Toets CAT B3.1 / C ursusafh hankelijk ke toets

VUmc-com
mpas
toetsing
Toets
CAT B3.1 / Cursusafh
hankelijk
ke toets
Collegeja
aar
Cursus
2013--2014
Infecttie en infla
ammatie
Cursuscoörrdinator
Mw.drs
s. T.A.M. Hekkker / dr. M. van Agtmael
Gelegenheid
1e
m
Toetsdatum
3
27 september 2013
Tijd
half uur langer voor extra
a-tijd studentten)
15.15 - 17.15 uur (h
Plaats
TenT-h
hal VU camp
pus
Aantal en tyype vragen
57 mee
erkeuzevrage
en: 1 tweeke
euze-,3 driek
keuze-, 43 vieerkeuze-,
6 vijfke
euze-, 4 zeskkeuze-.
Aantal versiies
1
Druk
tweezijdig bedrukt
e hulpmiddele
en
Toegestane
geen
Studentin
nstructie:
MC-toets: kies het beste (volledig juiste e
en meest complete)
c
antwoord
a








e telefoons uit en in de
mobiele
e tas onder de stoel
alléén ttoetsbenodigdheden op
o tafel
vragen
n over de inh
houd van de
e toets word
den NIET beantwoord
b
comme
entaren na afloop
a
naarr de JVC va
an je cursus
toiletbe
ezoek NIET toegestaan
n
fraude wordt bestrraft


kras NIIET op het geel
g
antwoorrdformulier!! Ook geen doorhalinge
d
en!
Foutiev
ve hokjes co
orrigeren do
oor zeer goe
ed te gumme
en!
Geen s
studentnumm
mer invullen
n betekent g
geen resulta
aat!

Kleur d
de hokjes du
uidelijk in met
m uw potlo
ood!!
Succes!
Vs A CAT 3..1 Infectie en inflammatie 27
2 septemberr 2013
Pagina 1 van 12
Vs A CAT 3.1 Infectie en inflammatie 27 september 2013
Pagina 2 van 12
1
Een tevoren gezonde Oekraïnse vrouw van 32 jaar, 3 maanden geleden bevallen van haar
tweede kind, presenteert zich op de polikliniek inwendige geneeskunde. Zij heeft sinds 6
weken klachten van moeheid, afvallen (10 kg), hoesten, hemoptoë en een temperatuur van
38oC. De hiv test is negatief. De X-thorax laat bilateraal infiltratieve afwijkingen zien.
Welke verwekker van deze pneumonie is het meest waarschijnlijk?
a. Cytomegalovirus
b. Mycobacterium tuberculosis
c. Mycobacterium avium
d. Legionella pneumophila
e. Cryptococcus neoformans
f. Bacillus anthracis.
2
Met behulp van de ‘judo’-techniek probeert de arts bij weerstand van een patiënt
a. over te schakelen op een ander gespreksniveau
b. zijn eigen weerstand te vergelijken met die van de patiënt
c. de weerstand te bagatelliseren
d. mee te geven met de weerstand
e. de weerstand met argumenten te tackelen.
3
Welke factoren bepalen de initiële keuze voor een antibioticum voor een patiënt met een
acute prostatitis?
a. Gevoeligheid meest voorkomende micro-organismen en penetratie in weefsel
b. Resistentie van Gramnegatieve bacteriën en concentratie in de urine
c. Halfwaardetijd van het antibioticum en farmacogenetica
d. Overgevoeligheidsreacties en immuunstatus.
4
Op basis van welke twee bevindingen wordt de diagnose polymyalgia reumatica gesteld?
a. Pijn en/of stijfheid in schouder- en/of bekkengordel én een verhoogde BSE
b. Pijn en/of stijfheid in schouder- en/of bekkengordel én het verdwijnen van de klachten
na start behandeling met prednison
c. Een verhoogde BSE én het verdwijnen van de klachten na start behandeling met
prednison.
