Voordracht

Eosinofilie voor de Hematoloog
Hanneke Kluin-Nelemans
Afdeling Hematologie
UMCG
Disclosures: geen
Afdeling Hematologie
Een casus….
• Een 46-jarige man wordt verwezen van
elders wegens eosinofilie en splenomegalie
• A/: Moe, jeuk, nachtzweten, dyspnoe
• Leuko’s 12,6-21,8 met linksverschuiving, 1%
blasten, 45-65% eo’s, 15% mono’s en
absoluut eo’s 3.5 tot 4.5 x 109/l; eo’s vaak
abnormale morfologie
• BM: hypercellulair, eosinofilie, 6% blasten;
Charcot-Leyden kristallen
• Cytogenetica: 46,XY,t(5;12)(q33;p13)
• Vraag: hoe te classificeren? Therapie?
Afdeling Hematologie
Indeling
• Normale eosinofiele ontwikkeling
• Indeling
– DD: benigne versus maligne; clonaal vs reactief
•
•
•
•
Intern.Eosinophil Society versus WHO 2008
Entiteiten met specifieke fusies
Diagnostiek
Therapie samenvattend
Afdeling Hematologie
Ontwikkeling eosinofiel
• Eindproduct van CD34+ stamcel
• Eo in bloed deelt niet meer;
levensduur dagen tot weken
• Circuleert korte tijd, daarna
migratie richting weefsels
• Voorkeur voor tr. dig. en tr. resp.
• Regulatie door GM-CSF, IL-3
(TH1+2 cellen) en IL-5 (TH2 cel)
Afdeling Hematologie
Eo’s maken veel mediatoren
• Cytoplasma granulen
–
–
–
–
–
Major basic protein (MBP)
Eosinophil cationic protein
Eosinophil-derived neurotoxin
Peroxidase
Lysosomaal hydrolase
• Leukotrienen
• Cytokinen
IL-1 t/m IL-6, IL-8, IL-10, IL-16,
GM-CSF, TNF-alfa, RANTES,
MIP-1 alfa
Toxisch voor
bacteriën
parasieten/
wormen
Autocrien/
antiinflammatoir/
IgE responsen
Persisterende Eosinofilie
benadering
1. Definitie: 1.5 x 109/l, 2x gemeten (4 weken er
tussen), of zeer uitgebreide weefsel-eosinofilie:
•
•
•
20% BM infiltratie
Zeer uitgebreide weefseleosinofilie
Sterke depositie eosinofiel-granula proteine (bv bij
gedegranuleerde eo’s)
2. Zoek naar oorzaak
3. Zoek naar gevolgen van langdurige eosinofilie
op eindorganen
Afdeling Hematologie
Schade door eosinofilie
benadering
• CT abdomen (lever, milt, klieren)
• Hart: echo, MUGA/ejectiefractie,
troponine
• Huid, zonodig biopt
• Zonodig long, neurologisch
Afdeling Hematologie
Oorzaken eosinofilie
benadering
• “Reactief” bij andere ziekte?
• Clonaal of niet clonaal?
• Als clonaal, dan onderdeel van andere
myeloide maligniteit?
• Veroorzaakt door (pathologische)
T cellen?
Afdeling Hematologie
Oorzaken eosinofilie
–
–
–
–
–
Parasitaire en andere infecties (Strongyloides!)
