De leraar (v)mbo in de curricula van de tweedegraads lerarenopleidingen Ontwerpeisen en curriculumchecklist Projectgroep afstudeerrichtingen Eindrapportage, november 2013 Henk Fuchs (projectleider) ADEF, Hogeschool Inholland Seerp de Blauw Josée Bours Sabine van Eldik Keith Groot Thomas Jager Ellen Kloet Barry Lommen Jules Rotteveel Mansveld Hogeschool Inholland Koning Willem I College Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool van Amsterdam Hogeschool Inholland Hogeschool Windesheim Buitenhout College Nova College 1 2 Voorwoord Binnen een aantal opleidingen tot tweedegraads docent van met name het algemeen vormende onderwijs is de aandacht voor het opleiden van (v)mbo-docenten volgens onder andere de MBO-raad onvoldoende geborgd. Het werkveld heeft duidelijk te kennen gegeven een grote behoefte te hebben aan docenten die beter zijn voorbereid om les te geven in het mbo en het vmbo dan momenteel het geval is. Na onderzoek van de Onderwijsraad is gebleken dat de wens vanuit het werkveld reëel is. Om diverse redenen, waaronder de huidige wet- en regelgeving maar ook vanwege de financiële haalbaarheid voor de hogere onderwijsinstellingen, is het geen reële optie om een aparte lerarenopleiding voor het (v)mbo in het leven te roepen. Op initiatief van OCW is in het voorjaar van 2012 een brede werkgroep gevormd om na te gaan wat de mogelijkheden zijn om tegemoet te komen aan de valide wensen van het werkveld om meer en beter geschoolde leraren te krijgen voor het (v)mbo. De werkzaamheden van de werkgroep hebben uiteindelijk geleid tot de aanbeveling, dat er daar waar nodig en mogelijk, voor die opleidingen een afstudeerrichting (duidelijk op het getuigschrift vermeld) moet komen waarmee de aankomende leraar beter wordt voorbereid voor zijn lesgevende taak in het (v)mbo: de afstudeerrichting vmbo/mbo (beroepsgericht onderwijs). Parallel daaraan zal ook de afstudeerrichting havo/vwo worden aangeboden, die zich meer toespitst op het leraarschap in de onderbouw van havo en vwo. In deze rapportage wordt aan de verdere aanscherping van de afstudeerrichting havo/vwo geen bijzondere aandacht besteed. Er wordt vanuit gegaan dat in de huidige opleidingen voldoende aandacht wordt besteed aan het goed opleiden van docenten voor de onderbouw van de havo en vwo; dit is als het ware de ‘default’ van de huidige opleidingen. De voor dit project geraadpleegde personen en instanties gaven bovendien aan dat de (pedagogisch-didactische) aanscherpingen die gewenst zijn voor het beroepsgerichte onderwijs in het algemeen ook een meerwaarde hebben voor de docent in de onderbouw van de havo/vwo. In de komende tijd worden de bevindingen die in deze rapportage worden gepresenteerd verder uitgewerkt in een implementatietraject. De diverse hbo-onderwijsinstellingen worden daarbij gevraagd binnen hun eigen mogelijkheden en situatie toe te werken naar de implementatie van de in dit rapport genoemde, noodzakelijk geachte aandachtspunten die in de onderwijsprogramma’s aan bod moeten komen. Nadrukkelijk wordt daarbij gewezen op de noodzakelijkheid om dit in nauwe samenwerking te doen met de regionale instellingen die beroepsgericht onderwijs verzorgen. We zijn er namelijk van overtuigd dat juist in die samenwerking de kracht ligt om meer en bekwame beroepsgerichte docenten op te leiden. De huidige werkgroep zal in dat vervolg op de achtergrond blijven en vooral proberen te faciliteren dat de regionale initiatieven en good practices worden gedeeld met alle hbo-onderwijsinstellingen met tweedegraadslerarenopleidingen. We beogen daarvoor een uitwisselingsmedium te creëren waarbij die initiatieven, de achterliggende documenten, websites etc. voor iedereen beschikbaar komen. We hebben namelijk de afgelopen maanden geconstateerd dat er veel goede en leuke initiatieven zijn en dat er veel voorbeelden voorhanden zijn bij de diverse onderwijsinstellingen, maar ook dat er andere bronnen zijn waar veel bruikbaar materiaal voorhanden is en uitgeput kan worden