pg 27 tot en met pg 34

ZONE I - FASE 2 : REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN NEST
STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN
1. Bestemming
Deze zone is bestemd voor de vestiging van regionale industriële bedrijven en
activiteiten met een aanvaardbare milieuhinder zoals bedoeld in de artikelen 7 en 8, Hd
2.1.1. en 2.1.2. van het Koninklijk Besluit van achtentwintig december negentienhonderd
tweeënzeventig.
Bedrijfswoningen, toegangswegen en parkeerplaatsen zijn toegelaten. De nietbebouwde of verharde gedeelten moeten maximaal worden voorzien van groenaanleg.
Parkeerplaatsen binnen deze niet-bebouwde of verharde zone zijn toegelaten. Verharde
gedeelten dienen zoveel als mogelijk uitgevoerd in waterdoorlatende materialen.
De beplanting dient binnen het jaar na het in gebruik nemen van de gebouwen
uitgevoerd te zijn.
Het bestaande groen moet in de mate van het mogelijke opgenomen worden in de
groenaanplanting rondom de percelen.
Commerciële activiteiten, detailhandel, ambachtelijke bedrijven, kantoren en
complementaire dienstverlenende bedrijven worden niet toegelaten.
Bij het indienen van een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning dient een nota
toegevoegd te worden, waarbij duidelijk aangetoond wordt dat het bedrijf een regionale
afzetmarkt heeft, waarbij de productie de belangrijkste component van de
bedrijfsactiviteit is.
De voorziene openbare wegen, aanhorigheden en openbare nutsvoorzieningen zullen
vrij en onbelast aan de gemeente afgestaan worden, ten laatste bij de eindoplevering
der werken.
2. Ontsluiting
De verkaveling van dit gebied moet zodanig geconcipieerd worden dat alle bedrijven
rechtstreeks of langs nog aan te leggen zijwegen kunnen ontsloten worden via de
centrale ontsluitingsweg (Noorwegenstraat).
Toegangswegen die in verbinding staan met de Doornzelestraat zijn verboden, tenzij
voetgangers- en fietsdoorsteken.
Deze centrale ontsluitingsweg zal aansluiten op de R4.
3. Perceelsvoorschriften
-
De mogelijkheid bestaat erin om flexibele perceelsgrenzen te hanteren. Aaneen
palende percelen kunnen samengenomen worden. De samengenomen percelen
worden dan als één perceel beschouwd en krijgen dezelfde normeringen als verder
beschreven. De ontsluiting van elk lot dient verzekerd te blijven. In het bedrijventerrein zullen er vier zones zijn met vaste perceelsgrenzen.
-
-
-
-
De mogelijkheid bestaat erin om binnen de verschillende zones flexibele
perceelsgrenzen te hanteren. Dit betekent dat de perceelsgrenzen maximum 10m
kunnen verschuiven t.o.v. de op het plan ingetekende positie.
Aaneen palende percelen kunnen samengenomen worden. De samengenomen
percelen worden dan als één perceel beschouwd en krijgen dezelfde normeringen
als verder beschreven.
Bij het wijzigen van de perceelsgrenzen bedragen de perceelsoppervlaktes minimum
5.000 m2. Voor de percelen met een kleiner oppervlakte (nl. de percelen 13-19-2223-24 en 26) geldt dat ze enkel kunnen evolueren naar percelen van minstens 5.000
m2.
zone 1 : 1 en 27
zone 2 : 2, 3, 4, 5, 6, 7, 21, 22, 23, 24, 25 en 26
zone 3 : 8, 9, 10, 11, 12, 18, 19 en 20
zone 4 : 13, 14, 15, 16 en 17.
Overdekte fietsstallingen moeten voorzien worden voor minstens 15% van de
werknemers.
De maximum bebouwde en verharde ruimte mag tachtig procent (80 %) van het
perceel niet overschrijden. Elke bouwaanvraag zal een ordeningsplan en de
groenvoorzieningen voor de onbebouwde ruimte bevatten. Zo veel mogelijk wordt
aangesloten bij de groenaanplanting van het naburig perceel.
Er dient per perceel een bouwvrije strook in acht genomen te worden van minstens
tien (10) meter ten opzichte van de rooilijn, en van minstens vijf (5) meter ten
opzichte van de zij- en achterperceelsgrens (met uitzondering als het gaat om
gekoppelde bebouwingen). In de bouwvrije zij- en achterstroken is de aanleg van
rijwegen toegelaten, en in die mate verplicht, dat een normale toegang voor de
brandweer, rond het gebouw mogelijk is. Een strook van twee komma vijf (2,50)
meter gemeten vanaf de zij- en achterperceelsgrenzen dient als groene ruimte te
worden aangelegd en als dusdanig te worden gehandhaafd.
een bedrijfswoning, geïntegreerd in de bedrijfsgebouwen en met een maximum
volume van 1.000m3 is toegestaan.
voor de terreinen gelegen in zone 1 dient de groenvoorziening (bosaanplanting) te
gebeuren binnen de strook aangeduid op het verkavelingplan. Deze geplande
afwerking van de bosrand dient bij de aanvraag stedenbouwkundige vergunning
gevoegd te worden.
