Algemene informatie cursus

INHOUDSOPGAVE READER CaRe CURSUS 6 & 13 NOVEMBER 2014
1.
ATGEMEEN
Programma
Cursisten november 2014
Docenten 20L4
Overzicht literatuur leestafel (artikelen op te vrage n via Alice.vanEiik@ radboudumc.nl)
Projectbeschrijvingen
cu
rsisten
Evaluatíeformulieren
2.
TITERATUUR
6 november v.m.
o
o
Corbin, Strauss: Grounded theory research: procedures, canons and evaluative critera (1990)
Pop€, Mays: Reaching the parts other methods cannot reach: an introduction to qualitative
methods in health and health services research (L995)
o
Lingard, Albert and Levinson: Grounded theory, mixed methods, and action research (2008)
6 november n.m.
o
o
¡
Rabiee: Focus-group ¡nterview and data analysis (2004)
Whittemore and Knafl: The integrative review: updated methodology (2005)
Pop€, Ziebland and Mays: Analysing qualitative data (2000)
13 november v.m.
.
o
o
Lacey, Luff: Qualitative Data Analysis (2OO7l
Wester: Analyse van kwalitatief onderzoeksmateriaal (2OO4l
RATS
guidelines: Clark JP. How to peer review a qualitative manuscript. ln Peer Review in
Health Sciences. Second edition. BMJ Books (2003)
o
Toî8, Sainsbury and Craig: Consolidated criteria for reporting qualitative research (COREQ):
a
32-item checklist for interviews and focus groups (2OO7l
.
Wray, Lindsay, Crozier, Andrews and Leeson. Exploring perceptions of psychological services in
a children's hospice in
the United Kingdom. Pallitative and Supportive Care 2OL3;1,L:373-382.
13 november n.m.
o
¡
Heldens en Reysoo: De kunst van het interviewen: reflecties op het interview met een guide
Mason, Qualitative Researching, Chapter 4. Generating qualitative data: observation,
documents and visual data. London: SAGE, 2002:62-83.
Programma dinsdag 6 november 2OL4
Ca Re
onderzoekschooldag over kwa I itatief onderzoek
Lokatie: Moeys A, route 96
Ochtendprogramma:
09.15 - 10.00 uur
Koffie, lntroductie en kennismaking
1-0.00 - 11.00 uur
I
11.00 - 11.L5 uur
Koffie
1L.15 - 12.30 uur
Workshop vraagstelling
nte ra ctieve in le id ing kwa I itatief onderzoe k
Docent:
Tutor:
12.30 - 13.30 uur
Dr. Marianne Dees
Drs. Jasper van Riet Paap
Lunch in restaurant de Haardt (studiecentrum)
Middøgprogrammo:
L3.30
- 15.00 uur
Interactieve introductie "Methoden van kwalitatief
onderzoek" (met nadruk op focusgroep onderzoek)
Deelnemers kiezen vorm van kwalitatief onderzoek
die past bij hun onderzoek en beargumenteren hun
keuze
Docent:
Tutor:
1-5.00 - 15.15 uur
15.15
- l-6.30 uur
Dr. Gijs Hesselink
Drs. Jasper van Riet Paap
Thee
Theorie en discussie analyse kwalitatief onderzoek en
introductie in het gebruik van software programma's
voor kwalitatieve analyse
Docent:
Tutor:
Dr. Marianne Dees
Drs. Jasper van Riet Paap
Programma donderdag 13 novembe r 2Ot4
Care Onderzoekschooldag over kwal itatief onderzoek
Lokatíe: Mertens A,route
t22
Ochtendprogromma:
9.30 - 10.45 uur
Analyse met behulp van materiaal diepte-interviews
Docent:
Tutor:
- 1L.00 uur
1L.00 - 12.45 uur
10.45
Drs. Jasper van Riet Paap
Dr. Gijs Hesselink
Koffie
Criteria voor beoordeling publicatie van
(kwa I itatief) onderzoe ksa rti ke I
Analyse opzet artikel met behulp van criteria
Docent:
Tutor:
12.45
- 13.30 uur
Dr. Marieke Groot
Drs. Jasper van Riet Paap
Lunch in restaurant de Haardt (studiecentrum)
Middagprogrammd:
L3.30
- 16.30 uur
lnterviewtraining
Docent:
Tutor:
14.45
- 15.00 uur
16.30 uur
Drs. Jeanette Heldens
Drs. Jasper van Riet Paap
Thee
Evaluatie en slot
Cursisten CaRe cursus november 2OL4
Naam
Emailadres
Abma, lnger
Biezen, Mieke van der
lnger.Abma @radboud umc.nl
[email protected]
Faber, lrene
Geessink, Noralie
Hommel, Danny
Houben, Carmen
carmenhouben @ciro-horn.nl
Olthof-Nefkens, Mariëlle
Marielle.Olthof-Nefkens@ radboudumc.nl
Rooijen, Sascha van
sascha.vanrooijen @yahoo.co.uk
I
rene.
Fa be
r@ rad boud u mc. nl
Noralie.Geessink@ radboudumc.nl
[email protected]
Docenten CaRe cursus 15 & 17 april 2014
Prof. dr. Myrra Vernooij-Dassen
Hoogleraar pschychosociale zorg kwetsbare ouderen
Afdeling lQ healthcare, Huispost L1-4
Geert Grooteplein Noord 2L
6525 EZ Nijmegen
mvrra.vernooii-dassen @rad boud umc.nl
Dr. Marieke Groot
Wetenschappelijk onderzoeker
Afdeling Anesthesiologie, Huispo st 7 t7
Geert Grooteplein Zuid 10
6525 GA Nijmegen
marieke.qroot@ radboudumc.nl
Dr. Gijs Hesselink
Afdeling lQ healthcare, Huispost 114
Geert Grooteplein Noord 2J"
6525 EZ Nijmegen
siis.hesselink@ radboudumc.nl
Mw. Jeannette Heldens
Docent Methoden en Technieken,
Radboud Universiteit Nijmegen, Faculteit derSociale wetenschappen; Maatschappijwetenschappen
Thomas van Aquinostraat 4.01.
6525 GD Nijmegen
[email protected]
Drs. Jasper van Riet Paap
Afdeling lQ healthcare, Huispost 114
Geert Grooteplein Noord 21
6525 EZ Nijmegen
Jasper.vanRietPaa tôradboudumc.nl
Coördinator:
Dr. Marianne Dees, huisarts en onderzoeker
Afdeling lQ healthcare, Huispost 1"L4
Geert Grooteplein Noord 21
6525 EZ Nijmegen
ma rian ne.dees(d radboud umc.nl
Organisatie:
Alice van Eijk, secr.
