Wtw13192 Vergunning

Rijkswaterstaat
Ministerie van Infastructuuren Milieu
beschikking
2 2 JAN. 2014
Datum
Nummer
Onderwerp
RWS2014/3 104 1
Watervergunning en Maatwerkbesluit Pergen v.oJ.
Inhoudsopgave
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
Aanhef
Besluit
Voorschriften watervergunning
Voorschriften maatwerkbesluit
Algemene voorschriften
Aanvraag
Beoordeling
Procedure
Conclusie
Ondertekening
Mededelingen
Bijlagen
1.
Aanhef
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 25 juni 2013 een aanvraag
ontvangen van Pergen v.o.f. Het betreft het brengen van stoffen, afkomstig van
haar fabriek, gelegen aan de Vondelingenweg 601 te Vondelingenplaat
Rotterdam, in de 2e Petroleumhaven.
Hiertoe verzoekt Pergen het volgende:
•
Aanvraag om een vergunning, als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Waterwet
(Wtw) voor het verrichten van handelingen in het watersysteem.
• Aanvraag om een maatwerkbesluit te verlenen, op grond van artikel 2.1
vierde lid van het Activiteitenbesluit.
•
Aanvraag om een maatwerkbesluit te verlenen, op grond van artikel 3.6,
vierde lid van het Activiteitenbesluit.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 028.0957.A.wtw13192.
Pagina 1 van 15
2.
Besluit
Datum
Gelet op de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling,
de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, het Activiteitenbesluit milieubeheer
en de Activiteitenregeling milieubeheer en de hieronder vermelde overwegingen
besluit de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt:
1.
1.
2.
3.
Nummer
RWS2014/3104 1
Besluit Watervergunning
De gevraagde vergunning als bedoeld in artikel 6.2 lid 1 van de Waterwet
aan Pergen v.o.f. te Vondelingenplaat Rotterdam te verlenen voor het
brengen van stoffen in de 2e Petroleumhaven, afkomstig van haar locatie,
gelegen aan de Vondelingenweg 601 te Vondelingenplaat Rotterdam.
Hoofdstuk 6 van de toelichting bij de aanvraag d.d. 25 juni 2013 deel uit te
laten maken van de vergunning.
Voorschriften Watervergunning
Voorschrift;
Spoel- en regeneratiewater
1.
II.
1.
2.
3.
Het op de 2e Petroleumhaven te lozen spoel- en regeneratiewater mag
uitsluitend via het bijbehorende lozingspunt 1 en meetpunt SP1O geloosd
worden, nadat het genoemde afvalwater is geneutraliseerd tot een
pH-waarde tussen 6 en 8.
Maatwerkbesluit
Op grond van artikel 2.1 vierde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer
worden voorschriften gesteld aan de lozing van ketelwater op de
2e
Petroleumhaven afkomstig van Pergen v.o.f., gelegen aan de
Vondelingenweg 601 te Vondelingenplaat Rotterdam.
Op grond van artikel 3.6 vierde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer
worden voorschriften gesteld aan de lozing van koelwater op de
2e
Petroleumhaven afkomstig van Pergen v.o.f., gelegen aan de
Vondelingenweg 601 te Vondelingenplaat Rotterdam.
Hoofdstuk 6 van de toelichting bij de aanvraag d.d. 25 juni 2013 deel uit te
laten maken van het maatwerkbesluit.
De volgende voorschriften gelden naast de voorschriften uit het Activiteitenbesluit
milieubeheer.
Pagina 2 van 15
4.
Voorschriften maatwerkbesluit
Datum
Voorschrift 1
Koel- en ketelwater
1.
Nummer
RWS-2014/3104 1
De volgende afvalwaterstromen mogen slechts in het oppervlaktewater worden
gebracht als de totale warmtevracht vanuit Pergen v.o.f. de 14 MWth niet
overschrijdt:
Soort afvalwater
Meetpunt
Koelwater
Ketelwater
SP3, SP5
SP6
De vermelde warmtevracht wordt berekend aan de hand van de volgende
formule:
P (MWth)
=
Q x £T x cp
=
Q x tT x 4.187
waarin:
P = warmtelast (Wth)
Q = som van maximaal waterdebiet van alle bijstaande apparatuur (m3/s)
= temperatuurverschil tussen de in- en uitlaattemperatuur (K), waarin:
Inlaattemperatuur: gemeten temperatuur van het ingaande koelwater
door middel van de thermokoppel gelegen bij luchtcompressor K1109.
Uitlaattemperatuur: gemeten temperatuur bij lozingspunt 1.
Cp = soortelijke warmte (4187] / kg / K).
2. Aan het koelwater mag een hoeveelheid Mexprotec (Mexel) conform de
aanvraag worden toegevoegd.
3. Aan het ketelwater mag een hoeveelheid ammonia oplossing conform de
aanvraag worden toegevoegd.
5.
Algemene voorschriften
Voorschrift 2
Meten en registeren
1.
2.
3.
Indien een toezichthouder daarom verzoekt moet inzage worden gegeven in de
op de locatie aanwezige bemonsteringsresultaten en analysegegevens.
De in het oppervlaktewaterlichaam te brengen afvalwaterstromen moeten te allen
tijde kunnen worden bemonsterd. Daartoe moet het te lozen afvalwater via een
voorziening worden geleid, die geschikt is voor bemonsteringsdoeleinden.
Wijzigingen in het ontwerp, constructie, plaats van de meet- en
bemonsteringsvoorzieningen behoeven voor uitvoering de schriftelijke
goedkeuring van de waterbeheerder. Het besluit omtrent goedkeuring staat
open voor bezwaar en beroep.
Pagina 3 van 15
Voorschrift 3
Maatregelen bij een ongewoon voorval binnen de inrichting
1.
2.
3.
4.
Indien zich in de inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan,
waardoor nadelige gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam zijn ontstaan of
dreigen te ontstaan, treft vergunninghouder onmiddellijk de maatregelen die
redelijkerwijs kunnen worden verlangd, om nadelige gevolgen van dat
ongewoon voorval voor het oppervlaktewaterlichaam te voorkomen of, voor
zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te
beperken en ongedaan te maken.
