Rijkswaterstaat Ministerie van Infastructuuren Milieu beschikking 2 2 JAN. 2014 Datum Nummer Onderwerp RWS2014/3 104 1 Watervergunning en Maatwerkbesluit Pergen v.oJ. Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. Aanhef Besluit Voorschriften watervergunning Voorschriften maatwerkbesluit Algemene voorschriften Aanvraag Beoordeling Procedure Conclusie Ondertekening Mededelingen Bijlagen 1. Aanhef De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 25 juni 2013 een aanvraag ontvangen van Pergen v.o.f. Het betreft het brengen van stoffen, afkomstig van haar fabriek, gelegen aan de Vondelingenweg 601 te Vondelingenplaat Rotterdam, in de 2e Petroleumhaven. Hiertoe verzoekt Pergen het volgende: • Aanvraag om een vergunning, als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Waterwet (Wtw) voor het verrichten van handelingen in het watersysteem. • Aanvraag om een maatwerkbesluit te verlenen, op grond van artikel 2.1 vierde lid van het Activiteitenbesluit. • Aanvraag om een maatwerkbesluit te verlenen, op grond van artikel 3.6, vierde lid van het Activiteitenbesluit. De aanvraag is geregistreerd onder nummer 028.0957.A.wtw13192. Pagina 1 van 15 2. Besluit Datum Gelet op de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt: 1. 1. 2. 3. Nummer RWS2014/3104 1 Besluit Watervergunning De gevraagde vergunning als bedoeld in artikel 6.2 lid 1 van de Waterwet aan Pergen v.o.f. te Vondelingenplaat Rotterdam te verlenen voor het brengen van stoffen in de 2e Petroleumhaven, afkomstig van haar locatie, gelegen aan de Vondelingenweg 601 te Vondelingenplaat Rotterdam. Hoofdstuk 6 van de toelichting bij de aanvraag d.d. 25 juni 2013 deel uit te laten maken van de vergunning. Voorschriften Watervergunning Voorschrift; Spoel- en regeneratiewater 1. II. 1. 2. 3. Het op de 2e Petroleumhaven te lozen spoel- en regeneratiewater mag uitsluitend via het bijbehorende lozingspunt 1 en meetpunt SP1O geloosd worden, nadat het genoemde afvalwater is geneutraliseerd tot een pH-waarde tussen 6 en 8. Maatwerkbesluit Op grond van artikel 2.1 vierde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer worden voorschriften gesteld aan de lozing van ketelwater op de 2e Petroleumhaven afkomstig van Pergen v.o.f., gelegen aan de Vondelingenweg 601 te Vondelingenplaat Rotterdam. Op grond van artikel 3.6 vierde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer worden voorschriften gesteld aan de lozing van koelwater op de 2e Petroleumhaven afkomstig van Pergen v.o.f., gelegen aan de Vondelingenweg 601 te Vondelingenplaat Rotterdam. Hoofdstuk 6 van de toelichting bij de aanvraag d.d. 25 juni 2013 deel uit te laten maken van het maatwerkbesluit. De volgende voorschriften gelden naast de voorschriften uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Pagina 2 van 15 4. Voorschriften maatwerkbesluit Datum Voorschrift 1 Koel- en ketelwater 1. Nummer RWS-2014/3104 1 De volgende afvalwaterstromen mogen slechts in het oppervlaktewater worden gebracht als de totale warmtevracht vanuit Pergen v.o.f. de 14 MWth niet overschrijdt: Soort afvalwater Meetpunt Koelwater Ketelwater SP3, SP5 SP6 De vermelde warmtevracht wordt berekend aan de hand van de volgende formule: P (MWth) = Q x £T x cp = Q x tT x 4.187 waarin: P = warmtelast (Wth) Q = som van maximaal waterdebiet van alle bijstaande apparatuur (m3/s) = temperatuurverschil tussen de in- en uitlaattemperatuur (K), waarin: Inlaattemperatuur: gemeten temperatuur van het ingaande koelwater door middel van de thermokoppel gelegen bij luchtcompressor K1109. Uitlaattemperatuur: gemeten temperatuur bij lozingspunt 1. Cp = soortelijke warmte (4187] / kg / K). 2. Aan het koelwater mag een hoeveelheid Mexprotec (Mexel) conform de aanvraag worden toegevoegd. 3. Aan het ketelwater mag een hoeveelheid ammonia oplossing conform de aanvraag worden toegevoegd. 5. Algemene voorschriften Voorschrift 2 Meten en registeren 1. 2. 3. Indien een toezichthouder daarom verzoekt moet inzage worden gegeven in de op de locatie aanwezige bemonsteringsresultaten en analysegegevens. De in het oppervlaktewaterlichaam te brengen afvalwaterstromen moeten te allen tijde kunnen worden bemonsterd. Daartoe moet het te lozen afvalwater via een voorziening worden geleid, die geschikt is voor bemonsteringsdoeleinden. Wijzigingen in het ontwerp, constructie, plaats van de meet- en bemonsteringsvoorzieningen behoeven voor uitvoering de schriftelijke goedkeuring van de waterbeheerder. Het besluit omtrent goedkeuring staat open voor bezwaar en beroep. Pagina 3 van 15 Voorschrift 3 Maatregelen bij een ongewoon voorval binnen de inrichting 1. 2. 3. 