Afdeling lQ healthcare, Huispost
Geert Grooteplein Noord 2L
6525 EZ Nijmegen
lice.va neiik@ radboud umc.nl
a
L1-4
N.B.: Gelieve de artikelen niet mee te nemen, maar bij
belangstelling een mail te sturen naar
Alice.van Eiik@radboudu mc.nl onder vermeldi ng van het
betreffende artikel (deze lijst mag wel meegenomen worden).
lk mail je dan zo snel mogelijk de Pdf.
Overzicht literatuur leestafel CaRe cursus 15 & 17 april 2Ot4
Stienen, P.B. Ottevanger, L. Wennekes, S.A.M. van de Schans, H.M. Dekker, N.M.A. Blijlevens,
R.W.M. van der Maazen, J.H.J.M. van Krieken en R.P.M.G. Hermens
Delivering high-quality care to patients with a non-Hodgkin's lymphoma: barriers perceived by
patients and physicians. Ihe Journol of Medicine 2074,72(1):al
J.J.C
Judith Bos, Nathalie Donders, Koos van der Velden en Joost van der Gulden
Perceptions of mental workload in Dutch university employees of different ages: a focus group
study. BMC Reseorch Notes 2073, 6:702
Nelleke van Sluisveld, Marieke Zegers, Stephanie Natsch and Hub Wollersheim
Medication reconciliation at hospital admission and discharge: insufficiënt knowledge, unclear
task realf ocation and lack of collaboration as major barriers to medication safety. BMC Heolth
Services Research 2072, 72:770
E.P.M.M. Uphofl L. Wennekes, C.J.A. Punt, R.P.T.M. Grol, H.C.M. Wollersheim, R.P.M.G. Hermens
Delivering high-quality care to patients with a non-Hodgkin's lymphoma: barriers perceived by
patients and physiclans. Cancer Nursing 35;7:29.
Janneke AL van Kempen, Sarha HM Robben, Sytse U Zuidema, Marcel GM Olde Rikkert, René JF
Melis and Henk J Schers. Home visits for frail older people: a qualitative study on the needs and
preferences of frail older people and their informal caregivers. Brit. Journal of Generol Practice,
August 2012:554-560
Sarah Robben, Janneke van Kempen, Maud Heinen, Sytse Zuidema, Marcel Olde Rikkert, Henk
Schers and René Melis. Preferences for receiving information among frail older adults and their
informal caregivers: a qualitative study. Fo mily Practice2072;0 : L-6
lrene van de Glind, Maud Heinen, Andrea Evers, Michel Wensing and Theo van Achterberg. Factors
influencing the implementation of a lifestyle counseling program in patients with venous leg
ulcers: a multiple case study. lmplementotion Science 20L2, 7:704
Hilde Luijks, Maartje Loeffen, Antoine Lagro-Janssen, Chris van Weel, Peter Lucassen and Tjard
Schermer. GPs' considerations in multimorbidity management: a qualitative study. Brit. Journol of
G e ne ro l P racti ce, J u ly 20L2 : 503-5 10
Miriam Faes, Miriam Reelick, Liesbeth Joosten, Maartje de Gier, Rianne Esselink and Marcel Olde
Rikkert. Qualitative study on the impact of falling in frail older persons and family caregivers:
Foundations fora n intervention to prevent fa[s. Aging & Mental Health, 74:7, 834-842
Otero M, Draskovic l, Hesselink G, Olde Rikkert M, Vernooij-Dassen M. Facilitators and barriers in
multidisciplinary dementia care: qualitative study. Rapport in opdracht van de Provincie
Gelderland.
Flink M, Hesselink G et al. The key actor: a qualitative study of patiënt participation in the
handover process in Europe. BMJ Quolity & Safety Online First, 30-70-201.2 as 10.1136/bmjqs-201-2001L71..
Hesselink G, Flink M. et al. Are patients discharged
with care? A qualitative study of perceptions
and experiences of patients, family members and care providers. BMJ Quality & Safety Online
First, 07-71-20L2 os 10.1136/bmjqs-2012-00L165.
Meyer J. Qualitative research in health care: Using qualitative methods in health related action
research. BMJ L5-0L-2000; 320: 778-L81,.
Sofaer S. Qualitative research methods. lnt.
J.
Íor Quality in Health Care 2002;14-4:329-336
Mays N, Pope C. Qualitative research in health care: Assessing quality in qualitative research. BMJ
0 1 -0 1--2000; 3 20 : 5 0- 5 2
Pope C, Ziebland S, Mays N. Qualitative research in health care: Analysing qualitative data. BMJ
08-0 1-2000; 3 20 : 1- 1-4 L L 6
Rabiee F. Focus-group interview and data analysis. Proceedings of the Nutrition Society 2004;
63:665-660
Bergh l, Kvalem lL, Aass N, Jensen Hjermstad M. What does the answer mean? A qualitative study
of how palliative cancer patients interpret and respond to the Edmonton Symptom Assessment
System. Palliative Medicine25(7) :7L6-724
Stiel S, Pestinger M, et al. The Use of Grounded Theory in Palliative Care: Methodological
Challenges and Strategies. J. of Palliative Medicine 2010;1-3(8):9971003
Boeken
Tijdschrift voor Kwalitatief Onderzoek KWALON, Themanummer lnternet & Kwalitatief onderzoek,
2OLO,jaargang L5, nr. 2. Samantha Adams &Anneloes van Staa (redactie)
Berendsen A. Samenwerking tussen huisarts en specialist. Wat vinden de patiënten en de dokters?
Groot M. Thesis: Supporting patients and professionals in primary palliative care. 13-06-2007
Dees M. Thesis: When suffering becomes unbearable. Perspectives of Dutch patients, close relatives
and attending physicians in a request for euthanasia. 21-02-2OI3
Boekentips
o
Baarda, B., Bakker, E., Fischer,T.,Julsing, M., Peters,V.,van derVelden,T., DeGoede, M. (2013).
Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
o
Lucassen, P. en T. olde Hartman
(red) Kwalitatief onderzoek. Praktische methoden voor de
medische praktijk. Houten: Bohn, Stafleu en van Loghum, 2007.
o
Urquhart, C. (2013). Grounded theory for qualitative research: A practical guide. Thousand Oaks,
California: Sage.
o
Pope C, Mays N, editors. Qualitative research in health care. 3rd ed. Oxford: Blackwell 2006.