Degene die een inrichting drijft, waarin zich een voorval, als hiervoor bedoeld,
voordoet of heeft voorgedaan, meldt dat voorval zo spoedig mogelijk aan de
waterbeheerder.
Hij verstrekt aan de waterbeheerder tevens, zodra zij bekend zijn, de gegevens
met betrekking tot:
a. de oorzaken van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval
zich heeft voorgedaan;
b. de ten gevolge van het voorval vrijgekomen stoffen, alsmede hun
eigenschappen;
c. andere gegevens die van belang zijn om de aard en de ernst van de
gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam van het voorval te kunnen
beoordelen;
d. de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de gevolgen van
het voorval te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken.
Zo spoedig mogelijk na een dergelijk ongewoon voorval, moet de
vergunninghouder in overleg met de waterbeheerder gegevens over de
maatregelen verstrekken die worden overwogen om te voorkomen dat een
zodanig voorval zich nogmaals kan voordoen.
Datum
4/31O4
Voorschrift 4
Contactpersoon
1.
2.
De vergunning houder is verplicht één of meer personen aan te wijzen die in
het bijzonder belast is (zijn) met het toezien op de naleving van het bij deze
vergunning bepaalde of bevolene, waarmee door of namens de
waterbeheerder in spoedgevallen overleg kan worden gevoerd.
Wijzigingen hierin moeten binnen 14 dagen schriftelijk worden gemeld.
6.
Aanvraag
6.1
Algemeen
6.1.1 Bedrijfssituatïe
De inrichting van Pergen v.o.f. (verder Pergen) is een warmtekrachtcentrale (WKC).
De WKC voorziet Shell Nederland (SNR) van stoom, water (demin-, heet- en
ketelvoedingswater), perslucht en elektriciteit. De op aardgas gestookte WKC heeft
een totaal thermisch vermogen van circa 1200 MWth en een elektrische nominale
output van circa 310 MWe. Circa 50 MWe wordt aan SNR geleverd en circa 260 MWe
aan het elektriciteitsnet.
Pagina 4 van 15
Pergen wordt bedreven onder toepassing van algemeen bekende
managementsystemen en standaarden. Het geïntegreerde managementsysteem
omvat 150 9001 (Kwaliteit) en ISO 14001 (Milieu).
6.2
Datum
Nummer
Rws2014/3104 1
Aanvraag Watervergunning
6.2.1
Aanleiding
In 2005 heeft Pergen een vergunning aangevraagd en verkregen
(kenmerk: ARE/2005.8626 1) voor de directe lozing van niet-oliehoudend
afvalwater op de 2e Petroleumhaven te Vondelingenplaat Rotterdam. Pergen heeft
het oude lozingspunt R4 van SNR lozingspunt 1 genoemd.
Per 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden.
De Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) is daarin opgegaan, net als een
aantal andere wetten, waaronder de Wet op de Waterhuishouding (Wwh).
De waterbeheerder heeft Pergen in 2010 per brief op de hoogte gesteld van het
feit dat de lozing ambtshalve onder het beheer van DCMR is gekomen en
daarnaast is besloten de vergunning (ARE/2005.8626 1) in te trekken. Omdat de
lozing vanuit SNR op dat moment nog niet gestopt was en er dus sprake was van
een indirecte lozing heeft Pergen geen bezwaar gemaakt.
In januari 2013 heeft SNR het lozingspunt aan Pergen overgedragen. Door deze
overdracht loost Pergen direct op het oppervlaktewater. In verband met de nieuw
ontstane directe lozing heeft Pergen op 25 juni 2013 een watervergunning
aangevraagd. De bij de aanvraag gevoegde informatie is geactualiseerd, zowel ten
aanzien van veranderde wetgeving als van veranderde bedrijfsvoering.
6.2.2 Overzicht procedures
De aanvraag van Pergen betreft waterstromen die vallen onder drie verschillende
procedures. De procedure voor de ‘Watervergunning’ en de procedure voor het
‘Maatwerkbesluit’ worden in dit besluit nader toegelicht.
De melding in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt in dit
document niet nader beschouwd.
Het onderstaande overzicht geeft aan welke afvalwaterstroom wordt afgehandeld
met welke procedure.
Overwegingen
Paragraaf 6.2.3
Melding Activiteitenbesluit
milieubeheer
Afvalwaterstroom
Spoel- en regeneratiewater van
i one n wissel a a rs
Hemelwater
Condensaat van het aardgasstation
Maatwerkbesluit
Koelwater met toevoegingen
Paragraaf 6.4.1
Maatwerkbesluit
Ketelspuiwater met toevoegingen
Paragraaf 6.4.1
Proced ure
Watervergunning
-
Paragraaf 6.3.2
-
Pagina 5 van 15
6.2.3 Watervergunning
De aanvraag betreft het lozen van spoel- en regeneratiewater van de door Evides
geopereerde ionenwisselaars. De ionenwisselaars worden ingezet voor de productie
van demiwater. De ionenwisselaars bevatten een bed met medium waaraan de
kationen respectievelijk de anionen worden gebonden. Deze bedden moeten op een
zeker moment geregenereerd worden, dit gebeurt met een zure (zoutzuur) dan wel
basische (natronloog) oplossing. Het regeneraat wordt verzameld in de
afvalwatertanks en geneutraliseerd alvorens het op het oppervlaktewater wordt
geloosd.
Datum
Nummer
RWS-2014/3104 1
Evides opereert de installatie. Pergen is de eigenaar van zowel de installatie als het
riool en eindverantwoordelijk voor het ontstane afvalwater.
6.3
Melding Activiteitenbesluit
6.3.1 Activiteitenbesluit milieubeheer
Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer in
werking getreden, verder aangehaald als het “Activiteitenbesluit milieubeheer”.
