Algemeen INHOUDSOPGAVE READER CaRe CURSUS 15 & 17 APRtt 2014 1. ATGEMEEN Programma Cursisten april201.4 Docenten 2014 Overzicht literatuur leestafel (artikelen op te vragen via [email protected]) Projectbesch rijvingen cu rsisten Evaluatieformulieren 2. TITERATUUR 15 aprilv.m. o o Corbin, Strauss: Grounded theory research: procedures, canons and evaluative critera (1ggg) Pope, Mays: Reaching the parts other methods cannot reach: an introduction to qualitative methods in health and health services research (1995) o Lingard, Albert and Levinson: Grounded theory, mixed methods, and action research (2OOS) 15 april n.m. o o o Rabiee: Focus-group interview and data analysis (2004) Whittemore and Knafl: The integrative review: updated methodology (2005) Pope, Ziebland and Mays: Analysing qualitative data (2000) 21 november v.m. o o o Lac€y, Luff: Qualítative Data Analysis (2007) Wester: Analyse van kwalitatief onderzoeksmateriaal (2004) RATS guidelínes: Clark JP. How to peer review a qualitative manuscript. ln peer Review in Health Sciences. Second edition. BMj Books (2003) o ToÍlB, Saínsbury and Craig: Consolidated criteria for reporting qualitative research (COREQ: 32-item checklist for interviews and focus groups o (20}ll WraY, Lindsay, Crozier, Andrews and Leeson. Exploring perceptions of psychological services in a children's hospice in the United Kingdom. Pallitative and Supportive Care 20L3;Lt:373-382. 21 november n.m. o o a Heldens en Reysoo: De kunst van het interviewen: reflecties op het interview met een guide Mason, Qualitative Researching, Chapter 4. Generating qualitative data: observation, documents and visual data. London: SAGE, 2002:62-83. Boekentips o Baarda, 8., Bakker, E., Fischer, T., Julsing, M., Peters, V., van derVelden, T., De Goede, M. (20j.3). Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Groningen: Noordhoff Uitgevers. o Lucassen, P. en T. olde Hartman (red) Kwalitatief onderzoek. Praktische methoden voor de medische praktijk. Houten: Bohn, Stafleu en van Loghum,2007. o Urquhart, C. (2013). Grounded theory for qualitative research: A practical guide. Thousand Oaks, CalÍfornia: Sage. o Pope C, Mays N, editors. Qualitative research in health care. 3rd ed. Oxford: Blackwell 2006. Programma dinsdag 15 april 201,4 CaRe onderzoekschooldag over kwalitatief onderzoek Lokatie: Mertens F, route 140 Ochtendprogramma: 09.L5 - 10.00 uur Koffie, lntroductie en kennismaking L0.00 - 11.00 uur I 11.00 - 11.15 uur Koffie 11.15 - 12.30 uur Workshop vraagstel li ng 12.30 - 13.30 uur nte ractieve i n leid i ng kwa I itatief onderzoek Docent: Prof. dr. Myrra Vernooij-Dassen Tutor: Drs. Jasper van Riet Paap Lunch in restaurant de Haardt Middagprogrammo: L3.30 - 15.00 uur lnteractieve introductie "Methoden van kwalitatief onderzoek" (met nadruk op focusgroep onderzoek) Deelnemers kiezen vorm van kwalitatief onderzoek die past bij hun onderzoek en beargumenteren hun keuze Docent: Tutor: L5.00 - 15.15 uur 15.15 - 16.30 uur Dr. Gijs Hesselink Drs. Jasper van Riet Paap Thee Theorie en discussie analyse kwalitatief onderzoek en introductie in het gebruik van software programma's voor kwalitatieve analyse Docent: Dr. Marianne Dees Tutor: Drs. Jasper van Riet Paap Programma donderdagLT april 2014 Care Onderzoekschooldag over kwalitatief onderzoek Lokatie: De Moulin A, route 124 Ochtendprogrommo: 9.30 - L0.45 uur - 11.00 uur 11.00 - 12.45 uur 10.45 Analyse met behulp van materiaal diepte-interviews Docent: Dr. Gijs Hesselink/Dr. Marianne Dees Tutor: Drs. Jasper van Riet Paap Koffie Criteria voor beoordeling publicatie van (kwa I itatief) onderzoeksa rti ke I Analyse opzet artikel met behulp van criteria 12.45 - L3.30 uur Docent: Dr. Marieke Groot Tutor: Drs. Jasper van Riet Paap Lunch in restaurant de Haardt Middogprogrammo: 13.30 - 16.30 uur lnterviewtraining Docent: Tutor: Drs. Jeanette Heldens Drs. Jasper van Riet Paap 1,4.45 - 15.00 uur Thee L6.30 uur Evaluatie en slot Cursisten CaRe cursus 2Ot4 Berkel, Saskia van Clooster, Annick van Geurtzen, Rosa Marck, Marjolein van der [email protected] annick.vanclooster@ uzleuven.be [email protected] [email protected] Natsch, Stephanie Stepha nie.Natsch@rad boudumc.nl Nieuwboer, Minke Otterloo, Karin van Piinenbors, Maaike [email protected] Ka rin.va nOtterloo @ rad bo ud u mc. nl Remue, Eline Ríchters, Anke Zelle, Sten [email protected] Anke. Richters@ radboudumc.nl [email protected] M aa ike. Pi inenbo rs@ rad boud umc. n I Docenten CaRe cursus 15 & 17 april 2014 Prof. dr. Myrra Vernooij-Dassen H oogl e ra a r pschychosociale zorg kwetsbare ouderen Afdeling lQ healthcare, Huispost 114 Geert Grooteplein Noord 21" 6525 EZ Nijmegen mvrra.vernooii-dassen@ radboud umc.nl Dr. Marieke Groot Wetenscha ppel ij k onderzoeke r Afdeling Anesthesiologie, Huispo st 7 L7 Geert Grooteplein Zuid 10 6525 GA Nijmegen ma rieke.groot(a rad boud u mc. nl Dr. Gijs Hesselink Afdeling lQ healthcare, Huispost Geert Grooteplein Noord 21" 1-14 6525 EZ Nijmegen siis. [email protected] Mw. Jeannette Heldens Docent Methoden en Technieken, Radboud Universiteit Nijmegen, Faculteit der Sociale wetenschappen; Maatschappijwetenschappen. Thomas van Aquinostraat 4.01. 6525 GD Nijmegen [email protected] Drs. Jasper van Riet Paap Afdeling lQ healthcare, Huispost 114 Geert Grooteplein Noord 21" 6525 EZ Nijmegen [email protected] Coördinator: Dr. Marianne Dees, huisarts en onderzoeker Afdeling lQ healthcare, Huispost 1"L4 Geert Grooteplein Noord 21 6525 EZ Nijmegen marianne.dees@rad boudumc.nl Organisatie: Alice van Eijk, secr. Afdeling lQ healthcare, Huispost 114 Geert Grooteplein Noord 21 6525 EZ Nijmegen [email protected] Proiect besch rii v i n gen cursisten PhD-troject Soskio von Berkel Titel: "lmproving quality of care in patients with chronic kidney disease at the primary-secondary care interface" ntroductie / Achtergrond ln de balans tussen eerste- en tweedelijnszorg rondom de nierpatiënt moet kwaliteit van zorg (eoC) gewaarborgd zijn. Het is niet rechtlijnig welke patiënten met chronische nierschade (CNS) intensieve behandeling nodig hebben. Om een optimale behandeling te