copyright 2024 ExpyDoc