In het Activiteitenbesluit zijn voor verschillende activiteiten, die binnen
inrichtingen plaats kunnen vinden, algemene voorschriften opgenomen. Met het
Activiteitenbesluit wordt de vergunningplicht op grond van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Waterwet (Wtw) voor een groot aantal
inrichtingen opgeheven.
Het Activiteitenbesluit milieubeheer onderscheidt drie type inrichtingen, type A, B
en C. Met de inwerkingtreding van de wijziging van het Activiteitenbesluit
milieubeheer per 1 januari 2013 is het Activiteitenbesluit milieubeheer ook van
toepassing op IPPC-installaties. IPPC-inrichtingen worden binnen het
Activiteitenbesluit milieubeheer aangemerkt als type C-inrichtingen.
De inrichting van Pergen is een IPPC-inrichting. Voor die inrichting is op grond van
artikel 1.6 van het Activiteitenbesluit milieubeheer geen vergunning op grond van
de Waterwet noodzakelijk, voor zover het lozen betrekking heeft op de activiteiten
genoemd in hoofdstuk 3.
6.3.2 Stromen onder Activiteitenbesluit
De aanvraag heeft mede betrekking op activiteiten die niet vergunningplichtig zijn.
Het betreft:
Melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor het lozen van
hemelwater.
De directe lozing van hemelwater, dat niet afkomstig is van een
bodembeschermende voorziening, valt volledig onder de werkingssfeer van het
Activiteitenbesluit milieubeheer en zal daarom niet worden vergund middels dit
besluit. In artikel 3.3 van het Activiteitenbesluit zijn de voorwaarden beschreven
waaraan de lozing van hemelwater moet voldoen.
Pagina 6 van 15
6.4
Aanvraag Maatwerkbesluit
6A.1
Reden Maatwerkbesluit
Datum
Koelwaterlozing
Het lozen van koelwater is geregeld in § 3.1.5 van het Activiteitenbesluit
milieubeheer. In artikel 3.6, tweede lid, wordt onder andere voorgeschreven dat
het lozen van koelwater is toegestaan indien de warmtevracht niet meet bedraagt
dan 1000 Kilojoule per seconde (1 MW), indien het een aangewezen
oppervlaktewaterlichaam betreft. De 2e Petroleumhaven is een aangewezen
oppervlaktewaterlichaam.
Nummer
Rws2014/3104 1
De watetbeheerder kan echter op grond van artikel 3.6, vierde lid van het
Activiteitenbesluit milieubeheer, indien het belang van de bescherming van het
milieu zich daartegen niet verzet, bij maatwerkvoorschrift het lozen van koelwater
met een hogere warmtevracht (zijnde 1 MW) dan bedoeld in artikel 3.6, tweede lid,
en waaraan in beperkte mate chemicaliën zijn toegevoegd, toestaan.
Pergen loost in totaal 14 MWth aan warmte. Aan het koelwater worden chemicaliën
(Mexel) toegevoegd. Omdat de warmtevracht van de lozing groter is dan 1 MW en
kleiner dan 50 MW en er sprake is van chemicaliëntoevoeging past deze binnen de
reikwijdte van het maatwerkbesluit.
Ketelwater lozing
Petgen voegt chemicaliën (ammonia oplossing) aan het ketelwater toe. Het lozen
van ketelwater is geregeld in artikel 3.10K van het Activiteitenbesluit
milieubeheer. Het lozen van ketelwater waar chemicaliën aan zijn toegevoegd, is
niet in het Activiteitenbesluit milieubeheer geregeld. De waterbeheerder kan op
grond van artikel 2.1, vierde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer indien
het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet het
lozen van ketelwater waaraan in beperkte mate chemicaliën zijn toegevoegd
toestaan. Hiervoor is een maatwerkvoorschrift opgenomen.
-
-,
6.4.2 Beleid ten aanzien van warmtelozingen
Sinds 21 juni 2005 is het CIW rapport “beoordelingssystematiek warmtelozingen”
vastgesteld. Dit rapport beoordeelt thermische lozingen op basis van de
emissie-immissieaanpak. Belangrijke uitgangspunten zijn minimalisatie van de
ecologische gevolgen van de opwarming van het oppervlaktewater en van de
inname van oppervlaktewater voor koeldoeleinden. In het rapport wordt
geconcludeerd dat minimalisatie van het debiet grotere voordelen voor het
aquatische milieu lijkt op te leveren dan strikte limitering van de
lozingstemperatuur. Door minimalisatie van het debiet worden minder organismen
ingezogen, wordt het gebruik van chemicaliën gereduceerd en wordt er minder
energie verbruikt. In dit rapport wordt een aantal berekeningsmethodes
aangedragen om de lozing van warmte te beoordelen.
Binnen Rijkswaterstaat is afgesproken dat als eerste beoordeling van de
koelwaterlozing de sneltoets gebruikt zal worden (bijlage 3 en 4 van het
CIW-rapport). De sneltoets bestaat uit een mengzone- en een opwarmingstoets.
De mengzonetoets vergelijkt, op basis van een worstcasebenadering, de grootte van
de warmtepluim met de grootte van het ontvangende oppervlaktewaterlichaam.
Pagina 7 van 15
Volgens deze toets mag de natte dwarsdoorsnede (T> 30°C) van de pluim niet
meer zijn dan ¼ van de natte dwarsdoorsnede van het ontvangende
oppervlaktewaterlichaam.
Indien de lozing lager scoort dan 1/4 voldoet de lozing, zelfs onder de slechtste
omstandigheden, aan het beoordelingskader uit het CIW-rapport. Als de lozing
hoger scoort dan 1/4 kan het zijn dat de lozing niet voldoet. De waterbeheerder kan
in dat geval aanvullende eisen aan de lozing stellen zoals het koppelen van de
omvang van de warmtelozing aan de actuele afvoer en de temperatuur van het
oppervlaktewater.
De opwarmingstoets brengt de opwarming van het oppervlaktewater na volledige
menging in kaart. Er wordt rekening gehouden met de andere warmtelozingen die
plaatsvinden op hetzelfde watersysteem.