Grondpeil
Met het oog op een behoorlijke afwatering van de terreinen mag het grondpeil van
elke kavel nergens lager worden gehouden dan het minimumpeil van de as der
aanpalende ontsluitingswegen van het industriepark. Afgravingen worden niet
toegestaan en ophogingen mogen niet hoger zijn dan vijftig (50) centimeter boven
de rug van de weg.
De bouwhoogte, gemeten van het grondpeil tot de bovenkant van de kroonlijst
bedraagt maximum vijftien (15) meter.
Het volume van de op te richten gebouwen moet zich bevinden binnen het gabarit,
gevormd door een hoek van vijfenveertig graden (45°) die aanvangt ter hoogte van
het grondpeil aan de perceelgrenzen aan de rooilijn en een hoek van zestig graden
(60°) aan achter- en zijkanten van het perceel. Er kan van bovenstaande norm
afgeweken worden indien er met aanpalende percelen gekoppelde bebouwing
voorzien wordt.
-
-
-
Eén afzonderlijke bedrijfswoning per perceel met een maximale grondoppervlakte
van tweehonderd vierkante meter (200 m2) en maximaal twee bouwlagen begrepen
in het bedrijfsgebouw is toegelaten.
Kwaliteit van de gebouwen
Er moet via een verzorgd materiaalgebruik en een aangepaste vormgeving gestreefd
worden naar architecturaal aantrekkelijke projecten. Geleding van de gevel en
verzorging van de details zijn belangrijk en moeten samen met het materialengebruik
en de volumewerking zorgen voor een harmonische gevelcompositie.
Aanvaardbare materialen zijn onder meer:
- baksteenmetselwerk
- geprofileerde beplating in staal of aluminium (gemoffeld)
- geëxtrudeerde in de massa gekleurde vezelcementpanelen
- cellenbetonpanelen, voorzien van een aangepaste verf of een bepleistering –
sierbeton
Als dakmaterialen kunnen onder andere worden gebruikt:
- in de massa gekleurde zwarte of donkerbruine vezelcementgolfplaten
- geprofileerde beplating in staal of aluminium
- roofing op platte of zacht hellende daken.
Van een gevelwand gericht naar het openbaar domein dient minimaal tien procent
(10 %) van de oppervlakte uit beglazing te bestaan.
Erfscheidingen
Behoudens beplantingen, mogen erfscheidingen slechts worden uitgevoerd in palen
met draadwerk. Volle wanden worden niet aanvaard.
Parkeerruimte, toegang en opritten:
Binnen de grenzen van het perceel waarop een gebouw wordt opgericht dient
tegelijkertijd een parkeerruimte te worden aangelegd met een minimale
stallingscapaciteit zoals hierna wordt bepaald:
- voor ateliers, opslagplaatsen en dergelijke: één parkeerplaats per honderd
vierkante meter (100 m2);
- voor kantoorruimte, toonzaal en dergelijke: één parkeerplaats per vijftig vierkante
meter (50 m2);
- per woongelegenheid: twee parkeerplaatsen;
- volgens de capaciteiten van het bedrijf : fietsstallingen.
De parkeerplaatsen mogen slechts via de toegangswegen van het bedrijf ontsloten
worden. Laad- en losplaatsen moeten volledig gelegen zijn op het eigen terrein.
Het aantal toegangen (maximum breedte tien meter) tot het openbaar domein wordt
per perceel beperkt tot één indien de perceelsbreedte kleiner of gelijk is aan vijftig
(50) meter. Voor perceelbreedtes tussen vijftig (50) en honderd (100) meter zijn twee
opritten toegelaten. Per honderd (100) meter bijkomende breedte wordt één
bijkomende toegang toegelaten.
4. Groenvoorzieningen
1. Een beplantingsplan voorziet in een minimaal aantal streekeigen hoogstambomen
met minimum sectie twaalf/veertien (12/14), berekend à rato van één (1) stuk per
één komma vijf are (1,5 a) eigendomsoppervlakte, weliswaar vrij in te planten.
Exoten of siercultivars kunnen gekozen worden, maar alleen door ze bovenop dat
vermelde minimumquotum aan streekeigen bomen te tellen.