5
Je ziet een 56-jarige vrouw met astma op de polikliniek. Zij gebruikt een poederinhalator
met fluticason en salmeterol en daarnaast montelukast tabletten. Zij klaagt over heesheid
en heeft witte plaques gezien op haar tong en palatum.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
a. Orofaryngeale candidiasis door gebruik van fluticason
b. Orale aften door verminderde lokale afweer door gebruik van montelukast
c. Neerslag van fluticason en salmeterol inhalatiepoeder
d. Bacteriële infectie van de orale mucosa.
6
Welke factoren spelen een rol in de farmacokinetiek van co-trimoxazol?
a. Nierfunctie en farmacogenetica (G6PD)
b. Ontleding in de maag en korte halfwaardetijd
c. Cytochroom P450 in de lever en first-pass effect
d. Slechte orale absorptie en nierfunctie.
Vs A CAT 3.1 Infectie en inflammatie 27 september 2013
Pagina 3 van 12
7
Een 58-jarige vrouw komt op het spreekuur vanwege progressieve pijn en functiebeperking
van de linkerschouder. Zeven dagen geleden heeft zij een lokale corticosteroïdinjectie in de
schouder gehad vanwege een peesontsteking. Aanvankelijk namen de pijnklachten hierna
af, maar sinds drie dagen heeft zij progressieve pijn. Bij onderzoek is de linkerschouder
warm en licht gezwollen en wordt subfebriele temperatuursverhoging (37,8 ºC) vastgesteld.
Laboratoriumonderzoek toont een verhoogde BSE (42 mm/1e uur), verhoogd CRP-gehalte
(122 mg/l) en leukocytose (20,4 x 109/l). Nierfunctie en serumuraatgehalte zijn normaal.
Een röntgenfoto van de schouder is niet afwijkend.
Wat is nu de meest waarschijnlijke oorzaak van haar schouderklachten?
a. Jicht
b. Hardnekkige peesontsteking
c. Reactieve artritis
d. Infectieuze artritis.
8
Bètalactam-antibiotica remmen de celwandsynthese. Voor bètalactam-antibiotica geldt dat
a. zij een lang post-antibiotisch effect hebben
b. een hoge concentratie belangrijker is dan een hoge blootstelling
c. de tijd boven de MIC belangrijk is.
9
Welke trias van symptomen is typisch voor mazelen?
a. Oorpijn, rash en Roth spots
b. Hoesten, conjunctivitis en Koplikse vlekjes
c. Roseolen, pneumonie en artritis
d. Lymfadenitis, oorpijn en exanthema subitum.
10
We spreken van herdimmunity als er sprake is van voldoende hoge antistoftitters in een
a. populatie na vaccinatie
b. kind na vaccinatie
c. diermodel na vaccinatie
d. ongevaccineerde.
11
Een 23-jarige vrouw meldt zich op de SEH na 1 dag koorts tot 38.5ºC, artralgieën en een
rash. Bij lichamelijk onderzoek vind je een diffuus, wegdrukbaar erytheem in gelaat, nek, op
romp en armen met cervicale lymfadenopathie. Zij heeft tevens petechiën op het zachte
gehemelte, die na 2 dagen weer verdwijnen.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
a. Mazelen
b. Humaan Herpesvirus
c. Roodvonk
d. Rubella.
12
Welke metabole of endocriene aandoening leidt niet alleen tot gewrichtsklachten maar ook
tot osteoporose?
a. Hypothyreoïdie
b. Hyperthyreoïdie
c. Hemochromatose
d. Acromegalie.
Vs A CAT 3.1 Infectie en inflammatie 27 september 2013
Pagina 4 van 12
13
Voor welk orgaan(systeem) heeft koorts nadelige gevolgen?
a. Lever
b. Hart
c. Nieren
d. Centraal zenuwstelsel.
14
Wat is kenmerkend in de pathogenese van cerebrale malaria?
a. Het verschijnen van gametocyten in het perifere bloed
b. Het plakkerig worden van de rode bloedcellen
c. Het uiteenvallen van de schizont
d. De hypoxie
e. De hypotensie.