Het oppervlaktewater mag per lozer niet meer dan 3°C worden opgewarmd. Bij de
opwarmingstoets wordt uitgegaan van een maximale temperatuur van 28°C (water
aangewezen voor karperachtigen), welke 98% van de tijd niet mag worden
overschreden. De achtergrondtemperatuur wordt per stroomgebied aangewezen.
Datum
Indien de lozing hoger scoort dan 3 graden opwarming of als de opwarming van de
achtergrondtemperatuur leidt tot een overschrijding van de maximale temperatuur
(28°C voor water aangewezen voor karperachtigen) voldoet de lozing niet.
De waterbeheerder kan in dat geval aanvullende eisen aan de lozing stellen.
7.
Beoordeling
7.1
Beoordeling Watervergunning
Spoel- en regeneratiewater lonen wisselaars
Door Pergen is gekozen voor het regenereren van ionenwisselaars en neutraliseren
met zoutzuur en natronloog omdat deze producten na neutralisatie een NaCI
(keukenzout) oplossing geven die zonder nadelige gevolgen voor het milieu op de
zoute 2e Petroleumhaven geloosd kunnen worden. Op deze manier voldoet de
lozing van spoel- en regeneratiewater aan de BEl. In het voorschrift van deze
vergunning is het neutraliseren van deze stroom als eis opgenomen.
Warm telozlng
Pergen geeft aan dat spoel- en regeneratiewater in tanks wordt opgevangen
waarna het na neutralisatie met 18°h HCI en 25% NaOH tot een pH 6-8 en met
een temperatuur lager dan 30°C via het olievrije riool in de 2e Petroleumhaven
wordt geloosd.
Het totaal van de warmtelozingen in de 2e Petroleumhaven is in 2007
gemodelleerd met een 3D-modellering. Hierbij is de betreffende warmtelozing
afkomstig van Pergen meegenomen. Uit de modellering blijkt dat het totaal van de
warmtelozingen op de 2e Petroleumhaven toelaatbaar is en wordt daarom
vergund.
Pagina 8 van 15
7.2
Beoordeling Maatwerkvoorschriften
7.2.1
Toetsing aan beste beschikbare technieken (BBT)
Datum
Koelwaterlozing
Het totaal van de warmtelozingen in de 2e Petroleumhaven is in 2007
gemodelleerd met een 3D-modellering. Hierbij is de warmtelozing afkomstig van
Pergen meegenomen. Uit de modellering blijkt dat het totaal van de
warmtelozingen op de 2e Petroleumhaven toelaatbaar is.
Nummer
RWS-2014/3104 1
Ter voorkoming van systeemvervuiling wordt aan het koelwater Mexel toegevoegd.
Pergen v.o.f. heeft de ABM-toets uitgevoerd, daar is saneringsinspanning B
uitgekomen, hetgeen inhoudt dat de lozing van deze stoffen zoveel mogelijk moet
worden voorkomen door middel van good-housekeeping, procesgeïntegreerde
maatregelen en best uitvoerbare technieken.
Voor de koeling van nieuwe installaties heeft Pergen voor een geïntegreerd
koelsysteem gekozen. Aan dit koelsysteem worden geen koelwaterchemicaliën
toegevoegd. De dosering van Mexprotec is discontinu, geautomatiseerd en vindt
gedurende 0,5 uur per dag plaats met een doseer hoeveelheid van
ca. 1.5 -2,0 liter/uur. Op deze manier voldoet Pergen aan de BBT.
Ketelwaterlozing
Het totaal van de warmtelozingen in de 2e Petroleumhaven is in 2007
gemodelleerd met een 3D-modellering. Hierbij is de betreffende warmtelozing
afkomstig van Pergen meegenomen. Uit de modellering blijkt dat het totaal van de
warmtelozingen op de 2e Petroleumhaven toelaatbaar is en daarmee aan de
beste beschikbare technieken voldoet.
Pergen voegt ammonia oplossing als ketelwateradditief toe.
Dit ketelwateradditief vervangt cyclohexylamine (wat een waterbezwaarlijke stof is
en aangemerkt als carcinogeen).
De dosering geschiedt gecontroleerd op basis van pH en geleidbaarheid, hiermee
wordt voorkomen dat teveel product wordt gebruikt. Het spuiwater van de ketels,
waar een deel van de ammonia-oplossing uiteindelijk in terecht komt, wordt
geloosd via het niet-oliehoudend riool op de 2e Petroleumhaven via lozingspunt 1.
Het merendeel van de ammonia (>9$%) blijft in het ketelwater zitten waarna het
in de stoom geëxporteerd wordt naar Shell Rotterdam.
Pergen heeft de ABM-toets uitgevoerd, daar is saneringsinspanning S uitgekomen,
hetgeen inhoudt dat de lozing van deze stoffen zoveel mogelijk moet worden
voorkomen door middel van good-housekeeping, procesgeïntegreerde
maatregelen en best uitvoerbare technieken. In de aanvraag is een BBT analyse
uitgevoerd op technologieën waarmee de ammonia in het eifluent kan worden
gereduceerd. Op deze manier voldoet Pergen aan BBT.
7.2.2 Lozingseisen
Met Pergen is afgestemd dat de warmtevracht wordt bepaald op basis van
verschilmeting tussen in- en uitlaattemperatuur van het koelwater, en het
maximale debiet gebaseerd op de lijst van de bestaande apparatuur. Dit omdat de
situatie bij Pergen deels verouderd is, en het uitvoeren van goede metingen bij
afzonderlijke betreffende apparatuur lastig is.
In het maatwerkbesluit wordt de warmtevracht van de warmtelozing opgenomen.
Pagina 9 van 15
8.
Procedure
8.1
Procedure Watervergunnïng
Datum
8.1.1 Algemeen
De Watetwet bepaalt dat op de voorbereiding van een beschikking tot het
verlenen van een vergunning voor het brengen van stoffen in een
oppervlaktewaterlichaam de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van
afdeling 3.4 van de Awb en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing
zijn.
