JAARVERSLAG 2013 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding blz. 2 2. De klachtencommissie blz. 3 3. Bekendheid en bereikbaarheid blz. 3 4. Werkwijze blz. 3 5. Landelijke ontwikkelingen blz. 6 6. Klachtenafhandeling 2013 blz. 7 7. Bestuurlijk functioneren blz. 9 * Lijst met aangesloten instellingen per 31 december 2013 blz. 11 1. Inleiding In 2004 stelden zes organisaties voor zorg- en dienstverlening aan mensen met een handicap, te weten Vanboeijen, de Brink, de Leite, Dreei, de Trans en MEE Drenthe, een gezamenlijke regeling vast voor de behandeling van klachten. Doel van de regeling was een laagdrempelige, onafhankelijke en deskundige behandeling van klachten van cliënten respectievelijk hun belangenbehartigers conform de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ) en de Wet Bijzondere opname psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). Op 14 april 2005 werd de commissie officieel geïnstalleerd. In de afgelopen jaren is het aantal instellingen dat gebruik maakt van de diensten van de klachtencommissie gegroeid tot 18. In de bijlage zijn de betreffende zorgaanbieders in Groningen en Drenthe vermeld. Achterliggend idee van de klachtencommissie is dat een goede klachtenbehandeling kan bijdragen aan het wegnemen van ongenoegen bij cliënten en hun belangenbehartigers en verhoging van de kwaliteit van de zorg. Daarbij is het uiteraard wel belangrijk dat klagers vertrouwen hebben in de onafhankelijkheid en deskundigheid van de commissie. Wat betreft die onafhankelijkheid: geen van de leden van de commissie heeft binding met de deelnemende organisaties. Wat betreft die deskundigheid: de samenstelling van de klachtencommissie is zodanig dat zij in beginsel alle klachten kan behandelen. Alle leden hebben gewerkt in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap of hebben daar affiniteit mee (zie voor samenstelling hoofdstuk 2). De IPKC vindt het belangrijk haar draagvlak te vergroten waardoor de voor de klachtenbehandeling zozeer noodzakelijke ervaring in stand blijft. Om die reden stelt de IPKC zich positief op ten opzichte van nieuwe verzoeken om van het werk van de commissie gebruik te maken. In dat kader zijn in 2013 gesprekken geweest met BEZINN, een koepelorganisatie voor zorgboerderijen in de drie noordelijke provincies. Deze gesprekken hebben er inmiddels toe geleid dat de bij BEZINN aangesloten zorgboerderijen via hun koepelorganisatie aangesloten zijn bij de IPKC. De aangesloten instellingen hanteren eigen afspraken voor de interne behandeling van klachten. Cliënten zullen veelal eerst een beroep doen op de klachtenbehandeling binnen de organisatie alvorens naar de Interprovinciale Klachtencommissie te gaan. Dit is echter geen voorwaarde: cliënten kunnen te allen tijde rechtstreeks hun klacht voorleggen aan de Interprovinciale Klachtencommissie Groningen/Drenthe. De aangesloten instellingen betalen per jaar een vaste bijdrage ter bestrijding van de niet-klachtgebonden kosten van de IPKC. Daarnaast worden klachtgebonden kosten in rekening gebracht bij de organisatie tegen wie de klacht is ingediend. Er worden geen kosten in rekening gebracht bij de klagers. 2 De samenstelling van de commissie is in 2013 gewijzigd. Mevrouw L. Pool is opgevolgd door mevrouw W.G. Buikema. Zij is voorgedragen door Zorgbelang Groningen. De klachtencommissie bestaat uit de volgende personen: De heer mr. W.J. Nauta (voorzitter) De heer mr. drs. W.J. de Boer (vice-voorzitter) Mevrouw A. Bos Mevrouw drs. I. ten Napel* De heer drs. G. Kuiper De heer M.F. Kramer* Mevrouw W.G. Buikema* Mevrouw. J.K. Nijhuis-van Haaren voormalig directeur verstandelijk gehandicaptenzorg chirurg n.p., lid-jurist Tuchtcollege Gezondheidszorg Groningen voormalig maatschappelijk werker voormalig orthopedagoog in de gehandicaptenzorg voormalig psycholoog in de gehandicaptenzorg docent aan de opleiding Sociaal Pedagogisch Werk voormalig HR- en kwaliteitsadviseur en coach bij (zorg-) organisaties ambtelijk secretaris *zijn lid op voordracht van cliëntenorganisaties De leden van de commissie wonen in Groningen of Drenthe. 