Vlinder – Christel van der Zanden

Vlinder – Christel van der Zanden
Vlinder
Ik keek in de spiegel en zag twee gezichten. Van dezelfde persoon, maar toch anders.
Het ene gezicht was van een kerngezond meisje, het andere was van een meisje dat dood en doodziek was.
Ik legde mijn vingers op de spiegel en keek.. Het meisje zonder haar legde haar vingers terug op het mijne
en het gezonde meisje vervaagde. ‘Vaarwel’ zei het gezonde meisje en verdween. Loeiende sirenes. Dat is
een van de weinige dingen die ik me nog herinner. Naar het ziekenhuis.. Doodziek was ik. Ik kreeg geen
adem en een mondkapje met zuurstof werd op mijn gezicht gezet. Ik keek rond en het enige wat ik zag was
het zieke meisje Het zieke meisje keek me aan en glimlachte. ‘Wees niet bang, ook jij zal weer gezond
worden’, zei het meisje zonder haar en in haar ogen kon je zien dat ze al veel meegemaakt had. ‘Ga ik dit
overleven?’ vroeg ik zacht aan het meisje. Het meisje keek me diep aan en ik zag hoe een blauwe vlinder
op haar vingers kwam zitten.
‘Ja, ook jij. Je bent sterk! Hou dat aan!’ Op dat moment sloot ik mijn ogen en merkte ik dat ik in een
ziekenhuisbed lag aan allerlei draden aangesloten. Ik had het koud en voelde over mijn hoofd. Mijn haar
was verdwenen.. Ik lag slechts alleen op een kamer en keek wat rond. In een hoek stond het meisje zonder
haar weer. Ze had de vlinder nog steeds op haar vinger en ze keek vol goede moed naar me.
Haar woorden bleven maar door me heen razen.
‘‘Wees niet bang, ook jij zal weer gezond worden’’
Een nieuwe dag kwam en ik zag de intensive care voorbij komen. Veel lampjes en piepjes.. met het kale
meisje naast me. Ze hield mijn linkerhand vast met een van haar handen, terwijl op haar andere hand de
vlinder nog steeds zat nog steeds op haar andere hand. Het meisje keek me bezorgd aan. Ik lag in kritieke
toestand.. Niemand die iets kon doen. ‘Geef niet op’, zei ze tegen mij en ik haalde opnieuw adem, hoe
moeilijk dat ook was. Het meisje kwam dichterbij en legde haar vingertoppen op mijn wang. Haar hand
was koud, maar het was een teken dat ik nog kon voelen wat er gebeurde. Op dit moment.. Had ik mijn
ergste vijand gevonden. Ikzelf. Ik was mijn ergste vijand. Ik moest vechten tegen mijzelf om het te kunnen
winnen.
De dagen verstreken en de donkere dagen voor kerst braken aan. Kijkend vanuit mijn ziekenhuisraam zag
ik sneeuwvlokken naar beneden dwarrelen. Wat wilde ik graag naar buiten, de sneeuwvlokken vangen.. Ze
waren zo mooi wit, zo groot.. En ik, ik kon niet weg. Ik lag daar maar, alleen op een kamertje. Ik kreeg weer
een chemotherapie. Zwaar was het.. Heel zwaar. Het meisje dat al die tijd bij me was, was er nu weer. Ze
zat op de vensterbank en keek naar me. Nog steeds, met de blauwe vlinder op haar hand. Deze was niet
van haar zijde gegaan. Het meisje zong zachtjes een liedje, om me in slaap te sussen. Het meisje kwam
weer langzaam naar me toe, terwijl ze haar lied bleef zingen en mijn hand vastpakte. Ik viel in een diepe
slaap… Het meisje keek me nog eventjes aan. ‘Je doet het goed.. Je bent vlug weer vrij’ zei ze zachtjes en ze
verdween. De vlinder bleef achter, op mijn bed. De tijd verstreek.. Ik werd weer wakker. Ik mocht naar
huis. Ik was aangekleed en zat in mijn rolstoel. Klaar om te gaan. Ik werd langs alle deuren van het
ziekenhuis naar buiten geduwd. Ik kon zelf niet lopen. Ik dacht aan wat ik allemaal had meegemaakt en
een traan rolde over mijn wang. Het had ook anders af kunnen lopen. Het meisje had gelijk. Op dit
moment.. Was ik mijn beste vriend. Eenmaal buiten deed ik een mutsje op mijn kale hoofd en toen.. Zag ik
de grote wereld weer. De wereld vóórdat ik ziek werd.. De lucht was blauw en sneeuwvlokjes vielen naar
beneden. De vlinder die op mijn bed zat, kwam op mijn hand zitten. Ik keek naar de vlinder. ‘And this.. This
is for the people who never give up their dreams..’ zei ik zacht en liet de vlinder vrij. De vlinder vloog weg,
en ik keek het na. ook ik, was veranderd van een rupsje naar een vlinder.