Uitspraak 13 februari 2014

DSB COMMISSIE BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN
BESLISSING van 13 februari 2014 inzake het verzoek met referentie 'CBO009
van
'
woonachtig te
hierna: “Verzoekster”
tegen
Mr. R.J. Schimmelpenninck en mr. B.F.M. Knüppe qq curatoren in het faillissement
van DSB Bank N.V.
gevestigd te Wognum
hierna: “Curatoren”
1. Akkoord op Hoofdlijnen
1.1 Op 19 september 2011 is tussen Stichting Steunfonds Probleemhypotheken, Stichting
Platform Aandelen Lease, Stichting Achmea Rechtsbijstand, Stichting Univé Rechtshulp,
Algemene Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V., Stichting Schaderegelingskantoor
voor Rechtsbijstandverzekering, DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij,
vertegenwoordigende consumenten (“Klanten”) van DSB Bank, (hierna gezamenlijk:
"Belangenorganisaties") en Curatoren het Akkoord op Hoofdlijnen overeengekomen (hierna:
“Akkoord”). Het Akkoord is ter inzage op www.dsbcompensatie.nl. Voor alle hierna niet
nader in deze beslissing gedefinieerde begrippen wordt verwezen naar de definitie die daaraan
is toegekend in het Akkoord.
1.2 Volgens de doelstelling van zowel Curatoren als de Belangenorganisaties is in het
Akkoord een regeling vastgesteld ter beslechting en voorkoming van geschillen over alle
Claims ter zake van Zorgplichtschendingen die verband houden met in dit Akkoord nader
gedefinieerde Koopsompolissen, Beleggingsverzekeringen en alle (andere) aspecten van de
dienstverlening door DSB Bank. Deze regeling is op alle Klanten van toepassing.
1.3 Een op grond van het Akkoord vastgestelde compensatie wordt uitsluitend aan Klanten
aangeboden onder de voorwaarde van algehele en finale kwijting zoals geformuleerd in het
Akkoord. Zo lang als de in het Akkoord opgenomen regeling echter niet op basis van de Wet
Collectieve Aansprakelijkheid (correctie redactie: lees: “Afwikkeling”) Massaschade
algemeen verbindend is verklaard (zoals thans nog het geval is), staat het een Klant vrij om
een aangeboden vergoeding niet te accepteren, zonder dat daardoor (eventueel nog
openstaande) rechtsmiddelen worden prijsgegeven.
2. Commissie Bijzondere Omstandigheden; omvang bevoegdheid
2.1 In artikel 2.7.12 voorziet het Akkoord in de mogelijkheid voor een Klant om bepaalde
kwesties aan de Commissie Bijzondere Omstandigheden (hierna: “CBO”) voor te leggen. De
CBO bestaat uit drie door Curatoren en de Belangenorganisaties gezamenlijk benoemde
onafhankelijke personen.
2.2 De CBO is slechts bevoegd om kennis te nemen van en te beslissen over de kwesties die
zijn gespecificeerd in artikel 2.7.12 onder a, b en/of c van het Akkoord. Zij neemt bij de
beoordeling van haar bevoegdheid en van de voorgelegde verzoeken in ieder geval de
aanvullende regelingen in acht die Curatoren en de Belangenorganisaties hebben vastgelegd
in de in artikelen 2.7.13 tot en met 2.7.16 genoemde bijlagen bij het Akkoord.
2.3 De CBO neemt voorts bij de uitoefening van haar werkzaamheden het Reglement
Commissie Bijzondere Omstandigheden in acht dat ter inzage is op www.dsbcompensatie.nl
(hierna: “Reglement”).