4. Indien zich in de inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, treft vergunninghouder onmiddellijk de maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden verlangd, om nadelige gevolgen van dat ongewoon voorval voor het oppervlaktewaterlichaam te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. Degene die een inrichting drijft, waarin zich een voorval, als hiervoor bedoeld, voordoet of heeft voorgedaan, meldt dat voorval zo spoedig mogelijk aan de waterbeheerder. Hij verstrekt aan de waterbeheerder tevens, zodra zij bekend zijn, de gegevens met betrekking tot: a. de oorzaken van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval zich heeft voorgedaan; b. de ten gevolge van het voorval vrijgekomen stoffen, alsmede hun eigenschappen; c. andere gegevens die van belang zijn om de aard en de ernst van de gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam van het voorval te kunnen beoordelen; d. de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de gevolgen van het voorval te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Zo spoedig mogelijk na een dergelijk ongewoon voorval, moet de vergunninghouder in overleg met de waterbeheerder gegevens over de maatregelen verstrekken die worden overwogen om te voorkomen dat een zodanig voorval zich nogmaals kan voordoen. Datum 4/31O4 Voorschrift 4 Contactpersoon 1. 2. De vergunning houder is verplicht één of meer personen aan te wijzen die in het bijzonder belast is (zijn) met het toezien op de naleving van het bij deze vergunning bepaalde of bevolene, waarmee door of namens de waterbeheerder in spoedgevallen overleg kan worden gevoerd. Wijzigingen hierin moeten binnen 14 dagen schriftelijk worden gemeld. 6. Aanvraag 6.1 Algemeen 6.1.1 Bedrijfssituatïe De inrichting van Pergen v.o.f. (verder Pergen) is een warmtekrachtcentrale (WKC). De WKC voorziet Shell Nederland (SNR) van stoom, water (demin-, heet- en ketelvoedingswater), perslucht en elektriciteit. De op aardgas gestookte WKC heeft een totaal thermisch vermogen van circa 1200 MWth en een elektrische nominale output van circa 310 MWe. Circa 50 MWe wordt aan SNR geleverd en circa 260 MWe aan het elektriciteitsnet. Pagina 4 van 15 Pergen wordt bedreven onder toepassing van algemeen bekende managementsystemen en standaarden. Het geïntegreerde managementsysteem omvat 150 9001 (Kwaliteit) en ISO 14001 (Milieu). 6.2 Datum Nummer Rws2014/3104 1 Aanvraag Watervergunning 6.2.1 Aanleiding In 2005 heeft Pergen een vergunning aangevraagd en verkregen (kenmerk: ARE/2005.8626 1) voor de directe lozing van niet-oliehoudend afvalwater op de 2e Petroleumhaven te Vondelingenplaat Rotterdam. Pergen heeft het oude lozingspunt R4 van SNR lozingspunt 1 genoemd. Per 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) is daarin opgegaan, net als een aantal andere wetten, waaronder de Wet op de Waterhuishouding (Wwh). De waterbeheerder heeft Pergen in 2010 per brief op de hoogte gesteld van het feit dat de lozing ambtshalve onder het beheer van DCMR is gekomen en daarnaast is besloten de vergunning (ARE/2005.8626 1) in te trekken. Omdat de lozing vanuit SNR op dat moment nog niet gestopt was en er dus sprake was van een indirecte lozing heeft Pergen geen bezwaar gemaakt. In januari 2013 heeft SNR het lozingspunt aan Pergen overgedragen. Door deze overdracht loost Pergen direct op het oppervlaktewater. In verband met de nieuw ontstane directe lozing heeft Pergen op 25 juni 2013 een watervergunning aangevraagd. De bij de aanvraag gevoegde informatie is geactualiseerd, zowel ten aanzien van veranderde wetgeving als van veranderde bedrijfsvoering. 6.2.2 Overzicht procedures De aanvraag van Pergen betreft waterstromen die vallen onder drie verschillende procedures. De procedure voor de ‘Watervergunning’ en de procedure voor het ‘Maatwerkbesluit’ worden in dit besluit nader toegelicht. De melding in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt in dit document niet nader beschouwd. Het onderstaande overzicht geeft aan welke afvalwaterstroom wordt afgehandeld met welke procedure. Overwegingen Paragraaf 6.2.3 Melding Activiteitenbesluit milieubeheer Afvalwaterstroom Spoel- en regeneratiewater van i one n wissel a a rs Hemelwater Condensaat van het aardgasstation Maatwerkbesluit Koelwater met toevoegingen Paragraaf 6.4.1 Maatwerkbesluit Ketelspuiwater met toevoegingen Paragraaf 6.4.1 Proced ure Watervergunning - Paragraaf 6.3.2 - Pagina 5 van 15 6.2.3 Watervergunning De aanvraag betreft het lozen van spoel- en regeneratiewater van de door Evides geopereerde ionenwisselaars. De ionenwisselaars worden ingezet voor de productie van demiwater. De ionenwisselaars bevatten een bed met medium waaraan de kationen respectievelijk de anionen worden gebonden. Deze bedden moeten op een zeker moment geregenereerd worden, dit gebeurt met een zure (zoutzuur) dan wel basische (natronloog) oplossing. Het regeneraat wordt verzameld in de afvalwatertanks en geneutraliseerd alvorens het op het oppervlaktewater wordt geloosd. Datum Nummer RWS-2014/3104 1 Evides opereert de installatie. Pergen is de eigenaar van zowel de installatie als het riool en eindverantwoordelijk voor het ontstane afvalwater. 