Nummer
RWS-2014/31041
8.1.2 Behandeling van zienswijzen
De aanvraag met bijbehorende stukken en de ontwerpvergunningen hebben van
5 december 2013 tot en met 15 januari 2014 voor het naar voren brengen van
zienswijzen ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de ontwerpvergunningen zijn
geen zienswijzen naar voren gebracht. Hierdoor wordt de vergunning en het
maatwerkbesluit ongewijzigd vastgesteld ten opzichte van de ontwerpen.
8.2
Procedure Maatwerk
In deze procedure worden zowel de aanvraag om watervergunning als de aanvraag
tot een maatwerkbesluit behandeld. Hierbij wordt voor beide procedures de
uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb en
afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer gevolgd. De beslistermijn van de aanvraag
om maatwerk wordt gelijkgesteld met die van de aanvraag om de watervergunning.
9.
Conclusie
9.1
Conclusie Watervergunning
De in de vergunning opgenomen voorschriften waarborgen dat de doelstellingen
van het waterbeheer voldoende worden beschermd. Op grond van de overwegingen
bestaan er daarom geen bezwaren tegen het wijzigen van de watervergunning.
9.2
Conclusie Maatwerk
De in het maatwerk opgenomen voorschriften waarborgen dat de doelstellingen van
het waterbeheer voldoende worden beschermd. Op grond van de overwegingen
bestaan er daarom geen bezwaren tegen het verlenen van het maatwerkvoorschrift.
10.
Ondertekening
De minister van Infrastructuur en Milieu,
namens deze,
afdelingshoofd Vergunningen
Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid
mw. ir. A.H. Bos-Massop
Pagina 10 van 15
11.
Mededelingen
Datum
Bent u het niet eens met dit besluit?
Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht beroep indienen bij de
bestuursrechter. Met deze procedure legt u de zaak aan de rechter voor om te
bepalen of Rijkswaterstaat het juiste besluit heeft genomen. U moet hiervoor wel
belanghebbende bij het besluit zijn.
Nummer
Rw52014/3;04 1
De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het opstellen van
een beroepschrift:
Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent?
Welk doel wilt u met uw beroep bereiken?
Is het u voldoende duidelijk wat een beroepsprocedure inhoudt en weet u of u
met deze procedure uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere,
wellicht eenvoudigere wijze bereiken?
-
-
-
Hoe dient u beroep in?
Om in beroep te gaan bij de bestuursrechter moet u binnen zes weken na de dag
waarop dit besluit is bekendgemaakt, een beroepschrift indienen. U kunt uw
beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar u woont. Indien u niet
zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een beroepschrift indient dan kunt u
het beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de
Organisatie is ingeschreven.
In het beroepschrift moet in ieder geval het volgende staan:
uw naam en adres;
een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u beroep instelt
(bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden) en
zo mogelijk een kopie van het besluit;
de reden waarom u beroep instelt;
de datum en uw handtekening.
Voor de behandeling van een beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht in
rekening gebracht.
-
-
-
-
Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent
dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw beroep in behandeling is. Als u dit
niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan
kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. U doet dit door de
Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een
voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of
Organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige
voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de
Organisatie 5 ingeschreven.
De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen.
U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via
http://loket.rechtsraak.nl/bestuursrecht. daarvoor moet u wel beschikken over
een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de
precieze voorwaarden.
Pagina 11 van 15
12.
Bijlagen
Bijlage 1: Begripsbepalingen
Bijlage 2: Rioleringstekening
Bijlage 3: Hoofdstuk 6 van de toelichting bij de aanvraag d.d. 25 juni 2013
Datum
Nummer
RWS-2014/3104 1
Pagina 12 van 15
Bijlage 1, Begripsbepalingen
Datum
Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van
heden, nr. RWS-2014/3104 1.
Nummer
RWS-2014/3104 1
In deze vergunning wordt verstaan onder:
1. ‘Aanvraag’: de aan deze vergunning ten grondslag liggende aanvraag is op
25 juni 2013 binnengekomen bij Rijkswaterstaat en geregistreerd onder
nummer 028.0957.A.wtw13192.
2. ‘Afvalwater’: water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te
ontdoen of zich moet ontdoen.
3. ‘Bevoegd gezag’: de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat
West-Nederland Zuid namens de minister van Infrastructuur en Milieu.
4. ‘Concentratie’: het gehalte van een (som-)parameter, uitgedrukt in mg/l of
jig/l.
5. ‘Inlaattemperatuur’: de temperatuur van het koelwater bepaald op het
inname punt.
6. ‘Lozingspunt’: een punt van waaruit afvalwater in het oppervlaktewaterlichaam
wordt geloosd/gebracht.
7. ‘Meetpunt’: een intern controlepunt;
8. ‘Ongewoon voorval’: een voorval waardoor nadelige gevolgen voor het
oppervlaktewaterlichaam zijn ontstaan of dreigen te ontstaan.
9. Oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het
aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede
de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen
krachtens de Wtw, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna.
10. ‘Steekmonster’: een op enig moment genomen monster van het afvalwater.
11. ‘Vergunninghouder’: diegene die krachtens deze vergunning handelingen
verricht.
12. ‘Voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden’: andere dan de reguliere
bedrijfsomstandigheden, niet zijnde een ongewoon voorval, zoals onderhouds
en reparatiewerkzaamheden, storingen, korte stilleggingen en het opstarten of
het definitief buiten bedrijf stellen van een proces- of
afvalwaterzuiveringsinstallatie of onderdelen hiervan.
13. ‘Waterbeheerder’: de minister van Infrastructuur en Milieu, per adres de
hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid.