3. Bekendheid en bereikbaarheid Voor personen die ongenoegen hebben over het werk van een zorginstelling, is het uiteraard van groot belang dat zij weten welke klachten zij aan de IPKC kunnen voorleggen en hoe zij de commissie kunnen bereiken. Klagers kunnen op 3 manieren contact leggen met de commissie: door het schrijven van een brief naar Postbus 30014, 9400 RA te Assen; door het invullen van een klachtformulier op de site van de IPKC; door in te spreken via het telefoonnummer 06-30346998 van de commissie. Deze laatste contactmogelijkheid is vooral bedoeld om de bereikbaarheid van de commissie te vergroten, ook voor diegenen die met het gebruik van computer en internet nog niet zo vertrouwd zijn. Na inspreken wordt degene die gebeld heeft teruggebeld. In het verslagjaar is gebleken dat het invullen van tekst op de site en het inspreken van de voicemail laagdrempelige manieren zijn om met de commissie in contact te treden. Gemiddeld wordt 6 keer per maand op de voicemail ingesproken. De organisaties die gebruik maken van het werk van de IPKC hebben de site van de IPKC gekoppeld aan hun eigen site. Naast de reeds bestaande folder heeft de IPKC in het verslagjaar een specifieke folder voor LV-cliënten ontwikkeld. Daarbij is gebruik gemaakt van standaardpictogrammen in de zorgsector. De folder is verspreid over de aangesloten instellingen en uiteraard aangehangen aan de site. 4. Werkwijze De behandeling van een klacht begint met een schriftelijk, op naam gesteld, klaagschrift. Anonieme klachten worden niet in behandeling genomen. Als klagers een mondelinge klacht op de voicemail van de commissie inspreken, wordt hen gevraagd deze schriftelijk vast te leggen. 3 Allereerst onderzoekt de commissie of de klacht ontvankelijk is, dat wil zeggen of deze ligt op het terrein waar de commissie over gaat. Dat terrein wordt bepaald door de Wet Klachtrecht Cliënten Zorginstellingen (WKCZ) en de Wet Bijzonder Opneming Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ). Belangrijk daarbij is dat geklaagd wordt door of namens een cliënt en dat de klacht betrekking heeft op een onderdeel van de (medische) zorg. Is het bovenstaande niet van toepassing dan verklaart de commissie de klacht niet ontvankelijk en indien die mogelijkheid bestaat wordt een suggestie gedaan aan klager waar of hoe hij zijn klacht wél kan laten behandelen. In geval geklaagd wordt namens een cliënt onderzoekt de commissie of degene die dat doet daartoe bevoegd is als betrokken familielid, curator, bewindvoerder, mentor of zaakwaarnemer die als zodanig bij de instelling bekend is en ook als zodanig door de instelling behandeld wordt. Is een van de hierboven genoemde omstandigheden niet van toepassing, dan verklaart de commissie de klager niet bevoegd. In het verleden heeft zich de situatie voorgedaan, dat een klager volgens de commissie wel maar volgens de verwerende instelling niet bevoegd was tot het indienen van een klacht conform deze regeling. Hier geldt de regel dat, als een instelling twijfelt over de bevoegdheid van een commissie, dit ter beoordeling voorgelegd dient te worden aan de commissie zelf. Het behoort tot de bevoegdheid van de commissie om die bevoegdheidsvraag te bespreken en daarover te