6.3 Melding Activiteitenbesluit 6.3.1 Activiteitenbesluit milieubeheer Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer in werking getreden, verder aangehaald als het “Activiteitenbesluit milieubeheer”. In het Activiteitenbesluit zijn voor verschillende activiteiten, die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden, algemene voorschriften opgenomen. Met het Activiteitenbesluit wordt de vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Waterwet (Wtw) voor een groot aantal inrichtingen opgeheven. Het Activiteitenbesluit milieubeheer onderscheidt drie type inrichtingen, type A, B en C. Met de inwerkingtreding van de wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer per 1 januari 2013 is het Activiteitenbesluit milieubeheer ook van toepassing op IPPC-installaties. IPPC-inrichtingen worden binnen het Activiteitenbesluit milieubeheer aangemerkt als type C-inrichtingen. De inrichting van Pergen is een IPPC-inrichting. Voor die inrichting is op grond van artikel 1.6 van het Activiteitenbesluit milieubeheer geen vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk, voor zover het lozen betrekking heeft op de activiteiten genoemd in hoofdstuk 3. 6.3.2 Stromen onder Activiteitenbesluit De aanvraag heeft mede betrekking op activiteiten die niet vergunningplichtig zijn. Het betreft: Melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor het lozen van hemelwater. De directe lozing van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening, valt volledig onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer en zal daarom niet worden vergund middels dit besluit. In artikel 3.3 van het Activiteitenbesluit zijn de voorwaarden beschreven waaraan de lozing van hemelwater moet voldoen. Pagina 6 van 15 6.4 Aanvraag Maatwerkbesluit 6A.1 Reden Maatwerkbesluit Datum Koelwaterlozing Het lozen van koelwater is geregeld in § 3.1.5 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. In artikel 3.6, tweede lid, wordt onder andere voorgeschreven dat het lozen van koelwater is toegestaan indien de warmtevracht niet meet bedraagt dan 1000 Kilojoule per seconde (1 MW), indien het een aangewezen oppervlaktewaterlichaam betreft. De 2e Petroleumhaven is een aangewezen oppervlaktewaterlichaam. Nummer Rws2014/3104 1 De watetbeheerder kan echter op grond van artikel 3.6, vierde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet, bij maatwerkvoorschrift het lozen van koelwater met een hogere warmtevracht (zijnde 1 MW) dan bedoeld in artikel 3.6, tweede lid, en waaraan in beperkte mate chemicaliën zijn toegevoegd, toestaan. Pergen loost in totaal 14 MWth aan warmte. Aan het koelwater worden chemicaliën (Mexel) toegevoegd. Omdat de warmtevracht van de lozing groter is dan 1 MW en kleiner dan 50 MW en er sprake is van chemicaliëntoevoeging past deze binnen de reikwijdte van het maatwerkbesluit. Ketelwater lozing Petgen voegt chemicaliën (ammonia oplossing) aan het ketelwater toe. Het lozen van ketelwater is geregeld in artikel 3.10K van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het lozen van ketelwater waar chemicaliën aan zijn toegevoegd, is niet in het Activiteitenbesluit milieubeheer geregeld. De waterbeheerder kan op grond van artikel 2.1, vierde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet het lozen van ketelwater waaraan in beperkte mate chemicaliën zijn toegevoegd toestaan. Hiervoor is een maatwerkvoorschrift opgenomen. - -, 6.4.2 Beleid ten aanzien van warmtelozingen Sinds 21 juni 2005 is het CIW rapport “beoordelingssystematiek warmtelozingen” vastgesteld. Dit rapport beoordeelt thermische lozingen op basis van de emissie-immissieaanpak. Belangrijke uitgangspunten zijn minimalisatie van de ecologische gevolgen van de opwarming van het oppervlaktewater en van de inname van oppervlaktewater voor koeldoeleinden. In het rapport wordt geconcludeerd dat minimalisatie van het debiet grotere voordelen voor het aquatische milieu lijkt op te leveren dan strikte limitering van de lozingstemperatuur. Door minimalisatie van het debiet worden minder organismen ingezogen, wordt het gebruik van chemicaliën gereduceerd en wordt er minder energie verbruikt. In dit rapport wordt een aantal berekeningsmethodes aangedragen om de lozing van warmte te beoordelen. Binnen Rijkswaterstaat is afgesproken dat als eerste beoordeling van de koelwaterlozing de sneltoets gebruikt zal worden (bijlage 3 en 4 van het CIW-rapport). De sneltoets bestaat uit een mengzone- en een opwarmingstoets. De mengzonetoets vergelijkt, op basis van een worstcasebenadering, de grootte van de warmtepluim met de grootte van het ontvangende oppervlaktewaterlichaam. Pagina 7 van 15 Volgens deze toets mag de natte dwarsdoorsnede (T> 30°C) van de pluim niet meer zijn dan ¼ van de natte dwarsdoorsnede van het ontvangende oppervlaktewaterlichaam. Indien de lozing lager scoort dan 1/4 voldoet de lozing, zelfs onder de slechtste omstandigheden, aan het beoordelingskader uit het CIW-rapport. Als de lozing hoger scoort dan 1/4 kan het zijn dat de lozing niet voldoet. De waterbeheerder kan in dat geval aanvullende eisen aan de lozing stellen zoals het koppelen van de omvang van de warmtelozing aan de actuele afvoer en de temperatuur van het oppervlaktewater. De opwarmingstoets brengt de opwarming van het oppervlaktewater na volledige menging in kaart. Er wordt rekening gehouden met de andere warmtelozingen die plaatsvinden op hetzelfde watersysteem. Het oppervlaktewater mag per lozer niet meer dan 3°C worden opgewarmd. Bij de opwarmingstoets wordt uitgegaan van een maximale temperatuur van 28°C (water aangewezen voor karperachtigen), welke 98% van de tijd niet mag worden overschreden. De achtergrondtemperatuur wordt per stroomgebied aangewezen. Datum Indien de lozing hoger scoort dan 3 graden opwarming of als de opwarming van de achtergrondtemperatuur leidt tot een overschrijding van de maximale temperatuur (28°C voor water aangewezen voor karperachtigen) voldoet de lozing niet. De waterbeheerder kan in dat geval aanvullende eisen aan de lozing stellen. 