Grammatica woordsoorten Hoofdstuk 1 Opdracht 1 altijd = bijwoord beloning = zelfstandig naamwoord deze = aanwijzend voornaamwoord een = lidwoord grimmige = bijvoeglijk naamwoord heldendaad = zelfstandig naamwoord het = lidwoord opgespeld = werkwoord (of: bijvoeglijk naamwoord) over = voorzetsel (of: bijwoord) redde = werkwoord sterke = bijvoeglijk naamwoord straks = bijwoord uit = voorzetsel welke = vragend voornaamwoord wie = vragend voornaamwoord zo'n = aanwijzend voornaamwoord Opdracht 2 1 laatst = bw; een = lw; prachtig = bn; verzorgd = ww 2 Deze = aanw.vnw; vergeten = ww 3 welk = vr.vnw; later = bw 4 Zo = bw; dit = aanw.vnw; 5 Wat = vr.vnw; koffiemelk = zn; in = vz 6 De = lw; PSV = zn; naar = vz 7 wanden = zn; het = lw; donkerpaars = bn 8 Wie = vr.vnw; die = aanw.vnw; blonde = bn; naast = vz; staat = ww Opdracht 3 1 Juist 2 Onjuist 3 Juist 4 Onjuist 5 Onjuist 6 Juist 7 Juist 8 Onjuist 9 Onjuist Opdracht 4 1 Jaarlijks = bw; een = lw 2 voor = vz; de = lw 3 Zo'n = aanw.vnw; lintje = zn; koninklijke = bn 4 Utrecht = zn; heeft = ww 5 6 7 8 Dit = aanw.vnw; uitgereikt = ww; in = vz heldendaad = zn; verricht = ww burgemeester = zn; reikt uit = ww Wie = vr.vnw
© Copyright 2024 ExpyDoc