3. Verzoek, reactie Curatoren
3.1 Verzoekster heeft per e-mail op 17 september 2013 een verzoekformulier met bijlagen bij
de CBO ingediend. Op verzoek van de CBO heeft Verzoekster op 1 oktober 2013 de brief van
Curatoren van 8 juli 2013 betreffende ‘Uitkomst beoordeling compensatieregeling’ (hierna:
“Beoordeling Compensatieregeling”) en haar bezwaarschrift van 15 juli 2013 met bijlagen
(hierna: “Bezwaar”) overgelegd. Het verzoekformulier met bijlagen, de Beoordeling
Compensatieregeling en het Bezwaar worden hierna als “Verzoek” aangeduid. Op verzoek
van de CBO is op 30 oktober 2013 de ingevolge artikel 3.7 van het Reglement verschuldigde
eigen bijdrage voldaan.
3.2 Bij mail van 6 november 2013 heeft de CBO het Verzoek aan Curatoren doorgestuurd
teneinde zich hierover uit te laten. Bij brief van 4 december 2013 hebben Curatoren hun
standpunt aangaande het Verzoek aan de CBO en Verzoekster toegezonden (hierna:
“Standpunt Curatoren”). Bij mail van 12 december 2013 heeft Verzoekster de CBO haar mail
van 9 december 2013 aan Curatoren (hierna: “Reactie op Standpunt Curatoren”) ter
kennisneming doen toekomen.
4. Ontvankelijkheid
4.1 Een verzoekende partij kan ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek indien in ieder
geval aan de volgende voorwaarden is voldaan. De verzoekende partij moet kunnen worden
aangemerkt als Klant in de zin van het Akkoord en heeft ingevolge artikel 2.7.17 van het
Akkoord de bezwaarfase doorlopen zoals nader uitgewerkt in paragraaf 3 van het Reglement.
Bovendien dient een verzoek tijdig te zijn ingesteld.
4.2 Uit het Verzoek is genoegzaam gebleken dat Verzoekster als consument diensten heeft
afgenomen van DSB Bank. Verzoekster kan derhalve worden aangemerkt als Klant.
4.3 Verzoekster en Curatoren hebben in maart 2011, door aanbod en acceptatie respectievelijk
op 11 en 26 maart, een overeenkomst (hierna te noemen “Overeenkomst d.d. 26.03.2011”)
gesloten, waarbij Curatoren aan een aantal klachten van Verzoekster tegemoet zijn gekomen.
Op voorstel van Curatoren heeft Verzoekster bij deze overeenkomst geen finale kwijting
behoeven te verlenen aangezien op dat moment de algemeen geldende kaders, waarbinnen
vergoedingen zouden kunnen plaatsvinden (lees: het – ongeveer een half jaar later tot stand
gekomen- Akkoord) nog niet waren vastgesteld. Aldus is voor Verzoekster de weg naar de
CBO open gebleven.
4.4 De CBO stelt vast dat Verzoekster op grond van de bijlagen die onderdeel uitmaken van
het Verzoek de bezwaarfase heeft doorlopen met inachtneming van de termijnen en
bepalingen als omschreven in artikel 3 van het Reglement. Het Bezwaar van 15 juli 2013
tegen de Beoordeling Compensatieregeling van 8 juli 2013 is tijdig ingediend. Bij brief van 4
september 2013 betreffende ‘Uw bezwaar’ (hierna: “Reactie Bezwaar”) hebben Curatoren op
het Bezwaar gereageerd. Het Verzoek is vervolgens bij de Geschillencommissie (correctie
redactie: lees: “CBO”)binnengekomen op 17 september 2013, waarmee Verzoekster binnen
de verzoektermijn van zes weken is gebleven.