7. Beoordeling 7.1 Beoordeling Watervergunning Spoel- en regeneratiewater lonen wisselaars Door Pergen is gekozen voor het regenereren van ionenwisselaars en neutraliseren met zoutzuur en natronloog omdat deze producten na neutralisatie een NaCI (keukenzout) oplossing geven die zonder nadelige gevolgen voor het milieu op de zoute 2e Petroleumhaven geloosd kunnen worden. Op deze manier voldoet de lozing van spoel- en regeneratiewater aan de BEl. In het voorschrift van deze vergunning is het neutraliseren van deze stroom als eis opgenomen. Warm telozlng Pergen geeft aan dat spoel- en regeneratiewater in tanks wordt opgevangen waarna het na neutralisatie met 18°h HCI en 25% NaOH tot een pH 6-8 en met een temperatuur lager dan 30°C via het olievrije riool in de 2e Petroleumhaven wordt geloosd. Het totaal van de warmtelozingen in de 2e Petroleumhaven is in 2007 gemodelleerd met een 3D-modellering. Hierbij is de betreffende warmtelozing afkomstig van Pergen meegenomen. Uit de modellering blijkt dat het totaal van de warmtelozingen op de 2e Petroleumhaven toelaatbaar is en wordt daarom vergund. Pagina 8 van 15 7.2 Beoordeling Maatwerkvoorschriften 7.2.1 Toetsing aan beste beschikbare technieken (BBT) Datum Koelwaterlozing Het totaal van de warmtelozingen in de 2e Petroleumhaven is in 2007 gemodelleerd met een 3D-modellering. Hierbij is de warmtelozing afkomstig van Pergen meegenomen. Uit de modellering blijkt dat het totaal van de warmtelozingen op de 2e Petroleumhaven toelaatbaar is. Nummer RWS-2014/3104 1 Ter voorkoming van systeemvervuiling wordt aan het koelwater Mexel toegevoegd. Pergen v.o.f. heeft de ABM-toets uitgevoerd, daar is saneringsinspanning B uitgekomen, hetgeen inhoudt dat de lozing van deze stoffen zoveel mogelijk moet worden voorkomen door middel van good-housekeeping, procesgeïntegreerde maatregelen en best uitvoerbare technieken. Voor de koeling van nieuwe installaties heeft Pergen voor een geïntegreerd koelsysteem gekozen. Aan dit koelsysteem worden geen koelwaterchemicaliën toegevoegd. De dosering van Mexprotec is discontinu, geautomatiseerd en vindt gedurende 0,5 uur per dag plaats met een doseer hoeveelheid van ca. 1.5 -2,0 liter/uur. Op deze manier voldoet Pergen aan de BBT. Ketelwaterlozing Het totaal van de warmtelozingen in de 2e Petroleumhaven is in 2007 gemodelleerd met een 3D-modellering. Hierbij is de betreffende warmtelozing afkomstig van Pergen meegenomen. Uit de modellering blijkt dat het totaal van de warmtelozingen op de 2e Petroleumhaven toelaatbaar is en daarmee aan de beste beschikbare technieken voldoet. Pergen voegt ammonia oplossing als ketelwateradditief toe. Dit ketelwateradditief vervangt cyclohexylamine (wat een waterbezwaarlijke stof is en aangemerkt als carcinogeen). De dosering geschiedt gecontroleerd op basis van pH en geleidbaarheid, hiermee wordt voorkomen dat teveel product wordt gebruikt. Het spuiwater van de ketels, waar een deel van de ammonia-oplossing uiteindelijk in terecht komt, wordt geloosd via het niet-oliehoudend riool op de 2e Petroleumhaven via lozingspunt 1. Het merendeel van de ammonia (>9$%) blijft in het ketelwater zitten waarna het in de stoom geëxporteerd wordt naar Shell Rotterdam. Pergen heeft de ABM-toets uitgevoerd, daar is saneringsinspanning S uitgekomen, hetgeen inhoudt dat de lozing van deze stoffen zoveel mogelijk moet worden voorkomen door middel van good-housekeeping, procesgeïntegreerde maatregelen en best uitvoerbare technieken. In de aanvraag is een BBT analyse uitgevoerd op technologieën waarmee de ammonia in het eifluent kan worden gereduceerd. Op deze manier voldoet Pergen aan BBT. 7.2.2 Lozingseisen Met Pergen is afgestemd dat de warmtevracht wordt bepaald op basis van verschilmeting tussen in- en uitlaattemperatuur van het koelwater, en het maximale debiet gebaseerd op de lijst van de bestaande apparatuur. Dit omdat de situatie bij Pergen deels verouderd is, en het uitvoeren van goede metingen bij afzonderlijke betreffende apparatuur lastig is. In het maatwerkbesluit wordt de warmtevracht van de warmtelozing opgenomen. Pagina 9 van 15 8. Procedure 8.1 Procedure Watervergunnïng Datum 8.1.1 Algemeen De Watetwet bepaalt dat op de voorbereiding van een beschikking tot het verlenen van een vergunning voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing zijn. Nummer RWS-2014/31041 8.1.2 Behandeling van zienswijzen De aanvraag met bijbehorende stukken en de ontwerpvergunningen hebben van 5 december 2013 tot en met 15 januari 2014 voor het naar voren brengen van zienswijzen ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de ontwerpvergunningen zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Hierdoor wordt de vergunning en het maatwerkbesluit ongewijzigd vastgesteld ten opzichte van de ontwerpen. 