om gewenste ontwikkelingen te ondersteunen (www.ecbo.nl/, www.docentmboinbeeld.nl/ ). We zijn er van overtuigd dat hierdoor elke tweedegraadslerarenopleiding/instelling in staat is zodanig vorm te geven aan het curriculum dat het resultaat om meer en betere leraren voor het beroepsonderwijs af te leveren, wordt behaald. Elke regio kan daarbij toegespitst op de specifieke vraag en de mogelijkheden die het beroepsgerichte onderwijs en de hbo-instellingen bieden, een eigen weg kiezen maar wel met de borging dat het juiste eindniveau wordt bereikt. Leeswijzer Dit document beschrijft eerst in Hoofdstuk 1 in het kort de achtergrond van het beroepsgerichte onderwijs in 3 Nederland en de uitdagingen die dat oplevert voor de instellingen en de leraren die daar werken. Ook wordt aangegeven hoe de tweedegraadsopleidingen kunnen zorgen dat deze leraren worden opgeleid. Vervolgens wordt nader ingegaan op de opdracht van de projectgroep en hoe zij die heeft aangepakt. In Hoofdstuk 2 worden de ontwerpeisen en kaders beschreven zoals de projectgroep die bij de start van de opdracht heeft geformuleerd. Daarbij was het uitgangspunt om niet heel concreet alle aspecten uit te werken die nodig zijn om een bekwame leraar voor het beroepsgerichte onderwijs af te leveren maar wel om duidelijk te maken wát er moest worden aangeboden c.q. ontwikkeld. Immers, op dit moment zijn er behoorlijke verschillen tussen de curricula van de diverse lerarenopleidingen en de projectgroep kan niet voorschrijven wat er nu precies en op welk moment in die lerarenopleiding moet worden aangeboden. In Hoofdstuk 3 zijn de kenmerkende verschillen tussen de leraar vmbo/mbo en de leraar havo/vwo weergegeven. De karakteristieke aspecten van het beroepsgerichte onderwijs worden daar vervolgens verder beschreven en aangeven hoe die samen hangen met de (aangescherpte) generieke kennisbasis van de tweedegraadsopleidingen, de SBL-competenties en onderliggende specifieke gedragsindicatoren. Met name in dit hoofdstuk wordt verwezen naar diverse literatuurbronnen die niet altijd letterlijk (bijvoorbeeld qua terminologie) zijn overgenomen maar die wel waardevolle informatie bevatten om voldoende helder te krijgen van wat wordt bedoeld . De genoemde bronnen zijn o.i. wel in de geest gebruikt van wat de oorspronkelijke auteur(s) bedoelden. In dit hoofdstuk hebben we ook per karakteristiek aspect een vraag opgenomen voor de opleidingen/instellingen om na te gaan of en in hoeverre de eigen opleiding daaraan voldoet. In de bijlage (Bijlage 2) is deze vraag verder uitgewerkt om op die wijze aan de instellingen een hulpmiddel te verschaffen om een overzicht te genereren van de aspecten die de opleiding nog verder moet uitwerken om het opleiden van het beroepsgerichte onderwijs voldoende over het voetlicht te krijgen. Hiermee menen we aan de opdracht te hebben voldaan om niet voor te willen schrijven hoe een instelling deze aspecten in zijn curriculum aanbiedt maar wel aan te geven wat in de opleiding aan bod dient te komen. Deze rapportage gaat niet in op de vakinhoudelijke aspecten die in een opleiding, i.c. de afstudeerrichting vmbo/mbo aan bod moeten komen. Toch hebben we gemeend extra aandacht te moeten besteden aan taalen rekenvaardigheid. Logischerwijs behoort dat vooral tot de vakinhoudelijke basis van de tweedegraadsopleiding Nederlands resp. Wiskunde. Ons inziens kan aandacht voor taal en rekenen echter niet tot die twee opleidingen worden beperkt en zullen ook andere opleidingen ondersteuning moeten verlenen om de leerlingen/deelnemers uiteindelijk op het noodzakelijke eindniveau te krijgen. Zeker voor rekenen geldt dat de mogelijkheden in de huidige opleiding leraar Wiskunde te beperkt zijn om het gewenste eindniveau te kunnen garanderen. In hoofdstuk 4 wordt specifiek ingegaan op taal en rekenen uitgaande van de bovengenoemde opleidingen om leraren Nederlands en rekenen voor het beroepsgerichte onderwijs op te leiden, zodat ze in staat zijn om leerlingen/deelnemers op gebied van taal en rekenen uiteindelijk bij het afstuderen op niveau 3F (Meijerink) 1 te krijgen. In Hoofdstuk 5 worden diverse bronnen weergegeven die we hebben gebruikt om onze opdracht uit te voeren en die ook voor het implementatietraject nuttige informatie kan opleveren. Daarin wordt ook expliciete verwezen naar drie belangrijke brondocumenten die nog veel meer informatie bevatten. De rapportage wordt afgesloten met enkele bijlagen, waaronder een lijst met de belangrijkste afkortingen en toelichting op enkele begrippen die in dit document zijn gebruikt. 