SEKSEVERSCHILLEN IN SLACHTOFFERSCHAP VAN GEWELD IN 18 LANDEN: DE ROL VAN EMANCIPATIE PauI Nieuwbeerta & Antonia Verwelf Ahstract Men nm a greater risk ofbeing a v/clim a/vio/ence than Wamen and (he extent to which m,en and, w~n:en .diJf~r i~ thls risk varies across countries. The gender differences in vlO/ent vlcflmlzaflon In elghteen industrialized countries are described and explai d' thls arfiele. Possible explanations re/ale to the degree of emancipation in n;he;: countries. We hypo,?esize thaI the higher the degree ofemancipation in countries is the sma.lle~ de gender dijJerences in violent victimizQlion wiJl beo Firstly, we assume there is an mdlrect effect of emancipation: gender difJerences in the risk of victimizalion are due 10 ~i(ferences in, lifestyles be/ween men emd wamen in the various countries (a ~ompos1tJon explanatlOn). Second/y, we assume there is a direct effect ofemancipation m. G, country (a con/ex/ual explanation). We use data from the International Crime VTcllm Survey (IC~S) 10 test thes>e ideas. The analyses inelude data /rom 56,503 lespondents from elgh/een mdustnalized countries interviewed in 1989 _ 2000 S'nc the data are at the individual as weil as the country level, we use logistic hiera~chlica~ modeIs: ~he resulls strongly confirm Ihe hypotheses perlaining to the role of emanClpa/lOn on gender di/ferences in violent victimizalion. I Inleiding Algemeen bekend is dat er op diverse maatschappelijke gebieden ongelijlcheden bestaan tussen mann~n en vrouwen. Zo nemen vrouwen bijvoorbeeld in mindere mate deel aan betaa~de arbeId mannen en zijn mannen oververtegenwoordigd onder studenten van te~,hnIsch~ ?pleldmgen. Deze verschillen tussen mannen en vrouwen komen in alle gemdustnahseerde landen voor, zij het dat de grootte van die verschillen varieert tussen landen (Human Development Report 200 I). ~aatsch.appelijke . ongelijkheden tussen mannen en vrouwen bestaan ook op gebieden die wat lOm der algemeen bekend zijn. Ongelijkheid op het gebied v slachtofferschap van criminaliteit is daar één van. Een standaarduitkomst Van onderzo:~ naar slach~offerschap van criminaliteit is dat er een verschil bestaat tussen mannen en Yrouwe~ m de kans om slachtoffer te word~n van geweld. Mannen hebben een substantieel .grotere ~(ans om sla7h~offer te worden van allerlei typen geweldsdelicten, m~t nam~ ~Ishandelmg en bedrelgmg, dan vrouwen.! Dit blijkt zo te zijn in vrijwel alle ~eIndustnahseerde landen. De mate waarin mannen en vrouwen van elkaar verschillen In slachtof~errisi,co's verschilt echter tussen de landen (Van Kesteren et al. 2000), Ver~ch,ll,len III slachtofferkansen tussen personen worden in criminologisch onderzoek traditIOneel verklaard vanuit de leefstijltheorie (Hindelang Gottfredson & Garofalo 1978; Cohen & Felson \ 979). Volgens deze theorie hal;gt het risico om ?a.n slachtoffer te worden vancriminele delicten af van leefstijlen die mensen hebben. Verschillen in leefstijlen. tussen'petsonen.:verklaren verschillen in slachtofferrisico's. Met de leefstijltheorie kunnen ook verschillen tussen mannen en vrouwen in slachtoffer~ risico 1 s van geweld verklaard worden. Er kan namelijk verondersteld worden dat sekseverschillen in slachtofferkansen van geweld samenhangen met verschillen in de leefstijlen tussen mannen en vrouwen. Naast deze leefstijlbenadering wordt in recent criminologisch onderzoek steeds meer de specifieke sociaal-ruimtelijke context waarin potentiële slachtoffers leven, zoals buurten, steden en landen, betrokken in de verklaring van verschillen in slachtofferkansen tussen mensen (Sampson & Wooldredge 1987; Rountree, Land & Miethe 1994; Wittebrood 2000; Nieuwbeerta, De Geest & Siegers 2002). In dit artikel zullen we dat ook doen, waarbij we ons specifiek richten op de mate van emancipatie in een land. als een kenmerk van de context waarin mensen leven, ter verklaring van sekseverschillen in slachtofferschap. De verwachting is dat de emancipatiegraad mogelijk zowel direct als indirect (via verschillen in leefstijlen tussen mannen en vrouwen) sekseverschillen in slachtofferschap van geweld verklaart. In dit artikel beschrijven we allereerst de sekseverschillen in risico's om slachtoffer te worden van geweld in achttien landen. Vervolgens onderzoeken we in hoeverre sekseverschillen te verklaren zijn door de hoogte van de emancipatiegraad. We stellen vier onderzoeksvragen. De eerste twee vragen gaan over verschillen in slachtofferschap tussen mannen en vrouwen: (1) In hoeverre bestaan er sekseverschillen in slachtofferschap van geweld? (2) In hoeverre kunnen sekseverschillen verklaard worden door verschillen in leefstijlen tussen mannen en vrouwen? De laatste twee onderzoeksvragen hebben betrekking op cross~nationale variatie in de omvang van sekseverschillen in slachtofferschap: (3) In hoeverre is er variatie tussen landen in de mate waarin er sekseverschillen bestaan in slachtofferschap van geweld? (4) In hoeverre kan variatie tussen landen verklaard worden door verschillen tussen landen in de hoogte van de emancipatiegraad (zowel direct als indirect via leefstijlen)? Om deze onderzoeksvragen te beantwoorden, gebruiken we gegevens van de International Crime Victim Survey (levs). De ICVS is een grootschalig internationaal vergelijkend onderzoek, waarvoor in diverse landen personen gevraagd zijn naar· hun ervaringen met verschillende vorrpen van criminaliteit, waaronder geweld. De ICVS is inmiddels vier keer gehouden; in 1989, 1992, 1996 en 2000. Voor dit artikel gebruiken we gegevens over achttien geïndustrialiseerde landen. 2 Sekseverschillen in slachtofferkansen en de rol van emancipatie N!euw~eerla i~ als Seni?f ()nde~,o.eker verbonden aan het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en IS als AIO werkzaam bij hel departement Sociologie van de Universiteit an 'G 1, IlI'gh' De auteurs danken de twee anonieme reviewers en de editor van Soclall! Wi:lI!IISchappef1 [en van de oor. ~oor Uit commentaar op een eerdere versie van dil artikel. ' Slachtofferkansen en leefstijlen In criminologische theorievorrnin~ zijn slachtoffers van een delict lang beschouwd als personen die de toevallige pech. hadden doelwit te zijn geworden van een dader. Inmiddels wordt echter verondersteld dat slachtofferkansen vooral afhangen van leefstijlen die personen hebben (Hindelang et al. 1978; Cohen & Felson 1979; Miethe & Meier 1990). Verschillen in leefstijlpatronen tussen personen verklaren in criminologisch onderzoek verschillen in slachtofferkansen tussen personen. Deze benadering ter verklaring van slachtofferrisico's wordt afwisselend aangeduid met de leefstijltheorie 38 39 • Paul ReC~~~:l1dhavJng (NSCR). Antonla Vem'elj (Hindelang et ~L. 1978) e? de routine:activiteitentheorie (Cohen & Felson 1979). Hoewel deze theoneen verschIllen In termmologle, gaan ze er beide van uit dat de keuze van daders voor een bepaald slachtoffer rationeel is en afhangt van (dagelijkse) leefstijlen van potentiële