garanderen zijn essentieel: - Case-findine. dus het opsporen/opmerken van patiënten met CNS - Herkennins bij het eerstelijnsteam (op z'n minst tot het geven van een ICPC-code) en tot het informeren van de patiënt. - Richtlijnen over behandeling, consulteren en verwijzen moeten overwogen worden en besproken worden met de patiënt. - Een optimale balans tussen eerste- en tweedelijnszorg vereist niet alleen tijdige consultatie en verwijzing, maar ook tijdige verwiizins uit de tweede liin terug naar de eerste lijn. I Geschat wordt dat de helft van de patiënten met CNS niet ontdekt worden. De CONïACT studie liet zien dat slechts 30% van alle patiënten met CNS in de huisartsenpraktijk een label krijgen middels ICPC-code. Bovendien, Ín slechts L0% van de patiënten welke verwezen of een consultatie hadden moeten krijgen, werd het advies uit de richtlijn gevolgd door de huisarts. Data over de awareness van CNS bU CNS-patienten zijn zeldzaam. Een betere awareness kan de QoC rondom deze patiëntengroep verbeteren. Deze studie heeft als doel de QoC van CNS patiënten te op het grensvlak van de eerste- en tweedelijn. Hoofd doelen (obiectives) zijn: A) Onderzoeken of screening CNS-zorg kan verbeteren: wat is de effectiviteit van case-finding? B) Onderzoeken welke factoren een rol spelen bij artsen- en patiëntenbesef C) Ophelderen van factoren/beweegredenen voor het niet volgen van richtlijnen met betrekking tot consulteren en verwijzen en om de effecten te evalueren van het niet (niet)volgen van de richtlijnen op de QoC van de CNS-patiënt. D) Bestuderen hoe terugverwijzing uit de tweede lijn gefaciliteerd kan worden door een webbased consultation systeem wat tevens patiëntparticipatie omvat. Studieopzet A) B) Deelname aan studie in Oxford: onderzoek naar de rol van screening in het verbeteren van CNS-detectie in de eerstelijnszorg. Kwalitatieve interviews: huisartsen worden gevraagd welke factoren een rol spelen voor het wel/níet geven van een ICPC-code. Patiënten met CNS worden gevraagd een vragenlijst in te vullen over wat zij weten over hun hun ziekte. Deze vragen worden verwerkt in een algemene vragenlijst over de kennis over ca rd iovascu la ire risicofactoren. c) Kwalitatieve interviews: huisartsen worden gevraagd naar hun reden van (niet-) verwijzen en consulteren. Van tevoren analyseren we bestaande data over verwijzen en consulteren en QoC in de eerste lijn (CONTACT studie). Faciliterende factoren voor terugverwijzing naar de eerste lijn zullen bestudeerd worden. lnzicht in barrières voor consultatie en verwijzing geven informatie voor verdere optimalisatie van transmurale zorg en geeft input voor (D). D) We gaan een e-health applicatie ontwikkelen welke terugverwijzing ondersteund vanuit de tweede lijn terug naar de eerste lijn, waarin patiënten zullen participeren. Doel is dat patiënten meer inzicht en verantwoordelijkheid zullen krijgen in het managen van hun ziekte. lmplementatie van de nationale richtlijn: "perinataal beleid bij extreme vroeggeboorte,,: het belang van prenatale R.GeurtzenAlOskindergeneeskunde counseling Begeleiding: Mevr. dr. M Hogeveen, kinderarts-neonotoloog,Dr. AFJ van Heijst, kinderorts-neonotoloog,Dr,JJM Draaisma, kinderorts, Mevr drs. M. Woiski, gynoecoloog-perinotoloog, Mevr. dr. R. Hermens, senior-onderzoeker le Heoltcore dr L Scheepers, gynoecoloog perinatolooq MMC+ Achtergrond De aanstaande geboorte van een extreem premature neonaat confronteert zowel aankomende ouders als professionals met medische, ethische en emotionele vraagstukken. ln 2010 hebben de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde en de Nederlandse Vereniging voor Obstetrici en Gynaecologie een vernieuwde versie geaccordeerd van de nationale richtlijn getiteld: 'perinotool beleid bij extreme vroeggeboorte'. De meest belangrijke verandering in deze richtlijn is dat de ondergrens waarbij actieve opvang kan worden aangeboden is verlaagd van 25+0 naar 24+O weken amenorroeduur. ln de richtlijn is opgenomen dat bij beslissingen over actieve opvang van pasgeborenen van 24 weken de instemming van ouders vereist is. Aan deze beslissing dient goede counselíng van de ouders vooraf te gaan; echter over de inhoud en vorm hiervan wordt niets gezegd. lmplementatie van deze nieuwe nationale richtlijn onderstreept het belang van gestructureerde prenatale counseling. Zowel uit internationale studies als uit een door ons verrichte pilotstudie blijkt grote variatie in prenatale counseling in zowel inhoud, vorm als structuur. Tevens ontbreekt consensus over het meest geschikte beslissi ngsmodel. PreCo'studie: Prenatol Counseling in Prematurity Om efficiënte implementatie van de aangepaste nationale richtlijn "perinatool beleid bij extreme vroeggeboorte" le bevorderen streven wij naar het structureren van prenatale counseling bij extreme vroeggeboorte. De ontwikkeling van een nationale 'best evidence and practice based guideline' voor de prenatale counseling van de ouders van een extreme prematuur is het beoogd promotietraject van drs. R Geurtzen. Er is draagvlak voor dit project bij de hoofden van de afdelingen Neonatologie (NEoNED) als ook bij het obstetrisch Research Consortium. Als vertegenwoordiger van ouders participeert de VOC (Vereniging Ouders Couveusekinderen) in de studie. Anderdelen + stand von zoken dd 27-3-2014 1. Oriënterend / introductie / aanleidingen: a. Cross-culturele vergelijking, middels simulatie, van prenatale counseling bij extreme vroeggeboorte tussen Nederlandse en Amerikaanse neonatologen fose: geaccepteerd voor publicatie in simulotion in b. Globale internationale inventarisatie huidige praktijk van counseling bij vroeggeboorte (survey)/ose; voor revisie bij mede-auteurs healthcare 2. Scoping review van de bestaande literatuur over prenatale counseling bij dreigende premature geboorte/ose; verzomelen literatuur 3. 4. 5. 6. 