140612-IV 3 -Audiologisch onderzoek (referentie-eis)

Stichting Audicienregister StAr
IV.3.
Audiologisch onderzoek
(referentie-eis)
Audiologie en otoscopie bij intake en eindcontrole
Gedrukte versies van dit handboek worden door StAr op beperkte schaal in
omloop gebracht.
Het handboek bestaat uit afzonderlijke documenten die alle door StAr voor
iedereen, beschikbaar worden gesteld op haar website, www.audicienregister.nl.
Het auteursrecht op deze documenten berust bij de Stichting Audicienregister.
StAr hanteert voor het gebruik ervan de zogenaamde fair use policy.
Raadpleeg voor de meest actuele versie steeds de website.
De Stichting Audicienregister - StAr - wil haar registratie- en erkenningensysteem en alle daarbij horende documenten met
de grootst mogelijke zorgvuldigheid vaststellen, actueel houden en uitvoeren. Daarbij komt het voor dat StAr bestaande
wet- en regelgeving citeert en interpreteert. Toch blijven beroepsbeoefenaren en organisaties er zelf voor verantwoordelijk
dat zij zich houden aan de wetten en regels die op hun activiteiten van toepassing zijn.
StAr aanvaardt geen aansprakelijkheid voor mogelijke schade van haar contractanten en van derden als gevolg van de
vaststelling en uitvoering van haar registratie- en erkenningensysteem en / of door of namens Star op basis daarvan
uitgevoerde beoordelingen en genomen registratie-, erkenningen- of accreditatiebesluiten. StAr vraagt van haar
contractanten haar te vrijwaren tegen mogelijke aanspraken van derden.
12 juni 2014
IV.3.
1.
AUDIOLOGISCH ONDERZOEK
AUDIOLOGISCH ONDERZOEK BIJ INTAKE
1.1. Otoscopische screening
Specificatie van:
Bron:
III.3.:3.6.
NEN-EN 15927:2010 en aanvullingen uit de ‘Syllabus voor scholing en nascholing
van de audicien - Oor onder de loep’, (Themans, tweede druk 2010), in het
bijzonder: hoofdstuk 9, pagina 164 e.v.
De door de audicien uit te voeren otoscopische screening bestaat uit inspectie van:
a. de gehoorgang,
b. het trommelvlies,
c. de oorschelp
d. en de ruimte achter het oor.
1.2. Basisaudiometrie
Specificatie van:
Bron:
1.2.1.
III.3.:3.6.
NEN EN 15927:2010 – EN ISO 8253-1 - EN ISO 8253-3.
Met ‘basisaudiometrie’ kan worden volstaan:
a. indien geen triage plaatsvindt (bijvoorbeeld na verwijzing door een voorschrijver),
b. of indien triage plaatsvindt met behulp van de SAG-test.
1.2.2.
Basisaudiometrie bestaat uit de volgende componenten:
a. Toonaudiometrie ter bepaling van gehoordrempels, zo nodig gemaskeerd, ten minste bij de
volgende frequenties:
 luchtgeleiding:

vanaf 20 dBHL

te meten bij: 250 Hz, 500 Hz, 1.000 Hz, 2.000 Hz, 4.000 Hz en 8.000 Hz. en zo nodig in
tussenliggende frequenties
 beengeleiding

vanaf 30 dBHL

te meten bij: 500 Hz, 1.000 Hz, 2.000 Hz en 4.000 Hz.
b. Spraakaudiometrie in stilte, indien geïndiceerd met maskering.
c. Zo nodig aanvullende audiometrische testen, bijvoorbeeld:
© Stichting Audicienregister – StAr
documentnummer: IV.3.
auteur: pava
IV.3.
Handboekversie: 2.1 | juni 2014
documentversie: 1 | juni 2014
Audiologisch onderzoek
2 (van 5)
 meting spraak in ruis,
 tympanometrie,
 UCL-meting (drempel onaangenaam geluid),
 MCL-meting (meest comfortabel geluidsniveau),
 dynamisch bereik te meten op relevante frequenties.
1.3. Triage-audiometrie
Specificatie van:
Bron:
1.3.1.
III.3.:3.6.
NEN EN 15927:2010 – EN ISO 8253-1 - EN ISO 8253-3.
‘Bijlage’ opgenomen in ‘Syllabus klinische audiologie 1, Gehoor onder de loep’
(Zuidema, 2010)
‘Rapport implementatie SAG-test (Dreschler, 2011)
Toonaudiometrie ter bepaling van gehoordrempels, zo nodig gemaskeerd, ten minste bij de volgende
frequenties:
a. Luchtgeleiding:

vanaf 20 dBHL.