slachtoffers (Clarke & Felson 1993). Deze benadering onderscheidt in het algemeen vier kenmerken van le,efstijlen die verkla~en waa~~m .er verschille~ tussen personen bestaan in de kans op slachtofferschap: d~ fysIeke nabijheId van potentIële slachtoffers tot gebieden waar veel potentiële daders zIJn, de mate .:vaar,in potenti/He slachtoffers zichzelf blootstellen aan potentiële daders, de aantrekkelijkheId van slachtoffers of hun bezittingen en de mate waarin potentiële slachtoffers of hun bezittingen beschenning genieten (Miethe & Meier 1990). Deze ken~erken komen. terug in het zogenoemde structurele~ke~zemodel van de leefstijl~ theone ter verklarmg van slachtoffel'kansen dat is opgesteld door Miethe & Meier (1994). In dit model worden nabijheid en blootstelling beschouWd als de 'structurele componenten', omdat deze twee kenmerken van leefstijlen de mate van contact tussen potentiële slachtoffers en daders bepalen en daannee een gelegenheidsstructuLU' voor criminaliteit vormgeven. Aantrekkelijkheid en bescherming representeren de lkeuzecomponenten', omdat deze leefstijlkenmerken de selectie van een bepaald doelwit binnen :en socia~l~ruimtelijke context bepalen (Miethe & Meier 1994). Hierbij is de assumptIe dat ratIonele daders slachtoffers kiezen die een hoge subjectieve waarde hebben en lage verwachte kosten. Uit eerder onderzoek blijkt dat deze vier leefstijlkenmerken de kans beïnvloeden waa:in p~rsonen slachtoffer worden van criminaliteit. te beginnen laten verschillende studies zien dat de fysieke nabijheid van potentiële slachtoffers tot gebieden waar veel potentiële daders zijn verschillen verklaart tussen personen in de mate van slachtoffer~ schap. Het wonen in een grote stad bijvoorbeeld vergroot'de kans op contact met potentiële daders en daannee het risico op slachtofferschap (onder andere Sparks, a,enn & Dodd 1977; Gottfredson 1984; Wikström 1991). Ook de mate waarin potentiële slachtoffers zich blootstellen aan potentiële daders blijkt van belang voor de verklaring van verschillende slachtofferkansen van mensen. Het bezoeken van bijvoorbeeld een discotheek of het gebruiken van .het openbaar vervoer vergroot de kans op' contacten met potentiële daders en daannee deslachtofferkans (onder andere Hindelang et al. 1978; Cohen, Kluegel & Land 1981; Miethe, Stafford & Long 1987; Sampson & Wooldredge 1987; Miethe & ~cDowali 1993). Naast de kans dat potentiële daders en potentiële slachtoffers met elkaar In contact ko~en, wordt het risico op slachtofferschap beïnvloed door de aantrekkelijkheid en beschennmç: van het potentiè!le slachtoffer. Het blijkt ~ijvoorbeeld dat mensen met een relatief hoog inkomen, hoge status en opleiding - die naar alle waarSchijnlijkheid relatief waardevolle e~ attractieve spullen bezitten - meer risicp lopen om bestolen te worden (onder andere Cohen et aI.1981; Lynch 1987; Miethe & Meier 1990; Van Dijk 1994). Kortom, er' kan van UIt worden gegaan dat de leefs~ijlpatronen die mensen hebben bepalend zijn \,:oor de kans slachtoffer te worden van criminaliteit (zie Qok Wittebrood Nieuwbeerta 1997). • Om & Sekseverschil/e.n in slachto./lerkansen en emancipatie De leefstijltheorie, gericht op de verklaring van verschiIien in slachtofferrisico's tussen personen in algemene zin, levert ook inzichten op voor de verklaring van verschillen in 3lachtofferkan~en tussen mannen en vrouwen. Dat mannen vaker slachtoffer van geweld \Vorden dan vtouwen kan mogelijk worden verklaard! doordat mannen en vrouwen verschillen in hun leefstijlen. Een traditionele taakverdeling tussen de seksen, waarbij 40 vrouwen de huishoudelijke taken verrichten en mannen de kostwinners zijn, leidt ertoe dat mannen meer uithuizig zijn dan vrouwen. Ook is de vrijetijdsbesteding van mannen over het algemeen meer uithuizig, terwijl vrouwen meer binnenshuis vrije tijd door brengen (Kraaykamp, Van der Lippe & Verhoeff 1996). Doordat mannen een m~er uithuizig leefpatroon hebben dan vrouwen, hebben mannen een grotere kans potentlè!le daders te ontmoeten dan vrouwen. Daannee lopen mannen een groter risico slachtoffer te worden van geweld dan vrouwen. Mannen en vrouwen zullen wat betreft leefstijl meer op elkaar lijken des te geè!mancipeerder het land is waar zij wonen. Er bestaat dan bijvoorbeel? meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen wat betreft de deelname aan betaalde arbeLd en de mate van uitgaan. Als mannen en vrouwen meer dezelfde leefstijlen hebben die hen blootstellen aan potentii:!le daders, hebben d~ders de gelegenheid om mannen en vrouwen meer in gelijke mate als doelwit te nemen. De kans om slachtoffer te w?rde.n van geweld zal dan ook meer gelijk zijn voor mannen en vrouwen. De verwachtmg IS daarom dat naarmate de emancipatiegraad in een land hoger is, de kansen van mannen en vrouwen om slachtoffer van geweld te worden dichter bij elkaar liggen. Deze verwachte invloed van emancipatie via leefstijlen is een indirect effect van emancipatie. Naast dit indirecte effect kan op basis van de leefstijltheorie ook een direct effect van emancipatie worden verondersteld. J3innen deze theorie wordt behalve de 'structurele co,mponent' ook een 'keuzecomponent' onderscheiden: de .selecti.e do~: een dader van een bepaald persoon als slachtoffer binnen een bepaalde soclaal~rUlmtehJke context hangt af van de mate van aantrekkelijkheid van het potentiële slachtoffer (Miethe & Meier 1990). De mate waarin daders personen als aantrekkelijke slachtoffers ervaren, zal mede afhangen van de situatie (context) waarin de keuze voor een bepaald slachtoffer wordt gemaakt. We verwachten d-at in contexten die gekenmerkt w~rden door meer emancipatie sekse een minder bepalende invloed heeft op de vaststellmg van de mate van aantrekkelijkheid van potentiêle slachtoffers door daders. Met andere woorden: mannen en vrouwen zijn meer in dezelfde mate aantrekkelijk voor daders in meer geëmancipeerde contexten. Daders (ongeacht of dit mannen of vrouwen zijn) zullen in meer geêmancipeerde contexten handelen vanuit meer gelijke rolopvattingen over mannen en vrouwen en zullen daardoor bij de keuze voor een man of vrouw als slachtoffer waren beïnvloed. (Zie voor een algemene uiteenzetting over de roltheoretische mechanismen bij contextuele verklaringen: Colernan (1990) en Hedström & Swedberg (1998).) Kortom, naarmate de emancipatiegraad in een land hoger is, kan verwacht worden dat de slachtofferkansen van mannen en vrouwen dichter bij elkaar liggen. Deze gedachtegang is in overeenstemming met diverse recente criminologische studies waaruit blijkt dat individuele risico's van slachtofferschap mede bepaald worden door invloeden van kenmerken van de context waarin personen leven, bijvoorbeeld de buurt, de stad of het land (Sampson & Wooldredge 1987; Miethe & McDowall 1993; Rountree et al. 1994; Rountree & Land 2000; Sampson, Raudenbush & Earl, 1997; Wittebrood 2000; Van Wil,em, De Graaf & Wittebrood 2002; Nieuwbeerta, De Geest & Siegers 