7. Evaluatie van de huidige praktijk onder professionals (survey onder NL neonatologen en perinatologen)/ose; stort anolyse dota Kwalitatieve exploratie van behoeftes en voorkeuren voor ideale counseling met (focusgroep) interviews onder professionals fose: nog niet gestort Evaluatie van de huidige praktijk zoals ervaren door ouders (survey)/ose; revisie METC-aonvroog Kwalitatieve exploratie van de behoeftes en voorkeuren van ervaren ouders met betrekking tot prenatale counseling met semiEestructureerde individuele interviews/ose: revisie METC-oonvroog Ontwikkeling van aanbevelingen voor prenatale counseling bij vroeggeboorteobv bovenstaande fase: nog niet gestort Referenties 1. Richtlijn Perinataal Beleid bij Extreme Vroeggeboorte. Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde & Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, September 2010 2. Griswold KJ, FanaroffJM. An evidence-based overview of prenatal consultation with a focus on infants born at the limits of vi a bi lity. Pediatrics 20L0 Apr ;!25(4) :e93 1-e937. CaRecursus April 2014 _ CaRe onderzoekschooldagen over Proiectvoorstel r') v kwalitatief onderzoek À \nontk lk heb zelf geen specifiek onderzoeksvoorstel voor kwalitatief onderzoek, maar doe deze cursus voor twee projecten waar ik momenteel als post doc onderzoeker bij betrokken ben (dit zijn de projecten von Mooike Pijnenborg, Anke Richters en Minke Nieuwboer die ook deelnemen oan de cursusl Proiect 1. Richtlijn ontwikkeling voor deelname van ouderen aan wetenschappelijk onderzoek. Binnen dit project werken we verschillende thema's uit, zoals recruitment, uitval en proportionaliteit. Voor ieder thema hebben we een apart onderzoeksprotocol. Voor een aantal thema's willen we een survey houden onder zorgprofessionals en focusgroepen organiseren. Vragen die hierbij spelen zijn (maar nog uitgewerkt moeten worden): Hoe wordt omgegaan met uitval en verzet binnen onderzoek? Hoe kun je proportionaliteit bepalen? Hoe is de maatschappelijke relevantie van een onderzoek te bepalen? - Proiect 2. Ontwikkeling van en evaluatie van een model voor dementiezorg (het AlzheimerNet). Dit project is gericht op kwaliteit van zorg, patiënt participatie en zorg op maat (o.a. door shareddecision making en scholing op kennis en vaardigheden). Het betreft enerzijds de zorg (en een verandering hiervan) en anderzijds willen we dit model wetenschappelijk evalueren op effectiviteit, kosten en kwaliteit van zorg. Binnen dit project willen we zowel kwalitatieve als kwantitatieve data verzamelen. Zie ook het voorstel van Anke en Minke, over patiëntpartÍcipatie en competenties bij verpleegkundigen. Aanvullende onderwerpen voor kwalitatief onderzoek, denk ik o.a. aan: Needs assessment; lnventarisatie van hiaten in de zorg en wat maakt dat er nu weinig - samengewerkt wordt; Evaluatie van de implementatie van de verschillende onderdelen binnen het model; interviews naar belemmerende en faciliterende factoren van opname; Problemen bij transfers tussen verschillende zorgverleners (bv de eerste naar de tweede lijn). Vragen Welke methodes zijn er, en wat beïnvloed de keuze voor een bepaalde methode? Wat zijn manieren voor dataverwerking? Welke programma's zijn hiervoor beschikbaar? En welke heeft de voorkeur? Zijn er bepaalde standaarden voor uitvoer van kwalitatief onderzoek? Voor publicatie; wat zijn verschillen met rapportage van kwantitatieve gegevens, waar moet je op letten, wat is belangrijk om te vermelden? Zijn hier standaarden voor (zoals bv CONSORT checklist voor RCTs)? Aangezien wij een combiwillen maken van kwantitatief en kwalitatief onderzoek; zijn daar nog specifieke dingen om op te letten? Vraag Stephanie Natsch lk heb op dit moment geen nieuw projectvoorstelom aan te werken, maar ik heb weleen uitgewerkt manuscript dat we proberen te publiceren en waar ik tegen een aantal punten en vragen aanloop. Het gaat om een studie met semi-gestructureerde interviews afgenomen bij artsen in het ziekenhuis. Één van de vragen is bijvoorbeeld hoe je voorkomt, cq bij het opschrijven duidelijk maakt dat er niet gewenste antwoorden zijn gegeven, en dat de "gemeten" uitkomst daadwerkelijk de situatie/behoefte weergeeft va n de geïnterviewden. Project AlzheimerNet/ Verpleegkundig deel Minke Nieuwboer Dementie is een verzamelnaam voor een aantal (vrijwelallemaal progressief verlopende) hersenstoornissen met belangrijke gevolgen voor cognitie, stemming en gedrag. Deze aandoeningen komen vooral op oudere leeftijd voor. Omdat het aantal ouderen de komende jaren sterk toeneemt zal ook het aantal mensen met dementie fors toenemen: de komende 30 jaren naar verwachting tot meer dan een half miljoen (CBS). Volgens recent onderzoek zal de toename mogelijk minder hard gaan dan eerder (Matthews e.a,2013). Gemiddeld leven mensen circa acht jaar met dementie, waarvan zes jaar thuis. Ook van de matig-ernstige of ernstig demente patiënten woont nog altijd één op de vier thuis. Bij degenen die thuis wonen heeft ongeveer 60% dagelijks verzorging nodig (Gezondheidsraad, 2OO2), (Mercken, 2005). De zorg aan mensen met dementie is doorgaans complex omdat dementerenden vaak ook andere aandoeningen (multimorbiditeit) ontwíkkelen en de zorg zich vaak over meer domeinen uitstrekt (wijkverpleegkundige zorg, thuiszorg, welzijn, wonen). De diagnostiek en de behandeling van dementerenden vergt daarom een multidisciplinaire aanpak met duidelijke afspraken over de taken en verantwoordelijkheden van betrokken zorgverleners (Wolfs, Dirksen, Kessels, Severens, & Verhey, 2009) . Hoewel in Nederland het nodige is ontwikkeld t.b.v. de zorg en behandeling aan mensen met dementie (zoals de dementienetwerken) is deze nog altijd suboptimaal. De lnspectie voor de Gezondheidszorg (lGZ) onderzocht in 2013 de kwaliteit van de zorg in de netwerken voor thuiswonende mensen met dementie en hun mantelzorgers en constateerde dat de netwerken zich goed ontwikkelen maar nog 'onvoldoende robuust' zijn. Punten voor verbetering waren onder meer: het in beeld brengen van mensen met dementie zonder sociaal netwerk; de toewijzing van de functie van casemanager; het nog altijd geringe gebruik van zorgplannen en een actueel medicatieoverzicht; de geringe aandacht voor draagkracht en -last van mantelzorgers en hun betrokkenheid bij de netwerken (lGZ, 2003). Aan de punten van verbetering kan worden toegevoegd dat