besluiten. Deze beantwoording van deze bevoegdheidsvraag komt de instelling niet toe. Is de klacht ontvankelijk en de klager bevoegd, dan onderzoekt de commissie of zij de klacht begrijpt. Regelmatig komt het voor dat een klacht zodanig geformuleerd is, dat hier onduidelijkheden in zijn. De commissie stelt zich in dat geval dienstbaar op en schrijft naar klager of zij goed begrepen heeft dat de klacht behelst a, b, c, d etc. en vraagt dan de klacht te verduidelijken. Klager wordt verzocht door middel van een ondertekening met deze herformulering en/of samenvatting in te stemmen. Vervolgens vindt de behandeling van de klacht op basis van dit stuk plaats waarbij de oorspronkelijk geformuleerde klacht als onderlegger fungeert. Ook komt het in complexe zaken voor dat klager bijstand wordt geadviseerd van een naaste maar ook bijvoorbeeld verwezen wordt naar een instantie als MEE om in gezamenlijk overleg de klacht zodanig te formuleren dat de commissie deze gericht kan behandelen. Gericht betekent hierbij dat de commissie uiteindelijk een uitspraak kan doen over de gegrond- dan wel ongegrondheid van de klacht (zie hieronder). Soms komt het voor dat de aard van de klacht (overzichtelijke problematiek, klein belang en dergelijke) of de wijze van formulering (vriendelijke toonzetting en dergelijke) aanleiding geeft te veronderstellen dat een gesprek tussen partijen de lucht snel zou kunnen klaren. In dat geval geeft de commissie klager en instelling in overweging eerst met elkaar in gesprek te gaan, eventueel onder leiding van de commissie. Daarbij wordt altijd opgemerkt dat de klager beslist: wenst de klager geen bemiddelend gesprek dan wordt de klacht behandeld en volgt een uitspraak van de commissie. De klager bepaalt wat er met zijn klacht gebeurd. Op basis van de eventueel geherformuleerde klacht wordt een verweerschrift gevraagd aan degene tegen wie de klacht zich richt. Bij het verzoek om een verweerschrift wordt duidelijk gemaakt dat dit stuk ook naar klager gaat. 4 De directeur of bestuurder van de organisatie waar de klacht speelt wordt geïnformeerd over het bestaan van de klacht. Soms is de melding van de klacht aanleiding voor de organisatie om contact op te nemen met klager voor een gesprek, nadat de commissie hierover is geïnformeerd. In het verslagjaar heeft een dergelijk verhelderend gesprek geleid tot enkele intrekkingen. De commissie verwelkomt iedere oplossing van een klacht die met instemming van de klager tot stand komt. Als vuistregel voor intrekking hanteert de commissie het uitgangspunt dat dit in beginsel tot het eind van de hoorzitting kan plaats vinden, daarna wordt hoe dan ook een uitspraak gedaan. Voorts wordt een machtiging gevraagd aan de klager tot inzage van het dossier van degene ten behoeve van wie wordt geklaagd. Een enkele keer komt het voor dat deze toestemming, om wat voor reden dan ook, niet gegeven wordt. In dat geval stelt de commissie zich de vraag of de klacht ook zonder dossierinzage zinvol behandeld kan worden. Echter veelal is de informatie uit het dossier zodanig belangrijk voor een goed overzicht over de feiten waarover geklaagd wordt, dat de behandeling van de klacht moet worden gestaakt als die toestemming ontbreekt. Vervolgens wordt, rekening houdend met de aard van de klacht, een werkcommissie van drie leden samengesteld ter behandeling van de klacht. Deze werkcommissie staat onder leiding van de voorzitter dan wel vicevoorzitter van de IPKC. Uit deze werkcommissie doen twee leden het dossieronderzoek. Klachtbrief, verweerschrift en dossieronderzoek leveren soms enige tegenstrijdige gegevens op. De hoorzitting is er op gericht deze tegenstrijdigheden