2002). Dus niet alleen bepaalde leefstijlkenmerken maken dat mensen meer of minder kans hebben slachtoffer te worden van geweld, maar ook kenmerken van contexten waarin mensen leven, maken dat mensen niet toevallig doelwit van criminele daden worden. Toegepast op sekseverschillen in slachtofferschap: mannen en vrouwen hebben meer gelijke slachtofferkansen~ niet alleen wanneer slachtofferschap bevor~ derende leefstijlen meer gelijk verdeeld zijn over de seksen, maar ook wanneer mannen en vrouwen in meer geëmancipeerde contexten leven waarin-daders slachtoffers minder 41 kiezen op basis van sekse. Cross~nationale ~ariatie in sekseverschillen in slachtofferkansen en emancipatie ';ann~er v.erschl11:~ tussen mannen en vrouwen verklaard kunnen worden door \ erschillen In l~efstlJlen en contextuele effecten van emancipatie, liggen de verklaringen voor. ~e ~erschillen tussen landen in de mate waarin mannen en vrouwen verschillen in de nSlCO s slachtoffer van geweld te worden, Voor de hand. Dit wordt schematisch weergege:en door figuur 1, waarin de verklaring van verschillen tussen mannen en vrouwen In slachtofferschap (het individueel niveau) en de verklaring van verschillen tussen ,landen daarin (het landniveau) met elkaar worden verbonden. Enerzijds kunnen verschIllen tussen la,nde,n verklaard worden door contextuele verschillen: het directe eff:ct, van de emancIpatIegraad (pad D-C in figuur 1). Anderzijds kan cross-nationale variatie verklaard worden door verschillen tussen landen in de mate waarin ~ekseverschi1l~n in leefstij~en bestaan. Naannate leefstijlen tussen mannen en vrouwe~ I? .ee~ land mmder verschIllen, des te kleiner kan ook het sekseverschil in slachtoffern,slc~ s van g~weld v:~acht worden te zijn, Dit is een compositie-effect van de emailclpatlegraad Vla leefstIJlen en wordt weergegeven door pad A-B-C in figuur 1. Fi9uur 1: V9 ,zkleringsmodef voor ,sek~everschillen in slachtofferkansen van geweld en cross-nationale variatie In deze se kseverse hI ten door de emanClpa/legraad in lenden geldige scores hebben op alle voor dit onderzoek relevante variabelen. Dat komt neer op 56.503 respondenten. De achttien landen bestaan uit vier landen in de 'nieuwe wereld' (Australiê, Canada, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten) en veertien in Europa (Belgiê, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Groot-Brittannië (dat wil zeggen Engeland en Wales), Italiê, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Spanje, Zweden en Zwitserland). . De internationale slachtofferenquête heeft een aantal eigenschappen die de enquête bij uitstek geschikt maakt voor het onderhavig landenvergelijkend onderzoek. Allereerst zorgt het meten van criminaliteit via slachtofferenquêtes ervoor dat de criminaliteits~ cijfers niet afhankelijk zijn van of verstoord worden door cross-nationale verschillen in de behandeling van delicten door de politie; niet in de mate waarin ze worden aange~ geven, noch in de classificatie van de delicten. Een andere belangrijke eigenschap die ertoe bijdraagt dat de levs zich goed leent voor het doen van landenvergelijk,ingen is de standaardisatie van de enquêtevragen: in alle landen waar het onderzoek is uitgevoerd, zijn de vragen in dezelfde vonn gesteld, Dit in tegenstelling tot databronnen waarin slachtoffergegevens verzameld zijn met nationale slachtofferenquêtes. Een nadeel van de levs is dat de omvang van de steekproef per hmd relatief klein is (rond de 2000 respondenten per keer). Aangezien het slachtoffer worden van geweld een gebeurtenis is die vrij weinig voorkomt, kan een kleine afwijking in de steekproef grote gevolgen hebben voor de schatting van de grootte van het slachtoffercijfer. Om dit Landniveau Emancipatiegraad in een land Mate van sekseverschiIIen in slachtofferschap in een land lA Individueel niveau 3 (Verschillen in) D C 1 - -_ _-;.~ (Verschillen in) B leefstijlen van mannen en vrouwen slachtofferkansen van mannen en vrouwen Data en methode Internationale slachtofferdata De gest~lde Qnd~rzoek~v~agen zullen worden beantwoord door gebruik te maken van de Intern~~lOnal CrIme Vlctlm Survey (ICVS). De ICVS i~ een grootschalig internationaal ve~gehJkend onderzoek naar slachtofferschap waarvoor in diverse landen een representatleve steekproef van ?ngeveer 2?OO respondente~ van zestien jaar en ouder is gevraagd naar hun ervarmgen met tIen verschillende vonnen van crîminaliteit waar ::mder gewe.l.d. De lCVS is inmiddels vier keer gehouden; in 1989, 1992, 1996 e~ 2000~ [n totaal zIJn er meer dan 200.000 respondenten geïnterviewd in zeventig landen' W'aarvan ,meer dan 110..~OO respondenten in geïndustrialiseerde landen. Voor he~ )nderhavlge pnderzoek ~~Jn ~egevens uit achttien geï~dustrîaliseerde landen gebruikt. : an de ander~ landen zIJn niet alle benodigde variaqelen beschikbaar of zijn slechts ,teekproev.en, JO grote steden genomen. Door landen rilet alleen steekproeven in grote iteden bUlten beschouwing te laten, worden problemen met generaliseerbaarheid foorkomen, Verder is alleen gebruik gemaakt van gegevens van respondenten die 42 bezwaar in te perken, zullen in dit artikel gegevens samengenomen worden voor landen waar de levs meerdere malen is gehouden. Door op deze wijze de steekproef per land te vergroten kunnen er betrouwbaardere schattingen worden gemaakt van de mate van slachtofferschap. Wel moet dan,rekening gehouden worden met het feit dat niet alle landen aan alle ronden hebben meegedaan. Om eventuele tijdseffecten uit te sluiten, zal in de analyses gecontroleerd worden voor het jaar waarin 'de enquête is afgenomen. Slachtojferschap van geweld In de ICVS zijn respondenten onder andere ondervraagd over hun ervaringen met tien verschillende vormen van criminaliteit in de vijf jaar voorafgaand aan de enquête. Respondenten is gevraagd of zij slachtoffer zijn geworden van autodiefstal, diefstal uit de auto, vernieling aan de auto, diefstal van motor~ of bromfiets, fietsendiefstal, inbraak, poging tot inbraak, diefstal van persoonlijke bezittingen, berovingen en geweldsdelicten. Respondenten die aangeven slachtoffer te zijn geworden van één of meer van deze vormen van criminaliteit worden per crjminaliteitsvonn verder ondervraagd. In dit artikel maken we gebruik van de antwoorden van respondenten op de vraag naar slachtofferschap van geweld. Aan de respondenten is gevraagd of zij 'persoonlijk door iemand aangevallen of bedreigd zijn op een manier die beangstigend was', Het betreft hier geen slachtofferschap vaQ geweld binnen de eigen woning en evenmin slachtofferschap van seksueel geweld. (Er is in de ICVS wel gevraagd naar ervaringen met seksuele delicten, maar deze zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten aangezien vragen daarover niet in alle ronden van de ICVS in elk land aan mannelijke respondenten zijn gesteld.) Deze meting van slachtofferschap sluit nauw aan bij de redenering die in dit artikel gevolgd wordt. We veronderstellen dat