4.5 De CBO acht Verzoekster ontvankelijk in haar Verzoek.
5. Exceptioneel geval
5.1 In het Standpunt Curatoren geven Curatoren aan dat de Overeenkomst d.d. 26.03.2011
Verzoekster in een gunstiger positie heeft gebracht dan indien zij zou zijn gecompenseerd
conform het Akkoord, welke stelling Verzoekster in de Reactie op Standpunt Curatoren niet
heeft weersproken. De CBO acht deze stelling aannemelijk, in ieder geval voor zover het
betreft de volledige restitutie van de koopsom voor een overlijdensrisicoverzekering (waar het
Akkoord slechts gedeeltelijke restitutie mogelijk maakt) en de vergoeding voor kosten van
een financieel adviseur (welke mogelijkheid het Akkoord niet biedt). Voorts heeft
Verzoekster de conclusie van Curatoren in de Beoordeling Compensatieregeling dat na
voornoemde koopsomrestitutie volgens het Akkoord geen aanspraak kan worden gemaakt op
poliscompensatie, niet betwist. Bovendien heeft Verzoekster de conclusie van Curatoren dat
geen sprake is van overkreditering, evenmin betwist, terwijl het Akkoord in verband met de
wijze van kredietverlening slechts compensatie biedt indien van overkreditering sprake is.
5.2 Verzoekster heeft haar ontevredenheid getoond over het feit dat Curatoren niet bereid zijn
gebleken een aantal van haar schadeposten die alle verband houden met de wijze van
kredietverlening door DSB Bank, op een niet in het Akkoord genoemde wijze te vergoeden.
Zij heeft echter nagelaten feiten of omstandigheden te stellen, die haar situatie, ook na juiste
toepassing van het Akkoord, althans de specifieke regeling in de Overeenkomst d.d.
26.03.2011, dermate schrijnend maakt dat die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
onaanvaardbaar is en tot aanpassing van de met haar getroffen regeling zou moeten leiden.
5.3 Voor zover Verzoekster als schrijnend heeft willen aanmerken de door haar gestelde
omstandigheid dat zij een baan is misgelopen als gevolg van een te hoge registratie bij BKR
(een Persoonlijke Lening met een bruto hoofdsom (PL), in plaats van een Doorlopend Krediet
met een kredietlimiet (DK)) en dat dit het gevolg is van een onjuiste advisering bij de
kredietverlening door DSB Bank, overweegt de CBO als volgt. Verzoekster is niet in staat
gebleken om op basis van feiten aannemelijk te maken dat zij daadwerkelijk om de door haar
gestelde reden is afgewezen voor de functie, waarop zij had gesolliciteerd. Indien een
toekomstige werkgever criteria stelt met betrekking tot de schuldenpositie van een
solliciterende werknemer is dat bovendien een omstandigheid, die uitsluitend die beoogde
werkgever en die solliciterende werknemer aangaat. Dit kan DSB Bank als kredietverlener
niet worden tegengeworpen in de sfeer van een onjuiste advisering en ligt geheel binnen de
verantwoordelijkheid van Verzoekster.
5.4 Voor zover Verzoekster als schrijnend heeft willen aanmerken de door haar gestelde
omstandigheid dat de onder 5.3 genoemde registratie bij BKR de oorzaak is geweest van de
afwijzing van een hypotheekaanvraag, waardoor zij een lastenvermindering zou zijn
misgelopen en dus schade heeft geleden en dat dit eveneens het gevolg is van een onjuiste
advisering door DSB Bank, overweegt de CBO als volgt. In het midden wordt gelaten de
vraag of er een verband kan worden vastgesteld tussen voornoemde registratie en de afwijzing
van de hypotheekaanvraag en of de door Verzoekster gestelde schade door haar is geleden.
Zelfs indien sprake zou zijn geweest van onjuiste advisering door DSB Bank en / of curatoren
– de kern van het standpunt van Verzoekster, dan strandt het Verzoek op Annex F onder
artikel 3.1.b. van het Akkoord, waarin, samengevat, wordt bepaald dat niet goede advisering
niet kan leiden tot aanpassing van de rechtsgevolgen van een regeling.
5.5 Op grond van het hiervoor gestelde kan het Verzoek niet worden toegewezen.
6. Beslissing
De CBO wijst het Verzoek af.
Tegen deze beslissing kan geen beroep worden ingesteld.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.J. Bunjes, mr. S.M.A.J. den Ouden-Huijgen en drs.
J.H. Mersmann, in aanwezigheid van mr. O.R. van Brunschot te Amsterdam op 13 februari
2014 en ondertekend door mr. Bunjes als voorzitter en mr. van Brunschot als secretaris.