zorgverleners (m.n. huisartsen) nog altijd onvoldoende worden opgeleid om de vroege tekenen en complicaties van dementie te herkennen [Perry, thesis], de zorg nog altijd gefragmenteerd is, en de zorgverlening nog weinig systematisch wordt geëvalueerd. (Robben, 2013; Schölzel-Dorenbos et al., 2010) Kijkend naar het succesvol gebleken ParkinsonNet doet zich de vraag voor of een soortgelijke netwerk gerichte verbetering van de zorgorganisatie ook voor dementiepatiënten te realiseren is, en of deze dan ook positieve effecten heeft voor patiënt, naaste, zorgaanbieder en maatschappij. ln het AlzheimerNet zouden dan de kenmerken die het ParkinsonNet succesvol maken, moeten worden geÏncorporeerd voor zover deze passen op de andere populatie en de reeds bestaande organisatie van zorg, zoals: strenge kwaliteitseisen voor toelating van zorgverleners tot dit netwerk; het rigoureus hanteren van de vigerende landelijke kwaliteitsrichtlijnen en passende indicatoren (incl. feedback); continue laagdrempelige informatie-uitwisseling tussen de betrokken professionals; aansluiting op voorzieningen op wijkniveau [ref]. Het is om die reden dat in de regio Nijmegen aanvang 2014 een begin is gemaakt met het opzetten van een AlzheimerNet. Daarín zullen de volgende onderdelen worden opgenomen: Training van zorgprofessionals in effectieve dementie diagnostiek en begeleiding (kennis, vaardigheden, houding en gedrag) Toepassen van de op EASY-Care werkwijze gebaseerde diagnosestelling (incl Shared Decision o o Making híerover) o Toepassen van het op de EASY-Care-werkwijze gebaseerde zorgplan o Multidisciplinaire samenwerking tussen zorgsettings o Adequate registratíe van alle patiënten met dementie (of die mogelijk dementie hebben) o Adequate registratie van de informele zorg en centrale mantelzorger bij alle patiënten met dementie (of die mogelijk dementie hebben); o Bij elke patiënt identificatie van de professional die als zorgcoördinator optreedt; r Jaarlijks assessment met het EASY-Care instrument (uitgebreide versie met TOPTCS-MDS en HABC r o o r van patiënt en diens mantelzorger) om verandering in zorgdoelen en behoeften op te sporen (evt online) Gebruik van ZWIP online Easycare en lntegraal zorg-welzijnsplan Tools voor doelbepaling en shored decision making Zelfmanagement tools voor patiënt en mantelzorger Op maat materiaalvoor preventie AlzheimerNet dashboard: opgebouwd uit een beperkte set uitkomstindicatoren, veiligheidsindicatoren, PROM (bv over SDM) en zorggebruik o o o o Organisatie Duo's van huisarts en wijkverpleegkundige als kernteam Gebruik stepped core modellen wanneer meer gespecialiseerd zorg nodig is AlzheimerNet rating systeem voor klinische excellentie (A, A+,A++,A+++). o o De zorg in het AlzheimerNet wordt georganiseerd rond koppels van een huisarts en één of meer verpleegkundigenl díe elk een kernteam vormen van een wijder netwerk voor de zorg aan dementerenden. Deze 'kernteams' vormen een dekkend systeem in een regio voor diagnostiek en behandeling conform de vigerende richtlijnen en standaarden. De veronderstelling is dat een dergelijk netwerk, met soortgelijke kwaliteitseisen, bijdraagt aan kwalítatief betere en doelmatigere zorg, en aan kwaliteit van leven van de dementerende patiënt en zijn naaste(n). We gaan evalueren of het AlzheimerNet programma (l) erin slaagt een transitie teweeg te brengen naar een samenwerkend zorgnetwerkmodel, door te onderzoeken of er veranderingen optreden in een periode van drie jaar van de kwaliteit van dementiezorg, gemeten via structuur- and procesindicatoren; en (ll) resulteert de implementatie van dit model in betere uitkomstmaten en kosteneffectiviteit voor thuiswonende patiënten die (mogelijk) dementie hebben en hun mantelzorgers en informele zorgverleners. Onderdeel van deze evaluatíe betreft het onderhavige onderzoek en concentreert zich op de functie van de verpleegkundige in het netwerk. Probleemstelling Verpleegkundigen nemen van oudsher een belangrijk deel van de zorg aan dementeren op zich. Hierbij gaat het niet alleen om (de zorg voor) de praktische ondersteuning bij de persoonlijke verzorging (ADL), maar ook om bijvoorbeeld het monitoren van het beloop, het geven van informatie en advies en het ondersteunen van de mantelzorger(s) rond de patiènt. Omdat de patiënt dikwijls met verschillende zorgverleners te maken heeft is ook de continue coördinatie van de zorg een belangrijke activiteit, die in de tijd in bepaalde episodes (transities van zelfstandigheid/ crisis situaties) het meest intensief is. ln het AlzheimerNet zullen m.n. verpleegkundigen (niet uítsluitend) deze activiteiten systematísch uitvoeren met gebruikmaking van gevalideerde methoden en instrumenten. Verpleegkundigen die deel uitmaken van de kernteams zullen hierin moeten worden bijgeschoold en getraind. Bijvoorbeeld in taken zoals het gebruik van het EASYCARE diagnostisch instrument; de Easycare zorgplanning; het stimuleren en ondersteunen van zelfmanagement; het actief betrekken van de patiënt en naaste (bij keuzes) in het zorgverleningsproces en het opzetten en onderhouden van de samenwerking met zorg-/hulpverleners in verschillende settings in de regio. ' Onder 'verpleegkundige' verstaan we in deze notitie: wijkverpleegkundigen, praktijkondersteuners, casemanagers dementie Die scholing zal (voor zover die ontbreekt in het huidige aanbod) moeten worden ontwikkeld en geëvalueerd op de mate waarin ze bijdraagt aan de doelstellíngen van het AlzheimerNet. Vraagstellingen 1. Hoe verloopt de competentieontwikkeling van verpleegkundigen werkzaam in de eerstelijns ch ron ische zorgf ouderenzorgf deme ntiezorg? Subvragen: Op welke terreinen vindt competentieontwikkeling plaats? Welke bevorderende en belemmerende factoren ervaren verpleegkundigen bij deze com petentieo ntwikkel ing? Welke rolspeelt de zorginstellíng daarbij? Methode: Kwalitatief onderzoek; nader uit te werken 2. Draagt bij- en nascholing bij aan gedragverandering/ kwaliteít van zorg van verpleegkundige professionals werkzaam in de chronische zorg/ ouderenzorg. Welke elementen zijn effectíef? Methode: Systematic review