De niet-bebouwde en niet-verharde ruimte dient volledig aangelegd te worden met
gras, bloemen, bodembedekkers, struiken, bosgoedmassieven en bomen. Het
aandeel open grasvlakte binnen deze groene oppervlakte zal maximaal vijftig
procent (50 %) ervan bedragen.
Kappingen van bomen en struiken zijn onderworpen aan de gemeentelijke
reglementeringen terzake.
2. Soortenlijst:
Voor het minimumquotum aan streekeigen hoogstammige bomen, voor de
bosgoedmassieven, voor de hagen of houtkanten, voor streekeigen ondergroei of
klimplanten, dient gekozen te worden uit volgende inheemse soorten : zomereik
(Quercus robur), beuk (Fagus syivatica), zwarte els (Alnus glutinosa), ruwe berk
(Betula pendula), zachte berk (Betula pubescens), gewone es (Fraxinus excelsior),
gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), veldesdoorn (Acer campestre), winterlinde
(Tilia cordata), zomerlinde (Tilia platyphyllos) he, veldolm (Ulmus minor),
ratelpopulier (Populus tremula), zwarte populier (Populus nigra), witte abeel (Populus
alba), grauwe abeel (Populus canascens), witte meidoorn (Crataegus monogyna),
boswilg (Sallx caprea) max, schietwilg (Sallx alba), grauwe wilg (Sallx cinera), vlier
(Sambucus nigra), sleedoorn (Prunus spinosa), sporkehout (Rhamnus frangula),
wilde liguster (Llgustrum vulgare), wegedoorn (Rhamnus catharticus), wilde lijsterbes
(Sorbus aucuparia), hazelaar (Corylus avellana), haagbeuk (Carpinus betulus), zoete
kers (Prunus avium), inlandse vogelkers (Prunus padus), Gelderse roos (Viburnum
opulus), kardinaalsmuts (Euonymus europaeus), rode kornoelje (Cornus sanguinea),
gele kornoelje (Cornus mas), hondsroos (Rosa Canina), venijnboom (Taxus
baccata), hulst (llex aquifolium), klimop (Hedera helix), kamperfoelie (Lonicera
perclymenum), bosrank (Clematis vitalba)
3. Buffergroen Beekstraat
Voor de loten nummer 14, 15, 16 en 17 dient in de zone evenwijdig aan de
Beekstraat een bufferstrook aangelegd te worden met een minimale breedte van tien
(10) meter vertrekkend van de achterste perceelsgrens. Deze zone dient als visuele
en fysieke buffer tussen de bedrijvenzonde en de omliggende gebieden. Ze zal
daarom beplant worden met een schermgroen bestaande uit opgaande bomen en
onderbegroeiing. Als opstart hiervoor mag evenwel gewerkt worden met driejarige
zaailingen. Deze groenstrook zal binnen de percelen liggen. De groenstrook wordt
beplant met inheemse beplanting (zoals hierboven beschreven). Voorts wordt vereist
dat een ruimte mate van veelsoortigheid en menging wordt toegepast : minimaal
vijftien (15) soorten daarom.
4. Groene wand Doornzelestraat
De overgang van het bedrijventerrein naar de naastgelegen Doornzelestraat wordt
gevormd door een doorlopende en dichte groene wand. Deze circa vijfentwintig (25)
meter brede groene wand is gelegen in het koppelingsgebied.
In deze zone is de aanleg van de waterbuffer ‘Wadi’ mogelijk is (conform de
bijgevoegde plannen).
Deze zone zal beplant worden met bosplantsoen te kiezen uit volgende lijst. De
aanplanting zal gebeuren het eerstvolgende plantseizoen volgend op of gelijktijdig
met de uitvoering van de wegeniswerken van het regionaal bedrijventerrein. In de
tien (10) meter brede zone bepaald door de Distrigas-leiding vijf (5) meter aan
weerszijden van de leiding) dient de aanplanting te bestaan uit struikgewas en/of
bomen waarvan de hoogte maximaal twee en een halve meter bedraagt en de
diameter gemeten op honderd vijftig (150) centimeter hoogte de tien (10) centimeter
niet zal overschrijden: ratelpopulier (Populus tremula), witte abeel (Populus alba),
braam (Rubus fruticosus), boswilg (Salix caprea), schietwilg (Salix alba), katwilg
(Salix Viminalis), kraakwilg (Salix fragilis), els (Alnus glutinosa), witte els (Alnus
Incana), zoete kers (Prunus avium), laurierkers (Prunus Laurocerasus), inlandse
vogelkers (Prunus padus), veldesdoorn (Acer campestre), winterlinde (Tilia cordata),
zomerlinde (Tilia platyphyllos), meelbes (Sorbus aria), wilde lijsterbes (Sorbus
aucuparia), hazelaar (Corylus avellana), vuilboom (Frangula Agnus), vlier
(Sambucus nigra), hulst (Ilex aquifolium), olijfwilg (Elaeagnus x ebbingei), den (Pinus
sylvestris, Pinus negra), venijnboom (Taxus baccata)
5. Erfdienstbaarheden
1. Nutsvoorzieningen
Nutsleidingen, zoals riolering, gas, water, elektrische leidingen, telecominfrastructuur en andere kunnen worden geplaatst binnen de perceelsgrenzen, langs
de openbare weg in een strook met een breedte die de vijf (5) meter niet zal
overschrijden.