Allergische aandoeningen
Systeemziekten: PAN, SLE, sclerodermie, etc
Loeffler/hypersensitivity pneumonitis (ABPA)
Secundaire (niet clonale) eosinofilie door abnormale
clonale T cellen en lymfatische maligniteiten (Hodgkin, TALL, MF/Sézary) en mastocytose
– Clonale eosinofilie bij myeloide proliferaties zoals CML,
AML met inv(16), MDS, andere myeloproliferatieve ziekten
(PV, myelofibrose)
– “CEL” = Mypro met eo’s en specifieke fusies
– Restgroep: HES
Afdeling Hematologie
Indeling International Eosinophilic
Society (JACI 2012; 130:607)
• Hypereosinofilie = HE
1. Erfelijke vorm
2. Unknown significance HEUS
3. Primair clonaal/neoplastisch HEN
4. Secundair/reactief HER
• Hypereosinofiel syndroom = HES
Vereist hypereosinofilie én orgaanschade
Afdeling Hematologie
Hypereosinophilic syndromes
(HESs)
Myeloproliferative
forms
Myeloproliferative
HES
CEL
Lymphocytic
forms
Clonal
T cells
No T cell
clone
Benign
Simon HU et al, J Allergy Clin ImmunoI 2010
Episodic
Other
WHO classificatie 2008
• Myeloproliferative neoplasms
• Myeloid and hematopoietic stem cell neoplasms
associated with eosinophilia with abnormalities of
PDGFRA, PDGFRB or FGFR1
• MDS/Myeloproliferative neoplasms
• Myelodysplastic Syndromes
• Acute Myeloid leukemia
• Myeloid sarcoma
• Myeloid proliferations related to Down syndrome
• Blastic plasmacytoid dendritic cell neoplasm
• Acute leukemias of ambiguous lineage
Afd. Hematologie
Myeloide proliferaties met eosinofilie
en specifieke fusies
1. Associatie met PDGFRA rearrangement
2. Associatie met PDGFRB rearrangement
3. Associatie met FGFR1 rearrangement
PDGFRA = platelet derived growth factor receptor alfa
PDGFRB = platelet derived growth factor receptor beta
FGFR1 = fibroblast growth factor receptor 1
Afdeling Hematologie
Cools et al, NEJM 2003;348:1201
FIP1L1-PDGFRA fusie
FIP1L1
exon 8-10
Chr 4q12
PDGFRA
exon 12
kleine deletie
kupimavto55.ru
Выкуп авто в Омске
816 × 1056 - 15k - png
FIP1L1
exon 8-10
PDGFRA
exon 12
Chr 4q12
Tyrosinekinase
activatie
FIP1L1
FIP1L1 - PDGFRA
PDGFRA
Normaal
chromosoom 4
chromosoom 4
met deletie
Myeloide proliferaties met PDGFRA
herschikking
• Beeld van chronische eosinofiele
leukemie met weefselinfiltratie
• Meestal met FIP1L1-PDGFRA fusie tgv
deletie op 4q12
• Vaker bij mannen (M:F=17:1)
• Piek incidentie rond 45-50 jaar
• Betrokkenheid bloed, beenmerg, hart
(endomyocardfibrose), longen, CNS,
huid, GI tract, milt
Afdeling Hematologie
Imatinib bij het
FIP1L1-PDGFRα fusiegen
• Imatinib dosis: 100 mg lijkt voldoende, maar
expert opinion is: 400 mg tot goede respons, dan
dalen tot 100 mg
• Cave cardiale betrokkenheid, waarbij verergering
onder imatinib: dan eerst 10-14 dagen prednison
bijgeven
• Soms na imatinib mutaties (T674I, lijkend op de
T315I mutatie bij BCR-ABL); dan PKC412 of
sorafenib geindiceerd.
Afdeling Hematologie
Eosinofilie met PDGFRB betrokkenheid
• Meerderheid mannen
• Kliniek eosinofilie, splenomegalie, soms ook
lymfadenopathie; meestal ook weefselschade, zoals cardiale betrokkenheid
• Atypische CML of CMML-achtig beeld
• Klassiek t(5;12)(q33;p13): PDGFRB - ETV6
• Goede respons op imatinib
• Zonder imatinib mediane overleving <2 jaar
Afdeling Hematologie
t(5;12)(q33;p13)
fusie tussen PDGFRbeta en ETV6
N
o
t
e
Resultaten imatinib bij chronische
mypro’s met een PDGFRB-fusie
David et al, Blood 2007;109:61-64
• 12 patiënten, 10 mannen, 6-78 jaar, mediaan 56 jr
• WBC 9-138, mediaan 56; eo’s 1.8-12.6, mediaan
5x109/l
• 8/12 ETV6-PDGFRB-translocatie
• 8/12 meerdere andere therapieën gehad
• 11/12 complete hematologische respons
• 10/12 complete cytogenetische respons,
grotendeels ook moleculair compleet
• OS mediaan 65 mnd, 10/12 alive and well
Eosinofilie met FGFR1 betrokkenheid:
8p11 myeloproliferative syndrome
• Associatie met:
– Stem cell leukemia syndrome
– Chronische eosinofiele leukemie (CEL)
– AML
– Precursor T-ALL en andere NHL’s
– Vanuit “chronische fase” grote neiging tot
transformatie richting AML
• Slechte prognose
• Therapie? Allo-SCT; rol PKC412?