8.2 Procedure Maatwerk In deze procedure worden zowel de aanvraag om watervergunning als de aanvraag tot een maatwerkbesluit behandeld. Hierbij wordt voor beide procedures de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer gevolgd. De beslistermijn van de aanvraag om maatwerk wordt gelijkgesteld met die van de aanvraag om de watervergunning. 9. Conclusie 9.1 Conclusie Watervergunning De in de vergunning opgenomen voorschriften waarborgen dat de doelstellingen van het waterbeheer voldoende worden beschermd. Op grond van de overwegingen bestaan er daarom geen bezwaren tegen het wijzigen van de watervergunning. 9.2 Conclusie Maatwerk De in het maatwerk opgenomen voorschriften waarborgen dat de doelstellingen van het waterbeheer voldoende worden beschermd. Op grond van de overwegingen bestaan er daarom geen bezwaren tegen het verlenen van het maatwerkvoorschrift. 10. Ondertekening De minister van Infrastructuur en Milieu, namens deze, afdelingshoofd Vergunningen Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid mw. ir. A.H. Bos-Massop Pagina 10 van 15 11. Mededelingen Datum Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht beroep indienen bij de bestuursrechter. Met deze procedure legt u de zaak aan de rechter voor om te bepalen of Rijkswaterstaat het juiste besluit heeft genomen. U moet hiervoor wel belanghebbende bij het besluit zijn. Nummer Rw52014/3;04 1 De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het opstellen van een beroepschrift: Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent? Welk doel wilt u met uw beroep bereiken? Is het u voldoende duidelijk wat een beroepsprocedure inhoudt en weet u of u met deze procedure uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoudigere wijze bereiken? - - - Hoe dient u beroep in? Om in beroep te gaan bij de bestuursrechter moet u binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een beroepschrift indienen. U kunt uw beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar u woont. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een beroepschrift indient dan kunt u het beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de Organisatie is ingeschreven. In het beroepschrift moet in ieder geval het volgende staan: uw naam en adres; een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u beroep instelt (bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden) en zo mogelijk een kopie van het besluit; de reden waarom u beroep instelt; de datum en uw handtekening. Voor de behandeling van een beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht in rekening gebracht. - - - - Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw beroep in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. U doet dit door de Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of Organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de Organisatie 5 ingeschreven. De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtsraak.nl/bestuursrecht. daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Pagina 11 van 15 12. Bijlagen Bijlage 1: Begripsbepalingen Bijlage 2: Rioleringstekening Bijlage 3: Hoofdstuk 6 van de toelichting bij de aanvraag d.d. 25 juni 2013 Datum Nummer RWS-2014/3104 1 Pagina 12 van 15 Bijlage 1, Begripsbepalingen Datum Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nr. RWS-2014/3104 1. Nummer RWS-2014/3104 1 In deze vergunning wordt verstaan onder: 1. ‘Aanvraag’: de aan deze vergunning ten grondslag liggende aanvraag is op 25 juni 2013 binnengekomen bij Rijkswaterstaat en geregistreerd onder nummer 028.0957.A.wtw13192. 2. ‘Afvalwater’: water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. 3. ‘Bevoegd gezag’: de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid namens de minister van Infrastructuur en Milieu. 4. ‘Concentratie’: het gehalte van een (som-)parameter, uitgedrukt in mg/l of jig/l. 5. ‘Inlaattemperatuur’: de temperatuur van het koelwater bepaald op het inname punt. 6. ‘Lozingspunt’: een punt van waaruit afvalwater in het oppervlaktewaterlichaam wordt geloosd/gebracht. 7. ‘Meetpunt’: een intern controlepunt; 8. ‘Ongewoon voorval’: een voorval waardoor nadelige gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam zijn ontstaan of dreigen te ontstaan. 9. Oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Wtw, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna. 10. ‘Steekmonster’: een op enig moment genomen monster van het afvalwater. 11. ‘Vergunninghouder’: diegene die krachtens deze vergunning handelingen verricht. 12. ‘Voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden’: andere dan de reguliere bedrijfsomstandigheden, niet zijnde een ongewoon voorval, zoals onderhouds en reparatiewerkzaamheden, storingen, korte stilleggingen en het opstarten of het definitief buiten bedrijf stellen van een proces- of afvalwaterzuiveringsinstallatie of onderdelen hiervan. 