15
Bij drug-induced lupus erythematodes (LE) blijven de ziekteverschijnselen langdurig
aanwezig na staken van het medicijn dat de drug-induced LE geïnduceerd heeft.
a. Juist
b. Onjuist.
16
Je ziet een patiënte op de eerste hulp. Het betreft een vrouw van 70 jaar die haar gehele
leven in Nederland gewoond heeft. De voorgeschiedenis vermeldt depressie en de ziekte
van Menière. Ze klaagt over hoesten met purulent sputum en de laatste week ook enkele
malen hemoptoë (bodem van een kopje). De eetlust is afgenomen en er is gewichtsverlies.
Op de thoraxfoto zie je een caviterende lesie in de rechterbovenkwab. Het geheel doet je
denken aan tuberculose.
Om welke vorm van tuberculose gaat het hier naar alle waarschijnlijkheid?
a. Latente tuberculose
b. Progressieve primaire tuberculose
c. Miliaire tuberculose
d. Secundaire tuberculose.
17
Patiënten met astma en hooikoorts kunnen ’s nachts wakker worden met klachten zoals
hoesten en piepende ademhaling. Wat is hiervan meestal de oorzaak?
a. Blootstelling aan huisstofmijt in bed
b. De gebruikelijke atsmamedicatie werkt ’s nachts niet afdoende
c. Late fase inflammatie in het kader van de allergische reactie
d. Nachtelijk IgE release door eosinofiele granulocyten.
18
Bij een 40-jarige vrouw wordt de diagnose reumatoïde artritis gesteld. Wat is de meest
gebruikelijke eerste keus medicamenteuze behandeling?
a. Corticosteroïden
b. Methotrexaat
c. TNF-antagonist
d. Methotrexaat in combinatie met een TNF-antagonist.
Vs A CAT 3.1 Infectie en inflammatie 27 september 2013
Pagina 5 van 12
19
Bloederige diarree zonder koorts zien we met name bij een darminfectie met
a. Yersinea enterocolitica
b. rota virus
c. Entamoeba histolytica
d. Giardia lamblia.
20
Welk geneesmiddel dat gebruikt wordt in de behandeling van astma staat bekend om zijn
smalle therapeutische breedte met als mogelijke bijwerkingen onregelmatige hartslag en
gastro-intestinale klachten?
a. Salbutamol
b. Theofylline
c. Tiotropium
d. Montelukast.
21
In een kweek van pus van een postoperatieve wond zitten Grampositieve kokken in
clusters. Deze blijken katalase-positief te zijn. Welke test hebben we nog nodig om te
bepalen om welke bacteriën het gaat?
a. Peptidase
b. Oxidase
c. Coagulase
d. Optochine
e. Indol.
22
Een 19-jarige man met een voorgeschiedenis van astma presenteert zich met
kortademigheid op de spoedeisende hulp. Hij heeft sinds enkele dagen last van hoesten,
piepende ademhaling en dyspnoe. Bij lichamelijk onderzoek valt op dat de ademfrequentie
hoog is (25/min), dat hij zijn hulpademhalingsspieren gebruikt. Bij auscultatie van de longen
hoor je een verlengd piepend exspirium. Je denkt aan een exacerbatie van astma.
Na toedienen van luchtwegverwijders onderzoek je de patiënt nogmaals. Hij komt moe
over, ademt minder frequent en oppervlakkig en bij aucultatie hoor je nauwelijks
ademgeruis.
Wat is het aangewezen beleid?
a. Patiënt naar huis sturen met een kort werkend bèta-2-sympaticomimeticum
b. Patiënt naar huis sturen met een kort werkend bèta-2-sympaticomimeticum en een kuur
prednisolon
c. Een bloedgasanalyse om de pCO2 te bepalen en bij de patiënt blijven
d. Zuurstof toedienen (10L/min), nogmaals luchtwegverwijders toedienen en
herbeoordelen na 2 uren.
