ER ZIT PIT IN - Expertisecentrum Nederlands

Evaluatieonderzoek naar Programma Interactief Taalonderwijs
ER ZIT PIT IN
Het Expertisecentrum Nederlands heeft een evaluatieonderzoek uitgevoerd op negen scholen die het
Programma Interactief Taalonderwijs (PIT) hebben ingevoerd. Het onderzoek richtte zich op de
effecten van het programma op leerprestaties van leerlingen en op de wijze van implementatie door
leerkrachten. De leerkrachten van groep 1 tot en met 4 werkten gedurende 2 jaar (2002 — 2004) met
het programma. Dit programma is samengesteld uit prototypen interactief taalonderwijs voor
woordenschat en geletterdheid van het Expertisecentrum Nederlands. In dit artikel beschrijven we de
uitkomsten van het onderzoek op hoofdlijnen.
Hennie Biemond, José Hillen & Ludo Verhoeven
Het Programma Interactief Taalonderwijs
Het Programma Interactief Taalonderwijs houdt in dat leerkrachten dagelijks één uur inrichten voor
het taalonderwijs gericht op de ontwikkeling van geletterdheid en woordenschat. Het werken met een
prentenboek of voorleesverhaal staat hierbij gedurende twee weken centraal. Dit prentenboek biedt
een authentieke context waarbinnen de leerlingen aan verschillende talige activiteiten zullen werken.
Tijdens het uur wordt er gewerkt aan de verschillende deelgebieden van interactief taalonderwijs;
boekoriëntatie, woordenschat, verhaalbegrip, taalbewustzijn en functioneel schrijven. Deze activiteiten
vinden plaats in een stimulerende leeromgeving. PIT voor groep 1 tot en met 4 is een uitbreiding van
het Programma Interactief Taalonderwijs voor groep 2. Dit programma is eerder ontwikkeld voor een
kleinschalige effectstudie (Droop, Peters, Aarnoutse, & Verhoeven, 2005).
De leerkracht start de tweewekelijkse cyclus door het interactief voorlezen van een prentenboek of
voorleesverhaal. Dit prentenboek staat gedurende twee weken centraal en vormt de aanleiding voor
betekenisvolle, functionele activiteiten. Het uur begint met een klassikale instructie. Elke dag staat
tijdens deze instructie een ander taalaspect centraal (Tabel 1). Na deze instructie is er gedurende 30
minuten ruimte voor verwerkingsactiviteiten. Kinderen voeren deze activiteiten individueel of in kleine
groepjes uit. Ze zijn gerelateerd aan het thema van het prentenboek, het zijn talige of geletterde
activiteiten zoals lezen en luisteren, schrijf- en tekenactiviteiten en de verteltafel. Tijdens deze
verwerkingsactiviteiten is de leerkracht met een klein groepje kinderen aan het werk in de kleine kring.
In de kleine kring staat dan meestal het prentenboek weer centraal. Het uur wordt afgesloten met een
kort reflectiegesprek Kinderen laten hun producten aan elkaar zien en vertellen over het proces. De
leerkracht probeert zoveel mogelijk de kinderen te motiveren op elkaar te reageren en vragen aan
elkaar te stellen.
Tabel 1: Weekrooster voor de instructie in het Programma Interactief Taalonderwijs
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Groep 1-2
Interactief voorlezen:
woordenschat
Taalspel/taalbewustzijn
Interactief voorlezen:
verhaalbegrip
Functioneel schrijven
Reflectie
Groep 3
Interactief voorlezen:
woordenschat en
verhaalbegrip
Aanvankelijk lezen
Aanvankelijk lezen
Groep 4
Interactief voorlezen:
woordenschat en
verhaalbegrip
Motiverend lezen
Lezen om te weten
Functioneel schrijven
Reflectie
Functioneel schrijven
Reflectie
Uit: Taal Lezen Primair, nr. 18, februari 2006, p 11-14.
EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS,
pagina 1
Bij de samenstelling van het Programma Interactief Taalonderwijs voor groep 3 is er vanuit gegaan dat
leerkrachten de methode voor aanvankelijk lezen blijven volgen met het oog op de technische
leesvaardigheid. In het Programma Interactief Taalonderwijs wordt lezen en schrijven in een
betekenisvolle context geplaatst waardoor de inhoud en het begrip centraal komt te staan. Er ontstaat
zo een mooie balans tussen vorm en betekenis. In groep 4 is er meer aandacht voor het lezen van
informatieve teksten ingebouwd. Deze teksten sluiten veelal aan bij het thema van het prentenboek
dat centraal staat in de cyclus.
