Tijdschr. voor Geneeskunde, 69, nr. 16, 2013 758 doi: 10.2143/TVG.69.16.2001437 O verzicht Low-dose rate brachytherapie bij laag en intermediair risico prostaatkanker A. Breugelmans1, 3, A. Rijnders2, C. Salembier2 Samenvatting Naar aanleiding van de gunstige resultaten van voornamelijk Noord-Amerikaanse publicaties over brachytherapie bij gelokaliseerde prostaatkanker werd deze techniek in 1998 geïntroduceerd in België. De eerste jaren was het aantal procedures zeer laag, tot deze in 2002 terugbetaald werden. Naast een historisch overzicht wordt in dit artikel de huidige techniek van prostaatbrachytherapie beschreven. De Europese en de internationale richtlijnen betreffende de risicogroepen en de indicaties voor deze techniek, maar ook de zuiver technische aspecten worden beoordeeld. Tevens worden de oncologische resultaten besproken. Inleiding Interstitiële implantaten voor prostaatkanker hebben zich fors ontwikkeld in de afgelopen eeuw. Al vanaf 1917 werden radiumnaalden transperineaal ingebracht in de prostaat. In de jaren 1950 werd een radioactieve goudoplossing ingebracht in de prostaat en vanaf de vroege jaren 1970 werden jodium-125-zaadinplanten uitgevoerd via een retropubische open operatie. Bij mannen die deze chirurgische retropubische techniek ondergingen, waren de resultaten over het algemeen slecht. Dit was waarschijnlijk te wijten aan een slechte dosimetrische dekking. De techniek verloor al snel de aandacht (1). Met de verbeterde beeldvorming en voornamelijk de ontwikkeling van de transrectale echografie in de jaren 1980 werd de techniek van de sjabloonroostergeleide perineale implantaten ontwikkeld in Seattle (2). Deze techniek werd in de volgende tien jaar verfijnd voor mannen met gelokaliseerde prostaatkanker. De resultaten verbeterden dankzij verfijnde technieken die toelieten om een optimale dosimetrische dekking van de prostaat en het periprostatische weefsel te verzekeren. Tolerantiemetingen in het rectum, de blaas en de urethra toonden zeer aanvaardbare bijwerkingen in de behandeling van deze mannen die gediagnosticeerd werden met een toch mogelijk levensbedreigende ziekte. Als gevolg van de toenemende gunstige eindresultaten van talrijke gegevens in de jaren 1990 en de vroege jaren 2000 kozen steeds meer mannen die een niet-chirurgische aanpak van hun kanker verkozen voor interstitiële implantaten. Het percentage van de patiënten behandeld met brachytherapie steeg in de Verenigde Staten zelfs van 4% in het begin van de jaren 1990 tot 36% in 1997 (3). Omdat brachytherapie uitgevoerd kan worden in dagkliniek, een korte hersteltijd vereist, zeer controleerbare bijwerkingen vertoont en de resultaten vergelijkbaar zijn met die van een radicale prostatectomie, werd deze techniek steeds meer een evenwaardig alternatief voor veel patiënten (4). In België werd een soortgelijke trend gezien, maar met enige vertraging (fig. 1). De techniek werd geïntroduceerd in 1998, maar omdat de terugbetaling van de zaden slechts aanvaard werd in 2002, was het initiële aantal behandelde patiënten vrij 1 Dienst urologie, Heilig Hartziekenhuis Leuven. Dienst radiotherapie-oncologie, Europa Ziekenhuizen Brussel. 3 Correspondentieadres: dr. A. Breugelmans, dienst urologie, Heilig Hartziekenhuis, Naamsestraat 105, 3000 Leuven; e-mail: [email protected] 2 Fig. 1: Aantal prostaatbrachytherapieprocedures met jodium-125 uitgevoerd in België (publicatie van de Belgische Hoge Gezondheidsraad, nr. 8262). Low-dose rate brachytherapie bij laag en intermediair risico prostaatkanker 759 laag. Helaas blijft in België prostaatbrachytherapie (zelfs voor patiënten met een laag of een intermediair risico prostaatkanker) vaak slechts een „alternatief voor chirurgie” dat door de uroloog enkel aangeboden wordt als behandelingsmogelijkheid aan oudere patiënten of op uitdrukkelijk verzoek van de patiënt zelf. Al te vaak wordt een chirurgische ingreep voorgesteld als de „enige echte” behandeling voor prostaatkanker en alternatieven zoals brachytherapie of externe bestraling worden gezien als „tweede keuze”. Dit is vooral te wijten aan het gebrek aan resultaten op lange termijn (die