Literatuur Gezond heidsraad. QAA\. http ://www.gezond De me he ntie. Retrieved from u ltlfiles/0204N idsraad. nllsites/defa R. pDF Mercken, C. (2005)./actsheet montelzorg en dementie. NtZW. Retrieved from http://www.nationaalkompas.nl/object_binary/o3057_Factsheet Mantelzorg en dementie NIZW 2005.pdf Perry, M., Draskovic, 1., van Achterberg, T., Lucassen, P., Vernooij-Dassen, M., & Rikkert, M. O. (ZOO1, july 1). Facilitators and barriers for implementation of an easy, care-based Dementia Training Programme for general practitioners and primary care nurses: A qualitative study. Alzheimer's & dementia : the jaurnol of the Alzheimer's Associotion. Elsevier, lnc. Retrieved from http:l/li n kingh ub.elsevier.co m/retrieve/pii/S1552526009018275?showa I l=true Perry, M., Dra§kovié, 1., Van Achterberg, T., Van Eijken, M., Lucassen, p., Vernooij-Dassen, M., & olde Ríkkert, M. (2010). Development and Validation of euality tndicators for Dementia Diagnosis and Management in a Primary Care Setting. Journol of the Americon Geriatrics Society, 58(3), 5 5 7-5 63. d o i : 10. 1 1 1 L fi .L532 -5 4L5.ZOIO.O27 26.x wolfs, c., Dirksen, c., Kessels, A., severens, J., & verhey, F. (2009). Economic evaluation of an integrated diagnostic approach for psychogeriatric patients: Results of a randomized controlled trial. Archives of General Psychiotry,66(3), 313-323. do ?\"r^\*5 9r Èo tr o L o E o .ct o o N L o Eg o r:= CL CL (E ..tr (J tÀ g o P o 3 c E .tr ír, l- o L (§ E CL L) .2 ï, +, =J E (E CL g o o ÍE o a0 L o o 3 o .c (, t^ *, (u E o I- írt ttl 6E aQ ËE 0- .9 NÈ Ë3 2 Eö 8qS 3 't o) o =) o L o o L =N-f > f<uoà -:2o- E 5 = 83' N: v ó -c U .9 P rn o o E o P t' oI o) o C : L ! N OJ ! c o o E L G.O lo ^. lE IoJ le o lo la E IL lc oJ l= lo! It to) t, o o N L o o o N L o E' tr o c, (1)U) '!: ol ol oöl .r öY NI -Ll 'l9l ol NtsI .s öl pol EI EI ol ËÈl =.El ÍE tl,l =;l == Ol L o _o CJ u o o L o) JI ol oG. Nc Ës otr L-I oro EO L e 3 -9 oE Jr so o:= r-c I I I I I I I I I I I I o o L o o gC o o. o o u o^. co) 9R g pb -E §ö o, lz -o o) = C o -c o) o c o P po) o o o- cí§(J o ! o o. o. o) íI, L (, lu r E c J '§s§ ..J o. N L o) o, 0JJ:c LiJO -íoC Ëï u .p c'5 -= P o. P 9c aP_ oo ÈE fc) fid !!JO o9 b.> P> "È3 9Ë Í§b8 st arE I,,a lEI rEl àe o)'(, tr§ ïro 9.>l .= -1 -F l,l oLt bF ol d, >o EX^. TI LI CL I l! .Fà o-o ËC uL o (\. ti- 6O O:= .9 o o Ed Ëg È€ o:, E; rg b> : lI, 0)= EE :oö :g (, ll oJo r.. 0., .= c .-N Ce I o ͧ ía) o- u vt o c-c :Ou E' vl 0) o. (l) E o) : 3q) vt> o.o 'E +.t EÈ u o E gl ! rE o) 'a o 'tr o o 'c tro öB lz tD u0 ÍE L ofil o L lE- oI o=(l, 0) E o o I(J lËë lo. c l-o U lg l0) o o c o c o c CL co {)> EF :d o) tÍ, o E o c) Ot c fa lo lo) lo lu - -É y tl s o L o loJ ls tu H l^t oÉi orol ',=oÈ iEï.I o): ío ui >(D(t cJ Lt IE IE Ilz ll/l : E t, lilc loJ IL loJ Ë lo' l.= o) !toc -a ö! xc) ot/ Ec 'E.st o) >E c Eo o J o o v E lo) l9 loJ C c P I -tr {-, Eg à o o. o L otL trt !Eo -Y> È (U I g o =t o E6 g,; íI, E E o o) uo o o E I tr r orc I E 8 : E Ë gÈ E E ef o>of u€È*E 5 bà Ë E; E E€ à&; E öE; E gËt s;Ë+ +È;+ ï ? bï v-; o -c U o L o o:= N6 oJ o- EOc(, o-c 0., !c 3 -a lI,o) r= ooaD I-E C ͧ o L o) J r o. o. ÍI, ! (J th P |I, ql FG. --v olJl !ol oNl o, 8E Iol -l ta (§ .g P C E í§ o -c +, tn o) o o N L o G =t tr o o g o E (J ao C (, È F Ol 't L OJ = o) L P o o C o (J =o .È o c o ! o E L o c r Ë l u o) N (u E o o. o L o- o tz r o- o. lI, -c U Ul P ͧ .§ = I I I I -) 5 lo o N I F.I ro o ry Y lo o s I ï o §l o I I § o N I F* I $ o §t ï I § o §t I ïË 'o o c oo .= c c(E CL P I o o L a. .9o o PE EE xN .O: >T B (r) o I >o L 6 à l CaRe Kwalitatief onderzoek Eline Remue lk ben een werknemer van het Kankercentrum in België dat instaat voor de opvolging van het Kankerplan. Dit plan kwam tot stand op basis van interviews en Delphi-rondes (2007). De expertise met kwalitatief onderzoek is momenteel niet meer aanwezig in ons team, vandaar deelname aan deze opleiding. Algemeen: Nood aan nieuwe bevraging van de experten op het terrein: wat zijn de noden? Wat loopt goed? Wat loopt niet goed en is voor verbetering vatbaar? ... Specifiek: Het Kankercentrum coördineert een werkgroep rond kwaliteit binnen de oncologie. ln eerste instantie wil de werkgroep een bijdrage leveren om de zorgprogramma's oncologie ondersteunen in het nakomen van verschillende kwaliteitsnormen door een elektronische module van het kwaliteitshandboek aan te bieden. Dit handboek moet een overzicht geven van personeel, competenties, infrastructuur, samenwerkingsverbanden, richtlijnen, protocollen, kwa liteitsindícatoren, registratie,... De afdelingen oncologie moeten aan meerdere vereisten van verschillende instanties voldoen: nationale normen, voorschriften van ziekenhuismanagement, Europese normen, accreditatienormen (JCl, NIAZ, OECI),... Deze verschillende normen moeten geïntegreerd worden in 1 module van het kwaliteítshandboek. Om dit te realiseren wil het Kankercentrum eerst een zicht krijgen op het werk en de behoeften van de kwaliteitsmanagers op een afdelingen oncologie. + Behoeftenanalyse door middelvan interview ln latere instantie zal de werkgroep opnieuw samen komen en moeten nieuwe prioriteiten vast gelegd worden. + Focusgroepen? Hoe we dit best op een gestructureerde manier organiseren, willen we graag te weten komen in deze opleiding. Vragen: - Vragen voor interview worden op voorhand vast gelegd: in welke mate kan je nog flexibiliteit toelaten? Kan je afwijken van je vooropBestelde vragen, kunnen er vragen toegevoegd worden als bijvoorbeeld in een eerste interview blijkt dat je toch een belangrijk element over het hoofd gezien hebt? - Hoe stimuleer je onbevooroordeelde antwoorden? Hoe zorg het interview niet beïnvloedt? - je voor een eenduidige interpretatie van de antwoorden? (Na een vergadering blijkt immers regelmatig dat aanwezigen eenzelfde repliek op een andere manier - je ervoor dat je eigen opinie Hoe zorg interpreteren: wat is de juiste?) Niet alle kwaliteitsmanagers kunnen bevraagd worden. Hoe trek je een representatieve steekproef? Radboud AlzheimerNet project Anke Richters Met dit project wordt Radboud AlzheimerNet geïmplementeerd en