Het implementatietraject
Op de scholen die PIT hebben ingevoerd is een veranderteam gevormd dat sturing gaf aan het
implementatieproces. In het veranderteam hadden in ieder geval de directeur en een interne coach
zitting. Het veranderteam organiseerde scholing voor de leerkrachten en verzorgde coaching van
leerkrachten. Hierbij kregen ze begeleiding van een schoolbegeleider die was voorgeschoold door het
Expertisecentrum Nederlands en de LPC. De LPC en het Expertisecentrum Nederlands verzorgden ook
driemaal per jaar een scholingsbijeenkomst voor de leden van het veranderteam en de
schoolbegeleiders.
Leerkrachten uit groep 1 tot en met 4 volgenden teamgerichte scholingsbijeenkomsten die verzorgd
werden door de schoolbegeleider of het veranderteam. Leerkrachten gaven in een persoonlijk
werkplan aan welke activiteit ze de komende periode centraal wilden stellen en welke leerpunten ze
hierbij hadden voor zichzelf. Tussen de scholingsbijeenkomsten werden de leerkrachten gecoacht door
leden van het veranderteam. Aan de hand van de leerpunten in het persoonlijk werkplan werd de
coaching uitgevoerd.
Opzet van het onderzoek
Scholen: Het onderzoek werd uitgevoerd op negen scholen, 3 reguliere, 5 GOA-scholen en 1
Jenaplanschool, uit 3 verschillende regio’s. Zij hebben gedurende twee jaar het Programma Interactief
Taalonderwijs ingevoerd. Vier scholen hebben meegedaan als controleschool, 1 reguliere, 2 GOAscholen en 1 Jenaplanschool. De leerkrachten van de controlescholen gaven gedurende de twee jaar
van het onderzoek les op de wijze die ze daarvoor ook al deden. De leerkrachten van de
experimentele scholen werkten met de leerlingen met het Programma Interactief Taalonderwijs.
Leerkrachten: In het schooljaar 2002-2003 deden 79 leerkrachten van de experimentele scholen mee
en 22 van de controlescholen. In het schooljaar 2003-2004 deden 78 leerkrachten van de
experimentele scholen mee en 23 van de controlescholen.
Leerlingen: De leerlingen zijn verdeeld in 3 cohorten: in cohort 1-2 (experimenteel n = 311, controle n
= 110) zitten de leerlingen die het programma gevolgd hebben in groep 1 en 2, in cohort 2-3
(experimenteel n = 355, controle n = 173) zitten de leerlingen die het programma hebben gevolgd in
groep 2 en 3 en in cohort 3-4 (experimenteel n = 350, controle n = 153) zitten de leerlingen die het
programma hebben gevolgd in groep 3 en 4.
Instrumenten: Bij de kinderen werden aan het begin, na een jaar en aan het eind van de
implementatieperiode toetsen afgenomen voor mondelinge taalvaardigheid, woordenschat,
taalbewustzijn en geletterdheid (Tabel 2). Leerkrachten van experimentele scholen hebben aan het
begin en aan het eind van het onderzoek vragenlijsten ingevuld waarmee hun houding ten opzichte
van het taal- en leesonderwijs en hun attitude ten opzichte van de vernieuwing is gemeten. Om de
mate waarin de leerkrachten het programma uitvoerden vast te stellen, hebben zij tweemaal
gedurende twee weken een weekplanner ingevuld en zijn bij de leerkrachten van groep 2 en 4
tweemaal de taaluren geobserveerd. In een interview is nagegaan hoe leerkrachten het programma
beoordelen na één jaar uitvoering. Om het implementatieproces op schoolniveau te volgen zijn aan
het eind van het proces interviews gehouden met leden van het veranderteam op school.
Uit: Taal Lezen Primair, nr. 18, februari 2006, p 11-14.
EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS,
pagina 2
Tabel 2: Overzicht van toetsen
Groep 1-2
Mondelinge
Verhaalbegrip, TAK
taalvaardigheid Verteltaak, TAK
Groep 3
Verhaalbegrip, TAK
Verteltaak, TAK
Groep 4
Verhaalbegrip, TAK
Verteltaak, TAK
Woordenschat
Passieve woordenschat, TAK
Woordomschrijving, TAK
Passieve woordenschat, CITO
Woordomschrijving, TAK
Passieve woordenschat, TAK
Woordomschrijving, TAK
Taalbewustzijn1 Rijmen
Beginrijm
Analyse in fonemen
Synthese van lettergrepen
Synthese van klanken
Objectivatie
Rijmen
Beginrijm
Analyse in fonemen
Geletterdheid
Grafeemkennis
Beginnend schrijfgedrag
DMT, CITO LVS
Spelling, Cito LVS
Leesbegrip, Cito LVS
Schrijftaak, TAK BB
Boekoriëntatie
Grafeemkennis
Beginnend schrijfgedrag1
DMT, CITO LVS
Spelling, Cito LVS
Leesbegrip, Cito LVS
Schrijftaak, TAK BB
Leerlingen profiteren van PIT
Groep 1-2: In het onderzoek zijn de vorderingen van leerlingen op scholen waar PIT gebruikt werd
vergeleken met de resultaten van leerlingen op scholen waar PIT niet gebruikt werd. Leerlingen die PIT
in groep 1-2 volgden, maakten grotere vorderingen dan de leerlingen van de controlegroep op alle
domeinen: woordenschat (figuur 1), mondelinge taalvaardigheid, taalbewustzijn en geletterdheid.
Groep 2-3: Voor leerlingen die PIT volgden in groep 2 en 3 lag de extra leerwinst van leerlingen bij
één woordenschattaak (figuur 2), twee taken op het gebied van taalbewustzijn en bij drie taken voor
geletterdheid. Allochtone leerlingen op deze scholen gingen ook sneller vooruit ten opzichte van de
allochtone leerlingen op scholen waar PIT niet gebruikt werd op de verteltaak en er was voor hen een
extra leerwinst bij woordenschat. Bij lezen met begrip en spelling gingen de leerlingen op scholen waar
PIT niet gebruikt werd sneller vooruit. Dit gold in sterkere mate voor de allochtone leerlingen.
Groep 3-4: De leerlingen die PIT volgden in groep 3 en 4 maakten grotere vorderingen op één
woordenschattaak (figuur 3), één taak voor taalbewustzijn en één taak voor technisch lezen. Voor
woordenschat gold dit alleen voor allochtone leerlingen. In leerjaar 4 zijn autochtone leerlingen beter
in spelling dan allochtone leerlingen. Dit gold in sterkere mate voor leerlingen die het PIT programma
volgden.
Leerkrachten positief over PIT
Op bijna alle scholen is gedurende twee jaar hard gewerkt aan de implementatie van het Programma
Interactief Taalonderwijs. Leerkrachten waren betrokken bij het programma en wilden samen met
collega’s werken aan de realisering van het programma in de onderwijspraktijk. Gedurende de periode
van het implementatietraject ontwikkelde de betrokkenheid van leerkrachten die PIT gebruikten zich
positief.
1
Voor een beschrijving zie Droop, et al. 2005
Uit: Taal Lezen Primair, nr. 18, februari 2006, p 11-14.
EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS,
pagina 3
De meeste leerkrachten voerden het programma echter niet volledig uit en pasten het programma aan
hun eigen situatie aan. Aanpassingen die leerkrachten doorvoerden waren bijvoorbeeld gericht op de
periode van de activiteitencyclus of de afstemming op taal- en leesmethoden. Ook sloegen ze
onderdelen van de activiteitencyclus over. Leerkrachten beoordeelden het programma als positief. De
gemiddelde beoordeling was een 7,6 op een schaal van 1 tot 10. Ook de leden van het veranderteam
waren positief over het programma (7,3) en de mate van implementatie op de eigen school (7,5).
Opvallend is dat zowel leerkrachten als veranderteams minder tevreden waren over de externe
begeleiding van de schoolbegeleider.
Centrale rol voor het veranderteam
Er waren maar enkele scholen die het implementatietraject volledig hebben doorlopen zoals het was
bedoeld. Op bijna alle scholen speelde het veranderteam een centrale rol. Het verzorgde de
teambijeenkomsten en op sommige scholen ook de scholingsbijeenkomsten. De meeste scholen
zouden bij een volgende implementatie weer met een veranderteam werken. De meeste scholen
onderschreven het belang van coaching maar het is nog geen algemeen gebruik. Slechts op twee
scholen werd het systematisch toegepast. Op sommige scholen ontbraken de faciliteiten om de
coaching te realiseren. Scholen hadden bij de implementatie van het programma vaak te maken met
discontinuïteit, zoals wisseling en langdurige ziekte van directie, leerkrachten en de externe begeleider.