op te heffen. Daartoe worden klager en verweerder in elkaars aanwezigheid in de gelegenheid gesteld hun standpunten te verduidelijken en daarna door de commissie bevraagd. Indien de verhoudingen tussen klager en verweerder zodanig verstoord zijn dat een zinvol gesprek in elkaars aanwezigheid niet mogelijk is, worden bij hoge uitzondering twee hoorzittingen gehouden, waarbij de verslagen over en weer aan partijen worden toegezonden. Deze situatie heeft zich in het verslagjaar niet voorgedaan. Het streven is er op gericht binnen veertien dagen na de hoorzitting tot een uitspraak te komen. De uitspraak concentreert zich op de gegrondheid dan wel ongegrondheid van de klacht. In beide gevallen -gegrond dan wel ongegrond- geeft de klachtencommissie, zo duidelijk mogelijk, aan op basis van welke norm (wettelijk of anderszins) zij tot haar oordeel is gekomen. Het is vervolgens aan klager en verweerder om, op basis van de uitspraak, waar mogelijk en nodig, het proces rond de verstoorde zorgverlening te hervatten. De WKCZ noch het klachtenreglement van de klachtencommissie kent een vorm van hoger beroep. In voorkomende gevallen voegt de klachtencommissie aan haar oordeel over de gegrondheid van een klacht ook een advies toe. In de regel wordt dit advies verstrekt aan het bestuur van de betrokken zorginstelling. Het advies vloeit voort uit zaken die de klachtencommissie bij haar onderzoek opgevallen zijn en die naar haar mening bijstelling behoeven. De klachtencommissie beschouwt deze adviserende kant van haar werk als zeer belangrijk omdat zij daardoor in de gelegenheid is om vanuit haar eigen deskundigheid een bijdrage 5 te leveren aan de kwaliteit van de zorg aan de organisatie die in de klachtprocedure betrokken is. De commissie stelt met genoegen vast dat tot op heden alle adviezen door de betrokken organisaties zijn overgenomen en dat deze binnen een maand na verzending van de uitspraak hierover bericht hebben aan de commissie en ook aan de klager. 5. Landelijke ontwikkelingen In 2010 is een wetsontwerp Cliënten rechten in de zorg naar de Tweede kamer gezonden. Doel van dat wetsontwerp was een bundeling en aanscherping van bestaande rechten en plichten voor cliënten en zorginstellingen op het punt van onder meer goede zorg, keuze informatie, bescherming persoonlijke levenssfeer, recht op medezeggenschap en klacht behandeling. Toen dit traject stagneerde, werd besloten enkele onderwerpen uit dit wetsontwerp te halen en, ter wille van een spoedige invoering, in specifieke wetgeving om te zetten. Dit heeft geleid tot het Wetsontwerp kwaliteit, klachten en geschillen in de gezondheidszorg, de Wkkgz. De Tweede kamer heeft inmiddels ingestemd en eerste lezing heeft plaats gevonden in de Eerste kamer. Essentieel in dit wetsontwerp is dat het zorgaanbieders verplicht tot een effectieve en laagdrempelige behandeling van klachten door een klachtencommissie. Tegen een uitspraak van een klachtencommissie kan een klager vervolgens in beroep gaan bij een geschillencommissie. Wanneer in redelijkheid van een klager niet gevergd kan worden dat hij zich eerst tot de klachtencommissie van de instelling richt, kan hij zich ook rechtsreeks tot de geschillencommissie richten. De geschillencommissie brengt, in tegenstelling tot de klachtencommissie, bindend advies uit en kan daarbij ook een vergoeding aan een zorgaanbieder opleggen van maximaal € 25.000,-. Het wetsontwerp is gericht op, zoals het in het wetsontwerp bij de klachtencommissie staat, “het bereiken van een voor klager en zorgaanbieder bevredigende oplossing”. In dat kader is ook de figuur van de onafhankelijke klachtenfunctionaris verplicht voor de