echter wel degelijk beschikbaar zijn), het ontbreken van de nodige lokale ervaring of de vrees om achteraf een chirurgische ingreep te moeten uitvoeren in geval van het optreden van een lokaal recidief. Bij de afwezigheid van een „niveau 1”-evidentie (er zijn geen gerandomiseerde prospectieve studies die heelkunde, externe bestraling of brachytherapie rechtstreeks met elkaar vergelijken) blijkt uit retrospectief onderzoek echter dat deze drie behandelingsmodaliteiten als ten minste evenwaardig beschouwd kunnen worden indien een behandeling aangewezen is. De polemiek over het nut of de noodzaak van een curatieve behandeling of het handhaven van „watchful waiting” in de hier besproken patiëntengroep ligt buiten het bereik van dit artikel. Bespreking Hedendaagse prostaatbrachytherapie Vandaag wordt brachytherapie van de prostaat door velen beschouwd als een van de meest conformationele vormen van radiotherapie. Het is een minimaal invasieve procedure die goed verdragen en gemakkelijk aanvaard wordt door de patiënt. De redenen voor deze aanvaarding zijn duidelijk: een therapie met soortgelijke kansen op genezing, een verblijf van twaalf tot vierentwintig uur in een chirurgisch centrum en een terugkeer naar de gewone dagelijkse activiteiten binnen enkele dagen zijn veel aantrekkelijker dan meerdere dagen in het ziekenhuis te moeten doorbrengen na radicale chirurgie met daarna nog een herstelperiode van enkele weken in het vooruitzicht. Ook in vergelijking met externe radiotherapie verhoudt brachytherapie zich gunstig, onder andere door het wegvallen van de ongemakken van het dagelijks reizen naar de bestralingsafdeling gedurende zeven tot acht weken. De techniek van permanente implantatie In haar huidige vorm bestaat prostaatbrachytherapie uit drie stappen: 1. Een evaluatie van de patiënt vóór de behandeling. 2. Een intraoperatieve procedure: een prostaatvolumemeting via een echografie, een computergesimuleerde planning van de behandeling en het inbrengen van de radioactieve zaadjes. 3. Een evaluatie van de kwaliteit van de implantaties na de procedure. Evaluatie van de patiënt vóór de behandeling 1. Patiëntenselectie Bij patiënten met een diagnose van klinisch gelokaliseerde prostaatkanker beperkt de maligniteit zich per definitie tot de prostaat, waardoor deze behandelbaar is door een lokale therapie (een operatie of bestraling). Bijgevolg moeten, net zoals patiënten na radicale chirurgie, de patiënten die geselecteerd zijn voor monotherapie onder de vorm van brachytherapie sterke klinische, radiologische en laboratorische evidentie vertonen van orgaanbeperkte ziekte, evenals een navenant laag risico op microscopische extracapsulaire extensie. Op basis van de initiële waarde van het prostaatspecifieke antigeen (PSA), het resultaat van de biopten (het aantal en/of de locatie van de positieve biopten en de Gleason-score) en het klinische (en radiologische) tumorstadium kan het risico op extraprostatische uitbreiding worden berekend met behulp van voorspellende nomogrammen. Bovendien kan een MRI met een endorectale spoel en een spectroscopie indien nodig bijdragen tot een nog betere stadiëring van de lokale ziekte. In België wordt brachytherapie (voornamelijk als monotherapie) uitgevoerd bij patiënten met een laag of een intermediair risico prostaatkanker. Midden 2002 werd de terugbetaling van de radioactieve zaadjes goedgekeurd door de mutualiteiten op basis van de ziektecriteria. Enkel patiënten met een T1- of een T2-tumor, een initiële PSA-waarde lager dan 20 ng/ml, een Gleason-score lager dan VIII en een prostaatvolume kleiner dan 50 cc komen in aanmerking voor deze terugbetaling. Daarnaast is het aangewezen om de mictiekwaliteit van de patiënt grondig te evalueren. Een correcte blaaslediging en een goed bewaarde mictiestraal zonder de aanwezigheid van obstructieve symptomen zijn bijkomende basisvereisten bij de selectie van een patiënt voor prostaatbrachytherapie. 