geëvalueerd. Radboud AlzheímerNet houdt een interventie in, die zich richt op vier speerpunten in dementiezorg voor thuiswonende dementiepatiënten en hun naaste: expertise op het gebied van dementiezorg, betere samenwerking tussen zorgprofessionals, patient empowerment, en zorg op maat. Dit wordt gedaan middels het aanbieden van scholing, coaching en tools om deze aspecten van zorg te verbeteren. Een belangrijk aspect in deze interventie is patient empowerment en shared decision making. Een belangrijke uitkomst hiermee geassocieerd voor de evaluatie is hoe patient en mantelzorger deze beoogde verandering in zorg ervaren. Een van de kwalitatieve onderzoeksvragen is: Hoe ervaren patient en mantelzorger'patient empowerment' in hun zorgproces door Radboud AlzheimerNet? Subvragen zijn: Zijn het de zorgprofessionals of de patienten en mantelzorgers die shared decision-making - willen? Wat zijn facilitators en barriers voor shared decision-making in ouderenzorg volgens - zorgprofessionals? Ervaren patient en mantelzorger dat shared decision-making wordt gefaciliteert door zorgprofessionals? Proi ectvoorstel Annick Vanclooster Het doelvan míjn doctoraat is de kwaliteitvan de momenteelgeleverde zorg in kaart brengen en de ontwikkeling van een transmuraal pad voor patiënten met Hereditaire Hemochromatose (HH). Volgende stappen gaan hiertoe (hopelijk) leiden: L' Analyse HH guidelines (artikel submitted in European Journal of Gastroenterology and hepatology) 2. 3. Ontwikkeling van indicatoren voor het meten van de zorg (artikel wordt gefinaliseerd) Prospectieve studíe van zorg (5 jaar geleden is een protocol binnen Gasthuisberg (GHB) aan verschillende diensten die HH patiënten behandelen gegeven betreffende hoe de zorg moet georganiseerd worden. Nu gaan we nakijken adhv de vooropgestelde indicatoren of dit al dan niet gedaan werd) (te starten). 4. Ervaringen van patiënten met HH nagaan over de geleverde zorg én hun idee betreffende opvolging in eerste lijn (te starten) (zie de voorlopige vragenlijst in bijlage). Met het face-toface semi-gestructureerd interview hoop ik antwoord te krijgen op volgende onderzoeksvragen: a. b. 5. Hoe ervaart u de geleverde zorg? Hoe staat u tegenover een transmuraal zorgprogramma? Nagaan van de antwoorden bekomen via het semigestructureerd interview door een vragenlijst die elke patiënt krijgt (ik weet niet of deze stap wel nodig is). 6. Ontwikkeling van een transmuraal pad (is nog niet goed uitgewerkt, daar dit afhangt van eerdere resultaten: hiervoor wordt in het najaar samengezeten met (co-)promotoren) a. lnterviews met stakeholders (HA, thuiszorgorganisaties, ...) b. Opzetten haalbaarheidsstudie ln eerste instantie gingen we enkel patiënten binnen GHB includeren voor het meten van de kwaliteit, maar om mezelf niet in de moeilijkheden te brengen bij de ontwikkeling van een transmuraal pad ís het idee nu om ook patiënten die bij de huisarts hun aderlatingen krijgen mee te includeren in stap 4. Vriendelíjke groeten, Annick Vanclooster Annick Vanclooster Verloop semi-gestructureerde interview ZORG t. Door wie gesteld? HA/SPEC/ANDERE? a. Hoe lang had u klachten vooraleer de diagnose werd gesteld? Welke klachten waren dit? 2. Bent u voldoende geïnformeerd geweest over uw aandoening? Heeft u de mogelijkheid gehad om vragen te stellen? Wat vindt u van de bereikbaarheid van uw behandelende arts? Heeft u zelf informatie opgezocht over uw aandoening? Zo ja, waar? a. b. c. 3. Wat waardeert u aan de geleverde zorg binnen GHB/HA/thuis? 4. Welke negatieve zaken heeft u ervaren tijdens uw behandeling? 5. Wat zou u willen veranderen aan het huidige systeem van zorgverlening bij HH patiënten? 6. Welke rolspeelt uw HA/SPEC/AND in uw behandeling? TRANSMURAAT 7. Hebt u ooit elders (HA, thuis, periferie) AL gehad? 8. wat vindt u ervan om uw AL elders (HA, thuis, periferie) te laten doorgaan? 9. Stel: uw volgende AL zal bij uw HA doorgaan, u moet hiervoor niet meer naar het ZH komen, hoe veilig zou u zich voelen op een schaal van 1-10? 10. Momenteel wordt u opgevolgd door uw SPEC/HA. Hoe staat u ertegenover dat dit wordt overgenomen door een gespecialiseerde vpk onder supervisie? a. Waarom wel/niet? 11. Stel: er is een software programma waar u zelf kan volgen welke onderzoeken u wanneer moet ondergaan, de bloedwaard€r, ... . U heeft de mogelijkheid dit mee op te volgen en indien er geen problemen zijn, komt u ieder jaar/3 jaren bij uw behandelende arts. Hoe staat u hier tegenover? Kwatitatief ondezoek naar de eruaringen van het extra JGZ contactmoment bij adotescenten. Sten Ze[[e. Achtergrond Jongeren van L2 tot L9 jaar zitten in een teeftijdsfase die zich kenmerkt door grote tichametijke en psychosociale veranderingen. Dat vraagt veel van de jongvolwassene die zoekt naar de eigen identiteit en de eigen rol in de samenteving. Vragen, probtemen en risicovol gedrag die de gezondheid kunnen beihvtoeden komen daarbij voor. Aangezien zij zich aan het ontwikketen zijn tot zelfstandige individuen deten zij niet automatisch a[ hun zorgen met hun ouders. Daarnaast speett schaamte een grote rol in deze [eeftijdsfase. Daardoor is het voor jongeren vaak tastig om hulp te vragen, ook als zij ernstige problemen hebben. Tot op heden is het laatste standaardonderzoek voor de JGZ in ktas 2 van het VO. De jongeren uit de oudere [eeftijdsgroep worden (in de regio Getdertand-Midden) alteen gezien op indicatie. Vaak zitten deze jongeren ernstig in de probtemen (issues ats schootverzuim, verstaving, automutitatie of depressie). Deze probtemen btijken vaak ook, onder meer door de bovengenoemde redenen, a[ lang te bestaan, Een extra JGZ contactmoment geeft atte jongeren de getegenheid hun zorgen, twijfets en/of problemen te delen met een onafhanketijke deskundige die los staat van school, thuis en hun vriendengroep. Jongeren reageren over het atgemeen heel positief op dit idee. Ook zorgcoördinatoren, ouders en JGZ medewerkers reageren enthousiast. Ats het lukt een goede vorm te vinden om hen te bereiken, wordt het mogelijk om waartijk preventief te interveniëren en een bijdrage te leveren aan het voorkomen van probtemen ats eetproblemen, depressie, verstaving en schootuitvat. Het uiteindetijk doe[ is een bijdrage te leveren aan het vergroten van de kansen van jongeren op een goede gezondheid en participatie in de maatschappij. Onderzoeksvraag Hoe ervaren de jongeren de inhoud en organisatie van het nieuwe contactmoment. Het gaat hierbij om de perceptie over de aanpak: wat vinden jongeren van de vragentijst, de fitm, de gezondheidsboodschappen, het consult, de togistiek en informatie etc.? Het gaat concreet om de votgende deetvragen: L. Hoe vinden jongeren de vragentijst? 