23
Bij secundaire syfilis (lues II) heeft de patiënt
a. gummata
b. hallucinaties
c. ulcus durum
d. vasculitis
e. aneurysma aortae
f. exantheem
Vs A CAT 3.1 Infectie en inflammatie 27 september 2013
Pagina 6 van 12
24
Een verder gezonde student heeft een Campylobacter enterocolitis opgelopen.
Wat is het aangewezen beleid?
a. Azitromycine voorschrijven
b. Ciprofloxacine voorschrijven
c. Co-trimoxazol voorschrijven
d. Adviseren om goed te blijven drinken.
25
Een 60-jarige patiënte klaagt over dyspnoe d’effort en incidentele verkleuring van de
handen (wit-blauw-rood). Bij lichamelijk onderzoek vind je sclerodactylie, teleangiëctasieën
en een strakke huid rond de mond.
Wat is de meest waarschijnlijk diagnose?
a. Sclerodermie
b. De ziekte van Wegener
c. Reumatoïde artritis
d. Systemische lupus erythematodes (SLE).
26
Wat is het gevolg als amoxicilline met clavulaanzuur wordt gecombineerd?
a. Wordt het een smalspectrum antibioticum
b. Bescherming tegen afbraak door β-lactamasen
c. Werkt het krachtiger tegen streptokokken
d. Wordt het in zijn eliminatie geremd.
27
Welke stelling over longfibrose is juist?
a. De prognose wordt bepaald door de mate van de luchtwegobstructie
b. De diffusiecapaciteit van de long is toegenomen
c. Broncho-alveolaire lavage is de gouden standaard bij het stellen van de diagnose
d. De prognose van non-specific interstial pneumonia (NSIP) is veel beter dan die van
usual interstitial pneumoniae (UIP).
28
Wat is een karakteristiek symptoom van buiktyfus?
a. Piekende koorts
b. Diarree
c. Relatieve bradycardie
d. Septische artritis.
29
Op de polikliniek zie je een 26-jarige vrouw met klachten van vermoeidheid, artralgieën
(enkels) en temperatuurverhoging. De thoraxfoto toont beiderzijds forse longhili.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
a. Longkanker met een paraneoplastisch syndroom
b. Acute sarcoïdose
c. De ziekte van Wegener
d. Extrinsieke allergische alveolitis.
Vs A CAT 3.1 Infectie en inflammatie 27 september 2013
Pagina 7 van 12
30
Welke van de onderstaande komt NIET voor als presentatie van een primaire
afweerstoornis?
a. Bolhoedwratjes (mollusca contagiosa)
b. Ernstige cariës van het melkgebit
c. Opportunistische infecties zoals pulmonale aspergillose
d. Complicaties van vaccinaties.
31
Je wil antibiotica voorschrijven aan een patiënt met een hospital acquired pneumonie.
Welke groep van bacteriën moet je zeker mee behandelen omdat deze pneumonie is
ontstaan in het ziekenhuis?
a. Gramnegatieve bacteriën
b. Anaerobe bacteriën
c. Atypische bacteriën (zoals Legionella pneumophila)
d. Mycobacteriën.
32
Welke bevindingen bij gewrichtsonderzoek worden beschouwd als alarmsignalen?
a. Koorts gepaard gaande met pijn in meerdere gewrichten
b. Sterke zwelling en pijn van een gewricht
c. Warm, rood gewricht gepaard gaande met koorts
d. Pijnaangifte in alle gewrichten.
33
Kinderen met common variable immunodeficiency (CVID) worden behandeld met:
a. IgM suppletie
b. IgG suppletie
c. B-cel infusie.
34
Een belangrijk onderscheidend verschil tussen een biofilm en een kapsel is dat
a. een biofilm losjes rond de celwand zit
b. alleen kapsels de fagocytose bemoeilijken
c. alleen een biofilm uit onder meer polysacchariden bestaat
d. antibiotica alleen een gekapselde bacterie niet goed kunnen bereiken.
35
Wat is de meest voorkomende bijwerking van penicilline?
a. nefrotoxiciteit
b. hepatitis
c. diarree
d. methemoglobulinemie.
36
Een patiënt met febris e.c.i. wordt klinisch uitvoerig geëvalueerd. Er wordt geen verklarende
aandoening gevonden. De patiënt heeft diverse onderhoudsmedicamenten.
Hoe kan de arts een medicijnallergie het beste aantonen?
a. Specifieke IgE bepalingen doen
b. Het effect van een immunosuppressivum nagaan
c. Staken en reïntroduceren van elk medicament
d. Bloedspiegels bepalen van de medicamenten.
Vs A CAT 3.1 Infectie en inflammatie 27 september 2013
Pagina 8 van 12
37
Een man van 35 presenteert zich op de spoedeisende hulp met hevige hoofdpijn en koorts.
Vijf jaar geleden is bij hem hiv gediagnosticeerd. In de afgelopen jaren heeft hij geen
infecties doorgemaakt. Een half jaar terug was het CD4 getal 230 x 109/l. Hij gebruikt geen
antiretrovirale therapie. De hoofdpijn, die wisselt in intensiteit, heeft hij al enige tijd. Het CD4
getal nu is < 50 x 109/l. De arts stelt na het lichamelijk onderzoek als werkdiagnose
meningitis.
Welke verwekker van deze infectie is het meest waarschijnlijk?
a. Pneumocytis jiroveci
b. Streptococcus pneumoniae
c. Cryptococcus neoformans
d. Mycobacterium tuberculosis.
38
Wat is een voorbeeld van van een bètalactam-antibioticum?
a. Piperacilline
b. Clindamycine
c. Gentamicine
d. Vancomycine
e. Erytromycine
f. Mupirocine.
39
Dit plaatje geeft het verloop van het antigeen niveau en de antistofrespons tegen een microorganisme weer in het bloed van een patiënt. Welke indeling past het best bij de nummers
1, 2 en 3?
a. 1 = IgG, 2 = IgM, 3 = antigeen
b. 1 = IgA, 2 = IgG, 3 = IgM
c. 1 = IgG, 2 = IgA, 3 = IgM
d. 1 = antigeen, 2 = IgM, 3 = IgA
e. 1 = antigeen, 2 = IgG, 3 = IgM
f. 1 = IgA, 2 = IgM, 3 = antigeen.
Vs A CAT 3.1 Infectie en inflammatie 27 september 2013
Pagina 9 van 12
40
Welke van onderstaande aandoeningen is GEEN bekende oorzaak van bronchiëctasieën?
a. Kinkhoest
b. Extrinsieke allergische alveolitis
c. Chronische sinusitis
d. Allergische bronchopulmonale aspergillose
e. Tuberculose.
41
Overgevoeligheidsreacties komen naar verhouding veel voor bij gebruik van penicillinen. In
hoeveel % is daarbij sprake van kruisovergevoeligheid ten aanzien van de cefalosporinen?
a. 0 %
b. 10 %
c. 45 %
d. 80 %.
42
Een 32-jarige vrouw is het afgelopen jaar 3x door de huisarts met verschillende antibiotica
behandeld voor recidiverende cystitiden. Zij heeft nu koorts en pijn in de rechter flank. Op
de SEH wordt de diagnose pyelonefritis gesteld en zij wordt opgenomen.
Wat is de eerste keus behandeling?
a. Co-trimoxazol
b. Amoxicilline
c. Ceftriaxone
d. Imipenem.
43
Wat kan de Real-Time-polymerase kettingreactie (RT-PCR) remmen?
a. Het ontbreken van het taq-polymerase in de reactiemix
b. Het ontbreken van een primer in de reactiemix
c. Storende stoffen in het patiëntenmateriaal
d. Het mislukken van de DNA-isolatie.
44
Wat is het risico op transmissie van hiv na een prikaccident aan een hiv-positieve,
onbehandelde patiënt?
a. 0.03 %
b. 0.3 %
c. 3 %
d. 30 %.
45
Bij vasculitissyndromen kunnen verschillende histologische beelden gezien worden.