2. Isotopenselectie Alle permanente brachytherapieprocedures worden in België uitgevoerd met behulp van jodium-125-bronnen. In andere landen, voornamelijk in de Verenigde Staten, wordt soms ook palladium gebruikt. Verschillende producenten en verdelers zijn actief en verdelen elk hun eigen type jodium-125-zaadje. Afhankelijk van de firma worden losse zaadjes of zaadjes in strengen („strands”) voorzien (fig. 2). Jodium-125, met een halfwaardetijd van 60 dagen, zendt een straling uit van 8 tot 10 centigray (cGy) per uur. Het pre-implantatieprostaatvolume zoals gemeten door de uroloog met behulp van een eenvoudige transrectale echografie wordt gebruikt om het aantal zaadjes of strengetjes te schatten die nodig zijn voor de implantatie op basis van nomogrammen. Intraoperatieve procedure De beschreven drie stappen van de intraoperatieve procedure worden meestal uitgevoerd tijdens één ingreep omdat het heel belangrijk is dat de patiënt niet van houding verandert tijdens de verschillende fasen. Men 760 A. Breugelmans, A. Rijnders, C. Salembier Fig. 2: Een strengetje radioactieve jodium-125-zaadjes. Fig. 3: Positionering van de patiënt, echografiesonde en implantatierooster (http://www.prostatecancercentre.co.uk/treatments/ brachy.html). en het scrotum wordt met kleefband naar boven toe gefixeerd, waardoor de punctieplaats goed toegankelijk is en ruim ontsmet kan worden. Rond de sonde van het echografietoestel wordt er een ballon (een „water stand-off balloon”) aangebracht gevuld met fysiologisch water. De bedoeling daarvan is om de afstand tussen de prostaat en de voorwand van het rectum te vergroten, de prostaat over zijn gehele lengte in een evenwijdige positie met het rectum te hebben en bovendien een duidelijker beeld te krijgen. Rond de ballon wordt er, eventueel in een extra condoom, ruim glijmiddel aangebracht. De probe wordt ingebracht via de rectale weg en langzaam voorwaarts bewogen om zo per 5 mm de gehele prostaat in beeld te brengen. De doeltreffendheid van prostaatbrachytherapie staat of valt met het uiterst gericht inbrengen van de radioactieve zaadjes. Het is dus uiterst belangrijk dat de patiënt tijdens de hele procedure juist „uitgelijnd” is ten opzichte van de gebruikte toestellen. De coördinaten van de volumestudie moeten exact dezelfde referentiewaarden hebben als de coördinaten tijdens de implantatie. Om die „uitlijning” te realiseren, laat de radioloog de dorsale contour van de prostaat eerst samenvallen met de posterieure lijn van het rooster dat op het beeldscherm van het echografietoestel staat (fig. 4). Dit is de „lijn 1-positie”. Uit voorzorg wordt de stepper zelfs zo gericht dat de onderkant van de prostaat zich 2 à 3 mm boven deze lijn bevindt. Verder zorgt de radiotherapeut ervoor dat het prostaatbeeld symmetrisch ingesteld wordt zodat de urethra op de middellijn valt, de „rij D-positie” in het rooster op het echografietoestel. Dit is een belangrijk aandachtspunt, want op die plaats mogen geen naalden geprikt worden om perforatie van de urethra te voorkomen. De prostaat wordt in alle dimensies afgescand en in coupes van 5 mm geregistreerd. Op elke doorsnede worden de daadwerkelijke prostaatcontour en de positie van de urethra ingetekend. Er wordt gescand in sagittale positie om de lengte van de prostaat te bepalen. Op die manier weet spreekt in dit geval over „interactieve dosimetrie” of „real-time planning”. 1. Volumebepaling van de prostaat en dosimetrie 1.1. Volumestudie van de prostaat De patiënt wordt onder algemene verdoving geïnstalleerd in rugligging, met overstrekking van de bovenbenen (fig. 3). Dit wil zeggen met een hoek van minder dan 90° ten opzichte van het abdomen. De C-arm van het fluoroscopietoestel wordt boven de pubis geïnstalleerd om achteraf de positie van de implantatienaalden en de zaadjes te controleren. Vooraleer men aan de eigenlijke procedure begint, wordt er op steriele wijze een Foley-katheter in de blaas gebracht. De ballon daarvan wordt opgeblazen met een mengsel van een fysiologische oplossing en een contraststof, waardoor de katheter in de urethra en de ballon in de blaas duidelijk zichtbaar zijn op de echografische en de radiologische beelden. De perineale zone wordt geschoren Fig. 4: Echografisch beeld met projectie van het rooster. Low-dose rate brachytherapie bij laag en intermediair risico prostaatkanker 761 men ook hoeveel coupes er gemaakt m oeten worden om de hele prostaat te doorlopen. De volumestudie wordt dan uitgevoerd met de sonde in transversale scanpositie. 