Pro¡ectbesch
a
ri ¡ v i n gen
cursts ten
Inger Abma 20-10-2014
Opzet onderzoek PROMs in Radboudumc
Introductie
Een patient-reported outcome measure (PROM) is een generieke of ziektespecifieke vragenlijst die
door de patiënt wordt ingevuld en daarmee direct zijn visie geeft op zijn symptomen en/of
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven. Door PROMs als uitkomstmaat in de praktijk vóór en na
een interventie in te zetten, of gedurende een zorgproces, kan worden gemeten in hoeverre de geboden
zorg bijdraagf aan het verbeteren van de door de patiënt eryaren klachten. Daarnaast kan deze PROM
ook in het primaire proces worden ingezet als patientgerichte bijdrage aan een consult. Voor de arts
bieden de uitkomsten van een PROM een overzicht van de ernst van de klachten van een patiënt, en
het brengt het patiëntperspectief beter naar voren in de arts-patiëntcommunicatie en het maken van
medische beslissingen.
De afdelingen van het Radboudumc moeten in het kader van transparantie met een officieel aantal
uitkomstmaten gaan werken - dit jaar zijn dat er 5, volgend jaar worden dat er 10. Een PROM is één
van de mogelijkheden. Wij willen gaan kijken hoeveel van de afdelingen op welke manieren PROMs
gebruiken of willen gaan gebruiken, als uitkomstmaat en/of in het primaire proces, en welke
belemmeringen zij verwachten of hebben eryaren bij het implementeren van PROMs. Ook van
patiënten willen wij graag weten hoe PROMs worden ervaren en wat ze als voor- en nadelen zien.
Daarnaast willen we van beroepsverenigingen weten hoe zij aankijken tegen het gebruik van PROMs
in hun vakgebied. Het doel van het onderzoek is het ontwikkelen van een plan van aanpak voor de
implementatie van PROMs, om de toepassing van PROMs in het Radboudumc stimuleren.
Methoden
Survey
Wij sturen een survey naar de afdelingshoofclen van de 35-40 afdelingen van het Radboudumc. Het
doel van deze survey is om in kaart te brengen waar en hoe PROMs op dit moment worden ingezet op
de afdelingen. De survey zal een korte introductie geven over PROMs en dekt dan de volgende
onderwerpen:
- Of de contactpersoon bekend is met PROMs;
- Of er PROMs worden ingezet op de afdeling, en zo ja, welke vragenlijst voor welke
patiëntpopulatie en met welk doel;
- Of er plannen zijn om meer PROMs te gaan inzetten op de afdeling;
- V/elke belemmeringen er zijn of kunnen optreden bij het invoeren van PROMs op de afdeling,
en in welke categorie deze belemmeringen vallen: onduidelijkheid over wat PROMs bij
kunnen dragen, gebrek aan ondersteuning, kost teveel tijd, benodigde infrastructuur niet
aanwezig, onvoldoende motivatie vanuit personeel, idee dat het niet gewenst is door patiënten.
- Of PROMs volgens hen passen in het landelijk beleid van hun medisch vakgebied;
Interviews
Door middel van semi-gestructureerde interviews willen we in meer detail ingaan op de vragen die
gesteld zijnin de survey. We gebruiken purposive sampling op basis van de resultaten van de survey
om acht afdelingen te kiezen waar we interviews gaan afnemen. We includeren 2 af<lelingen die
PROMs gebruiken in het primaire proces, 2 die PROMs gebruiken als uitkomstmaat, en 4 afdelingen
die nog geen PROMs gebruiken maar dit wel van plan zijn of er open voor staan (in het primaire
proces of als uitkomstmaat). Per afdeling interviewen we een arts, een verpleegkundige, en het hoofd
van de afdeling, om zo tot24 interviews met zorgverleners te komen. We bespreken de volgende
onderwerpen:
-
Welke PROMs er al zijn binnen de afdeling, op welke manier die worden ingezet, en \ /aarom;
of er plannen zijn om (meer) PROMs te gaan gebruiken op de afdeling, en waarom wel of
niet;
welke belemmeringen er zijn of worden verwacht bij het implementeren van PROMs op de
afdeling;
als de afdeling PROMs niet als input gebruikt, leggen ik het idee daarachter uit (en ik neem
een voorbeeld mee) om vervolgens met hen in gesprek te gaan over of dit mogelijk en gewenst
is op die afdeling, en wat de moeilijkheden zouden kunnen zijn bij het implementeren van
PROMs als inputmaat;
wat deze medewerker persoonlijk vindt van het idee om PROMs te gebruiken, mocht dit nog
niet duidelijk naar voren zijn gekomen tijdens het gesprek.
Daarnaast gaan we bij twee van de voor interviews geselecteerde afdelingen elk vier patiënten
interviewen. Hiervoor selecteren we een afdeling die PROMs als uitkomstmaat gebruikt, en een
afdeling die PROMs in het primaire proces gebruikt. Met de patiënten willen we in gesprek gaan over:
- Of zij al met PROMs in aanraking zijn gekomen en hoe ze dit ervaarden;
- als ze PROMs als input nog niet kennen, leg ik het idee hierachter uit en laat een voorbeeld
zien, om vervolgens met hen in gesprek te gaan over of dit wat hen betreft gewenst is en wat
ze als voor- en nadelen zien.
Ook de beroepsverenigingen die horen bij de geselecteerde afdelingen benaderen we voor een
interview. Wij willen van hen weten hoe ze aankijken tegen het gebruik van PROMs in hun
vakgebied, of PROMs al worden toegepast, en of er toekomstplannen zijn wat betreft PROMs als
uitkomstmaat of in het primaire proces. Ook willen we weten wat zij als belemmeringen en facilitators
zien, en wat de voor- en nadelen zijnvan het inzetten PROMs.
Analyse van de intemiews
Twee onaflrankelijke onderzoekers analyseren de interviews met thematische analyse, met actieve
identificatie van thema's gerelateerd aan belemmeringen en facilitators.
Samenvatting onderzoeksvoorstel Mieke van der Biezen
EVALUATIE,,REGELING VERSTERKING OPLEIDING VSPA HUISARTSENZORG"
Het project "Evaluatie Versterking Opleiding Verpleegkundig Specialisten en Physician Assistants Huisartsenzorg"
wordt uitgevoerd binnen het Landelijk Kenniscentrum Taakherschikking Eerste Lijn.