zorgaanbieder voor geschreven. Belangrijk is ook dat een “Landelijk meldpunt zorg” door de staatssecretaris is geïntroduceerd dat onder meer tot taak geeft cliënten advies en begeleiding te geven op het terrein van klachten en procedures rond klachten en dat tot taak heeft de tijdige afhandeling van klachten te monitoren. Een en ander geeft het belang aan dat in de maatschappij en de politiek gehecht wordt aan goede en transparante afhandeling van klachten met zoveel mogelijk effect voor cliënt en instelling en zo weinig mogelijk “gejuridicieer”. In de jaarvergadering van IPKC en zorgaanbieders hebben laatstgenoemden zich uitgesproken voor een voortgezette rol van de IPKC in de klachtbehandeling op regionaal niveau. De IPKC blijft zich hier graag voor inzetten. Daarnaast is in de jaarvergadering aandacht geschonken aan het wetsontwerp Zorg en Dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten. In dit wetsontwerp staat het “nee-tenzij”-beginsel centraal: vrijheid beperkende maatregelen mogen alleen worden toegepast als het niet anders kan. Ter bepaling van die noodzaak wordt het zorgplan centraal gesteld. Belangrijk is ook dat het wetsontwerp cliënt volgend is en niet, zoals nu bij de wet BOPZ, locatie gebonden. Het wetsontwerp helpt instellingen en medewerkers bewuster om te gaan met vrijheid beperkende maatregelen, waarbij het 6 zogenaamde opschaal-model tot regelmatige toetsing leidt of de vrijheid beperkende maatregel nog volstaat, verminderd kan worden of opgeschaald moet worden. De rechtsbescherming neemt in het wetsontwerp een belangrijke plaats in. Art. 45 spreekt over een klachtencommissie die heel wel matcht met de IPKC. Art. 46, lid 1 onder d, spreekt hierbij echter over een omvang van de facto 50 klachten per jaar. In de jaarvergadering is uitgesproken dat vergroting van het draagvlak van de IPKC en daarmee het aantal behandelde klachten belangrijk blijft vanwege het opbouwen van ervaring en deskundigheid. Maar ook zonder dat dit aantal voorshands gehaald wordt, beschouwen de aangesloten instellingen ook op het terrein van gedwongen zorg de IPKC als de meest gerede klachtbehandelaar. Inmiddels is het wetsontwerp aangenomen in de Tweede Kamer en ligt het bij de Eerste Kamer. Daar is behandeling eind 2013 aangehouden in afwachting van de behandeling van het wetsontwerp verplichte GGZ. 6. Klachtenafhandeling 2013 In 2013 zijn 12 klachten ingediend, waarvan er 7 zijn behandeld. In totaal heeft de commissie sedert haar oprichting 92 klachten ontvangen. Hiervan zijn 68 klachten behandeld in een hoorzitting. De overige 23 klachten zijn ingetrokken, waarbij soms sprake was van bemiddeling door de commissie. Soms lopen klachten door in het nieuwe verslagjaar. Behandelde klachten 2013 Promens Care De Trans Aantal 0 2 Vanboeijen MEE Drenthe Driever’s Dale Stichting Ilmarinen De Zijlen Nieuw Woelwijck Stichting Novo 2 0 0 0 1 0 4 Stichting Jade Centrum voor Dagbesteding Rivierenhof Novatec/Novawork Stichting Droomkinderen Huize Henricus Ability MEE Groningen 2 0 0 0 0 0 1 Status 2 klachten afgehandeld (waarvan 1 klacht doorliep vanaf 2012) 1 klacht ingetrokken, 1 klacht afgehandeld Klacht is niet doorgezet i.v.m. gesprekken intern 1 klacht afgehandeld, 1 klacht niet ontvankelijk, 2 klachten ingetrokken 2 klachten afgehandeld 1 klacht ingetrokken 1 klacht afgehandeld Samenvatting van de klachten in willekeurige volgorde: Klacht Wettelijk vertegenwoordiger klaagt over het feit dat zijn broer op 2e kerstdag geen eten heeft gekregen in de zorginstelling. Hij heeft dit in eerste instantie per mail aangegeven bij de instelling, waarop hij geen reactie ontving. Naderhand is hij onheus bejegend