Pagina 13 van 15
Bijlage 2, Rioleringstekening
Datum
Behorende bij de vergunning en het maatwerkbesluit van de minister van
Infrastructuur en Milieu van heden, nr. RWS-2014/3104 i
Nummer
RWS-2014/3104 1
Pagina 14 van 15
FROM DETAIL ‘A’
Thermocouple for
inlet cooling water
temperature
T
To put 46
DETAIL ‘A’
Datum
-
-
Bijlage 3, Hoofdstuk 6 van de toelichting bij de aanvraag d.d. 25 juni 2013
Nummer
RWS-2014/3104 1
Behorende bij de vergunning en het maatwerkbesluit van de minister van
Infrastructuur en Milieu van heden, nr. RWS-2014/3104 1.
Pagina 15 van 15
6
Activiteiten besluit lozingen en aanvraag lozing
In dit hoofdstuk worden de activiteiten beschreven in relatie tot de directe lozing via het oude
lozingspunt R4 van SNR.
6.1
Olievrij effluent
Van belang voor de Waterwet zijn de oranje stromen naar de haven van het olievrije riool, de
olievrije effluents, zie figuur 3.1. Er zijn 3 soorten afvalwater te onderscheiden: koelwater, spuiwater
en geneutraliseerd spoel- en regeneratiewater van de deminwaterproductie. Deze worden hier
verder uitgewerkt.
Koelwater
De apparatuur die is overgenomen van SNR wordt op de bestaande wijze gekoeld. Dit is door
middel van doorstroom koeling met water afkomstig uit de 2e Petroleumhaven. SNR zorgt voor de
toevoer van het koelwater vanuit de 2e Petroleumhaven, na toepassen als koelwater wordt het
water direct geloosd op het olievrij riool. Er vinden dus geen modificaties aan de installatie plaats.
Bij deze doorstroomkoeling wordt voor TG5 een dosering van Mexel gebruikt om de turbine tegen
aangroeiing van algen en mossels te beschermen.
De koeling van de nieuwe installaties van Pergen wordt gerealiseerd met een geïntegreerd
koelsysteem bestaande uit 3 koelwaterbronnen:
1.
Industriewater: het industriewater wordt gebruikt als koelwater voor de nieuwe
luchtcompressor en de nieuwe stoomturbines. De warmte wordt hergebruikt in de
deminwaterproductie.
2.
Deminwater: de gasturbines en ketelinstallaties gebruiken deminwater als koelmedium om
de warmteterugwinning te verhogen. Koeling gebeurt via een warmtewisselaar naar een gesloten
secundair circuit van water met glycol. De splitketels gebruiken ook deminwater in een
warmtewisselaar voor het koelen van de condensaten.
3.
2e Petroleumhavenwater: In bepaalde gevallen is koeling door middel van het
geïntegreerde koelsysteem niet mogelijk en wordt water uit de 2de Petroleumhaven toegepast voor
koeling.
Spuiwater
Teneinde de zoutbalans in het ketelwater te beheersen is een bepaalde hoeveelheid spui
noodzakelijk. De hoeveelheid spui is geminimaliseerd door:

Het gebruik van deminwater als grondstof, waardoor er weinig zouten in de voeding zitten.

En een verregaande energie optimalisatie waardoor er relatief weinig restwater geloosd
hoeft te worden.
Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit
Datum: 25 juni 2013
Pagina 19 van 26
Uiteindelijk bedraagt de spuistroom maximaal 1,5 tot 2 % van de productie.
Spoel en regeneratiewater van de deminwaterproductie
De ionenwisselaars bevatten een bed met medium waaraan de kationen respectievelijk de anionen
worden gebonden. Deze bedden moeten op zeker moment worden geregenereerd. Dit gebeurt met
een zure dan wel basische oplossing. Het regeneraat wordt verzameld in de afvalwatertanks en
geneutraliseerd. Er is met opzet gekozen voor het regenereren en neutraliseren met zoutzuur en
natronloog omdat deze producten na neutralisatie een NaCl (keukenzout) oplossing geven die
zonder nadelige gevolgen voor het milieu op de zoute 2
de
Petroleumhaven kan worden geloosd.
Pergen VOF bedrijft een warmtekrachtcentrale (WKC) op het SNR terrein. In 2005 zijn de Wm- (nu
Omgevingsvergunning) en Wvo-vergunning (nu Waterwet) definitief geworden en is de WKC
gebouwd en opgestart. Tijdens de bouw- en opstartfase zijn een aantal wijzigingen opgetreden. Dit
betreft wijzigingen in de wet- en regelgeving en aan de installatie zelf. Middels deze aanvraag wordt
de Wm-vergunningen geactualiseerd naar de Wabo.
Deze aanvraag betreft uitsluitend de onderstaande wijzigingen. Voor het overige blijft de installatie
zoals reeds vergund.
6.2
Waterverbruik
Hieronder wordt het waterverbruik weergegeven:
Doel
Herkomst
Gemiddeld
verbruik
3
[m /h]
Koeling overgenomen apparatuur*
Oppervlaktewater via
1950
SNR
Koeling nieuwe apparatuur,
Industriewater
1075
Leidingwater
2,2 m /dag
deminwaterproductie en
stoomproductie
Huishoudelijk
3
*) Voor de koelwaterlozing wordt gebruik gemaakt van doorstroom koelwater van de pompen van SNR. Deze
pompen staan altijd bij ongeacht het gebruik.
Tabel 6.1
Overzicht waterverbruik
Het waterverbruik wordt geminimaliseerd door een goede chemicaliëndosering (beperkte opbouw
en sterke indikking = weinig spui) en hergebruik van stoomcondensaat.
Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit
Datum: 25 juni 2013
Pagina 20 van 26
6.3
Rioleringssysteem
In [bijlage 4] is de rioleringstekening opgenomen. Hierop is het volledige rioolstelsel van Pergen
weergegeven. In dit document wordt alleen het olievrij riool behandeld. Dit is groen weergegeven en
aangeduid als NOE (niet oliehoudend effluent).