Dit project beoogt inzicht te geven in kansen en knelpunten bij het opleiden en ¡nzetten van Verpleegkundig
Specialisten en Physician Assistants in de huisartsenzorg.
lnleiding
Het perspectief voor de eerste lijn is duidelijk: daar ligt de uitdaging voor de toekomst! Voor het beantwoorden van
alle zorgvragen zijn daarom voldoende gekwalificeerde hulpverleners nodig. Uit eerder onderzoek blijken de
verpleegkundig specialisten (VS-en) en physician assistants (PA's) een aanwinst voor de huisartsenzorg, zowel in de
dagpraktijk als tijdens avond-, nacht- en weekenduren. Echter, hun inzet in de huisartsenzorg is nog marginaal. ln
20L3zijn er circa 50 PA's en 140 VS-en in de huisartsenpraktijk en/of huisartsen/spoedpost werkzaam. Een van de
redenen waarom het aantal marginaal is, ligt in het feit dat er weinig opleiders en leerwerkplekken in de
huisartsenpraktijk beschikbaar zijn. Dit vormt een belemmering bij de verdere implementatie van VS-en en PA's in
de eerste lijn. Daarom heeft Stichting KOH, het initiatief genomen tot het project "Versterking Opleiding VS PA
Huisartsenzorg". Met dit project wordt beoogd een stimulans te geven aan de verdere implementatie van
taakherschikking in de eerste lijn (Derckx, 2013).
Onderzoeksvragen
1) Draagt de regeling bij aan het (extra) opleiden van PA's en VS-en in de huisartsenpraktijk en/of huisartsenpost?
2) Welke factoren beïnvloeden het opleiden van PA's en VS-en in de huisartsenpraktijk en/of huisartsenpost?
3) ln welke mate zijn de huisartsen tevreden over de aansluiting van de opleiding bij de huisartsgeneeskunde?
4) ln welke mate zijn de huisartsen aan het einde van de opleiding tevreden over het behaalde competentie niveau
van de PA ofde VS, en daaraan gekoppeld de (zelfstandige) inzetbaarheid van de professional?
5) Welke factoren beïnvloeden structurele inbedding van PA's en VS-en in de huisartsenpraktijk en/of huisartspost?
Studie populatie
De studie populatie bestaat uit huisartsen(organisaties) die vanaf september 2OL3 en/of september 2014 een PA
en/of VS opleiden en de cohorten PA's en VS-en opgeleid in de huisartsenzorg 2OL3 en 2OL4.
Methode
Mixed methods, waarbij kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksinstrumenten worden ingezet om de
onderzoeksvragen te beantwoorden. De kern van de studie is het afnemen van interviews met de huisartsen die zijn
toegelaten tot de Stimuleringsregeling en een PA en/of een VS opleiden (cohort 2013 en 2014).
Sem¡-gestructureerde (telefonische) interviews (kwalitatief)
ln het T0 interview staan de volgende vragen centraal:
- Waarom is gekozen voor het opleiden van een VS of een PA?
- Wat zijn de verwachtingen/doelen ten aanzien van taken en verantwoordelijkheden van een VS of een PA vooraf?
- Op welke wijze (taken, patiëntengroepen, etc.) wordt de VS of PA ingezet?
De volgende vragen staan centraal in de semigestructureerde interviews in T1(begin 2e studiejaar) en T2 (einde
opleiding):
- Zijn uw verwachtingen/doelen uitgekomen/behaald?
- Kunt u een inschatting geven van de tijd die u besteedt aan de begeleiding van de PAio of de VSio?
- Kunt u een inschatting geven van tijd die de PAio of de VSio besteedt aan (in)direct patiëntgebonden taken en nietpat¡ëntgebonden taken ?
- Kunt u aangeven of er sprake is van taakdelegatie, taakherschikking en/of additionele taken?
- Welke factoren hebben het opleidingstraject beïnvloed? Hoe zijn eventuele knelpunten/belemmeringen opgelost?
- Welke aanbevelingen zou u willen geven aan de opleidingsinstituten MANP en MPA qua inhoud, randvoorwaarden
en uitvoering van de opleiding?
- Welke aanbevelingen zou u willen geven aan collegae huisartsopleiders ten aanzien van inhoud, randvoorwaarden
en uitvoering van de opleiding tot een VS of een PA?
ln T2 worden ook de volgende vragen nog gesteld:
- Blijft de PA of de VS na diplomering in uw praktijk werkzaam? Waarom wel/niet?
- Hoe is voorzien in structurele inzet van de VS en PA na diplomering? En welke taken krijgt de PA of de VS?
EASY-GO; EASYcare in Ger¡atric Onco-surgery
Noralie Geessink
Titel: EASYcare decision support in pancreas and rectum cancer surgery in older patients
Achtergrond
Mensen worden steeds ouder. Bijkomend krijgen zij te maken met meer comorbiditeit. Daarnaast
neemt de incidentie van kanker per jaaren met de leeftijd toe. lndien mogelijk is chirurgie de eerste
keuze van behandeling voor veel kankertypen. Echter, bij oudere patiënten met comorbiditeit is de
kans op kwetsbaarheid groot. Kwetsbaarheid gaat gepaard met een groter risico op postoperatieve
negatieve uitkomsten. Functionele achteruitgang en hospitalisatie zijn veelvoorkomend. Complicaties
en morbiditeit zorgen voor een afname van kwaliteit van leven. Juist bij de oudere patiënt met
kanker is daarom het meenemen van het patiëntenperspectief en de context van de patiënt van
essentieel belang. Echter, door de complexiteit van besluitvorming bij deze heterogene
patiëntengroep en een gebrek aan goede besluitvormingsmethodieken om in het
besluitvormingsproces te assisteren, worden wensen en behoeften van de patiënten niet of
onvoldoende standaard meegenomen in de besluitvorming.
Dit project heeft als doel een besluitvormingsmethodiek en scholing voor chirurgen te ontwikkelen
ter verbetering van het communicatie- en besluítvormingsproces bij de oudere patiënt met rectumof pancreascarcinoom. Juist bij deze patiënten is de keuze tussen wel/niet opereren
behoeftegevoelig vanwege de slechte prognose ongeacht de behandeling bij het pancreascarcinoom
en de behandelalternatieven bij het rectumcarcinoom. Verwachte resultaten zijn:
- Betere behandeloverwegingen tussen arts en patiënt;
-
Een kwalitatief betere informed consent procedure;
Meer door de patiënt gewenste uitkomsten.
Hopelijk zal dit uiteindelijk leiden tot een afname van het totaal aantal operaties met een hoog risico
op complicaties en morbiditeit en daarmee een afname in kwaliteit van leven.
Vraagstelling
- ls de EASY-GO besluitvormingsmethodiek inclusief scholing haalbaar en wat zijn de
voordelen, gemeten op verschillende niveaus (patiënt, professional, kwaliteit van
besluitvorming en kwaliteit van zorg)?
- Welk effect heeft de
EASY-GO besluitvormingsmethodiek inclusief scholing op
patiëntgerapporteerde uitkomsten als tevredenheid en mate van betrokkenheid in het
besluitvormingsproces, en de kwaliteit van het besluitvormingsproces bij de oudere patiënt
met rectum- of pancreascarcinoom?