door een 7 medewerker van de instelling. De commissie heeft geopperd in gesprek te gaan met de instelling. De klacht is niet doorgezet. Klacht Dochter van cliënt geeft aan niet tevreden te zijn over de zorg/hulpverlening aan haar vader. Na o.a. een huisbezoek heeft de hoorzitting plaatsgevonden. De klacht werd ongegrond verklaard en er zijn adviezen aan verweerder gegeven om extra aandacht te schenken aan overleg, regie, structuur en budgetbeheer. Deze klacht liep van 2012 door naar 2013. Klacht Klager is van mening dat hij hulp bij het werven van fondsen voor de aanschaf van een aanpaste auto niet op tijd heeft gekregen, waardoor intussen een toezeggingstermijn van een van de fondsen overschreden is. De klacht wordt door de commissie ongegrond verklaard, mede omdat de instelling inmiddels via diverse fondsen een goed resultaat voor klager heeft behaald. Klacht Mevrouw klaagt dat haar zuster te weinig aandacht krijgt van de ambulante begeleiding, waardoor er sprake zou zijn van een slechte persoonlijke verzorging. De instelling is naar aanleiding van de klacht met klaagster in gesprek gegaan en de klacht is niet doorgezet. Klacht Wettelijk vertegenwoordigster klaagt over de zorg voor haar kleinzoon met betrekking tot zijn veiligheid en verzorging. Verder heeft zij opmerkingen/vragen over het contact met personeel, de wisselende omgeving voor haar kleinzoon, het zoekraken van kleding, de tandartsrekening en het werken met verwijzers. De commissie oordeelt dat de klachten over het contact met het personeel (het niet nakomen van afspraken) en de wijze waarop de tandartsrekening is afgehandeld, gegrond zijn. De overige klachten zijn ongegrond. De commissie geeft de instelling het advies een duidelijke en consistent zorgbeleid te voeren en alert te zijn. Een goede communicatie is van groot belang. Ook wordt geadviseerd aspecten van administratie en van zorg gescheiden te houden. Klacht Vader heeft diverse klachten met betrekking tot de instelling waar zijn zoon gebruik van maakt. Het gaat om het in loondienst nemen van het beheerdersechtpaar (1), de hulpvraag ten aanzien van de relatie vader-zoon (2), de volgens klager slecht functionerende persoonlijk begeleider (3), de verkeerde aanpak van zijn zoon (4), de verantwoording van betaalde activiteiten (5), het afschaffen van de bewonersvakantie (6), slechte communicatie door de instellingen naar hem toe (7a) en het niet nakomen van afspraken door de instelling (7b) alsmede de onduidelijkheid over wie wat doet (8) Bij deze klacht worden de onderdelen 1, 2, 5, 6, 7a en 8 gegrond verklaard, de overige onderdelen zijn ongegrond. De commissie adviseert de instelling rekening te houden met de positie van klager als curator, het realiseren van een centraal aanspreekpunt voor de vader, het snel oppakken van een goede begeleiding en duidelijkheid in financiën door middel van kwartaaloverzichten. Klacht Mevrouw heeft een klacht omdat zij wordt belemmerd zelfstandig te wonen doordat de instelling de thuiszorg onder druk heeft gezet. Deze klacht wordt niet ontvankelijk verklaard omdat de klacht niet is gericht tegen een instelling, aangesloten bij de IPKC 8 Klacht Vader klaagt over het feit dat hij niet is gehoord toen zijn zoon werd beschuldigd van seksueel misbruik. Volgens hem was door hem tijdens eerdere gesprekken al aangegeven dat de zoon de nodige begeleiding behoefde op dit vlak en de instelling zou hiervoor zorgen. Vader is van mening dat er te weinig toezicht op zijn zoon is gehouden. Hij is het niet eens met de stelling van de begeleiding dat er sprake was van experimenteren door zijn zoon. Ook lijkt vader bezwaar te maken dat het seksueel misbruik