1.2. Planning en dosimetrie Het doel van de dosimetrie is om het totale aantal naalden en zaadjes te bepalen, alsook de ideale implantatiepositie van de naalden en de zaadjes te berekenen om een correcte bestraling van de prostaat te verkrijgen en de tolerantiedosis ter hoogte van de kritieke organen niet te overschrijden. Duidelijke richtlijnen hierover werden in 2007 gepubliceerd door GEC-ESTRO („Groupe Européen de Curietherapie”-„European Society for Therapeutic Radiology and Oncology”) (5). Een minimale dosis van 145 gray (Gy) ter hoogte van het doelvolume wordt vooropgesteld. De echografiebeelden waarop de prostaatcontour ingetekend werd, worden gedigitaliseerd en ingevoerd in de planningcomputer. Per coupe levert de planningcomputer een beeld op met de ideale verdeling van de dosis radioactiviteit. Dit leidt tot een schema voor de uiteindelijke implantatieprocedure (op welke plaats komen hoeveel zaadjes?), alsook een schema voor het klaarmaken van de zaadjes (hoe worden de strengen met de radioactieve zaadjes verknipt?). Het schema van de preplanning duidt zones aan in de prostaat waar twee, drie of vier zaadjes ingebracht zullen worden. In functie van het benodigde aantal zaadjes op een bepaalde plaats in de tumor worden de strengen verknipt. Die verknipte strengen worden in „vleugeltjes” („Utrecht Wings”) geplaatst. Dat zijn stalen strenghouders waarin de zaadjes in de implantatienaalden geschoven zullen worden. 2. Implantatie Op de stepper wordt er een steriel rooster met coördinaten gefixeerd. Op de X-as staan cijfers en op de Y-as letters. Dat rooster valt samen met het rooster dat op het beeldscherm van het echografietoestel staat. Er wordt nogmaals nagekeken of de patiënt correct is „uitgelijnd” ten opzichte van de gebruikte toestellen. Om bewegingen van de prostaat tijdens het inbrengen van de implantatienaalden te voorkomen, worden twee fixatienaalden ingebracht. Deze naalden, voorzien van een soort van harpoenhaakje, worden het eerst ingebracht op plaatsen die volgens de preplanning nog „vrij” zijn. Ze worden daarna met klemmetjes gefixeerd op het rooster met de coördinaten. Bij de Utrechtse techniek worden lege implantatienaalden in het perineum geprikt. Pas achteraf worden de radioactieve zaadjes ingebracht. Deze techniek staat bekend als „afterloading”. De artsen die de Utrechtse techniek ontwikkelden en gebruiken, geven er de voorkeur aan om eerst alle lege naalden te plaatsen vooraleer men overgaat tot het „laden” met de zaadjes. De voordelen van deze werkwijze zijn dat de prostaat stabieler gefixeerd blijft tijdens het „laden” van de zaadjes, er minder invloed van prostaatzwelling is tijdens de procedure en de naalden zonder probleem herprikt kunnen worden zonder dat er een gevaar bestaat dat de zaadjes op een verkeerde plaats in de prostaat afgeleverd worden. Men start met het inbrengen van de naalden op de meest ventrale rij om interferentie met schaduwbeelden van andere naalden te vermijden. Na het plaatsen van alle naalden worden de zaadjes „geïmplanteerd”. Het voorgeladen „vleugeltje” (met het juiste aantal zaadjes erin) wordt op de naaldkop geplaatst, waarna de mandarijn weer ingebracht wordt om de reeks verbonden zaadjes door te schuiven tot op de gewenste positie (fig. 5). Op de mandarijn zijn er hiervoor inkepingen aangebracht die een indicatie vormen voor de diepte waarop men de zaadstreng inbrengt. Zodra de zaadjes afgeleverd werden op de juiste positie, wordt de implantatienaald volledig verwijderd. Na het uitvoeren van de implantatieprocedure wordt er een röntgenopname gemaakt om het aantal zaadjes en hun positie na te kijken. Na de procedure wordt de punctieplaats nogmaals ontsmet en wordt er een steriel verband aangebracht (fig. 6). Evaluatie van de kwaliteit van de implantaties Ondanks het feit dat het hier gaat om een „permanent implantaat”, wat betekent dat eens de zaadjes geplaatst zijn in de prostaat ze levenslang in de patiënt blijven