Methode
De focus in d¡t project ligt op de
kwaliteitsverbetering
van het
communicatie- en
besluitvormingsproces bij de geriatrische oncologische patiënt. Er wordt gebruik gemaakt van een
mixed method; kwalitatief en kwantitatief onderzoek worden gecombineerd. De EASY-GO methodiek
wordt ontwikkeld op basis van de literatuur en aan de hand van focusgroep onderzoek
bij
professionals en de doelgroep, waarbij gediscussieerd zal worden over essentiële elementen van
(gedeelde) medische besluitvorming. De effecten van de EASY-GO methodiek en scholing zullen
vervolgens in een pilot worden geëvalueerd aan de hand van vragenlijsten en interviews in een
before-after design. Gekeken wordt naar tevredenheid en mate van betrokkenheid van de patiënt in
het besluitvormingsproces. Semigestructureerde interviews onder patiënten en mantelzorgers zullen
de ervaringen met het besluitvormingsproces verder uitdiepen. lnterviews onder professionals zullen
worden gehouden in het kader van een procesevaluatie ter verbetering van de ontwikkelde EASY-GO
methodiek en voor de identificatie van belemmerende
implementatie van de EASY-GO methodiek op grote schaal.
en
bevorderende factoren voor de
Care of Late Stage Parkinsonism (CLaSP)
(Danny Hommet)
lnleidins
Onderzoek naar de ziekte van Parkinson is voornamelijk gericht op patiënten in de vroege stadia van
de ziekte. Parkinson is een progressieve ziekte, maar er is weinig bekend over het functioneren van
patiënten in late fase van de ziekte. De CLaSP studie heeft tot doel te bepalen welke organisatievorm
de meest passende en kosteneffectieve zorg levert voor mensen in de late fase van de ziekte van
Parkinson. Daarnaast zal de studie de effectiviteit van een geïndividualiseerd behandeladvies
vaststellen. Wij verwachten dat deze studie waardevolle nieuwe informatie oplevert over effectieve,
geÏndividualiseerde zorgverleníng voor deze complexe groep pat¡ênten. De kennis zal gebruikt
worden voor een update van de Nederlandse handreiking.
Methode
Dit onderzoek is een combinatie van een cross-sectionele, multicenter, observationele studie met
een gerandomiseerde trial in zes Europese landen (Verenigd Koninkrijk, Nederland, Duitsland,
Portugal, Zweden, en Frankrijk), met ieder hun unieke organisatiemodellen voor zorg en welzijn. Er
wordt een cohort met bijna 800 patiënten gedurende 6 maanden gevolgd, met minimaal 117
patiënten per land. Het belangrijkste inclusiecriterium is de aanwezigheid van de late fase van de
ziekte van Parkinson, gedefinieerd op twee verschillende wijzen. Ten eerste betreft het alle patiënten
in Hoehn & Yahr stadium lV of V tijdens 'ON' periode. Ten tweede geldt een ziekteduur van
tenminste 7 jaar in combinatie met significante functionele invaliditeit (Schwab and England score
50% of minder) tíjdens 'ON' periode. Patiënten waarbij dementie zich manifesteerde voor het begin
van de ziekte van Parkinson, patiënten met normal pressure hydrocephalus en patiënten met
medicamenteus parkinsonisme, tenzij parkinsonverschijnselen aanblijven na het staken van het
medicament, worden geëxcludeerd. Alle patiënten worden uitgebreid beoordeeld door een expert
door middel van gestandaardiseerde score- en vragenlijsten. Als aanvulling hierop zal een deel van
de patiënten en mantelzorgers door míddel van een semi-gestructureerde vragenlijst geïnterviewd
worden over de ervaring van de zorg en de zorgbehoeften. Er zal een open-label trial uitgevoerd
worden, om de impact van een geïndividualiseerde interventie vast te stellen, gericht op het
verbeteren van de kwaliteit van leven. Patiënten worden at random, in een 3:l- verdeling, ingedeeld
in een interventie- of controlegroep. Patiënten in de interventiegroep ontvangen geïndividualiseerde
adviezen voor het optímaliseren van de behandeling, op basis van de uitgebreide beoordeling. De
expert zal gedurende een periode van 3 maanden de hoofdbehandelaar en de patiënt plus diens
naasten actief ondersteunen en adviseren bij het doorvoeren van de adviezen. Voor de
ondersteuning is zowel een telefonische hulplijn als een internet-forum beschikbaar. Patiënten in de
controlegroep behouden hun huidige zorg. Om beter te begrijpen hoe en waarom deze
geïndividualiseerde interventie werkt of niet werkt, en om ínzicht te krijgen in de kosten en baten, is
een procesevaluatie nodig. Het verzamelen van deze informatie biedt de mogelijkheid om hiaten op
te sporen in de uitvoering van de gemaakte adviezen. De procesevaluatie bestaat uit een pilot-fase
en een onderzoeksfase. Na de pilot-fase zal het onderzoeksprotocol worden geëvalueerd met het
doel om het te opt¡maliseren. De informatie uit de onderzoeksfase kan een eventuele (in)effectiviteit
van de interventie te verklaren. Bovendien geeft de procesevaluatie informatie over de interne en
externe validiteit van de (kosten)effectiviteit van de interventie"
Wie voert het uit?
A.L.A.J. Hommel, AIOTO specialisme ouderengeneeskunde, Radboudumc / Groenhuysen Roosendaal
Prof. B.R. Bloem, neuroloog, Radboudumc, Nijmegen.
Prof. R.T.C.M Koopmans, specialist ouderengeneeskunde, Radboudumc, Nijmegen
Dr. M.i. Faber, onderzoeker, Radboudumc, Nijmegen
N.J. Weerkamp,neuroloog, Bronovo ziekenhuis Den Haag
C[qSP
_ofÞ lo' :ote jloqÊ ló'!rh\Ont\f
Radboudumc
Onderzoeksvoorstel ten behoeve van CARE cursus
Carmen Houben MSc.
De uit te voeren kwalitatieve studie is een sub-studie van een gerandomiseerde
interventiestudie naar het effect van proactieve zorgplanning brj COPD.
Achtergrond
Proactieve zorgplanning is het proces van communicatie tussen patiënten, naasten
en zorgverleners over zorg rond het levenseinde. Proactieve zorgplanning kan de
zorg voor patiënten en hun naasten verbeteren en is belangrijk voor patiënten met
chronisch obstructieve longziekten (COPD). Recent onderzoek heeft laten zien dat
patiënten met gevorderd COPD in staat zijn om hun wensen voor levensverlengende
behandelingen aan te geven, maar ook dat deze nauwelijks besproken worden met
de arts. Patiënten beoordelen de kwaliteit van de communicatie met hun arts over
zorg het levenseinde als slecht. De hypotheses van de huidige studie zijn:
1.1 Gestructureerde proactieve zorgplanning bij patiënten met COPD zal de kwaliteit
van communicatie over zorg rondom het levenseinde verbeteren.