13. ‘Waterbeheerder’: de minister van Infrastructuur en Milieu, per adres de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid. Pagina 13 van 15 Bijlage 2, Rioleringstekening Datum Behorende bij de vergunning en het maatwerkbesluit van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nr. RWS-2014/3104 i Nummer RWS-2014/3104 1 Pagina 14 van 15 FROM DETAIL ‘A’ Thermocouple for inlet cooling water temperature T To put 46 DETAIL ‘A’ Datum - - Bijlage 3, Hoofdstuk 6 van de toelichting bij de aanvraag d.d. 25 juni 2013 Nummer RWS-2014/3104 1 Behorende bij de vergunning en het maatwerkbesluit van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nr. RWS-2014/3104 1. Pagina 15 van 15 6 Activiteiten besluit lozingen en aanvraag lozing In dit hoofdstuk worden de activiteiten beschreven in relatie tot de directe lozing via het oude lozingspunt R4 van SNR. 6.1 Olievrij effluent Van belang voor de Waterwet zijn de oranje stromen naar de haven van het olievrije riool, de olievrije effluents, zie figuur 3.1. Er zijn 3 soorten afvalwater te onderscheiden: koelwater, spuiwater en geneutraliseerd spoel- en regeneratiewater van de deminwaterproductie. Deze worden hier verder uitgewerkt. Koelwater De apparatuur die is overgenomen van SNR wordt op de bestaande wijze gekoeld. Dit is door middel van doorstroom koeling met water afkomstig uit de 2e Petroleumhaven. SNR zorgt voor de toevoer van het koelwater vanuit de 2e Petroleumhaven, na toepassen als koelwater wordt het water direct geloosd op het olievrij riool. Er vinden dus geen modificaties aan de installatie plaats. Bij deze doorstroomkoeling wordt voor TG5 een dosering van Mexel gebruikt om de turbine tegen aangroeiing van algen en mossels te beschermen. De koeling van de nieuwe installaties van Pergen wordt gerealiseerd met een geïntegreerd koelsysteem bestaande uit 3 koelwaterbronnen: 1. Industriewater: het industriewater wordt gebruikt als koelwater voor de nieuwe luchtcompressor en de nieuwe stoomturbines. De warmte wordt hergebruikt in de deminwaterproductie. 2. Deminwater: de gasturbines en ketelinstallaties gebruiken deminwater als koelmedium om de warmteterugwinning te verhogen. Koeling gebeurt via een warmtewisselaar naar een gesloten secundair circuit van water met glycol. De splitketels gebruiken ook deminwater in een warmtewisselaar voor het koelen van de condensaten. 3. 2e Petroleumhavenwater: In bepaalde gevallen is koeling door middel van het geïntegreerde koelsysteem niet mogelijk en wordt water uit de 2de Petroleumhaven toegepast voor koeling. Spuiwater Teneinde de zoutbalans in het ketelwater te beheersen is een bepaalde hoeveelheid spui noodzakelijk. De hoeveelheid spui is geminimaliseerd door: Het gebruik van deminwater als grondstof, waardoor er weinig zouten in de voeding zitten. En een verregaande energie optimalisatie waardoor er relatief weinig restwater geloosd hoeft te worden. Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit Datum: 25 juni 2013 Pagina 19 van 26 Uiteindelijk bedraagt de spuistroom maximaal 1,5 tot 2 % van de productie. Spoel en regeneratiewater van de deminwaterproductie De ionenwisselaars bevatten een bed met medium waaraan de kationen respectievelijk de anionen worden gebonden. Deze bedden moeten op zeker moment worden geregenereerd. Dit gebeurt met een zure dan wel basische oplossing. Het regeneraat wordt verzameld in de afvalwatertanks en geneutraliseerd. Er is met opzet gekozen voor het regenereren en neutraliseren met zoutzuur en natronloog omdat deze producten na neutralisatie een NaCl (keukenzout) oplossing geven die zonder nadelige gevolgen voor het milieu op de zoute 2 de Petroleumhaven kan worden geloosd. Pergen VOF bedrijft een warmtekrachtcentrale (WKC) op het SNR terrein. In 2005 zijn de Wm- (nu Omgevingsvergunning) en Wvo-vergunning (nu Waterwet) definitief geworden en is de WKC gebouwd en opgestart. Tijdens de bouw- en opstartfase zijn een aantal wijzigingen opgetreden. Dit betreft wijzigingen in de wet- en regelgeving en aan de installatie zelf. Middels deze aanvraag wordt de Wm-vergunningen geactualiseerd naar de Wabo. Deze aanvraag betreft uitsluitend de onderstaande wijzigingen. Voor het overige blijft de installatie zoals reeds vergund. 6.2 Waterverbruik Hieronder wordt het waterverbruik weergegeven: Doel Herkomst Gemiddeld verbruik 3 [m /h] Koeling overgenomen apparatuur* Oppervlaktewater via 1950 SNR Koeling nieuwe apparatuur, Industriewater 1075 Leidingwater 2,2 m /dag deminwaterproductie en stoomproductie Huishoudelijk 3 *) Voor de koelwaterlozing wordt gebruik gemaakt van doorstroom koelwater van de pompen van SNR. Deze pompen staan altijd bij ongeacht het gebruik. Tabel 6.1 Overzicht waterverbruik Het waterverbruik wordt geminimaliseerd door een goede chemicaliëndosering (beperkte opbouw en sterke indikking = weinig spui) en hergebruik van stoomcondensaat. Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit Datum: 25 juni 2013 Pagina 20 van 26 6.3 Rioleringssysteem In [bijlage 4] is de rioleringstekening opgenomen. Hierop is het volledige rioolstelsel van Pergen weergegeven. In dit document wordt alleen het olievrij riool behandeld. Dit is groen weergegeven en aangeduid als NOE (niet oliehoudend effluent). De volgende onderdelen staan op dit riool aangesloten: Meetpunt Onderdeel Aard afvalwater SP 3 K-1107 en K-1109 Doorstroomkoeling met daarin Mexel SP 5 Overig hemelwater niet vervuild Hemelwater TG5 Doorstroomkoeling met daarin Mexel SP 6 HRSG 1a, 1b en 2a, 2b Ketelspuiwater met daarin fosfaat en ammonia SP 9 Warmtewisselaar 87E001 Industriewater Overig hemelwater niet vervuild Hemelwater Condensaat van het aardgasstation gecondenseerde stoom (deminwater) SP 10 Afvalwater van deminwaterinstallatie Geneutraliseerd spoel- en regeneratiewater van de inonenwisselaars units met zouten Tabel 6.2 6.4 Overzicht stromen op de riolering Emissies naar water Het proces afvalwater op het NOE bestaat uit de volgende stromen: • Koelwater. • Spoel- en regeneratiewater. • Ketelspuiwater. • Condensaat van het aardgas station. Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit Datum: 25 juni 2013 Pagina 21 van 26 Koelwater Koelwater wordt gebruikt voor het koelen van de overgenomen bestaande installaties (TG5 generator en de luchtcompressoren K1107 en K1109). De koelwaterlozing bedraagt 1950 m3 per uur op het olievrije riool. Afhankelijk van het gebruik van de compressoren zijn er twee mogelijke scenario’s: een gemiddelde thermische lozing ongeveer 3,8 MWth wanneer TG5 en compressor K1107 in gebruik zijn en een gemiddelde thermische lozing ongeveer 10,9 MWth wanneer TG5 en K1109 in gebruik zijn. In geval alle 3 de systemen in gebruik zijn bedraagt de (maximale) thermische lozing 12,4 MWth. De basis van de reeds vergunde lozing van 14 MWth is een eis van maximaal 10˚C temperatuurverschil in de zomer in plaats van 7˚C. Tezamen met de (maximale) thermische lozing van 12,4 MWth wordt ervan uitgegaan dat PerGen geen strengere eisen opgelegd krijgt in de vergunning dan de huidige eisen. In geval van een tekort aan koelwater vanuit de deminwater productie plant wordt een recirculatiesysteem van industriewater gebruikt voor aanvullende koeling in warmtewisselaar 87E001. Dit water wordt rechtstreeks op het riool geloosd. Dit komt zeer incidenteel voor. De maximale lozing bedraagt dan 450 m3 per uur op het olievrije riool. Spoel- en regeneratiewater Bij de regeneratie van ontharding installaties en demineralisatie installaties komt spoelwater vrij, stroom 3. Deze stroom wordt in tanks opgevangen waarna het na neutralisatie met 18% HCl en 25% NaOH tot een pH 6-8 en met een temperatuur lager dan 30°C via het olievrije riool in de 2e Petroleumhaven wordt geloosd. De gemiddelde geneutraliseerde afvalwaterstroom bij 1055 m3/uur productie, bedraagt 64 m3/uur. De capaciteit van de neutralisatieafvoer pompen bedraagt 200 m3/uur. In totaal worden er 3 neutralisatie installaties geïnstalleerd. In de praktijk kunnen er 2 neutralisatie tanks gelijktijdig afgepompt worden, zodat tijdelijk (gedurende max. 2 uur) het debiet 400 m3/uur kan bedragen. Per dag wordt ca. 33 ton HCl en 18 ton NaOH gebruikt bij een capaciteit van 1055 m3/h. Ketelspuiwater Het gemiddelde debiet van deze stroom bedraagt per boiler 1,7 m3 per uur en maximaal 2,5 m3 per uur. Voor alle boilers samen bedraagt de lozing maximaal 9,9 m3 per uur. Een warmtewisselaar is geïnstalleerd om de spui via geïntegreerde koeling met deminwater te koelen. Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit Datum: 25 juni 2013 Pagina 22 van 26 Condensaten van het aardgasstation Condensaten zijn afkomstig van het bestaande (overgenomen) heet water systeem (ongeveer 2 m3 per uur). Dit zijn stoomcondensaten en in kwaliteit gelijk aan ketelspuiwater. Hemelwater Hemelwater is afkomstig van de daken van het deminwaterproductieplant gebouw en onverharde oppervlakten. Het oppervlak van het dak bedraagt ongeveer 2.100 m2 en van de onverharde delen van het terrein ongeveer 22.000 m2. Bij een gemiddelde regenval van 770 mm per jaar regen, wordt 1.617 m3 geloosd. Het overige regenwater van het onverhard terrein trekt de bodem in en wordt niet geloosd via het riool. Het niet vervuilde hemelwater wordt via het olievrije riool op de 2e Petroleumhaven geloosd. Bijzondere omstandigheden De volgende bijzondere omstandigheden (afwijking van de standaardlozing) kunnen optreden: a) De warmtewisselaar die normaliter zorgt voor het koelen van de spui is ontworpen voor een maximale spui en een maximale deminwatertemperatuur van 27°C. Bij uitzonderlijke warme luchtcondities die leiden tot een hogere temperatuur dan 27°C van het deminwater, kan het voorkomen dat de geïntegreerde koeling met deminwater niet voldoende is om de spui te koelen. In dit geval wordt water uit de 2e Petroleumhaven gebruikt om de spui op te mengen en daarmee te koelen. Er wordt maximaal 7 m3 per uur havenwater ingenomen en daarmee maximaal ongeveer 20 m3 per uur worden geloosd. b) Wanneer de warmtewisselaar in onderhoud is (maximaal eens in de 2 jaar voor 1 dag) of wanneer de warmtewisselaar het plotseling begeeft, kan niet langer worden gekoeld met het geïntegreerde systeem. In dit geval moet tevens