te meten bij: 250 Hz, 500 Hz, 1.000 Hz, 2.000 Hz, 4.000 Hz en 8.000 Hz. en zo nodig bij
tussenliggende frequenties
b. Ter bepaling van een air-bone gap

vanaf 15 dBHL

te meten bij: 500 Hz, 1.000 Hz, 2.000 Hz en 4.000 Hz.
1
1.3.2.
Spraakaudiometrie in stilte, indien geïndiceerd met maskering.
1.3.3.
Zo nodig aanvullende audiometrische testen, bijvoorbeeld:
a. meting spraak in ruis,
b. tympanometrie,
c. UCL-meting (drempel onaangenaam geluid),
d. MCL-meting (meest comfortabel geluidsniveau),
e. dynamisch bereik te meten op relevante frequenties.
1
Nader onderzoek wordt verricht naar de vraag in hoeverre het meten vanaf 15 dBHL relevant is voor klanten die zich voor
hoorzorg melden bij audiciens.
© Stichting Audicienregister – StAr
documentnummer: IV.3.
auteur: pava
IV.3.
Handboekversie: 2.1 | juni 2014
documentversie: 1 | juni 2014
Audiologisch onderzoek
3 (van 5)
1.4. Triagescreening door middel van SAG-test
Specificatie van:
Bron:
III.3.:3.6.
NEN-EN 15927:2010 – EN ISO 8253-1 en EN ISO 8253-3
‘Bijlage’ opgenomen in ‘Syllabus klinische audiologie 1, Gehoor onder de loep’
(Zuidema, 2010)
‘Rapport implementatie SAG-test (Dreschler, 2011)
Toonaudiometrie ter bepaling van de aanwezigheid van een air-bone gap, uitgevoerd conform ‘Rapport
implementatie SAG-test (Dreschler, 2011):
–
Luchtgeleiding
– vanaf 20 dBHL
 te meten bij: 250 Hz, 500 Hz, 1.000 Hz, 2.000 Hz, 4.000 Hz en 8.000 Hz. en zo nodig bij
tussenliggende frequenties
2. AUDIOLOGISCHE BEOORDELING BIJ EINDCONTROLE
Specificatie van:
Bron:
III.3.:3.9.
NEN EN 15927:2010 –- EN ISO 8253-3.
aanvullingen uit ‘AZOS-onderzoek’ (Dreschler e.a. 2006) blz. 175 e.v.
Verificatie van de gehoorverbetering en van de bereikte compensatie van functionele beperkingen met behulp
van:
a. binaurale spraakaudiometrie (‘speech audiometry in sound field’) met en zonder ruis, met en zonder
hulpmiddelen met elkaar vergeleken, in overeenstemming met EN ISO 8253-3,
b. vragenlijst over de door de klant ervaren verbeteringen door het gebruik van de hooroplossing.
 De vragen kunnen betrekking hebben op de situatie voor en na het gebruik van de
hooroplossing, of op de direct ervaren verbetering.
 Bij voorkeur zal een wetenschappelijk gevalideerde vragenlijst worden gebruikt en zal de klant
minstens een aantal weken ervaring hebben opgedaan met het dagelijks gebruik van de
hooroplossing.
 Voorbeelden van gangbare gevalideerde vragenlijsten zijn (de waar nodig in het Nederlands
vertaalde versies van):
 COSI ('Client Oriented Scale of Improvement', Dillon e.a. 1999)
 GHABP (‘Glasgow Hearing Aid Benefit Profile’, Gatehouse, 1999)
 de 'Amsterdamse vragenlijst voor auditieve beperkingen en handicap' (Kramer e.a. 1995)
2.2. Verificatie dat de klant geen ongemak ervaart bij luid geluid.
© Stichting Audicienregister – StAr
documentnummer: IV.3.
auteur: pava
IV.3.
Handboekversie: 2.1 | juni 2014
documentversie: 1 | juni 2014
Audiologisch onderzoek
4 (van 5)
2.3. In aanvulling op bovenstaande evaluatiemetingen kunnen ook andere methoden nuttig zijn:
a.
UCL-meting,
b.
insertion gain / real ear measurement, daarbij in aanmerking nemend dat voorkeuren van de klant
kunnen leiden tot afwijkingen van de tot doel gestelde waarden,
c.
visual speech mapping,
d.
vrije veld metingen,
e.
richtinghoren,
f.
presentatie van voor de klant relevante ‘geluidslandschappen’.
© Stichting Audicienregister – StAr
documentnummer: IV.3.
auteur: pava
IV.3.
Handboekversie: 2.1 | juni 2014
documentversie: 1 | juni 2014
Audiologisch onderzoek
5 (van 5)