en dus nooit verwijderd zullen worden, is een kwaliteitscontrole na de implantatie noodzakelijk. Deze post implantatiedosimetrie gebeurt bij alle patiënten ongeveer een maand na de eigenlijke implantatie. Er wordt een röntgenopname van de buik uitgevoerd (natellen van het aantal zaadjes in de prostaat), alsook een CT-scan en een MRI van de prostaat. Op basis van deze CT- en MRI-onderzoeken wordt de postimplantatiedosimetrie uitgevoerd. Er moet voldaan worden aan strikte implantatieparameters in de prostaat en ter hoogte van de kritieke organen. Deze parameters werden ook duidelijk beschreven in het reeds vermelde document van GEC-ESTRO. Bij het niet behalen of overschrijden van deze dosimetrische parameters bestaat enerzijds het risico op een slechter resultaat en anderzijds op een Fig. 5: „Utrecht Wing” (met een strengetje radioactieve jodium-125-zaadjes). 762 A. Breugelmans, A. Rijnders, C. Salembier Resultaten Fig. 6: Radiologisch beeld na implantatie. verhoging van de eventueel veroorzaakte toxiciteit (acuut of op lange termijn). Evaluatie van de resultaten Het is nu algemeen aanvaard dat het opvolgen van de PSA-waarden na de behandeling het meest gevoelige middel is om de ziektestatus te beoordelen en de doeltreffendheid van een behandeling te bepalen. Een stijgende PSA-waarde na een behandeling kan klinisch falen enkele jaren voorafgaan. Een succesvol resultaat vereist dat de patiënt geen PSA-bewezen evidentie van recidief heeft gedurende de langetermijnopvolging. Elke PSA-verhoging na een radicale prostatectomie vormt een betrouwbare indicatie voor het falen van de behandeling. De interpretatie van de PSA-waarden na bestraling (andere dan een stijgend profiel) wordt echter bemoeilijkt door de voortdurende aanwezigheid van door bestraling beschadigd, benigne prostaatepitheel dat PSA blijft secreteren. Niettemin suggereert een toenemende PSA-waarde na bestraling, ongeacht de absolute waarde, sterk het falen van de behandeling. De kritieke PSA-eindpunten verschilden vaak in het verleden, waardoor het moeilijk is om de resultaten tussen bestralingsstudies te vergelijken. De definitie van de „American Society of Therapeutic Radiation Oncology” (ASTRO) van biochemisch falen is drie opeenvolgende significante stijgingen van de PSA-waarde na een PSA-nadir. De Phoenix-definitie (de definitie die nu het meest gebruikt wordt en het meest accuraat blijkt) is de laagste PSA-waarde +2. De oncologische resultaten verkregen na low-dose rate brachytherapie door middel van jodium-125 zijn veelvuldig gepubliceerd en doorstaan zonder problemen de vergelijking met andere behandelingsmodaliteiten. Potters et al. publiceerden gegevens over 1.449 opeenvolgende patiënten behandeld met brachytherapie als monotherapie. De twaalfjarige biochemische progressievrije overleving bedroeg 89% en 78% voor groepen met respectievelijk een laag en een intermediair risico (6). Zelefsky et al. publiceerden een vijfjarige recidiefvrije overleving (RVO) van 88% en 77% voor groepen met respectievelijk een laag en een intermediair risico waarbij alle 248 patiënten uitsluitend behandeld werden met brachytherapie (7). Guedea et al. meldden een Europese multicentrische cohortstudie van patiënten. De biochemische progressievrije overleving na drie jaar bedroeg 93% en 88% voor groepen met respectievelijk een laag en een intermediair risico (8). Merrick et al. publiceerden de gegevens met een biochemische RVO van 108 jonge patiënten (< 55 jaar) die uitsluitend behandeld werden met prostaatbrachytherapie. De achtjarige RVO bedroeg 96% en 100% voor patiënten met respectievelijk een laag en een matig risico (9). In april 2010 publiceerden Hinnen et al. de resultaten betreffende 921 patiënten behandeld in Utrecht (Nederland). De tienjarige specifieke ziektevrije overleving bedroeg 82% voor de gehele patiëntengroep. Opgesplitst werd er een percentage ziektevrije overleving op tien jaar beschreven van 96% voor de laagrisicogroep en 87% voor de groep met een intermediair risico (10). Salembier et al. publiceerden in 2009 Belgische resultaten betreffende 365 patiënten behandeld middels prostaatbrachytherapie