met water uit de 2e Petroleumhaven worden gekoeld. In dit geval wordt maximaal 65 m3 per uur koelwater ingenomen en maximaal 80 m3 per uur geloosd. c) Voor onderhoud en veiligheidsredenen, moeten de splitketels ongeveer elke 2 jaar worden geleegd. In dat geval wordt 140 m3 per splitboiler geloosd. Dit legen geschied langzaam gedurende een hele dag. Om dit water zo snel mogelijk te koelen wordt het met maximaal 65 m3 per uur water uit de Petroleumhaven opgemengd. Het totaal resulteert in een lozing van 120 m3 per uur naar het olie vrije riool gedurende 8 uur lokaal boven de 30°C. Deze stroom wordt met alle andere stromen die naar het olievrij riool worden afgevoerd, opgemengd, waardoor bij het lozingspunt aan de 2de Petroleumhaven de 30°C niet wordt overschreden. d) Vanuit het aardgas station kan afvalwater vrijkomen. Tijdens normaal bedrijf komt geen afvalwater vrij. In geval van reiniging van de water- of stoomcircuits of het aardgas station of de noodzaak om deze te legen, kan er een lozing plaatsvinden van een paar m3 per uur stoomcondensaat. Deze stroom is niet met olie vervuild en wordt via het olievrij riool geloosd op de 2e Petroleumhaven. Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit Datum: 25 juni 2013 Pagina 23 van 26 In onderstaande tabel het overzicht: Soort product Kwaliteit OV Riool 3 OV Riool 3 [m /h] [m /h] Gem Max Afvalwater van aardgasstation Onvervuild 0 enkele Spoelwater pH 6-8 64 400 (Max 2 uur) Industriewater Onvervuild 0 450 Koelwater Havenwater 1950 1950 0 enkele deminwater productie plant Bevat Mexel Condensaten van verwarmingssyteem het van de controlekamer Legen flash drum Onvervuild 0 enkele Spui van de spitboilers Bevat 4 9,9 Ammonium, Legen van de spitboilers Condensaten van 120 (max. 8 uur) het 2 2 heetwatersysteem Onvervuild hemelwater 0,19 3 Totaal m /h 2020 2970 Tabel 6.3 Overzicht afvalwaterstromen 6.5 Lozingspunt Het lozingspunt voor het olievrije riool of NOE is het voormalige lozingspunt R4 van SNR. Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit Datum: 25 juni 2013 Pagina 24 van 26 R4 Pergen Voorgesteld wordt om dit in de vergunning lozingspunt 1 te noemen. 6.6 Gebruikte chemicaliën De volgende producten worden door Air Liquide gebruikt in de installaties die zijn aangesloten op het NOE. Stof Werkzame Zoutzuur Toegepast bij Verbruik bestand- jaar, delen gemiddeld HCl Spoelen en regeneratie 13870 ton inonenwisselaars-units en neutralisatie spoel en regeneratiewater Natronloog NaOH Spoelen en regeneratie 8500 ton inonenwisselaars-units en neutralisatie spoel en regeneratiewater Nalco BT-4000 Na3PO4 en Corrosieinhibitor ketelwater 13 ton NaOH Ammoniak oplossing 25% Mexel 2 NH4OH 40 ton 1 10% Bescherming TG5 tegen algen en alifatische mosselaangroei 400 liter amines Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit Datum: 25 juni 2013 Pagina 25 van 26 per Tabel 5.4 Gebruikte chemicaliën en het gemiddelde jaarlijkse verbruik Toelichting: 1) Tot 2010 heeft Pergen cyclohexylamine gebruikt als additief om de pH van het ketelwater te regelen. Cyclohexylamine is een carcinogeen en schadelijk voor de gezondheid. Bovendien wordt Cyclohexylamine afgebroken tot schadelijke organische componenten. Verder is deze stof nadelig voor de geleidbaarheid, waarmee Pergen haar contractuele verplichtingen naar SNR niet kon nakomen. Na een aantal testen met betrekking tot de toepasbaarheid (KEMA) is in 2010 besloten om over te stappen op ammoniakoplossing. De ammoniak heeft wel de vereiste technische eigenschappen en is bovendien minder schadelijk dan cyclohexylamine. 2) Mexel is door SNR altijd toegepast bij stoomturbine TG5. Dit was echter niet bekend bij Pergen tijdens de vergunningaanvraag in 2005. 6.7 Emissie-immissietoets In de directe omgeving van de locatie komen geen oppervlaktewateren voor met bijzondere de natuurwaarden. De 2 Petroleumhaven is rechtstreeks verbonden met de Nieuwe Waterweg en wordt vanwege de getijde invloeden regelmatig ververst. Voor de emissie-immissie toets is de lozing van zoutzuur en natronloog niet relevant zolang de pHwaarde binnen de opgegeven range blijft. Ammoniakoplossing 25% valt binnen ADR categorie 8 III en is een stof die op basis van de R-50 zin valt binnen de ABM categorie 5B. De MKN waarde voor overige wateren bedraagt 304 µg/l. De concentratie in de ketelwaterspui max 9,9 m3/uur bedraagt 1420 µg/l. De achtergrondconcentratie bedraagt 75 µg/l. Uit de immissietoets [bijlage 8] blijkt dat de concentratie na opmenging voldoet aan de norm van <10% JG-MKN. Mexel valt binnen ADR categorie 8 III en is een stof die op basis van de R-50 zin valt binnen de ABM categorie 5B. Bij een doorstroomkoeling met 1950 m3 per uur bedraagt de concentratie actieve stof maximaal 6,44 µg/l. Omdat de MKN-waarde voor de alifatische aminen in Mexel niet bekend is, is gekozen voor een benadering met de bekende waarde van dimethylamine. Deze bedraagt 7,5 µg/l. Uit de toets volgt dat de Effluentconcentratie < JG-MKN, en de lozing voldoet. Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit Datum: 25 juni 2013 Pagina 26 van 26
© Copyright 2024 ExpyDoc