Dames en heren, Allereerst wil ik de jury van de Jan van Dijk Award

Het non punishment-beginsel: dode letter of een levend beginsel
Marlies Loenen LLM
Speech tijdens uitreiking op 13 oktober 2014
Dames en heren,
Allereerst wil ik de jury van de Jan van Dijk Award hartelijk danken voor de nominatie voor
deze prachtige Award. Ik vind het een eer dat mij de gelegenheid wordt geboden om een
paar woorden spreken over mijn afstudeerscriptie die ik heb geschreven binnen de
afstudeerrichting straf- en strafprocesrecht aan de Universiteit Leiden. Maar belangrijker
nog dan een mooie beoordeling en een nominatie voor mijn scriptie vind ik het om te mogen
schrijven en spreken over het onderwerp van mijn afstudeerscriptie: de bescherming van
slachtoffers van mensenhandel.
In mijn afstudeerscriptie heb ik onderzoek gedaan naar de reikwijdte en toepassing van het
non punishment-beginsel in mensenhandelzaken in Nederland. Mijn voorliefde voor
mensenrechten, mijn afkeer voor het misbruik maken van kwetsbare groepen en mijn
vastberadenheid om mijzelf te verdiepen in het fenomeen mensenhandel bleken de
hoofdingrediënten voor de motivatie voor mijn onderzoek. Omdat ik mij realiseer dat mijn
afstudeerscriptie vrij complex en juridisch technisch is, zal ik mij vandaag beperken tot wat
algemene hoofdlijnen uit mijn onderzoek.
Ik begin mijn onderzoek met een schets van de problematiek en de aanpak van
mensenhandel. Mensenhandel wordt gezien als de slavernij van onze tijd en vormt een
wereldwijd probleem dat vele miljoenen mensen slachtoffer maakt. Het voorkomen en
bestrijden van mensenhandel vormt al enkele jaren een topprioriteit in Nederland, iets waar
ook de vandaag hier aanwezige Staatssecretaris zich hard voor heeft ingezet. Waar voorheen
de aandacht uitging naar de opsporing en vervolging van de daders, is de afgelopen jaren
sprake van een toegenomen focus op de bescherming van slachtoffers als element in de
bestrijding van mensenhandel.
Tegen deze achtergrond van de problematiek en de aanpak van mensenhandel bespreek ik
in mijn onderzoek vervolgens de betekenis, ratio en reikwijdte van het non punishmentbeginsel. Dit beginsel komt er kort gezegd op neer dat mensenhandelslachtoffers worden
beschermd tegen vervolging en bestraffing indien zij als dader worden aangemerkt.
Slachtoffers van mensenhandel zijn in bepaalde gevallen ook als dader betrokken bij
strafbare feiten die in verband staan met de situatie van mensenhandel. Gedacht kan
worden aan het gebruik maken van valse paspoorten en het werken zonder werkvergunning,
maar ook aan slachtoffers die zich schuldig maken aan diefstal of mishandeling en in de
meest wrange gevallen zelfs slachtoffers die zelf als dader van mensenhandel optreden.
Mensenhandelslachtoffers hebben recht op bescherming nu de gepleegde strafbare feiten
hen niet kunnen worden verweten omdat zij niet uit vrije wil zijn gepleegd maar in een
situatie van dwang.
Vervolgens heb ik in kaart proberen te brengen hoe op internationaal en op nationaal niveau
invulling wordt gegeven aan het non punishment-beginsel. Ik constateer dat er verschillende
internationale verdragen, resoluties en richtlijnen zijn waarin het beginsel van het niet
vervolgen of het niet bestraffen van mensenhandelslachtoffers is verankerd. In onze
Nederlandse wet- en regelgeving is het zo dat er geen specifieke non punishment-bepaling is
opgenomen. Wel bestaan er verschillende algemene juridische mogelijkheden om
mensenhandelslachtoffers niet te vervolgen of niet te bestraffen. Al met al ontstaat het
beeld dat het non punishment-beginsel zowel op internationaal niveau als op nationaal
niveau stevig verankerd is.
Aan de hand van voorbeelden en casus uit de Nederlandse rechtspraktijk heb ik bezien hoe
dit beginsel in de Nederlandse praktijk doorwerkt en hoe dit beginsel wordt toegepast. Ik
constateer dat de toepassing en doorwerking van het beginsel in de Nederlandse
rechtspraktijk toch problematisch blijkt. In de praktijk blijkt het lastig om slachtoffers van
mensenhandel als zodanig te identificeren, dit terwijl de identificatie van
mensenhandelslachtoffers de toegangspoort tot bescherming vormt. Daarnaast stel ik in
mijn onderzoek dat het in mijn ogen juist bij de lastige gevallen, waarbij de grens tussen
slachtoffer en dader diffuus is, onduidelijk is hoe het beginsel moet worden uitgelegd en hoe
ver de bescherming van mensenhandelslachtoffers reikt. In mijn onderzoek concludeer ik
dan ook dat de theorie en de praktijk niet goed op elkaar aan lijken te sluiten waar het de
bescherming van slachtoffers van mensenhandel betreft.
De uitdaging waar Nederland zich in mijn ogen voor gesteld ziet is om de erkenning en
bescherming van mensenhandelslachtoffers niet slechts op papier prioriteit te geven maar
ook in de praktijk daadwerkelijk te effectueren. Om het non punishment-beginsel niet tot
dode letter te laten verworden is het in mijn ogen noodzakelijk dat het beginsel op nationaal
niveau blijvend wordt doordacht. Het fenomeen mensenhandel en het non punishmentbeginsel zijn dynamische concepten en Nederland kan het zich niet permitteren om de
aandacht voor de bescherming van deze kwetsbare groep slachtoffers te laten verslappen.
Zolang mensenhandel een gruwelijk onderdeel blijft van onze maatschappij, zal de
bescherming van slachtoffers van mensenhandel blijvend moeten worden nagestreefd.
Dank voor uw aandacht.