als monotherapie. De biochemische progressievrije overleving op vier jaar bedroeg 96% en 87% voor de groepen met respectievelijk een laag en een intermediair risico (11). Al deze resultaten (en dit is slechts een klein deel van de grote hoeveelheid beschikbare studies) bevestigen de doeltreffendheid van deze behandeling. De studies met een langere follow-up bevestigen bovendien de duurzaamheid van de verkregen oncologische resultaten. Tientallen andere studies kunnen aangehaald worden met alle equivalente resultaten. Hoewel de „robotgeassisteerde radicale prostatectomie” tegenwoordig beschouwd wordt als de „nieuwe standaard” in de prostaatchirurgie, zijn oncologische (langetermijn)resultaten nog niet beschikbaar of hebben die nog geen betere biochemische resultaten aangetoond dan de klassieke retropubische of laparoscopische radicale prostatectomie. De resultaten van de laparoscopische radicale prostatectomie met voldoende follow-up zijn nu beschikbaar. Op het congres van de Amerikaanse Urologische Associatie in 2008 presenteerden Touijer et al. hun resultaten van 1.564 opeenvolgende patiënten met een laag of een intermediair risico op prostaatkanker behandeld met een laparoscopische radicale prostatectomie (12). Deze patiënten werden behandeld in twee verschillende centra met Low-dose rate brachytherapie bij laag en intermediair risico prostaatkanker 763 een grote laparoscopische ervaring: het „Institut mutualiste Montsouris” (IMM) in Parijs en het „Memorial Sloan-Kettering Cancer Center” (MSKCC) in New York. De gemiddelde leeftijd van deze patiënten was 61 jaar. Voor patiënten met een laag en een intermediair risico op prostaatkanker bedroeg de progressievrije overleving op vijf jaar respectievelijk 92% en 77%. Een laparoscopische radicale prostatectomie voorziet een kankervrije controle na vijf jaar bij 79% van de patiënten met klinisch gelokaliseerde prostaatkanker (en bij 53% van de patiënten in de hoogrisicogroep). Een vergelijking met Belgische resultaten is niet mogelijk gezien de afwezigheid van gegevens in de literatuur. Een derde eventuele behandelingsmethode voor deze patiëntengroep bestaat uit uitwendige bestraling gedurende meerdere weken. Conformationele of intensiteitsgemoduleerde radiotherapie (IMRT) vormt een valabel alternatief voor heelkunde of brachytherapie, zoals blijkt uit meerdere studies. Hier kan er wel vergeleken worden met andere Belgische centra. De Meerleer et al. (Rijksuniversiteit Gent) publiceerden reeds in 2007 schitterende resultaten met een biochemische RVO op vijf jaar van 100% en 94% voor patiënten met respectievelijk een laag en een intermediair risico (13). Bij hedendaagse externe bestraling (IMRT) met de toediening van een voldoende hoge dosis (> 72 Gy) worden equivalente resultaten beschreven. Het MD Anderson Cancer Center publiceerde resultaten op acht jaar met biochemische RVO’s van 88% bij laagrisicopatiënten (14). Het Royal Marsden Hospital, het Massachusetts General Hospital en het Loma Linda University Medical Center kunnen vergelijkbare, uitstekende resultaten voorleggen bij patiënten met zowel een laag als een intermediair risico (15, 16). Enkele studies kunnen aangehaald worden die een rechtstreekse vergelijking maken tussen patiënten die voor een laag of een intermediair risico op prostaatkanker behandeld werden met een verschillende behandelingsmodaliteit. Giberti et al. vergeleken in een gerandomiseerde studie laagrisicopatiënten (100 patiënten in elke groep) die behandeld werden met ofwel brachytherapie, ofwel een radicale prostatectomie (17). Op vijf jaar was er geen significant verschil in de biochemische RVO tussen de twee groepen (brachytherapie: 92% versus een radicale prostatectomie: 91%). Burdick et al. voerden een retrospectieve analyse uit tussen patiënten (met een laag en een intermediair risico) behandeld middels brachytherapie, externe bestraling of een radicale prostatectomie (18). Op vijf jaar was de vergelijking tussen brachytherapie en externe bestraling niet significant wat betreft de biochemische RVO (hazardratio (HR): 1,04 en betrouwbaarheidsinterval (BI): 0,541,94), maar wel