1 Zie: referentiekader voor taal en rekenen 4 Inhoud Voorwoord ............................................................................................................................................... 3 1 Inleiding ............................................................................................................................................ 6 2 Ontwerpeisen en kaders herontwerp tweedegraads lerarenopleidingen ....................................... 12 3 4 5 2.1 Basisprogramma opleiding .................................................................................................... 12 2.2 Afstudeerrichting .................................................................................................................... 13 2.3 Conclusie ............................................................................................................................... 14 Richtlijnen en aandachtspunten ..................................................................................................... 16 3.1 Inleiding ................................................................................................................................. 16 3.2 Kenmerkende verschillen tussen havo/vwo en vmbo/mbo ................................................... 16 3.3 Karakteristieke aspecten (v)mbo en checklist curricula lerarenopleidingen ......................... 19 Taal en rekenen ............................................................................................................................. 25 4.1 Inleiding ................................................................................................................................. 25 4.2 Taal ........................................................................................................................................ 26 4.3 Rekenen ................................................................................................................................ 27 Overzicht van bronnen en achtergrondinformatie beroepsgericht onderwijs................................. 29 5.1 Websites ................................................................................................................................ 29 5.2 Gebruikte en aanbevolen literatuur ....................................................................................... 31 Bijlage 1: OER-tekst afstudeerrichtingen 2013-2014 ........................................................................ 33 Bijlage 2: Checklist voor lerarenopleidingen (invulversie) ................................................................. 34 Bijlage 3: Overzicht tweedegraads lerarenopleidingen met afstudeerrichting .................................. 39 Bijlage 4: Profiel docent mbo ............................................................................................................. 41 Bijlage 5: Lijst van afkortingen en begrippen..................................................................................... 