1.2 Symptomen van angst en depressie bij patiënten en familieleden zullen 6
maanden na de gestructureerde proactieve zorgplanning niet zijn toegenomen.
1.3 Gestructureerde proactieve zorgplanning br¡ patiënten met COPD zal de kwaliteit
van zorg rondom het levenseinde en de kwaliteit van het sterven verbeteren.
2.1 Gestructureerde proactieve zorgplanning zal de overeenstemming tussen de
voorkeuren van de patiënten met betrekking tot zorg rondom het levenseinde en de
ontvangen zorg rondom het levenseinde verbeteren.
2.2 Gestructureerde proactieve zorgplanning zal psychologische klachten bij
nabestaanden van overleden patiënten met COPD reduceren.
Ondezoeksopzet
De studie is een prospectieve gerandomiseerde interventiestudie waarbij bij aanvang
van de studie, 6, 12 en 24 maanden later, metingen plaatsvinden bij patienten die
zijn ontslagen na een acute COPD exacerbatie of zt¡n gestart met zuurstoftherapie.
Daarnaast zullen enkele patiënten die de studie reeds voltooid hebben geselecteerd
worden voor deelname aan een kwalitatief, gestructureerd interview over de ervaring
met advance care planning naar aanleiding van deelname aan de studie. Patiënten
worden geselecteerd op basis van purpose sampling tot datasaturatie is bereikt. Er
zullen ook focusgroepen worden georganiseerd waarbij longverpleegkundigen hun
ervaringen met betrekking tot de advance care planning interventie bespreken.
Ondezoekspopulatie
De steekproef bestaat uit patiënten met ernstig tot zeer ernstig COPD (GOLD
stadium lll of lV of kwadrant D), die zijn ontslagen na een ziekenhuisopname voor
een acute COPD exacerbatie of die zijn gestart met zuurstoftherapie. Patiënten
worden geworven in een academisch ziekenhuis en drie algemene ziekenhuizen in
Zuidoost-Nederland. Patiënten wordt gevraagd 1 of, indien mogelijk, 2 ol 3 naasten
te benoemen die willen deelnemen aan de studie.
lnterventie
De interventie bestaat uit een sessie gestructureerde zorgplanning door een
gespecialiseerde longverpleegkundige bij de patiënt thuis, in aanwezigheid van zijn
of haar naasten. Tijdens deze sessie wordt aandacht besteed aan waarden en
overtuigingen van de patiënt; begrip van de huidige en toekomstige medische
situatie; begrip van levensverlengende behandelingen; bepalen van wensen ten
aanzien van huidige en toekomstige medische zorg; stimuleren van discussies over
advance care planning met zorgverleners en naasten; het benoemen van een
surrogaat. Na de sessie gestructureerde proactieve zorgplanning, zullen de
gespecialiseerde longverpleegkundigen, samen met de patiënt, een
feedbackformulier invullen. Het feedbackformulier zal worden verstrekt aan de
patiënt, de longarts en huisarts.
Kwalitatief interview
Het kwalitatief interview zal aandacht besteden aan de volgende thema's:
- Motivatie voor deelname aan de studie
- Ervaringen m.b.t. de baseline- en followupmetingen
- Ervaringen m.b.t. de opzet van de interventie
- Ervaringen m.b.t. het gesprek met de gespecíaliseerd longverpleegkundige
- Acties naar aanleiding van het gesprek met de gespecialiseerd
-
longverpleegkundige
Algehele beoordeling van de studie
Speech-language therapy for communication disorders in patients with dementia
Mariëlle Olthof
lntroduction
Dementia is characterized by cognitive deterioration, including memory impairment, anxiety,
paranoia, personality changes, lack of initiative and difficulty acquiring new skills. Also language
production and comprehension slowly erode, often resulting in misunderstandings and frustration,
making (daily) conversation more and more difficult. Reduced communication hampers social
participation and care-giving, increases cognitive and emotional problems and decreases autonomy
and quality of life of both patients and informal caregivers.
There is evidence that treatment of línguistic disorders and offering functional communication
strategies by speech language therapists (SLTs) improves recovery of language production, language
comprehension and functional communication. The treatment of progressive language and
communication disorders resulting from dementia, is more complex and less likely to be effective,
because the language disorders are part of a wider range of cognitive impairments, which limit
(re)learning abilities. Nevertheless, there is international consensus that training of primary
caregivers (indirect therapy), and symptomatic treatment of dementia patients (direct therapy) can
be effective. However, there is límited information about the content and strategy of the
intervention and no specifíc interventions or approaches are currently available in Dutch. Another
complicating factor is, that patients with dementia rarely are referred to a speech therapist for their
communication problems, and when referred, most SLTs are unsure about the best approach,
because lack of evidence and education.
ln this research, we will refine a provísional treatment program to enhance daily dementia patientinformal caregiver communication and test its feasibility and possible effect on quality of life of
dementia patients and caregivers. The program is developed by SLTs of the Radboudumc, and is
based on current literature and clinical experience with out-patients from the Department of
Geriatrics of the Radboudumc.
The central theme in this study is testing the feasibility and efficacy of the new developed speech
therapy program for dementia patients, which are phase I (modeling) and phase ll (Exploratory trial)
of the S-phase frame work of the Medical Research Council (MRC). ln future, the findings of our
study may be used in a nationwide randomized controlled study to fully examine the (cost-)
effectiveness of speech-language therapy in dementia patients.
ln order to obtain this goal, several substudies will be conducted:
Part A: Communication disorders in patients with dementia: a qualitative study.
Background: There is no questionnaire we can use to measure the effect of the current treatment,
but we also do not know exactly where to expect these effects. Therefore we do not know which
questions to ask and which response scales to use. We have to talk to the patients and their
caregivers in order to gain more insight and a better comprehension of the communication disorders
patients with dement¡a have to face, how they cope with these problems and how they experienced
the speech-language intervention they have received.
Method: An exploratory qualitative design will be used. Semi-structured interviews of 30-45 minutes
with about L0 patients and primary caregivers will take place in theír own homes. These interviews
will be recorded and are afterwards transcribed, categorised and analysed using the program
ATLAS.ti.
Tasks of PhD student: literature study; making questionnaire for interviews; writing documents
for
CMO approval; consulting SLT of Radboudumc for selection of subjects; making and sending
information letter to subjects; making appointments for ínterview; transcribe, categorise and analyse
interview; write an article.
I
Part B: Success factors in the treatment of communication disorders in patients with dementia.