Afdeling Hematologie
Hypereosinophilic syndromes
(HESs)
Myeloproliferative
forms
Myeloproliferative
HES
CEL
Lymphocytic
forms
Clonal
T cells
No T cell
clone
Benign
Simon HU et al, J Allergy Clin ImmunoI 2010
Episodic
Other
16 / 60 patiënten
met eosinofilie
BM en huid
domineren
Flow: afwijkend
fenotype T cellen,
vaak CD25+ en
HLA-DR+
Veel IL-5
productie
Meestal clonaal
Simon HU et al, NEJM 1999;341:1112-20
Hypereosinophilic syndromes
(HESs)
Myeloproliferative
forms
Myeloproliferative
HES
CEL
Lymphocytic
forms
Clonal
T cells
No T cell
clone
Benign
Simon HU et al, J Allergy Clin ImmunoI 2010
Episodic
Other
Therapie hyper-eosinofilie
• Soms is afwachten gerechtvaardigd bij
HE of unknown significance.
• Ook als >25 x 109/l mits
asymptomatisch en geen orgaanschade
Afdeling Hematologie
Chronisch eosinofiele leukemie NOS /
iHES
• Man/vrouw ratio 9:1
• Alle leeftijden, voorkeur voor 4e decade
• Infiltratie in:
–
–
–
–
–
Bloed/beenmerg (100%)
Hart/longen
CNS
Tr. Digestivus
Lever/milt (50%)
• 90% constitutionele symptomen: koorts, malaise,
jeuk, spierpijn, angio-oedeem
• Overleving: 5 jaar 80%
Afdeling Hematologie
Diagnostiek
eosinofiele syndromen
• Uitsluiten reactieve oorzaken! Goed naar parasitaire
infecties zoeken (strongyloides, Afganistan militairen)
• Bloedbeeld
• Beenmergcytologie/histologie, inclusief immuno-typering
en mol. diagnostiek op mestcellen (cKIT), T cel clonen,
CML/AML/etc, fibrosering
• Cytogenetica/PCR/FISH gericht op:
– 4q12: FIP1L1-PDGFRA (RT-PCR/FISH)
– 8p11: FGFR-1 (cytogenetica)
– 5q33: PDGFRB-fusies (cytogenetica)
– 9p24: JAK2-fusies
• Orgaanbetrokkenheid: hart, longen, huid, CNS, milt, lever,
Budd-Chiari
Therapie eosinofiele syndromen (1)
• Als PDGFRA of PDGFRB betrokkenheid:
Imatinib 400 mg tot remissie, dan zo laag
mogelijk, continueren levenslang!
– Prednison bijgeven als cardiale betrokkenheid
– Bij recidief/refractair: mutatie analyse, andere
kinaseblokker overwegen
• Als clonaal (CEL) en geen fusie: toch imatinib
trial te verdedigen; anders hydrea, busulfan,
interferon-alfa, allo-SCT
Afdeling Hematologie
Therapie eosinofiele syndromen (2)
• Als niet clonaal (iHES):
– corticosteroiden, beginnen met 1 mg/kg;
geleidelijk minderen op geleide
eosinofielen-aantal
– Evt corticosteroidsparend bijgeven als
dosering niet <10 mg wordt:
• Hydrea 2 dd 500 mg
• Interferon alfa 1 MIU, 3 x per week sc (of
cyclofosfamide) voor ‘lymfatische’ variant HE
– Cyclosporine A (uitschakelen T celfunctie)
– Mepolizumab (anti-IL5) (3e lijn)
Afdeling Hematologie
Samenvatting
eosinofiele syndromen
• Exclusie vele oorzaken (infectie/allergie/ect)
• Secundaire (niet clonale) eosinofilie bij lymfatische
maligniteiten (Hodgkin, T-ALL, MF/Sézary),
abnormale T cel clonen, en mastocytose
• Clonale eosinofilie bij
– myeloide proliferaties zoals CML, AML met
inv(16), andere mypro/MDS
– Zelfstandige aandoening:
• CEL met fusiegenen
• CEL, not otherwise specified
• Niet clonale eosinofilie: iHES
Afdeling Hematologie
Zie: www.hematologiegroningen.nl/
maligne hematologie/
chronische myeloproliferatieve aandoeningen