in het voordeel van brachytherapie ten opzichte van heelkunde (HR: 0,44, BI: 0,25-0,77 en p: 0,004). Vassil et al. vergeleken ook retrospectief een grote groep patiënten met een intermediair risico behandeld met brachytherapie, externe bestraling, een retropubische of een laparoscopische prostatectomie (19). Op vijf jaar was er geen significant verschil tussen brachytherapie en externe bestraling wat betreft de biochemische RVO (p: 0,969), maar wel ten voordele van brachytherapie bij een vergelijking tussen zowel brachytherapie en een laparoscopische radicale prostat ectomie (p < 0,001) als brachytherapie en een retropubische radicale prostatectomie (p: 0,003). Eén noemenswaardige studie kan aangehaald worden met als eindpunt de algemene overleving en de prostaatkankerspecifieke mortaliteit. Tward et al. voerden een retro spectieve analyse uit betreffende meer dan 40.000 patiënten met een laag of een intermediair risicoprofiel (20). Deze groep werd onderverdeeld in patiënten jonger en ouder dan 60 jaar bij de diagnose. Op tien jaar werd er geen significant verschil gevonden in deze analyse, noch voor de prostaatkankerspecifieke mortaliteit, noch voor de algemene mortaliteit. Bij mannen jonger dan 60 jaar bedroeg de prostaatkankerspecifieke mortaliteit 0,5% voor brachytherapie versus 1,3% voor heelkunde. De algemene mortaliteit bedroeg 7,9% voor de brachytherapiegroep versus 7,8% voor de heelkundegroep. Bij patiënten ouder dan 60 jaar bedroeg de prostaatkankerspecifieke mortaliteit 5,3% voor de patiënten behandeld met brachytherapie versus 3,8% voor de heelkundepatiënten. De algemene mortaliteit bedroeg 37,1% voor de brachytherapiegroep versus 27,4% voor de heelkundegroep. Besluit Prostaatbrachytherapie in monotherapie zonder aanvullende hormonale behandeling of uitwendige bestraling biedt uitstekende genezingsresultaten bij patiënten met een laag en een intermediair risico die weinig tot geen mictielast hebben en wanneer er beslist werd om een therapie te starten. De oncologische resultaten liggen volledig in de lijn van de resultaten beschreven na uitwendige bestraling of radicale heelkunde. Het blijft echter problematisch om de resultaten van de behandelingsmodaliteiten te vergelijken wegens enerzijds de verschillen in gekende en ongekende prognostische variabelen en anderzijds de verschillende definities en eindpunten die gebruikt werden in de studies. De pogingen tot een gerandomiseerde vergelijking tussen een radicale prostat ectomie en brachytherapie werden wegens een gebrek aan patiëntenrekrutering vroegtijdig afgesloten („American College of Surgeons Oncology Group” (ACOSOG), Z0070). In het Verenigd Koninkrijk loopt er momenteel een gerandomiseerde studie (ProtecT) met een goede patiëntenrekrutering. De resultaten zullen echter nog meerdere jaren op zich laten wachten. Permanente bra chytherapie kan een meer dan valabel alternatief zijn voor heelkunde bij laagrisicopatiënten bij wie „watchful waiting” niet (meer) mogelijk is of bij patiënten met een intermediair risico. Het is de overtuiging van de auteurs dat prostaatbrachytherapie veilig voorgesteld kan worden als monotherapie bij patiënten van gelijk welke leeftijd die zich aanbieden met een laag of een intermediair risico op prostaatkanker. 764 A. Breugelmans, A. Rijnders, C. Salembier Mededeling Geen belangenconflict en geen financiële ondersteuning gemeld. Abstract Permanent seed brachytherapy in low and intermediate risk prostate cancer Following the promising results after permanent seed brachytherapy in localized prostate cancer, mainly reported in the North-American literature, this technique was introduced in Belgium in 1998. During the first years, the number of patients treated with prostate brachytherapy remained rather low. In 2002, however, the technique became reimbursed by the Belgian government, inducing an important increase in the amount of procedures. This manuscript intends to give a historical overview, report the European and the international guidelines concerning risk groups and indications, describe the technical aspects, as well as discuss the oncological results. Literatuur 1.Ragde H, Blasko JC, Grimm PD, et al. Brachytherapy for clinically localized prostate cancer: results at 7- and 8-year follow-up. Semin Surg Oncol 1997; 13: 438-443. 