Background: We do not know what factors determine the success of the current treatment.
Thorough observation and evaluation has to be conducted in order to identify the methods and
approach the SLT uses. We also want to know if and how these success factors are transferable to
other SLTs.
Method: An exploratory qualitative design will be used. Video recordings will be made of about L0
treatment sessions of an experienced SLT. These recordings will be transcribed, categorised and
analysed using the program ATLAS.ti. This part of the research will lead to a detailed description of
the treatment which is already given in the Radboudumc.
Additional to the observation the literature will be reviewd to check for succesfull elements in
treatment strategies. Both the findings in literature and observations will be used to develop the
intervention method.
Tasks of PhD student: literature study; making categorized list of observation points; writing
documents for CMO approval; consulting SLT of Radboudumc for selection of subjects; making and
sending information letter to subjects; making appointments for videotaping treatment session;
transcribe, categorise and analyse treatment sessions; write an article.
Part C: Reproducibility and validity of a questionnaire for measuring communication disorders in
pat¡ents with dementia.
Background: There is no measurement we can use to measure the effect of speech-language therapy
forpatientswithdementia. TheinformationgainedinpartAandpartBofthisresearchwillbeused
to develop a questionnaire that is suitable as an outcome measure in the next phase of the research.
This questionnaire has to be validated and tested on reliability.
Method: A validation study will be conducted. We expect to recruite about 80 patients from the
Memory Clinic in the Radboudumc, and ask them to fill out the questionnaire. SPSS will be used to
analyse the data.
Tasks of PhD student: l¡terature study; making questionnaire; writing documents for CMO approval;
meeting with staff from Memory Clinic for selection of subjects; making information letter for
subjects; making appointments for filling in the questionnaire; import and analyse data; write an
a
rticle.
Part D: Feasibility of an intervention program for communication disorders of home-living patients
with dementia.
Background: ln order to learn exactly what the new intervention program should look like and which
pat¡ents will benefit most from the intervention program, a pilotstudy has to be conducted. A
complete intervention program for communication disorders in dementia patients will be developed,
based on the therapy which is already given in the Radboudumc. This program will be executed by
two experienced SLTs in a small group of dementia patients, using the newly developed
questionnaire and other outcome measures. We will evaluate the standardized intervention
programme compared to no interuention (waiting list). The findings of this part of the research will
be used to decide whether a future nationwide randomized controlled study to examine (cost)effectiveness of speech-language therapy in dementía patients would be justified.
Method: An exploratory quantitative pilotstudy will be conducted with two experiences SLTs and 12
dementia patients and their primary caregivers. Patient-caregiver couples are randomly allocated to
the intervention group orthe waiting group. Measurements will be executed pre-treatment, posttreatment and follow-up after three months. Data will be imported and analysed using SPSS.
Tasks of PhD student: literature study; develop intervention program (including detailed description
and materials); write documents for CMO approval; training of two SLTs of Radboudumc; consulting
SLTs and Memory Clinic for selection of subjects; making and sending information letter to subjects;
taking measurements pre-treatment, post-treatment and follow-up after three months; import and
analyse data in SPSS; write an article.
2
Bewustwording, leiderschap en duurzaamheid vanuit de
kaders van zingeving, ethiek en spiritualiteit
Hoe kunnen organisaties bijdragen aan bewustzijnsontwikkeling en vorming
van de complete mens, op weg naar een duurzame samenleving?
Een onderzoek noar de mogelijkheden in de zorgsector
Socha van Rooíjen
Samenvatting
Aan het begín van de 21ste eeuw staan we voor de belangrijke opgave het samen leven op een
werkelijk duurzame wijze vorm te geven. Een wijze die recht doet aan de economische, ecologische
en sociale dimensies van samen leven. Het ligt in de verwachting dat de transitie naar een duurzame
samenleving ook een innerlijke transitie van ieder van ons vraagt. Dit beoogde promotieonderzoek
heeft als doel te onderzoeken op welke wijze organisaties een bijdrage kunnen leveren aan deze
transities. Beoogd wordt te onderzoeken of en zo ja hoe organisaties, en in het bijzonder degenen
die leiding en richting geven aan organisaties, ruimte kunnen creären om een actieve bijdrage te
leveren aan bewustzijnsontwikkeling, op zo'n wijze dat de mens in zijn of haar volheid, zijn of haar
compleetheid, zijn of haar volledige potentieel tevoorschijn kan komen en vanuit daar mede vorm
kan geven aan de transitie naar een duurzame samenleving.
Het bestuderen van de relatie tussen het ontwikkelen van menselijke vermogens, kwaliteiten en
houdingen enerzijds en het vormgeven van een duurzame samenleving anderzijds, is een relatief
nieuw veld. Er wordt dan ook voorgesteld om in het onderzoek de nadruk te leggen bij de empirie.
Vanuit de literatuur zal gekeken worden naar theoretische concepten over bewustwording,
leiderschap en duurzaamheid die gebruikt kunnen worden om de verschillende gebieden met elkaar
te verbinden. Daarnaast wordt beoogd het gedachtegoed van een vijftal interventiedenkers op het
gebied van bewustzijnsontwikkeling, leiderschapsontwikkeling en duurzaamheid (duurzame
organisatieontwikkeling en duurzame ontwikkeling van de samenleving in bredere zin) in kaart te
brengen. Veel van het werk waar de interventiedenkers in de praktijk mee bezig zijn ontwíkkelt zich
in hoog tempo; dit vermoedelijk als antwoord op de merkbare Brenzen aan de wijze waarop we onze
westerse samenleving de afgelopen decennia hebben geordend. Naar verwachting zullen nieuwe en
diepgaande inzichten over alternatieven voor duurzaam organiseren op een menswaardige manier
zich de komende jaren aandienen. Door het diepgaand bestuderen van de opvattingen en werkwijze
van de interventiedenkers wil ik de state-of-the-art interventies in kaart brengen, evenals de
historische en toekomstige trend ervan, en de wijze waarop de resultaten van interventies bepaald
kunnen worden. Daarnaast heeft het onderzoek tot doel om via schouwend onderzoek in een casesector (zorgsector) de laatste ontwikkelingen ín de onderlinge relatie tussen mensel'rjke ontwikkel¡ng
en vorming, ontwikkeling van leiderschap en duurzame organisatieontwikkeling in kaart
en te analyseren. Vragen die hierbij centraal staan zijn:
(1-)
te brengen
hoe wordt in de praktijk invulling gegeven
aan bewustwording, leiderschap en duurzaamheid?, (2) wat is er gaande in de zorgsector op het
gebied van de interventies gericht op bewustwording, leiderschap en duurzaamheid? en (3) in welke
richting lijken in de praktijk de diep duurzame adaptieve oplossingen zich te ontwikkelen?