daders een (min of meer) doelbewuste keuze maken voor -een bepaald individu als slachtoffer en dat deze keuze mogelijk afhangt van de sekse van de potentiêle slachtoffers. Aannemelijk is dat het kenmerk sekse er met name toe doet bij een delict waarbij direct contact plaatsvindt tussen de dader en het slachtoffer. Van de delicttypen die de levs behelst, is geweld het 43 delict. waarbij het meest direct contact is tussen de dader en het slachtoffer en als zodamg wordt de slachtofferkeuze het minst bepaald door kenmerken van eventueel te stelen of te vernielen goederen. Slacht~ffersc~~p. is in de analyses gebruikt als een dichotomie. Respondenten die a?ngaven In de v.I~f Jaar voorafgaande aan het ICvsMinterview slachtoffer van geweld te z~~n geworden, ZIJn gecodeerd als 1. Zij die aangaven geen slachtoffer te zijn geweest, z:Jn, gecodeerd als O. Kenmerken van deze variabele en van de verklarende variabelen dIe In de volgende twee paragrafen worden beschreven, zijn te vinden in tabel 1. Tabel 1: Range, gemiddelde en standaard deviatie Van de gebruikte variabelen Range AFHANKELIJKE VARIABELE Slachiofferschap geweld 0,00 -1,00 ONAFHANKELIJKE VARIABELEN Individueie kenmerken Sekse (man) Dagelijkse bezigheid (werkt) Gaat uit (vaak) leeftijd (15-29 =referentie) Leeftijd (30-55) Leeftijd (55+) Burgerlijke staat (getrouwd) Stedelijkheid (woont In stad ~ 100.000 Inwoners) Opleiding (hoog) Inkomen (hoog) Landenkenmerk Emancipatie eONTROLEVARIABELEN Jaar levs (1989 =referentie) Jaar ICVS (1992) Jaar ICVS (1996) Jaar levs (2000) Gemiddelde Stand, dev, 0,11 0,31 0,00 -1 ,00 0,00-1,00 0,00-1,00 0,00 -1 ,00 0,00-1,00 0,00 -1,00 0,00 -1 ,00 0,00 -1,00 0,00-1,00 0,00-1,00 0,49 0,67 0,53 0,19 0,54 0,27 0,70 0,28 0,44 0,55 0,50 0,47 0,50 0,39 0,50 0,47 0,46 0,44 0,50 0,50 -6,20 - 8,00 0,47 4,41 0,00-1,00 0,00 -1 ,00 0,00-1,00 0,00 -1 ,00 0,26 0,25 0,23 0,27 0,44 0,43 0,42 0,44 N(Individuen) =56.503 N (landen) =18 Sekse en leefstijlkenmerken Een centrale v&riabele in onze analyses is sekse. Deze variabele heeft de waarde I als de respon~ent een vrouw is en de waarde 0 voor een man. In dit artikel is de gedachte dat ~erschI!~~n tusse~ mannen en vrouwen in slachtofferschap samenhangen met verschillen In leefstiJlen. IndIcatoren die we voor leefstijlen gebruiken, zijn sociale' en demografische ,<en merken van de respondenten. Het gebruik van prèciezere indicatoren voor leef~ ,atronen zou ad~quater zijn, maar gegevens daarvoor zijn'niet in de ICVS voorhanden. De ~~nmerken d,i.e ~ln dit ~rtik~l gebruikt ~ijn als i~dicatorerj van leefpatronen zijn: belang~ ~~kst~ dagehJk~e beZigheId, frequentie van uItgaan, leFftijd, burgerlijke staat, stedelJkheld van de woonplaats, opleiding en inkomen (zie tabel I), Om te beginnen is een variabele geconstrueerd· die aangeeft of iemand als )elangrijkste dagelijkse bezigheid betaald werk verriçht of in militaire dienst zit gecodeerd als ;1); of andere daginvullingen heeft, zoals het doen van het huishouden of verkloos zijn (gecodeerd als 0). Meer dan eens per week uitgaan, heeft de waarde I. 44 Personen die minder dan eens per week uitgaan of niet uitgaan krijgen een code 0 op die variabele. Bij de variabele leeftijd onderscheiden we drie leeftijdsgroepen: 16 tot 29 jaar, 30 tot 55 jaar en 55 jaar en ouder. Als indicator voor iemands burgerlijke staat hebben we een variabele geconstrueerd die de waarde 1 heeft als mensen getrouwd zijn of samenM wonen, en de waarde 0 als zij alleenstaand zijn, Voor de variabele voor de stedelijkheid van de woonplaats van personen hebben \ve infonnatie gebruikt over de grootte van de woonplaats van respondenten. Er is onderscheid gemaakt tussen steden met meer dan 100.000 inwoners (gecodeerd als 1) en steden met een inwonersaantal kleiner dan 100.000 (gecodeerd als 0). Om een variabele te maken voor opleidingsniveau zijn twee verschillende vragen uit de tevs gebruikt die over de hoogst voltooide opleiding gaan. In 1989 en 1992 is het opleidingsniveau van de respondenten gemeten in het aantal gevolgde jaren opleiding, terwijl tn de twee recentste versIes (1996 en 2000) naar opleidingsniveau gevraagd is. De scores op beide variabelen zijn gestandaardiseerd. Een opleidingsniveau hoger dan gemiddeld wordt gecodeerd als 1 en lager dan gemiddeld krijgt een score O. Voor het huishoudinkomen is respondenten gevraagd of dit onder (gecodeerd als 0) of boven het nationaal gemiddelde ligt (gecodeerd als 1). ren slotte wordt het jaar waarin de enquête is afgenomen als controlevariabele opgenomen. Voor elk jaar, 1989, 1~92, 1996 en 2000, is een dichotome variabele aangemaakt. Emancipatiegraad Naast effecten van de leefstijlen van mannen en vrouwen op de kansen die zij lopen slachtoffer van geweld te worden, veronderstellen we in dit artikel ook dat deze kansen mede afhangen van de situatie (contextfwaarin door daders de keuze voor een bepaald slachtoffer wordt gemaakt. We bestuderen hierbij de mogelijke rol van de emancipatiegraad als contextueel kenme,k. De graad van emancipatie in een land kan worden opgevat als de relatieve hoogte van de positie die vrouwen in vergelijking met mannen innemen op verschillende maatschappelijke gebieden in een land. Om een dergelijke maat voor de positie van vrouwen ten opzichte van mannen vast te stellen, is een schaal geconstrueerd op basis van' acht items: (1) het aandeel vrouwen onder tertiaire studenten, (2) de arbeidsparticipatie van vrouwen in vergelijking met mannen, (3) de hoogte van het inkomen van vrouwen ten opzichte van mannen, (4) het aandeel vrouwen in het totaal aan technische beroepen, (5) het aandeel vrouwen in bestuurlijke en managementfuncties, (6) het aanpeel vrouwen in fW1cties bij de overheid (subministerieel), (7) het aandeel vrouwen in de bezetting van zetels in het parlement, en (8) het gemiddeld aantal kinderen per vrouw (vruchtbaarheidscijfer). De gegevens komen uit verschillende databronnen vl;ln de Verenigde Naties (The Wor/d's Women 1996: Trends and Statistics, en Human Development Report 1995) en hebben betrekking op midden jaren negentig. Hiermee sluiten ze goed aan bij de levs gegevens verzameld in de periode 1989 - 2000. Om een unidimensionele schaal voor de emancipatiegraad te maken, zijn de: scores op alle items gestandaardiseerd en vervolgens ongewogen opgeteld. De :'interne consistentie van de schaal is· goed (Cronbachs alpha is 0,81). Deze schaal voor de emancipatiegraad in een land is een adequate indicator voor de sociale natfonale context waarin geweldsdaders de keuze voor een bepaald slachtoffer maken. Methode Omdat de doelstelling van dit artikel het verklaren is van verschillen in de k~ns op slachtofferschap tussen individuen (mannen en vrouwen) onderling én tussen de landen 45 waarin individuen leven. passen we modellen toe waarin twee niveaus worden onderscheiden: een individueel niveau en een landniveau. Dit doen we door gebruik te maken van zogenaamde 'multile vel' of 'hiërarch ische' modellen (Bryk & Raudenbush 1992; Goldstein 1995). De modellen houden rekening met de gelaagd e structuur van de dataset omdat op elk van de onderscheiden niveaus afzonderlijk meetfouten kunnen worden gespecificeerd. Hierdoor hebben deze modellen - in vergelijk ing met meer traditionele technieken - het voordeel dat bij het schatten van de co~ffici ënten rekening wordt gehouden met de samenhang tussen de meetfouten binnen landen. Ook wordt er in de modellen rekening mee gehouden dat de aantallen respondenten per land kunnen verschillen. We schatten logistische modellen omdat de afhanke lijke variabele dichotoom is: een respondent is wel (1) of niet (0) slachtoffer van geweld geweest. We schatten drie modellen om de verschillende onderzoeksvragen te beantwoorden. De eerste onderzoeksvraag die we willen beantwoorden is in hoeverre er sekseverschillen bestaan in slachtofferschap van geweld. Om te beginnen wordt daarom voor elk individu i in land j het volgende model (Model A) geschat: Y!J -I - n [ I P""""'/I". J-- (J O} + (J Ij (man ) - P.<!tI<'hlqtfrr /30,. /300 +J.I; PIJ = /3\0 + Vj (I) In dit model geeft pq het effect van leefstijlindicatoren weer en /31j represen teez: nu h~t sekseverschil in slachtofferschap van geweld gecontroleerd voor verschIllen In leefstijlen tussen mannen en vrouwen. Een vergelijking tussen de effectpa rameters Pu van Model A en Model B geeft dan ook direct antwoord op de vraag in hoeverre sekseverschillen verklaard kunnen worden door sekseverschillen in leefstijle n. Ten slotte schatten we de parameters van een derde - nog uitgebreider - model om ook de laatste twee onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Deze vragen hebben betrekking op in hoeverre er variatie bestaat in sekseverschillen in slachtof ferschap .van geweld tussen landen en in hoeverre die variatie kan worden verklaar d door verschIllen tussen landen in de hoogte van de emancipatiegraad. Om deze goed te kunnen vaststellen, moeten we tegelijkertijd rekening houden met zowel het i~directe als. het directe effect van de emancipatiegraad. Het indirecte effect (pad A-B-C 10 figuur 1) IS al in model B opgenomen doordat we rekening houden met verschillen tuss~n landen in de mate waarin leefstijlen van mannen en vrouwen van elkaar verschIll en. Om ook rekening te houden met het directe effect (pad D-C in figuur 1) nemen. we ook het contextuele kenmerk 'emancipatiegraad' in het derde model op. Model C ZIet er dan als volgt uit: (2) (3) Vergelijking (J) heeft betrekking op het individuele niveau, waarbij Yij de log odds is voor de kans dat men slachtoffer van geweld wordt (PJ/achlo/fer) .versus de kans dat men geen slachtoffer wordt (l - Pr/ochlojJer). Het intercept !Joj in deze vergelijk ing geeft voor ieder land j de kans (in log odds) aan dat vrouwen slachtoffer worden van geweld. De paramet~~ [JIJ la~en voor ieder land j het effect zien van de variabele 'man' op de afhankelijke variabele en geeft dus het verschil aan tussen mannen en vrOUwen in de kans om slachtoffer van geweld te worden. Anders gezegd: PIJ represen teert de grootte van de sekseverschillen in slachtofferschap van geweld in ieder land j: de centrale variabele in dit artikel. Vergelijkingen (2) en (3) worden geschat op landniveau. Door in deze vergelijkingen zogeheten 'random ' tennen (p en v) :op te nemen, kunnen zowel het intercept fJoj als de effectparameter van sekse PIJ vari(!ren tussen landen. De parameter IJ geeft de mate aan waarin het intercept fJoj, ofwel de kl:!-nsen (in log odds) voor vrouwen om slachtoffer van geweld te worden, verschilt tussen landen. De paramet er v geeft de mate aan waarin de effectparameter fJlj. ofwel de mate waarin mannen en vrouwen verschil1en in de kansen op slachtofferschap, verschilt tussen landen. De tweede onderzoeksvraag is in hoeverre se~severschillen verklaar d kunnen worden door verschillen in leefstijlen tussen mahnen en vrouwen . Om dit te onderzoeken; breiden we Model A uit door er 'Ieefstijlindicaforen' in op te nemen. Dit wordt Model B: (4) (5) (6) 46 Y;) = In( P'"Mq/f. '\ =(JO) + (J,,(rnan) + 'L.(J, (leefstijlindicatoren, ) 1- Psl<lchllJffrr J fJOj=/30o+ /30, (ernancipaliegraadj) + JI;. (JIJ =(JIO + (J" (ernancipatiegraadj) + Vj. (7) (8) (9) Het intercept POf en de effectparameter Pij fungeren hierbij als afhanke lijke variabelen in de vergelijkingen op het landniveau. Param~te: (Jol geeft het effect aan van de emancipatiegraad in een tand op de kans voor mdIvIduele vrouwen om slachtoffer van geweld te worden. Parameter Pil geeft het directe (contextuele) effe~t wee~ van de graad van emancipatie op de mate waarin mannen en vrouwen verschIl len m kansen om slachtoffer van geweld te worden (pad 0 in figuur 1). 4 Resultaten: beschrijvende analyses Sekseverschillen in slachtojferkansen van geweld Gemiddeld over de achttien landen is bijna tien procent van de respond enten ten minste eenmaal slachtoffer geworden van geweld (gedurende de vijf jaar voor het moment dat de enquête is afgenomen). Van de mannen is 10,5 procent slachtoffer geweest en van de vrouwen 8,8 procent. In dit artikel kijken we verder niet naar deze absolute slachtofferkansen van mannen en vroUwen, maar richten we ons op de relatieve kansen (verschillen tussen mannen en vrouwen). De mate waarin slachtofferkanse n van mannen en vrouwen verschillen, drukken we uit in log odds ratio's. Log odds ratio's worden berekend als: de kans op slachtofferschap van mannen (in log odds) gedeeld door de kans op slachtofferschap van vroUWen (in log odds). De gemiddelde log odds ratio over de achttien landen is 0,21 (zie tabel 2). Deze positieve log odds ratio geeft weer dat mannen een grotere slachtofferkans he,pben dan vrouwen over alle landen tezamen. , 47 Tabel 2: Percent~ges,mannen en vrouwen dat de afgelopen vijfjaar slachtoffer is geworden van geweld en de mate van sekseverschillen In slachtofferschap van geweld (gemeten in log odds rat/o's) in f8/anden, 1989-2000 Slachtofferschap Slachtofferschap Sekseverschil )n -;;::;;:::;;:-----lM!!aj1'n1E n ''''n__ vrouwen slachtofferschap AustralIë 15,7 14,2 0,12 België 8,6 6,5 0,30 Canada 11,6 13,0 -0,11 Denemarken 8,4 7,6 0,12 Duitsland 13,3 6,6 0,49 Finland 12,3 9,0 0,35 Frankrijk 13,0 11,0 0,19 Engeland en Wales 12,2 11,1 0,10 Italië 4,4 2,7 0 48 Nederland 12,4 9,0 0:36 Nleuw·Z~eland 13,8 13,8 0,00 Noorwegen 8,2 7,3 0,13 Oostenrijk 6,6 3,6 0,65 Portugal 5,4 4,6 0,12 Spanje 9,9 6,7 0,40 Verenigde Staten 15,7 14,3 0,11 Zweden 10,4 9,6 Zwitserland 6,6 5,8 0,14 om 3emiddelden 10,5 6,6 0,21 1 De gemiddelde log odds ralio is gecontroleerd voor het aantaJ respondenten per land en het Icvs-interviewjaar. ~en eerste indicatie voor de mate waarin leefstijlkenmerken van invloed zijn op ,Iachtofferkans~~ krijgen we door Voor mannen en vrouwen apart hun slachtofferkansen lan ,~un teefst,IJlen te relateren (zie tabel 3). Zowel mannen als vrouwen in de eeftIJdsca.te.gone van 16 t?t 29 jaar, die betaalde arbeid verrichten, veel uitgaan, een loge opleldmg hebben en m een grote stad wonen, hebben meer kans om slachtoffer te ",orden van g~weld d~n m.~nnen en vrouwen met andere sociaaJ~demografische .enmerken. Inkomen blijkt bIJ deze analyse geen invloed te hebben op de verklaring an de kans op slachtofferschap. Deze resultaten laten ook zien dat vrouwen minder ans hebben o~ slachtoffer te worden dan mannen hpewel ze dezelfde .leefstijlen ebben. Sekse lijkt dan oo~ va? inv1.oed te zijn op de keuz~ van daders voor een bepaald lachtoffer. De rpate waarm dit varieert naar de emancipatiegraad in contexten waarin lannen en vrouren leven, komt later in deze paragraaf aan de orde. 48 Tab91 3: Percentages mannen en vrouwen c1at de afgelopen vijf jaar slachtoffer is geworden van geweld naar individuele kenmerken (leefstijllndicetoren/, 1989·2000 LeefstijlIndicatoren Categorieën Mannen Vrouwen Dagelijkse bezigheid Gaat uit Leeftijd Burgerlijke staal Stedelijkheid Opleiding Inkomen Werkt Werkt niet Vaak NIet vaak 16-29 30-55 55 + Getrouwd NIet getrouwd Woont In stad < 100.000 Inwoners Woont In stad == 100.000 Inwoners Hoog Laag Hoog Laag 0,13 0,D9 0,14 0,09 0,22 0,11 0,05 0,10 0,16 0,10 0,15 0,13 0,10 0,12 0,12 0,12 Om 0,11 0,06 0,16 0,10 0,05 0,06 0,13 0,D9 0,12 0,12 0,06 0,09 0,',0 N= 56.503 Cross-nationale variatie in sekseverschillen in slachtofJerkansen van geweld Gemiddeld over alle landen hebben mannen dus meer kans om slachtoffer te worden van geweld dan vrouwen. Ook blijkt de mate waarin slachtofferkansen van mannen en vrouwen verschillen te varit!ren tussen landen (zie tabel 2). Hoe meer de log odds ratio van nul afwijkt, hoe groter de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. De slachtofferkansen van mannen en vrouwen zijn het meest ongelijk in Oostenrijk, Duitsland en Italië. De kleinste sekseverschillen in slachtofferschap bestaan in Nieuw-Zeeland, Zweden en Engeland en Wales. In Canada vinden we zelfs een negatieve log odds ratio: in dat land worden mannen iets minder vaak slachtoffer dan vrouwen. Het blijkt dat de variatie tussen landen in de mate waarin er verschillen tussen mannen en vrouwen in slachtofferschap bestaan, samenhangt met de hoogte van de emancipatiegraad in landen (de Pearsorl,"s correlatie is -0,62). Deze samenhang wordt weergegeven door een geschatte regressielijn in een scatterplot waarin per land de hoogte van de emancipatiegraad afgezet is tegen de grootte van het sekseverschil in slachtofferschap (zie figuur 1). De regressielijn convergeert naar de nul-lijn (geen sekseverschil) met een toenemende eman.cipatiegraad. Anders gezegd, naannate landen door een hogere ernancipatiegraad gekefimerkt worden des te kleinere sekseverschillen in slachtofferschap er bestaan. Dit is een eerste indicatie voor het effect van de emancipatiegraad dat hieronder adequater wordt vastgesteld in multilevel-analyses waarbij een indirect (compositioneel) en een direct (contextueel) effect van emancipatiegraad kan worden onderscheiden. 49 Figuur 2: Verband tussen de emancipatiegraad en de mate van sekseverschillen in slachtofferschap van geweld (gemeten in log odds ratio's) ,8,.---- --, Tabe/4: Ongestandsardiseerde parameters (log odds ratio's) van logistische multilevel modellen ter verklaring van seksegebonden slachtofferschap van geweld Model A Model B Model C S s.e. S s.e. S s.e. Individuele kenmerken Man 0,210" 0,045 Werkt Gaat vaak uit Leeftijd 30-55 jaar • Oostenrijk ,6 Leeftijd 65+ • Italië Getrouwd Woont in stad:a: 100.000 inwoners Hoge opleiding Hoog Inkomen • Duitsland • Spanje ,4 • Nederland België • Finland • ,2 Zwitserland. • Denemarken Staten. • Zweden .Canada -,2 ".-~o:----~-~-~-~-~~~__._ -8 -6 -4 -2 ° 2 0,194" 0,051 0,148" -0,512·· -1,372" -0,441** 0,166·· -0,076" 0,036 0,032 0,042 0,046 0,071 0,032 0,046 0,028 0,030 0,046-0,029" 0,018 0,006 0,267*· Verenigde .Noorwegen Portugal • Engeland en Wales -------------------------------------------.Niëuvv-iëë~~d-- 0,0 0,044 0,032 0,032 0,046 0,071 0,031 0,046 0,028 0,030 Landenkenmerk + Interactie Emancipatie Emancipatie· man Frankrijk I Austrahë.. 0,181·· 0,052 0,149" -0,511" -1,370" -0,440·· 0,26S·· 0,167" -0,077' 4 6 _ 8 _I lO Emancipatiegraad Controle Jaarlcvs (1992) Jaarlcvs (1996) Jaar ICVS (2000) 0,007 0,207" 0,225·· 0,116 0,089 0,114 0,119 0,311" 0,368·· 0,139 0,100 0,113 0,122' 0,312" 0,370" 0,057 0,103 0,115 Constante -2,339u 0,094 ·2,36S" 0,086 -2,384·· 0,082 0,048 0,017 0,199u 0,026" 0,043 0,013 0,163" 0,013' 0,043 0,009 Variantie-componenten Variantie op landniveau (constante) Variantie op landniveau (sekse-effect) 0,232·· 0,028·· N(individuen) =56,503 N {landen) = 16 5 Resultaten: "p'0,01'p<0,05((-p<0,10)) multilevel~analyses Sekseverschillen in slachtofferkansen van geweld Om na te g~an in welke mate de kans op slachtom~rschap gerelateerd is aan sekse, leefstijlpatronen en de emancipatiegraad, zijn de hiervoor behandelde drie modellen (Model A, B en C) geschat. In het eerste model is alle~n de variabele sekse opgenomen. Het tweede model bevat zowel de variabele sekse als indicatoren voor leefstijlen. In het jerde en laat13te model wordt bovendien de emancipatiegraad opgenomen. In alle drie ~?dellen wordt gecontroleerd voor het jaar waarin d~ individuele gegevens gemeten ~IJn. Voor de analyses zijn de individuele variabelen gecentreerd rond het algemeen ~emiddelde op individueel niveau. Om te beginnen richten we ons op de eerste onderzoeksvraag en bekijken we hoe ~root de verschillen tussen mannen en vrouwen in slachtofferkansen zijn. Hiervoor is in Ylodel A enkel de variabele 'Man' opgenomen. In tabel 4 is te zien dat deze variabele len significant positief effect heeft van 0,21 op de kansverhouding al dan niet :la~htoffe~ te worden van geweld. Dit houdt in dat mannen gemiddeld een «exp 0,21)) 100 -) 23 proc~nt grotere kans hebben om slacht~ffer te worden van geweld dan 'rouwen. DI~ IS nIet verrassend. Deze bevinding IS overeenkomstig met de al :erapporteerde log odds ratio over landen in tabel 2. 50 De tweede onderzoeksvraag is in hoeverre de sekseverschillen verklaard kunnen worden door verschillen tussen mannen en vrouwen in leefstijlen. Om dit te onderzoeken nemen we ook leefstijlindicatoren op in Model B. Uit de resultaten blijkt dat de indicatoren voor leefstijlen significante effecten hebben op de kans slachtoffer van geweld te worden (Model B van tabel 4). Met name jongeren hebben een grote kans slachtoffer te worden. De resultaten laten verder zien dat personen die vaak uitgaan een groter risico lopen om slachtoffer te worden. Ook komt naar voren dat mensen met een hoge opleiding meer kans hebben om slachtoffer te worden ,van een delict dan mensen met een lagere opleiding. Getrouwden hebben minder kans om slachtoffer te worden van geweld. Personen met een hoger inkomen dan het nationaal gemiddelde lopen minder kans om slachtoffer te worden van geweld. Verrassend is wel dat het al dan niet werken van respondenten niet significant van invloed is voor de bepaling ~oor slachto~fer~ kansen van geweld.' Dit is niet in overeenstemming met onze verwachtmgen en verdIent verdere aandacht in toekomstig onderzoek. Aangezien leefstijlen van invloed ,zijn op de slachtofferkansen van personen en we kunnen aannemen dat mannen en vrouwen verschillen in leefstijlen, kan verwacht worden dat sekseverschillen in slachtofferschap kleiner zijn wanneer rekening gehouden wordt met de leefstijlen van personen. De uitkomsten van Model B (in tabel 4) laten dit inderdaad zien. Het sekse-effect wordt 14 procent kleiner (namelljk van 0,21 na.r 0,18). Deze bevinding houdt in dat de verschillen tussen mannen en vrouwen in slachtoffer- 51 kansen kleiner zijn wannee r rekening gehouden wordt met het feit dat mannen en vrouwen verschillende leefstijlen hebben. Hoewel leefstijlen een deel van het sekseeffect verklaren, blijft het sekse-effect nog wel significant. Blijkhaa r verklaren de opgenomen indicatoren voor leefstijlen niet volledig waarom mannen een grotere kans hebben dan vrouwen om slachtoffer van geweld te worden. Cross-nationale variatie in sekseverschillen in slachtoflerkansen van geweld !'ot slot behandel~n ,we de laa,tste twee ond~rzoeksvragen, Deze hebben betrekking op In hoeverre er vanatie bestaat In sekseverschillen in slachtofferschap van geweld tussen landen en in hoeverre die variatie verklaard kan worden door verschil len tussen landen ~n ,de hoogte v~n de emancipatiegraad, We onderzo eken hierbij tegelijkertijd de mdlrecte en de dIrecte effecten van de emancipatiegraad. Het indirecte effect was al in model B verdisconteerd doordat we rekening hielden met verschillen tussen landen in de mate waarin leefstijlen van mannen en vrouwen van elkaar verschil len, Om nu ook rekening te h~uden met het directe effect nemen we in Model C ook het contextuele kenmerk 'e~ancipatiegraad' en de interactie met sekse op, De paramet erschattingen van Mod~l ~ (zie t~bel4~ laten voor. de interactievariabele tussen sekse en emancipatiegraad een Significant: negatIef effect ZIen, Deze bevinding toont dat er voor mannen met elke 'eenheid emanCipatie' erbij, een kleinere invloed bestaat op de kansver houding al dan niet slachtoffer te worden ten opzichte van een constante slachtofferschap van vrouwen. Hoe hoger de ~mancipatiegraad is, hoe kleiner het sekse-effect blijkt te zijn, Dus hoe meer emancipatie, hoe kleiner de verschillen tussen mannen en vrouwen zijn in de kans om slachl0ffer,!e word~n va~. geweld. Dit is in overee~stemmÎng met de verwachting dat sekseverschillen kJemer ZlJn naannat e de emancipatiegraad hoger is, Een vergelijking van de variantietennen van modeJleq A, B en C (zie tabel 4) kan tot slot antwoord geven op de laatste onderzoeksvraag na~r in hoeverre de emancipatiegraad verschillen tussen landen verklaart in de mate waarin er sekseverschillen in slachtofferschap van geweld bestaan, In Model A :van tabel 4, waarin alleen sekse is opgenomen als verklare nde variabele blijkt dat het sekse-effect significant varieert tussen landèn. De variatie tussen landen i~ .liet groot wat betreft de mate waarin er verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen :de variantie is 0,028), maar is desalniettemin significant. Landen verschil len dus in de uate waarin de slachtofferkans van mannen groter is dan die van vrouwen , Het blijkt dat verschillen tussen landen iets': vennind eren wanneer de eefstijlvariabelen zijn opgenomen (zie Model B), Er is een afname in de variantie van (0,028 - 0,026) / (0,028 • 100) =) 7 procent. Blijkbaar kunnen verschil len tussen landen n de leefstijlvQ.rdeling naar sekse maar voor een heel :klein deel verschillen tussen anden verklaren. Tot slot is in Model C van tabel 4 het effect van emancipatie opgenomen als nogelijke verklaring voor verschillen tussen landen. Het l1lijkt dat de verschillen tussen anden afnemen' als rekening gehouden wordt met variatie tussen landen in de hoogte 'an d: ez:'ancip;atiegraad, VerschiIIen tussen landen wat betreft de hoogte van de manclpatlegraad verklaren 50 procent van de landenverschillen die er na rekening te ouden met de .leefstijlen nog bestonden, In totaal wordt bijna 54 procent van alle orspronkelijke:. verschillen tussen landen verklaar4 door leefstijle n en de mancipatiegraad (vergelijk Model C en A), maar er blijven significa nte verschillen ver. 52 6 Conclus ies Het uitgangspunt van dit artikel was het beschrijven en verklaren van (a) verschillen in de mate van slaçhtofferschap van geweld tussen mannen en vrouwen (mannen worden vaker slachtoffer dan vrouwen) en (b) de mate waarin deze seksever schillen varH~ren tussen landen. Ter verklaring hiervan is met name gekeken naar de invloed van de emancipatiegraad in een land. Daarbij is onderscheid gemaak t tussen zowel een indirecte invloed (via leefstijlkenmerken) als een directe invloed (het contextuele effect) van de emancipatiegraad. De rol van emancipatie op sekseverschillen in slachtofferschap van geweld is onderzocht in achttien landen met behulp van gegevens van de International Crime Victim Survey (levs). Zoals verwacht blijkt het sekseverschil in slachtofferschap van geweld kleinet te zijn wanneer er rekening mee gehouden wordt dat mannen en vrouwen verschillende leefstijlen hebben. De resultaten laten ook zien dat er een zelfstandig direct effect is van de nationale context: de mate van emancipatie in een land is van significa nt belang voor individuele slachtofferkansen en de verschillen daarin tussen mannen en vrouwen. Verder blijkt dat de cross-nationale variatie in de mate waarin mannen en vrouwen verschillen in slachtofferkansen van geweld slechts in geringe mate verklaard kan worden doordat de (verschillen in) leefstijlen van mannen en vrouwen tussen landen variëren. Met name het directe effect v~n de emancipatiegraad in een land blijkt de verschillen tussen landen te verklaren. Slechts een klein deel kan worden toegeschreven aan het indirecte emancipatie-effect via lèefstijlen. Dit neemt niet weg dat de algemene gedachte van dit artikel door de resultaten wordt ondersteund: hoe hoger de em~nci~ patiegraad in landen is, hoe kleiner de verschillen zijn tussen mannen en vrouwen lil de kans dat zij slachtoffer worden van geweld. We willen benadrukken dat deze conclusie niet zonder meer generali seerbaar is naar andere delicten dan geweld. Omdat we in dit artikel de invloed van sekse wilden nagaan, hebben we ons tot een type delict beperkt waarbij altijd direct contact tussen daders en slachtoffers plaatsvindt en waarbij sekse in principe een rol zou kunnen spelen. Bij een delict als diefstal bijvoorbeeld is dit veel minder duidel!jk . Ook denken we dat de resultaten uit dit artikel geen betrekking hebben op de verklan ng van seksueel geweld, In verschillende (feministische) studies en theorieën. wordt ver~~derst.eld dat vrouwen minder slachtoffer worden van seksueel geweld m meer geemanclpeerde landen. Deze verwachting lijkt in strijd" met uitkomsten van dit artikel, ma,ar om~at seksueel geweld een heel andersoortig delict is en we daarom seksuele delIcten ntet opgenomen hebben in de vaststelling van de mate van geweld, kunne~ :ve geen uitspraken doen over effecten van emancipatie op seksueel geweld. Kortom, JUist omd~t we ons beperkt hebben tot de verklaring :van verschillen tussen mannen en vrouwen 10 slachtofferschap van alleen geweld, was het mogelijk de leefstijltheorie expliciet op de verklaring van geweld te richten en de invloed van de emancipatiegraa d te specificeren. In dit artikel zijn we op een aantal niet venvach te bevindingen gestuit ~ie om verduidelijking vragen en wellicht aanlei~ing geven tot vervolgonderzoe k. Zo blt~ven er sekseverschillen in slachtofferkansen van geweld bestaan nadat gecontro leerd IS voor leefstijlkenmerken en de mate van emandp atie in een land, Kenneli jk zijn ook andere factoren van belang voor de verklaring van cross-nationale variatie in sekseverschillen in slachtofferschap van geweld. Het zou kunnen zijn dat voor de verklaring van sekseverschillen in slachtofferschap meer gedetailleerde indicato ren voor leefstijlpatronen nodig zijn over bijvoorbeeld het precieze tijdsgebruik en het specifieke 53 uitgaansgedrag van personen, Verder is ,~eken~ dat personen die slachtoffer van geweld worden, '.'~ak ook zelf geweldplegers zIJn (Wittebrood & Nieuwbeerta 1997), Het zou kunnen zIJn dat mannen vaker slachtoffer zijn omdat ze zich gewelddadiger gedragen da,n . vr~U\:en, D,~a~aast zouden verschillen tussen landen op het gebied van cnmmahteltsbestrljdmg en rechtshandhaving niet alleen van invloed kunnen zijn op de absolute kansen slachtoffer van geweld te worden, maar ook op de relatieve kansen van mannen en vrouwen. De effecten van deze individuele en contextuele kenmerken zoud,en in toekomstig onderzoek naar sekseverschillen in slachtofferschap aandacht verdIenen, Noten ~ Uitzonderingen zijn u~:eraar~ huiselijk en seksueel geweld, waarvan vrouwen vaker slachtoffer zijn dan mannen, Om te bepalen of de tIJdspertode waarover gerapporteerd is van invloed is. hebben we alle analyses ook uitgevoerd voor slachtofferschap van geweld dat plaats had alleen in het jaar voorafgaande aan de enquête, Daaruit kwamen dezelfde resultaten naar voren. 54 Literatuur Bryk, A. & S. Raudenbush 1992 Hierarchical Linear Models, Newbury Park: Sage Publications, Cohen, L. & M. Felson 1979 'Social Change and Crime Rate Trends: A Routine Activity Approach', American Sociological Review 44-4, 555-608. Cohen, L., J, Kluegel & K. Land 1981 Social Inequality and Predatory Criminal Victimization: An Exposition and Test of a Formal Theory', American Sociological Review 46-5, 505-524. Coleman, J. 1990 The Foundations of Sodal Theory, Cambridge: The Belknap Press of Harvard University Press. Clarke, R. & M. Felson (red.) 1993 Routine Activity and Rational Choice, New Brunswick: Transaction, Dijk, J, van 1994 'Understanding Crime Rates: On the Interactions Between the Rational Choices of Victims and Offenders', British Journol ofCriminology 34-2, 105-121. Gottfredson, M. 1984 Victims of Crime: The Dimensions of Risk, London: Home Office Research Study, Her Majesty's Stationery Office. Goldstein, H. 1995 Multilevel Statistical Models, London: Amold. Hedström, P. & R. Swedberg 1998 'Rational Choice, Situationa1 Ana1ysis, and Empirical Analysis', in: H. B1ossfe1d & G. Prein (red.) 1998, Rational Choice Theory and Large-Scale Data Analysis, Boulder: Westview, Hindelang, M., M. Gottfredson, & J. Garofalo 1978 Victims of Personal Crime: An Empirical Foundation for a Theory of Personal Victimization, Cambridge: Ballinger, Human Development Report 1995 Published for the United Nations Development Programme (UNO?), Oxford: Oxford University Press. Human Development Report 2001 Published for lhe United Naüons Development Programme (UNDP), Oxford: Oxford University Press. Kesteren, J, et al. 2000 Criminal Victimisafion in Seventeen Industrialised Countries: Key findings from the 2000 International Crime Victims Survey, The Hague: Research and Documentation Centre, Ministry of Justice. Kraaykamp, G., T. van der Lippe & R. Yerhoeff 1996 'Vrije tijd van mannen en vrouweq.', in: H. Ganzeboom & S, Lindenberg (red.), Verklarende sociologie, Amsterdam; Thesis Publishers, Lynch,J.1987 'Routine Activity and Victimization at Work', Journalof Quantitative Criminology 3-4, 283-300. 55 Miethe, T., M. Stafford & J. Long 1987 'Social Differentiation in Criminal Victimization: A Test of Routine ActivitiesfLifestyle Theories', American Sociological Review 52-2, 184-194. Miethe, T. & R. Meier 1990 'Opportunity, Choice, aud Crimina1 Victimization: A Test of a Theoretical Model'. Journa/ ofResearch in Crime and De/ingueney 27·3, 243·266. Miethe, T, & D. McDowall1993 'Contextual Effects in Models ofCriminal Victimization\ Social Farces 71-3, 741759, Miethe, T. & R. Meier 1994 Crime and lts Socia! Context: Toward an Integrated Theory of Offenders, Victims, and Situations, Albany: State University ofNew Vork Press. Nieuwbeerta, P., G, de Geest & J. Siegers 2002 'Corruption in Industrialised and Developing countries" in: P. Nieuwbeerta (red.), Crime Victimization in Comparative Perspective: Results from the International Crime Vielims Survey, 1989·2000, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Rountree, P., K. Land & T. Miethe 1994 Macro·Micro lntegration in the Study of Victimization: A Hierarchical Logistic Model.cross Se.ttle Neighbourhoods', Cr/min%gy 32·3,387-414. Rountree P, & K. Land 2000 The Generalizability of Multilevel Modeis of Burglary Vietimization: A Cross-City Comparison', Socia/ Se/enee Research 29·2, 284·305. Sampson, R. & J, Wooldredge 1987 Unking the Micro and Macro-Level Dimensions of Lifestyle, Routine Activity and Opportunity Models of Predatory Victirnizatioo, Journalof Quantitative Crimin%gy 3·4, 371·393. Sompson, R., S. Raudenbush & F. Earls 1997 'Neighborhoods and Violent Crime: A Multilevel Study of Collective Efficacy', Seienee 277·15: 918·924. Sparks, R., H. Genn & D. Dodd 1977 Surveying Viclims, New Vork: John Wiley. The World's Women 1996 The World',s Wamen 1996: Trends and Statistics 1996, New Vork: Social and Demographic Statistics Branch, Statistics Division, United Nations. Wikström, P. 1991 Urban :Crime, Criminals and Victims, New Vork/Berlijn: Springer. Wil,em, J.. van, N.D, de Graaf & K. Wittebrood 2002 'Variations in Cross-National Victimization:The Impact of Composition and Context', in: P. Nieuwbeerta (red.), Crim'e Victimization in Comparative Perspective: Results from the International Crime Victims Survey, 1989-2000, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. ' Wittebrood, K. & P. Nieuwbeerta 1997 'Wie ~isdaden pleegt, kan klappen verwachten\ Tijdschrift voor de Criminologie 39-4, 341·356. ' Wittebrood, K. 2000 'Buurt~n en geweldscriminaliteit: Een multi1ev~1 analyse', Mens en Maatschappij 75·2, 9;Z-109. ' I ! 56
© Copyright 2024 ExpyDoc