2. Wat vinden jongeren van de informatie in de gezondheidsboodschappen die zij krijgen na het invu[ten van de vragentijst? Bekijken ze de informatie? Geeft het voor hun re[evantie informatie? 3. ls de vragentijst inct. gezondheidsboodschappen een geschikte benadering om hen te stimu[eren na te denken over hun eigen gezondheid, vragen en twijfets? En welke verbeteringen kunnen hierin worden aangebracht? 4. Wat vinden jongeren van de consutten met de jeugdverpteegkundige/jeugdarts? 5. Wat vinden jongeren van de uitnodiging, flyers, posters, website etc.? 6. Wat vinden de jongeren van de toeganketijkheid van de jeugdartsen en jeugdverpteegku ndigen? 7. Zijn er verschilten waarneembaar in de antwoorden in vraag I t/m 6 tussen jongeren van verschittende opteidingsniveaus, verschittend gestacht en verschiltende etnische achtergrond? Methoden Literatuurstudie: verdieping in de achtergrondliteratuur, de pitotstudie, vragentijst en evatuatiemethode. Onderzoeksprotocol: schrijven van onderzoeksprotoco[ i.s.m. onderzoeksgroep Dataverzameling Sleekproefsgewijs interviewen van adotescenten of interviewen in groepsverband op diverse schoten. Analyse Rapportage Analyseren van interviews (ATLAS Ti) en de antwoorden op de onderzoeksvragen in een kort rapporl. Beoogde opbrengsten : - Na afronding van de evaluatie is inzicht verkregen in de ervaringen van de de pitot betrokken jongeren met de invutting van het extra contactmoment. - Aan de hand van deze resuttaten en opbrengsten is de invutting van het extra contactmoment verder verbeterd. - De resuttaten van het deetproject dragen bij aan het kunnen maken van een afgewogen keuze van de verschitlende betrokken organisaties ten aanzien van de invul[ing van het extra contactmoment. Verantwoordetijkheden stagair: Literatuurstudie Ontwikketing studieprotocol BUdragen aan werving en setectie Afnemen interviews bij adotescenten Analyse interviews Rapportage . . . o . . Profiel stagiair: . Affiniteit met adolescenten en,/of de JGZ . Kennis en ervaring met interviewen van adolescenten . Ervaring met het anatyseren van interviews . . Masterniveau Proces en communicatief vaardig Duur stage 3 tot 5 maanden Stage aanbieder Academische werkptaats AMPHI, in samenwerking met GGD Getderland-Zuid (Nijmegen). Start/eind datum Apri[-mei t/m juti-september lnteresse? Neem dan contact op met Sten Zette GMPHI), [email protected] N.B.: Gelieve de artikelen niet mee te nemen, maar bii belangstelling een mail te sturen naar [email protected] onder vermelding van het betreffende artikel (deze lijst mag wel meegenomen worden). lk mail je dan zo snel mogelijk de Pdf. Overzicht literatuur leestafel CaRe cursus 15 & 17 april 2OL4 Stienen, P.B. Ottevanger, L. Wennekes,S.A.M. van de Schans, H.M. Dekker, N.M.A. Blijlevens, R.W.M. van der Maazen, J.H.J.M. van Krieken en R.p.M.G. Hermens Delivering high-quality care to patients with a non-Hodgkin's lymphoma: barriers perceived by patients and physicians. Ihe Journol of Medicine 2074,72(!: 1 J.J.C Judith Bos, Nathalie Donders, Koos van der velden en Joost van der Gulden Perceptions of mental workload in Dutch university employees of different ages: a focus group study. BMC Reseorch Notes 201-3,6:L02 Nelleke van sluisveld, Marieke zegers, Stephanie Natsch and Hub wollersheim Medication reconciliation at hospitaladmission and discharge: insufficiënt knowledge, unclear task reallocation and lack of collaboration as major barriers to medication safety. BMC Heolth Services Reseorch 2072, L2:1-7A E.P.M.M. Uphoff, L. Wennekes, C.J.A. Punt, R.P.T.M. Grol, H.C.M. Wollersheim, R.P.M.G. Hermens. Delivering high-quality care to patients with a non-Hodgkin's lymphoma: barriers perceived by patients and physicians. Concer Nursing 35;7:29. Janneke AL van Kempen, Sarha HM Robben, Sytse U Zuidema, Marcel GM Olde Rikkert, René JF Melis and Henk J Schers. Home visits for frail older people: a qualitative study on the needs and preferences of frail older people and their informal caregivers. Brit. Journol of Generol practice, August 2012:554-560 Sarah Robben, Janneke van Kempen, Maud Heinen, Sytse Zuidema, Marcel Olde Rikkert, Henk Schers and René Melis. Preferences for receiving information among frait older adutts and their i nformal caregivers: a qua I itative study. F o m i ly p ro cti ce20 7 2 0 : l-6 ; lrene van de Glind, Maud Heinen, Andrea Evers, Michel Wensing and Theo van Achterberg. Factors influencing the implementation of a lifestyle counseling program in patients with venous !eg ulcers: a multiple case study. lmplementotion Science 20L2, 7:704 Hilde Luijks, Maartje Loeffen, Antoine Lagro-Janssen, Chris van Weel, Peter Lucassen and Tjard Schermer. GPs'considerations in multimorbidity management: a quatitative study. Brit. Journol of Ge ne ra I P rocti ce, J u ly 2012 : 503-5 10 Miriam Faes, Miriam Reelick, Liesbeth Joosten, Maartje de Gier, Rianne Esselink and Marcel Olde Rikkert. Qualitative study on the impact of falling in frail older persons and famity caregivers: Foundations fora n intervention to prevent ialls. Aging & Mentol Heolth, i.4:7,834-842 Otero M, Draskovic l, Hesselink G, Olde Rikkert M, Vernooij-Dassen M. Facilitators and barriers in multidisciplinary dementia care: qualitative study. Rapport in opdracht van de provincie Gelderland. Flink M, Hesselink G et al. The key actor: a qualitative study of patiënt participation in the handover process in Europe. BMJ Quolity & Sofety Online First,30-L0-20L2 os 10.1136/bmjqs-20120011.7L. Hesselink G, Flink M. et al. Are patients