Het onderzoek beoogt een bijdrage te leveren aan de wetenschappelijke literatuur op het
geTntegreerde gebied van bewustzijnsontwikkeling, leiderschapsontwikkeling en duurzame
organisatieontwikkeling, waarbij als uitgangspunt wordt gehanteerd dat ontwikkeling doelt op een
dynamisch proces dat geen eindstaat kent. Een ontwikkelingsproces is nooit klaar. En daarmee is
duurzaamheid ook nooit af. Het beoogde promotieonderzoek heeft tot doel vernieuwend inzicht te
genereren in de elementen die de ontwikkelingsbeweging gericht op bewustwording, leiderschap en
duurzaamheid in gang zetten, en vervolgens in beweging houden, alsmede welke interventies en
interventie-methodieken deze beweging kunnen ondersteunen, zodat mensen individueel en
organisaties als geheel het vermogen kunnen ontwikkelen en verfijnen om blijvend diep duurzame
adaptieve oplossingen te creëren.
Bijlage
Onderstaand schema zet de beoogde elementen van het onderzoek in te tijd weer
uronderzoek: verdieping
S
Y
I
I
Ontlverp
¡
N
I
T
gesprekken
H
I
I
I
on
derzoeks-
I
I methodologie
t
I
I
E
I
s
,
E
4
EVALUATION FORM 2014 DAY
I
"S08 Qualitative Research Methods in Health Gare (lntroduction)"
2014 in Nijmegen
lll
The lecturer Dr. Marianne Dees
l.
The lecturer had the appropriate speed of presentation
(1 = too fast; 3 = appropriate; 5 = too slow).
1
2
3
4
5
2. The presentation was well structured
(1 = not well structured, 5 = well structured)
1
3.
2
3
4
5
The Iecturer answered questions appropriately
(1= fully disagree, 5 = fully agree).
1
2
3
4
5
4. Overall score lecturer
(1 = very bad;2 = ratherbad; 3 = notgood/notbad;4 = rathergood; 5 = very
good).
1
2
3
4
5
5. What are the strong points in the lecturer's presentation:
6. What are the weak points (points for improvement) in the Iecturer's
presentation:
lll
The lecturer Dr. Gijs Hesselink
l.
The lecturer had the appropriate speed of presentation
(1 = too fast; 3 = appropriate; 5 = too slow).
1
2.
3
4
5
The presentation was wellstructured
(1 = not well structured, 5 = well structured)
1
3.
2
2
3
4
5
The Iecturer answered questions appropriately
(1= fully disagree, 5 = fully agree).
1
2
3
4
5
4. Overall score lecturer
(1 = very bad;
good).
1
2= rather bad; 3 = not good/not bad; 4 = rather good; 5 = vêU
2
3
4
5
5. What are the strong points in the lecturer's presentation:
6. What are the weak points (points for improvement) in the lecturer's
presentation:
EVALUATION FORM 2014 DAY 2
"S08 Qualitative Research Methods in Health Care (lntroduction)"
2014 in Nijmegen
I
GENERAL
1.
2a
I'm affiliated with:
UM
RU/UM
RU/UMC
HAN
VUMC
Anders:
The information about the course gives a good picture about contents
and format of the course (l=fully disagree, 5=fully agree)*
2
1
2b.
2
2
3
4
5
3
4
5
4
5
4
5
The course objectives were clear
(l =fully disagree, 5=fully agree)*
2
1
2e
5
The course matched well with my starting level
(l =fully disagree, 5=fully agree)*
1
2d
4
The course organization is satisfactory (mailing of program materials,
logistics) (l=fully disagree, S=fully agree)*
1
2c.
3
3
The course was a useful introduction
(l =fully disagree, S=fully agree)*
1
*A.u.b. omcirkelen,
2
3
2r.
I have reached my personal aims for this course
(l =fully disagree, S=fully agree)*
2
1
3.
4
5
Would you recommend this course to colleagues?
(l =fully disagree, S=fully agree)*
2
1
4.
3
3
4
5
Please assign a score (1-f 0) to the course for the following items:
a. didactic effect
1
2
3 4 5
6
7
I
I
10
6
7
I
I
10
b. general organization
1
2
*A.u.b. omcirkelen.
3 4 5
II CONTENTS
1.
Which part of the course was the most useful to you, and why?
Please mention foptbs as indicated in the program.
2.
Which part of the course was the least useful to you, and why?
3.
How could the course be improved ( contents, format, organization)?
4.
Additional comments/suggestions.
lll lll
1
The lecturer/tutor Drs. Jasper van Riet Paap
The lecturer had the appropriate speed
(1 = too fast; 3 = appropriate; 5 = too slow).
2
1
2.
2
5
3
4
5
The lecturer answered questions appropriately
(1= fully disagree, 5 = fully agree).
2
1
4.
4
presentation
The presentation was well structured
(1 = not well structured, 5 = well structured)
1
3
3
of
3
4
5
Overall score Iecturer
(1 = very baQ2 = ratherbad; 3 = notgood/not bad; 4 = rathergood; 5 = vêU
good).
1
2
3
4
5
5.
What are the strong points in the Iecturer's presentation:
6
What are the weak points (points for improvement) in the Iecturer's
presentation:
The lecturer Dr. Marieke Groot
1
The lecturer had the appropriate speed
(1 = too fast; 3 = appropriate; 5 = too slow).
2
1
2
2
5
3
4
5
The lecturer answered questions appropriately
(1= fully disagree, 5 = fully agree).
2
1
4.
4
presentation
The presentation was well structured
(1 = not well structured, 5 = well structured).
1
3.
3
of
3
4
5
Overall score lecturer
(1 = very bad;2 = ratherbad; 3 = notgood/not bad;4 = rathergood; 5 = vêU
good).
1
2
3
4
5
5.
What are the strong points in the Iecturer's presentation:
6
What are the weak points (points for improvement) in the lecturer's
presentation:
lll
The lecturer Drs. Jeannette Heldens
The lecturer had the appropriate speed
(1 = too fast; 3 = appropriate; 5 = too slow).
1
2
1
2.
2
4
5
3
4
5
The lecturer answered questions appropriately
(1= fully disagree, 5 = fully agree).
2
1
4.
presentation
The presentation was well structured
(1 = not well structured, 5 = well structured)
1
3
3
of
3
4
5
Overall score lecturer
(1 = very bad;2 = ratherbad; 3 = notgood/not bad; 4 = rathergood; 5 = vêU
good).
1
2
3
4
5
5.
What are the strong points in the lecturer's presentation:
6
What are the weak points (points for improvement) in the lecturer's
presentation: