Heilige Theresia van Lisieux (1873

Geestelijk moederschap en eucharistische aanbidding van priesters horen bij elkaar. Een “geestelijke moeder” is een vrouw die bidt en offert voor priesters en hun heiliging. Zij bidt hierbij ook
dat de priesters een geest en een houding zouden bezitten van eucharistische aanbidding. Liefst
bezit zij zelf deze geest en deze houding.
Om u hierbij aan te moedigen en te steunen, publiceren wij een aantal getuigenissen en andere
stukken. Ditmaal een item over de “Kleine Theresia” en bisschop Clemens August von Galen.
Heilige Theresia van Lisieux (1873-1897)
Toen zij op haar veertiende jaar op pelgrimsreis naar Rome was, begreep Theresia voor het
eerst haar roeping een geestelijke moeder voor de priesters te zijn. In haar autobiografie
schrijft ze dat ze tijdens haar reis naar Italië veel heilige priesters had ontmoet en begreep dat
ze, ondanks hun voortreffelijke waardigheid, ook kwetsbaar waren. “Als heilige priesters … in
hun gedrag al hun dringende behoefte om te bidden tonen, wat te zeggen van die priesters die
lauw zijn geworden?” In één van haar brieven moedigt ze haar zus Céline aan om “voor de zielen te leven, apostelen te zijn. Laten we in het bijzonder de zielen van de priesters redden. …
We moeten voor hen bidden en offeren, en op de jongste dag zal Jezus hier dankbaar voor
zijn.”
Er is in het leven van kerklerares Theresia een aangrijpende gebeurtenis die haar ijver voor de
zielen, speciaal voor missionarissen, bijzonder doet oplichten. Toen ze erg ziek was en moeite
had met lopen, adviseerde de verpleegster haar om iedere dag een kwartier in de tuin te wandelen. Ze gehoorzaamde trouw, hoewel ze niet voelde dat het haar goed deed. Op een dag ging
de verpleegster met haar mee en zag hoe pijnlijk het wandelen voor haar was. Ze zei: “U doet
er beter aan te rusten; in deze toestand zal het wandelen u geen goed doen. U put uzelf uit.”
De heilige antwoordde: “Nu ja, ik wandel voor een missionaris. Misschien dat er ergens ver weg
een is die uitgeput is door zijn apostolische ijver, en om zijn vermoeidheid weg te nemen, offer ik het mijne aan God.”
God gaf een duidelijk teken dat hij Theresia’s verlangen haar leven te offeren voor de priesters
aanvaardde toen de moeder overste haar de namen gaf van twee seminaristen die hadden gevraagd om geestelijke bijstand van een Karmelitaanse zusters. De toekomstige abt Maurice
Bellière was één van hen. Een paar dagen na de dood van Theresia ontving hij het habijt van de
‘witte paters’ als priester en missionaris. Adolphe Roulland was de andere seminarist die zij
met haar gebeden en offers tot aan zijn wijding begeleidde.
De gelukzalige kardinaal Clemens August von Galen (1878-1946)
Op 13 september 1933 werd de Duitse priester Clemens, graaf van Galen, door paus Pius XI
benoemd tot bisschop van Munster. Hij was toen vijfenvijftig jaar. Trouw aan zijn motto ‘niet
door lof en niet door angst’ protesteerde hij openlijk tegen de terroristische daden van de
Gestapo en klaagde de staat aan omdat deze de rechten van de Kerk en de gelovigen aantastte. In 1946 creëerde paus Pius XII de bisschop van Münster kardinaal omwille van zijn verdiensten en de moed waarmee hij het geloof en de Kerk verdedigde. Bij zijn aanstelling tot opperherder van Münster liet bisschop Von Galen een prentje drukken, waarop de volgende tekst
stond:
“Ik ben in ons gezin het dertiende kind en ik zal mijn moeder eeuwig dankbaar zijn dat
zij ook dit dertiende kind wilde aannemen. Zonder de instemming van moeder was ik
nu noch priester noch bisschop.”