discharged with care? A quatitative study of perceptions patients, and experiences of family members and care providers. BMJ euotity & sofety online First, 0L-1"L-20L2 as 10.11j6/bmjqs-20L2-001 165. Meyer J. Qualitative research in health care: Using qualitative methods in heatth retated action research. BMJ L5-0L-2000; 320: 778-181. Sofaer S. Qualitative research methods. lnt. J. for Quotity in Heolth Core 2002;74-4:329-336 Mays N, Pope C. Qualitative research in health care: Assessing quality in qualitative research, BMJ 0L-01-2000;320:50-52 Pope C, Ziebland S, Mays N. Qualitative research in health care: Analysing qualitative data. BMJ 08-0 1-2000; 3 20 : I 14 7 76 Rabiee F. Focus-group interview and data analysis. Proceedings of the Nutrition Society 2004; 63:665-660 Bergh l, Kvalem lL, Aass N, Jensen Hjermstad M. What does the answer mean? A quatitative study of how palliative cancer patients interpret and respond to the Edmonton Symptom Assessment System. Polliotive Medicine25(7):716-72a Stiel S, Pestinger M, et al. The Use of Grounded Theory in Palliative Care: Methodological challenges and strategies. J. of Palliative Medicine 2010;13(8):9971003 Boeken Tijdschrift voor Kwalitatief Onderzoek KWALON, Themanummer lnternet & Kwalitatief onderzoek, 29L0,jaargang L5, nr. 2. samantha Adams &Anneloes van staa (redactie) Berendsen A. Samenwerking tussen huisarts en specialist. Wat vinden de patiënten en de dokters? Groot M. Thesis: Supporting patients and professionals in primary palliative care. 13-06-2007 Dees M. Thesis: When suffering becomes unbearable. Perspectives of Dutch patients, close relatives and attending physicians in a request for euthanasia. 21-02-2013 EVALUATION FORM 2013 DAY í "s08 Qualitative Research Methods in Health care (lntroduction)" 2014 in Nijmegen M The lecturer Prof. Dr. Myrra Vernooij-Dassen 1. The lecturer had the appropriate speed of presentation (1 = too fast; 3 = appropriate; 5 = too slow). 2. The presentation was well structured (1 = not well structured, 5 = well structured). 4 3. The 5 lecturer answered questions appropriately (1= fully disagree, 5 = fully agree). 5 4. Overall score lecturer (1 = very bad;2 = rather bad; 3 = not good/not bad; good). 123 4 4= rather good; 5 = very 5 5. What are the strong points in the lecturer's presentation: 6. what are the weak points (points for improvement) in the lecturer's presentation: lll The lecturer Dr. Marianne Dees 1. The lecturer had the appropriate speed of presentation (1 = too fast; 3 = appropriate; 5 = too slow). 2. The presentation was well structured (1 = not well structured, 5 = well structured). 5 3. The lecturer answered questions appropriately (1= fully disagree, 5 = fully agree). 4 5 4. Overall score lecturer (1 = very bad; good). 2 1 5. 2= rather bad; 3 = not good/not bad; 4 = rather good; S = very 3 4 5 What are the strong points in the lecturer's presentation: 6. what are the weak points (points for improvement) in the lecturer's presentation: ill The lecturer Dr. Gijs Hesselink 1. The lecturer had the appropriate speed of presentation (í = too fast; 3 = appropriate; 5 = too slow). 2. The presentation was well structured (1 = not well structured, 5 = well structured). 4 3. The 5 lecturer answered questions appropriately (1= fully dísagree, 5 = fully agree). 5 Overall score lecturer (1 =verybad;2 = ratherbad; 3 = notgood/notbad; 4 = rathergood; s =very good). 12345 5. what are the strong points in the Iecturer's presentation: what are the weak points (points for improvement) in the lecturer,s presentation: EVALUATION FORM 2013 DAY 2 "S08 Qualitative Research Methods in Health Care (lntroduction),, 2014 in Nijmegen I GENERAL 1. 2a. l'm affiliated with: UM RU/UM RU/UMC HAN VUMC Anders: The information about the course gives a good picture about contents and format of the course (í=fully disagree, 5=fully agree)* 4 2b. The course organization is satisfactory (mailing of program materiats, logistics) (í=fully disagree, 5=fully agree)* 4 2c. 2d. 2e. The course matched well with my starting level (í =fully disagree, 5=fully agree)* 4 5 4 5 4 5 The course objectives were clear (í =fully disagree, 5=fully agree)* The course was a useful introduction (í =fully disagree, 5=fully agree)* *A.u.b. omcirkelen. 2t. I have reached my personal aims for this course (1 =fully disagree, 5=fully agree)* 5 3. Would you recommend this course to colleagues? (1 =fully disagree, 5=fully agree)* Please assign a score (1-10) to the course for the folrowing items: a. didactic effect 10 b. general organization 1234 *A.u.b. omcirkelen. 6 7 8 10 II CONTENTS 1. Which part of the course was the most useful to you, and why? Please mention topics as indicated in the program. 2. Which part of the course was the least useful to you, and why? 3. How could the course be improved ( contents, format, organization)? 4. Additional comments/suggestions. lll The lecturer Dr. Marieke Groot 1. (1 The lecturer had the appropriate speed = too fast; 3 = appropriate; S = too slow). of presentation 1 2. (1 The presentation was well structured = not well structured, 5 = well structured). 5 1 3. The lecturer answered questions appropriatety (1= fully disagree, 5 = fully agree). 5 4. Overall score lecturer (1 = very bad 2 = ratherbad; 3 = notgood/not bad; 4 = rathergood; s = very good). 12345 5. what are the strong points in the lecturer's presentation: 6. What are the weak points (points for improvement) in the lecturer,s presentation: lll The lecturer Drs. Jeannette Heldens 1. The lecturer had the appropriate speed (1 = too fast; 3 = appropriate; 5 = too slow). of presentation 12345 2. The presentation was well structured (1 = not well structured, 5 = well structured). 12345 3. The lecturer answered questions appropriately (1= fully disagree, 5 = fully agree). 12345 4. Overall score Iecturer (1 = very good). bad;2= rather bad; 3 = not good/not bad; 4 = rather good; S= veU 12345 5. What are the strong points in the lecturer,s presentation: 6. What are the weak points (points for improvement) in the lecturer's presentation:
© Copyright 2024 ExpyDoc