Welke vorm van vasculitis wordt gekenmerkt door granulomen of granulomateuze
afwijkingen in het biopt?
a. Allergische vasculitis van Churg-Strauss
b. Syndroom van Henoch-Schönlein
c. Klassieke polyarteriitis nodosa
d. Ziekte van Behçet.
Vs A CAT 3.1 Infectie en inflammatie 27 september 2013
Pagina 10 van 12
46
Welke groep loopt het grootste risico op dengue hemorrhagische koorts in een endemisch
gebied?
a. Kinderen
b. Reizigers
c. Immunodeficiënte patiënten
d. Ongevaccineerden.
47
Wat is GEEN bekend signaal van een afweerstoornis?
a. Meer dan 4 bewezen ernstige bacteriële infecties per jaar
b. Recidiverende cystitiden
c. Infectie met een atypische presentatie
d. Infectie met een onverwachte verwekker.
48
Je bent arts op een Dance Festival en constateert een uitbraak met 10 zieken als gevolg
van een voedselvergiftiging. Aan welke instantie moet je dit melden?
a. Het lokale ziekenhuis
b. De GGD
c. Het RIVM
d. Het Ministerie VWS.
49
Bij weefselbeschadiging is de lichaamstemperatuur meestal
a. verlaagd
b. normaal
c. licht verhoogd
d. sterk verhoogd.
50
Wat is een opportunistische infectie? Een infectie met een micro-organisme
a. dat als commensaal in het lichaam aanwezig is
b. dat weinig voorkomt
c. dat zeer virulent is
d. waar je met een normale afweer niet ziek van wordt.
51
Welke twee ontbrekende woorden horen in de volgende zin?
Tijdens de Gramkleuring vormt ……. een complex met kristalviolet bij ……… bacteriën.
a. alcohol; Grampositieve
b. alcohol; Gramnegatieve
c. jodium; Grampositieve
d. jodium; Gramnegatieve.
52
Wat is de functie van een flagel van een bacterie?
a. Voortbeweging
b. Resistentie tegen antibiotica
c. Resistentie tegen desinfectantia
d. Endospore formatie.
Vs A CAT 3.1 Infectie en inflammatie 27 september 2013
Pagina 11 van 12
53
Hoe noemen we een actief transportmechanisme van een bacterie om een antibioticum uit
de cel te transporteren?
a. ABC-transport
b. Translocatie
c. Efflux-pomp
d. Permease
e. Bètalactamase.
54
Wat is de belangrijkste oorzaak van de expiratoire luchtwegobstructie bij patiënten met
ernstig longemfyseem?
a. De afgenomen compliantie van het longparenchym, waardoor de luchtwegen tijdens de
uitademing samengeperst worden
b. Destructie van longparenchym met daardoor verminderde steun van omliggend weefsel
voor de bronchiën, waardoor collaps bij toename van de pleurale druk
c. Verdikking van de bronchuswanden door ernstige inflammatie, waardoor de weerstand
bij uitademing toeneemt
d. Zwelling van de centrale luchtwegen door oedeemvorming, waardoor een irreversibele
luchtwegobstructie ontstaat.
55
Welk van onderstaande symptomen is NIET kenmerkend voor malaria tropica veroorzaakt
door Plasmodium falciparum?
a. Splenomegalie
b. Hematurie
c. Trombocytopenie
d. Icterus
e. Exantheem.
56
Welke micro-organismen kunnen allen behoren tot de commensale flora?
a. Staphylococcus aureus, Streptococcus pneumoniae en Streptococcus pyogenes (GAS)
b. Neisseria spp., Klebsiella pneumoniae en Clostridium tetani
c. Campylobacter jejuni, Salmonella typhi en Clostridium botulinum
d. Clostridium difficile, Actinomyces spp. en Bordetella pertussis.
57
Diagnostiek naar actieve strongyloidiasis gebeurt met behulp van
a. serologie
b. microscopie
c. bloedbeeld
d. pcr.
Vs A CAT 3.1 Infectie en inflammatie 27 september 2013
Pagina 12 van 12