door de zoon in het zorgplan is genoemd voordat de zoon gehoord was. De commissie oordeelt dat de klacht over het niet gehoord zijn van klager na de beschuldiging gegrond is. Ook is het onderdeel over het niet waarmaken van het houden van toezicht gegrond. De overige onderdelen worden ongegrond verklaard Klacht Moeder van een zoon klaagt over het feit dat de instelling waar haar zoon verblijft, de afspraken niet nakomt, waardoor de verhouding cliënt/ouders/begeleiding niet goed was. Voordat het tot een hoorzitting kwam ontving de commissie een mail van klaagster waarin zij aangaf de klacht te willen intrekken. Klacht Moeder dient een klacht in met betrekking tot haar zoon. Zij wil een goed zorgplan en controleerbare afspraken, waarbij de zorg aansluit aan de zorgvraag voor haar zoon. Zij vraagt om het toezegde onderhoud inzake het vervoer van haar zoon en wil duidelijkheid hieromtrent. Mocht het vervoer niet meer kunnen worden geleverd, dan vraagt zij hulp bij een nieuwe dagbestedingsplek. De klacht is 1 dag voor de zitting ingetrokken omdat er sprake was van goede interne ontwikkelingen 7. Bestuurlijk functioneren In oktober 2013 vond een bespreking plaats met alle aangesloten instellingen in Groningen en Drenthe. In dit overleg werd het aangepaste reglement van de IPKC vastgesteld. Het liggende reglement behoefde aanpassing vanwege wet- en regelgeving die sedert de oprichting van kracht was geworden en vanwege praktijkervaringen die de IPKC in de 11 jaar van haar functioneren heeft opgedaan. Zo zijn in het reglement onder meer maatregelen opgenomen om de afhandeling van klachten sneller te laten verlopen. Voorts is in het reglement de mogelijkheid geopend om te bemiddelen tussen een cliënt en een zorgaanbieder. In de bijeenkomst kwam de behoefte naar voren naar incidentgericht onderzoek. Daarbij gaat het niet om het gegrond of ongegrond verklaren van een klacht, maar om onderzoek naar de omstandigheden die geleid hebben tot een ongewenst voorval in een zorgorganisatie. Een en ander sluit aan bij de behoefte van zorgaanbieders naar onafhankelijk en deskundig onderzoek in geval van calamiteiten en de opdracht die bij een calamiteit veelal verstrekt wordt door de IGZ. Afgesproken werd een en ander vast te leggen in een brief aan alle instellingen en een pilot te starten in 2014. Op 15 mei van het verslagjaar werd een aantal werkbezoeken gebracht aan 4 aangesloten instellingen. De commissie ervaart deze bezoeken steeds weer als inspirerend voor haar werk en als een belangrijk middel om up-to-date te blijven met de ontwikkelingen in de zorg. 9 Assen, februari 2014 Mr. W.J.Nauta Voorzitter IPKC Groningen/Drenthe J.K. Nijhuis-van Haaren Ambtelijk secretaris Lijst met aangesloten instellingen 10 per 31 december 2013 De Zijlen Driever’s Dale De Trans MEE Drenthe Nieuw Woelwijck NOVO Promens Care Stichting Ilmarinen Vanboeijen Centrum voor Dagbesteding Rivierenhof Novatec/NovaWorks Stichting Jade Stichting Droomkinderen Ability Huize Henricus MEE Groningen Joling Zorg Mycare Stichting Phusis Postbus 25 Hoorntjesweg 59 Postbus 8 Eemland 3 De Vosholen 10 Postbus 9473 Postbus 214 Kornalijnlaan 3 Postbus 30014 Rivierenhof 98 9356 9675 9450 9405 9611 9703 9400 9743 9400 9725 Postbus 8 Zadelmakerstraat 16 Vlagtwedderstraat 57 Nijverheidsweg 12 Kloosterweg 40 Postbus 1346 Ugersmaweg 28-2 Postbus 128 Postbus 744 9356 ZG Tolbert 9403 VE Assen 9545 TB Bourtange 9981 GJ Uithuizen 7881 LG Emmer-Compascuum 9701 BH Groningen 9731 BT Groningen 9600 AC Hoogezand 9400 AS Assen 11 ZG Tolbert NB Winschoten AA Rolde KD Assen KR Sappemeer LR Groningen AE Assen JK Groningen RA Assen HC Groningen
© Copyright 2024 ExpyDoc