2.Holm HH. The history of interstitial brachytherapy of prostatic cancer. Semin Surg Oncol 1997; 13: 431-437. 3.Zelefsky MJ, Moughan J, Owen J, Zietman AL, Roach M 3rd, Hanks GE. Changing trends in national practice for external beam radiotherapy for clinically localized prostate cancer: 1999 Patterns of Care survey for prostate cancer. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2004; 59: 1053-1061. 4.Stone NN, Stock RG. Permanent seed implantation for localized adenocarcinoma of the prostate. Curr Urol Rep 2002; 3: 201-206. 5.Salembier C, Lavagnini P, Nickers P, et al. Tumour and target volumes in permanent prostate brachytherapy: a supplement to the ESTRO/EAU/EORTC recommendations on prostate brachytherapy. Radiother Oncol 2007; 83: 3-10. 6.Potters L, Morgenstern C, Calugaru E, et al. 12-year outcomes following permanent prostate brachytherapy in patients with clinically localized prostate cancer. J Urol 2005; 173: 1562-1566. 7.Zelefsky MJ, Hollister T, Raben A, Matthews S, Wallner KE. Five-year biochemical outcome and toxicity with transperineal CT-planned permanent I-125 prostate implantation for patients with localized prostate cancer. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2000; 47: 1261-1266. 8.Guedea F, Aguilo F, Polo A, et al. Early biochemical outcomes following permanent interstitial brachytherapy as monotherapy in 1050 patients with clinical T1-T2 prostate cancer. Radio ther Oncol 2006; 80: 57-61. 9.Merrick GS, Wallner KE, Butler WM, et al. Brachytherapy in men aged < or = 54 years with clinically localized prostate cancer. BJU Int 2006; 98: 324-328. 10.Hinnen KA, Battermann JJ, van Roermund JG, et al. Long-term biochemical and survival outcome of 921 patients with I-125 permanent prostate brachytherapy. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2010; 76: 1433-1438. 11.Salembier C, Rijnders A. Permanent seed brachytherapy for low- and intermediate risk prostate cancer. BJMO 2009; 2: 44-48. 12.Touijer K, Secin FP, Cronin AM, et al. Oncological outcome after laparoscopic radical prostatectomy: 10 years experience. Eur Urol 2009; 55: 1014-1019. 13.De Meerleer GO, Fonteyne VH, Vakaet L, et al. Intensitymodulated radiation therapy for prostate cancer: late morbidity and results on biochemical control. Radiother Oncol 2007; 82: 160-166. 14.Kuban DA, Tucker SL, Dong L, et al. Long-term results of the M.D. Anderson randomized dose-escalation trial for prostate cancer. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2008; 70: 67-74. 15.Dearnaley DP, Sydes MR, Graham JD, et al. Escalated-dose versus standard-dose conformal radiotherapy in prostate cancer: first results from the MRC RT01 randomised controlled trial. Lancet Oncol 2007; 8: 475-487. 16.Zietman AL, DeSilvio ML, Slater JD, et al. Comparison of conventional-dose vs high-dose conformal radiation therapy in clinically localized adenocarcinoma of the prostate: a randomized controlled trial. JAMA 2005; 294: 1233-1239. 17.Giberti C, Chiono L, Gallo F, Schenone M, Gastaldi E. Radical retropubic prostatectomy versus brachytherapy for low-risk prostatic cancer: a prospective study. World J Urol 2009; 27: 607-612. 18.Burdick MJ, Reddy CA, Ulchaker J, et al. Comparison of biochemical relapse-free survival between primary Gleason score 3 and primary Gleason score 4 for biopsy Gleason score 7 prostate cancer. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2009; 73: 14391445. 19.Vassil AD, Murphy ES, Reddy CA, et al. Five year biochemical recurrence free survival for intermediate risk prostate cancer after radical prostatectomy, external beam radiation therapy or permanent seed implantation. Urology 2010; 76: 1251-1257. 20.T ward JD, L ee CM, P appas LM, S zabo A, G affney DK, Shrieve DC. Survival of men with clinically localized prostate cancer treated with prostatectomy, brachytherapy, or no defini tive treatment: impact of age at diagnosis. Cancer 2006; 107: 2392-2400.
© Copyright 2024 ExpyDoc