2. Pijpleidingen
De verkaveling wordt doorkruist door diverse pijpleidingen welke aanleiding geven tot
erfdienstbaarheden op de betrokken en eventueel aanpalende loten. De uitoefening
van deze erfdienstbaarheden wordt geregeld door de wet van twaalf april
negentienhonderd zesenzestig en haar uitvoeringsbesluiten inzonderheid het
Koninklijk Besluit van éénentwintig september negentienhonderd achtentachtig en
het Koninklijk Besluit van vierentwintig januari negentienhonderd éénennegentig en
bepaalt onder meer:
- De beheerders van de installaties en hun aannemers hebben toegang tot de
percelen waar hun leiding gelegen is met het oog op inspectie en in
noodsituaties.
- Voor werken uit te voeren binnen de beschermde zone (breedte dertig (30)
meter, vijftien (15) meter langs weerszijden van de leiding) geldt een
meldingsplicht aan de vergunninghouder van de betrokken leiding.
- Binnen de voorbehouden zone (afmetingen afhankelijk van de diameter en aard
van de leidingen) mogen geen bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd (inclusief
stapelingen en reliëfwijzigingen).
a) Specifieke bepalingen:
- leidingen beheerd door Distrigas, naamloze vennootschap (DN 1200 mm
Zomergem – Herent en toekomstig aan te leggen leiding)
- Ingeval van het plaatsen van een afsluiting dient Distrigas steeds de toegang
te hebben tot haar installaties.
- De voorbehouden zone heeft een breedte van tien (10) meter (vijf (5) meter
aan weerszijden van de leiding). In de voorbehouden zone mag niet
overgegaan worden tot :
- het heien van palen of piketten;
- het verkeer van zwaar rollend materieel, behoudens voorafgaande
instemming van Distrigas;
- het gebruik van mechanische graaftuigen, behoudens voorafgaande
instemming van Distrigas;
- beplantingen met andere bomen of struiken dan deze welke toegelaten
worden door Distrigas;
- het oprichten van gebouwen, gesloten lokalen, tuinhuisjes, enz.;
- het uitvoeren van drainagewerken, behoudens voorafgaande instemming
van Distrigas;
- het aanleggen van terrassen, zwembaden, sportterreinen, enz.;
- De beschermde zone heeft een breedte van dertig (30) meter (vijftien (15)
meter langs weerszijden van de leiding). In de beschermde zone zijn alle
werken en uitgravingen of ontgrondingen welke de stabiliteit van de grond of
de ondergrond waarin de aardgasvervoerinstallaties zich bevinden in het
gedragen zouden kunnen brengen verboden.
- Distrigas heeft het recht om in het kader van de erfdienstbaarheid nonaedificandi de gebouwen die in strijd met de bepalingen van bovenstaande
opgetrokken zijn, te laten afbreken en de wederrechtelijk groeiende bomen of
struiken met een stamdiameter van meer dan tien (10) centimeter (gemeten
op honderd vijftig (150) centimeter hoogte boven het maaiveld), of met een
hoogte van meer dan twee en een halve (2,5) meter, zelfs al werden zij niet
aangeplant, te laten omhakken op kosten van de eigenaar.
b) leidingen beheerd door de Nationale Maatschappij der Pijpleidingen naamloze
vennootschap (DN 500 mm Zeebrugge – Gent Carcoke – vroegere Texaco leiding
en 2x DN 150 mm Air Products)
- De voorbehouden zone voor de leiding DN 150 mm (Air Products) bedraagt
vier meter (4 m) : twee (2) aan weerszijden van de leiding.
- Voor de leiding DN 500 mm (Carcoke – vroegere Texaco) is de voorbehouden
zone niet van toepassing vermits het hier om een lagedrukleiding gaat. In de
praktijk dient een bouwverbod van circa vijf (5) meter gehandhaafd te blijven,
maar kunnen een aantal bouwwerken getolereerd worden. De maatregelen
die hierbij moeten genomen worden dienen bepaald te worden in overleg met
de vergunninghouder.