Het is de vraag of in een dergelijke context wel verwacht mag worden dat scholen planmatig aan de
innovatie van het taalonderwijs kunnen werken. Als stimulerende factoren werden ondermeer het
werken in het veranderteam, het enthousiasme van het team, de resultaten en reacties van leerlingen
en de materialen van PIT genoemd.
De Taallijn als vervolg op PIT
Hoewel leerkrachten het Programma Interactief Taalonderwijs maar ten dele uitvoerden, blijken
leerlingen toch van het programma te profiteren. Vooral de leerkrachten van groep 1-2 zijn door de
implementatie van het Programma Interactief Taalonderwijs meer gestructureerd en doelgerichter
gaan werken aan de taalontwikkeling van leerlingen. Belangrijke elementen in het programma zijn
hierbij
de structuur van een rooster voor twee weken met de activiteitencyclus
het herhaald voorlezen van prentenboeken
de focus op kernwoorden en het herhaald aanbieden hiervan
het werken in de kleine kring onder begeleiding van de leerkracht
de wekelijks terugkerende aandacht voor activiteiten gericht op taalbewustzijn
de wekelijks terugkerende functionele schrijfactiviteiten.
Omdat leerkrachten in groep 3-4 al een duidelijke structuur in hun taalonderwijs hebben, is de
toegevoegde waarde in deze groepen minder groot dan in groep 1 en 2.
Op dit moment werkt het Expertisecentrum Nederlands aan de Taallijn groep 1-2, het vervolg op de
Taallijn VVE. In de Taallijn in groep 1 en 2 staat een activiteitencyclus centraal die een bewerking is
van het Programma Interactief Taalonderwijs. Alle belangrijke elementen uit PIT komen in deze cyclus
terug, samen met enkele vernieuwingen op het gebied van ict en ouderbetrokkenheid. In
samenwerking met Sardes zal de de Taallijn groep 1-2 landelijk verspreid worden. Een publicatie over
de Taallijn in groep 1 en 2 verschijnt in 2006.
De auteurs zijn verbonden aan het Expertisecentrum Nederlands
Uit: Taal Lezen Primair, nr. 18, februari 2006, p 11-14.
EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS,
pagina 4
Literatuur
Droop, M., Peters, S., Aarnoutse, C., & Verhoeven, L. (2005). Effecten van stimulering van
beginnende geletterdheid in groep 2., Pedagogische Studiën, 82(2), 160 —180
Geschatte marginale gemiddelden passieve woordenschat TAK
Cohort 1-2
Conditie x etniciteit
Geschatte marginale gemiddelden
80
Experimenteel
autochtoon
Experimenteel
allochtoon
Controle
autochtoon
Controle
allochtoon
60
40
20
0
1
2
3
Tijd
Figuur 1. Groei in passieve woordenschat in groep 1 en 2
Uit: Taal Lezen Primair, nr. 18, februari 2006, p 11-14.
EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS,
pagina 5
Geschatte marginale gemiddelden passieve woordenschat TAK
Cohort 2-3
Conditie x etniciteit
Geschatte marginale gemiddelden
80
Experimenteel
autochtoon
Experimenteel
allochtoon
Controle
autochtoon
Controle
allochtoon
70
60
50
40
30
1
2
3
Tijd
Figuur 2. Groei in passieve woordenschat in groep 2 en 3
Uit: Taal Lezen Primair, nr. 18, februari 2006, p 11-14.
EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS,
pagina 6
Geschatte marginale gemiddelden passieve woordenschat TAK
Cohort 3-4
Conditie x etniciteit
80
Geschatte marginale gemiddelden
Experimenteel
autochtoon
Experimenteel
allochtoon
75
Controle
autochtoon
Controle
allochtoon
70
65
60
55
50
1
2
Tijd
Figuur 3. Groei in passieve woordenschat in groep 3 en 4
Uit: Taal Lezen Primair, nr. 18, februari 2006, p 11-14.
EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS,
pagina 7