De volgende onderdelen staan op dit riool aangesloten:
Meetpunt
Onderdeel
Aard afvalwater
SP 3
K-1107 en K-1109
Doorstroomkoeling met daarin
Mexel
SP 5
Overig hemelwater niet vervuild
Hemelwater
TG5
Doorstroomkoeling met daarin
Mexel
SP 6
HRSG 1a, 1b en 2a, 2b
Ketelspuiwater
met
daarin
fosfaat en ammonia
SP 9
Warmtewisselaar 87E001
Industriewater
Overig hemelwater niet vervuild
Hemelwater
Condensaat van het aardgasstation
gecondenseerde
stoom
(deminwater)
SP 10
Afvalwater van deminwaterinstallatie
Geneutraliseerd
spoel-
en
regeneratiewater
van
de
inonenwisselaars
units
met
zouten
Tabel 6.2
6.4
Overzicht stromen op de riolering
Emissies naar water
Het proces afvalwater op het NOE bestaat uit de volgende stromen:
• Koelwater.
• Spoel- en regeneratiewater.
• Ketelspuiwater.
• Condensaat van het aardgas station.
Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit
Datum: 25 juni 2013
Pagina 21 van 26
Koelwater
Koelwater wordt gebruikt voor het koelen van de overgenomen bestaande installaties (TG5
generator en de luchtcompressoren K1107 en K1109). De koelwaterlozing bedraagt 1950 m3 per
uur op het olievrije riool. Afhankelijk van het gebruik van de compressoren zijn er twee mogelijke
scenario’s: een gemiddelde thermische lozing ongeveer 3,8 MWth wanneer TG5 en compressor
K1107 in gebruik zijn en een gemiddelde thermische lozing ongeveer 10,9 MWth wanneer TG5 en
K1109 in gebruik zijn. In geval alle 3 de systemen in gebruik zijn bedraagt de (maximale) thermische
lozing 12,4 MWth.
De basis van de reeds vergunde lozing van 14 MWth is een eis van maximaal 10˚C
temperatuurverschil in de zomer in plaats van 7˚C. Tezamen met de (maximale) thermische lozing
van 12,4 MWth wordt ervan uitgegaan dat PerGen geen strengere eisen opgelegd krijgt in de
vergunning dan de huidige eisen.
In geval van een tekort aan koelwater vanuit de deminwater productie plant wordt een
recirculatiesysteem van industriewater gebruikt voor aanvullende koeling in warmtewisselaar
87E001. Dit water wordt rechtstreeks op het riool geloosd. Dit komt zeer incidenteel voor. De
maximale lozing bedraagt dan 450 m3 per uur op het olievrije riool.
Spoel- en regeneratiewater
Bij de regeneratie van ontharding installaties en demineralisatie installaties komt spoelwater vrij,
stroom 3. Deze stroom wordt in tanks opgevangen waarna het na neutralisatie met 18% HCl en
25% NaOH tot een pH 6-8 en met een temperatuur lager dan 30°C via het olievrije riool in de 2e
Petroleumhaven wordt geloosd.
De gemiddelde geneutraliseerde afvalwaterstroom bij 1055 m3/uur productie, bedraagt 64 m3/uur.
De capaciteit van de neutralisatieafvoer pompen bedraagt 200 m3/uur. In totaal worden er 3
neutralisatie installaties geïnstalleerd. In de praktijk kunnen er 2 neutralisatie tanks gelijktijdig
afgepompt worden, zodat tijdelijk (gedurende max. 2 uur) het debiet 400 m3/uur kan bedragen.
Per dag wordt ca. 33 ton HCl en 18 ton NaOH gebruikt bij een capaciteit van 1055 m3/h.
Ketelspuiwater
Het gemiddelde debiet van deze stroom bedraagt per boiler 1,7 m3 per uur en maximaal 2,5 m3 per
uur. Voor alle boilers samen bedraagt de lozing maximaal 9,9 m3 per uur.
Een warmtewisselaar is geïnstalleerd om de spui via geïntegreerde koeling met deminwater te
koelen.
Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit
Datum: 25 juni 2013
Pagina 22 van 26
Condensaten van het aardgasstation
Condensaten zijn afkomstig van het bestaande (overgenomen) heet water systeem (ongeveer 2 m3
per uur). Dit zijn stoomcondensaten en in kwaliteit gelijk aan ketelspuiwater.
Hemelwater
Hemelwater is afkomstig van de daken van het deminwaterproductieplant gebouw en onverharde
oppervlakten. Het oppervlak van het dak bedraagt ongeveer 2.100 m2 en van de onverharde delen
van het terrein ongeveer 22.000 m2. Bij een gemiddelde regenval van 770 mm per jaar regen, wordt
1.617 m3 geloosd. Het overige regenwater van het onverhard terrein trekt de bodem in en wordt niet
geloosd via het riool. Het niet vervuilde hemelwater wordt via het olievrije riool op de 2e
Petroleumhaven geloosd.
Bijzondere omstandigheden
De volgende bijzondere omstandigheden (afwijking van de standaardlozing) kunnen optreden:
a) De warmtewisselaar die normaliter zorgt voor het koelen van de spui is ontworpen voor een
maximale spui en een maximale deminwatertemperatuur van 27°C. Bij uitzonderlijke warme
luchtcondities die leiden tot een hogere temperatuur dan 27°C van het deminwater, kan het
voorkomen dat de geïntegreerde koeling met deminwater niet voldoende is om de spui te
koelen. In dit geval wordt water uit de 2e Petroleumhaven gebruikt om de spui op te
mengen en daarmee te koelen. Er wordt maximaal 7 m3 per uur havenwater ingenomen en
daarmee maximaal ongeveer 20 m3 per uur worden geloosd.
b) Wanneer de warmtewisselaar in onderhoud is (maximaal eens in de 2 jaar voor 1 dag) of
wanneer de warmtewisselaar het plotseling begeeft, kan niet langer worden gekoeld met het
geïntegreerde systeem. In dit geval moet tevens met water uit de 2e Petroleumhaven
worden gekoeld. In dit geval wordt maximaal 65 m3 per uur koelwater ingenomen en
maximaal 80 m3 per uur geloosd.
