TEST GRAMMATICA WOORDSOORTEN Grammatica

TEST GRAMMATICA WOORDSOORTEN
Grammatica woordsoorten hoofdstuk 1
15 Waar
16 a Welke = vr.vnw, laatst = bw, houten = bn,
gebruikt = ww
b Ebels = zn, raadde aan = ww, de = lw
c Zo'n = aanw.vnw, olifantje = zn, Artis = zn,
schattig = bn
Grammatica woordsoorten hoofdstuk 2
16 drie van de volgende persoonlijke
voornaamwoorden: ik, jij, hij, zij (ev), wij, we,
zij (mv)
17 a mijn = bez.vnw, jou = pers.vnw
b jouw = bez.vnw, hen = pers.vnw
[*]c hun = pers.vnw, ons = bez.vnw, hij = pers.vnw,
hun = bez.vnw
Grammatica woordsoorten hoofdstuk 3
15 Niet waar
16 a eerste, drie
b Drie vierde, alle
c zoveelste, één
17 a eerste = bep. rangtw, drie = bep. hoofdtw
b Drie vierde = bep. hoofdtw, alle = onbep. hoofdtw
c zoveelste = onbep. rangtw, één = bep. hoofdtw