c) Voor onderhoud en veiligheidsredenen, moeten de splitketels ongeveer elke 2 jaar worden
geleegd. In dat geval wordt 140 m3 per splitboiler geloosd. Dit legen geschied langzaam
gedurende een hele dag. Om dit water zo snel mogelijk te koelen wordt het met maximaal
65 m3 per uur water uit de Petroleumhaven opgemengd. Het totaal resulteert in een lozing
van 120 m3 per uur naar het olie vrije riool gedurende 8 uur lokaal boven de 30°C. Deze
stroom wordt met alle andere stromen die naar het olievrij riool worden afgevoerd,
opgemengd, waardoor bij het lozingspunt aan de 2de Petroleumhaven de 30°C niet wordt
overschreden.
d) Vanuit het aardgas station kan afvalwater vrijkomen. Tijdens normaal bedrijf komt geen
afvalwater vrij. In geval van reiniging van de water- of stoomcircuits of het aardgas station of
de noodzaak om deze te legen, kan er een lozing plaatsvinden van een paar m3 per uur
stoomcondensaat. Deze stroom is niet met olie vervuild en wordt via het olievrij riool
geloosd op de 2e Petroleumhaven.
Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit
Datum: 25 juni 2013
Pagina 23 van 26
In onderstaande tabel het overzicht:
Soort product
Kwaliteit
OV Riool
3
OV Riool
3
[m /h]
[m /h]
Gem
Max
Afvalwater van aardgasstation
Onvervuild
0
enkele
Spoelwater
pH 6-8
64
400 (Max 2 uur)
Industriewater
Onvervuild
0
450
Koelwater
Havenwater
1950
1950
0
enkele
deminwater
productie plant
Bevat Mexel
Condensaten
van
verwarmingssyteem
het
van
de
controlekamer
Legen flash drum
Onvervuild
0
enkele
Spui van de spitboilers
Bevat
4
9,9
Ammonium,
Legen van de spitboilers
Condensaten
van
120 (max. 8 uur)
het
2
2
heetwatersysteem
Onvervuild hemelwater
0,19
3
Totaal m /h
2020
2970
Tabel 6.3 Overzicht afvalwaterstromen
6.5
Lozingspunt
Het lozingspunt voor het olievrije riool of NOE is het voormalige lozingspunt R4 van SNR.
Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit
Datum: 25 juni 2013
Pagina 24 van 26
R4
Pergen
Voorgesteld wordt om dit in de vergunning lozingspunt 1 te noemen.
6.6
Gebruikte chemicaliën
De volgende producten worden door Air Liquide gebruikt in de installaties die zijn aangesloten op
het NOE.
Stof
Werkzame
Zoutzuur
Toegepast bij
Verbruik
bestand-
jaar,
delen
gemiddeld
HCl
Spoelen en regeneratie
13870 ton
inonenwisselaars-units en neutralisatie
spoel en regeneratiewater
Natronloog
NaOH
Spoelen en regeneratie
8500 ton
inonenwisselaars-units en neutralisatie
spoel en regeneratiewater
Nalco BT-4000
Na3PO4 en
Corrosieinhibitor ketelwater
13 ton
NaOH
Ammoniak
oplossing 25%
Mexel
2
NH4OH
40 ton
1
10%
Bescherming TG5 tegen algen en
alifatische
mosselaangroei
400 liter
amines
Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit
Datum: 25 juni 2013
Pagina 25 van 26
per
Tabel 5.4
Gebruikte chemicaliën en het gemiddelde jaarlijkse verbruik
Toelichting:
1)
Tot 2010 heeft Pergen cyclohexylamine gebruikt als additief om de pH van het ketelwater te regelen.
Cyclohexylamine is een carcinogeen en schadelijk voor de gezondheid. Bovendien wordt
Cyclohexylamine afgebroken tot schadelijke organische componenten. Verder is deze stof nadelig voor
de geleidbaarheid, waarmee Pergen haar contractuele verplichtingen naar SNR niet kon nakomen. Na
een aantal testen met betrekking tot de toepasbaarheid (KEMA) is in 2010 besloten om over te stappen
op ammoniakoplossing. De ammoniak heeft wel de vereiste technische eigenschappen en is bovendien
minder schadelijk dan cyclohexylamine.
2)
Mexel is door SNR altijd toegepast bij stoomturbine TG5. Dit was echter niet bekend bij Pergen tijdens
de vergunningaanvraag in 2005.
6.7
Emissie-immissietoets
In de directe omgeving van de locatie komen geen oppervlaktewateren voor met bijzondere
de
natuurwaarden. De 2
Petroleumhaven is rechtstreeks verbonden met de Nieuwe Waterweg en
wordt vanwege de getijde invloeden regelmatig ververst.
Voor de emissie-immissie toets is de lozing van zoutzuur en natronloog niet relevant zolang de pHwaarde binnen de opgegeven range blijft.
Ammoniakoplossing 25% valt binnen ADR categorie 8 III en is een stof die op basis van de R-50 zin
valt binnen de ABM categorie 5B. De MKN waarde voor overige wateren bedraagt 304 µg/l. De
concentratie in de ketelwaterspui max 9,9 m3/uur bedraagt 1420 µg/l. De achtergrondconcentratie
bedraagt 75 µg/l. Uit de immissietoets [bijlage 8] blijkt dat de concentratie na opmenging voldoet
aan de norm van <10% JG-MKN.
Mexel valt binnen ADR categorie 8 III en is een stof die op basis van de R-50 zin valt binnen de
ABM categorie 5B. Bij een doorstroomkoeling met 1950 m3 per uur bedraagt de concentratie
actieve stof maximaal 6,44 µg/l. Omdat de MKN-waarde voor de alifatische aminen in Mexel niet
bekend is, is gekozen voor een benadering met de bekende waarde van dimethylamine. Deze
bedraagt 7,5 µg/l. Uit de toets volgt dat de Effluentconcentratie < JG-MKN, en de lozing voldoet.
Toelichting-Wabo,-Ww-en-activiteitenbesluit
Datum: 25 juni 2013
Pagina 26 van 26