45 5 1 Inleiding Politieke context Op 19 april 2011 bracht de Onderwijsraad, op verzoek van de toenmalige staatssecretaris Zijlstra, advies 2 uit over de vraag hoe het opleidingen- en kwalificatiestelsel leraren vmbo en mbo adequaat kan voorbereiden op hun onderwijstaak. De onderwijsraad constateerde in haar advies dat: de tweedegraads lerarenopleidingen in de algemene vakken te weinig gericht zijn op het lesgeven in het beroepsonderwijs; de zij-instroomtrajecten in het mbo (een zeer belangrijke route naar het leraarschap in het mbo) te divers (en soms onder de maat) zijn; te weinig studenten die een vakbachelor in het hbo volgen, verleid worden voor het leraarschap in het (v)mbo. Op 15 juni 2011 heeft de staatssecretaris van OCW in reactie op het advies van de Onderwijsraad de ambities geformuleerd om te komen tot meer en betere leraren voor het (v)mbo. Als eerste actie werd in het voorjaar van 2012 door OCW een stuurgroep ‘opleiden leraren beroepsonderwijs’ opgericht die op drie thema’s werkgroepen heeft ingericht: uitstroomprofielen / afstudeerrichtingen tweedegraads lerarenopleidingen, zij-instroom mbo, en educatieve minor beroepsonderwijs. Deze drie werkgroepen, samengesteld uit vertegenwoordigers uit het hbo, mbo en vmbo, hebben hun eindrapportage opgeleverd die in september 2012 in de stuurgroep is besproken. Op 18 december 2012 stuurde de minister van OC&W een brief aan de Tweede Kamer over het opleiden van leraren voor het beroepsonderwijs op basis van dit advies. In deze brief beschrijft de minister alle drie de maatregelen om de kwaliteit van de opleiding van leraren voor het beroepsonderwijs te verbeteren: Invoering van twee afstudeerrichtingen (algemeen vormend onderwijs en beroepsgericht onderwijs) bij de tweedegraads lerarenopleidingen. Verhoging van de kwaliteit van zij-instromers in het mbo door het opstellen van een kwaliteitskader en door betere scholingstrajecten aan te bieden voor zij-instromers. Aanspreken van nieuwe doelgroepen door invoering van een educatieve minor beroepsonderwijs voor hbo-bachelor studenten buiten de lerarenopleiding. Deze minor wordt een nieuwe route naar het leraarschap in de beroepsgerichte vakken in vmbo en mbo. Uitwerking van de adviezen Vervolgens is door het ministerie de verantwoordelijkheid van de uitwerking van ‘uitstroomprofielen / afstudeerrichtingen tweedegraads leraren opleidingen’ bij de ADEF gelegd van wege de impact die het heeft op de (door)ontwikkeling van alle tweedegraadscurricula en omdat alle relevante tweedegraadslerarenopleidingen zijn vertegenwoordigd in de ADEF. Later is op verzoek van het ministerie de projectgroep omgedoopt tot ‘Herontwerp tweedegraadsopleidingen’ omdat ook het basisprogramma van de opleidingen moet worden aangepast om instromende studenten al in een zo vroeg mogelijke fase te interesseren voor een loopbaan in het beroepsgerichte onderwijs. De andere twee projectgroepen raken veel meer het terrein van anderen dan alleen de lerarenopleidingen zelf. Bij het getuigschrift pedagogisch-didactische scholing volgens de WEB (Wet Educatie en Beroepsonderwijs) waren tot nu toe, ten onrechte, de tweedegraadsopleidingen vaak marginaal betrokken. Vele mbo-instellingen en (semi)particuliere partijen en commerciële instellingen houden zich tot nu toe met (onderdelen) van de zij2 ‘Goed opgeleide leraren voor het (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs’, april 2011. 6 instroom bezig. Het traject zij-instroom vergt betere borging van de geschiktheid van de zij-instromer in het mbo3 en het daarbij behorende scholingstraject. Door het ontbreken (of ontlopen) van nadere regels over alles dat met deze zij-instroom samenhangt (verlenen geschiktheidsverklaring, vaststellen scholings- en begeleidingstraject en verlenen van het getuigschrift pedagogisch didactische scholing WEB), zijn er grote verschillen in de wijze, intensiteit en kwaliteit van de trajecten voor zij-instromers leidend tot het pedagogisch didactisch getuigschrift (PDG). Hierdoor zijn er aarzelingen of de aldus gekwalificeerde leraren op ho-niveau functioneren. Dit kan effect hebben op de kwaliteit van het beroepsonderwijs zelf. Parallel aan de adviesvraag aan deze drie projectgroepen, heeft de directie BVE van het Ministerie van OC&W het LPN 4 de opdracht gegeven om te komen tot een advies dat inzichtelijk maakt welke projectorganisatie en -stappen nodig zijn om te komen tot een PDG met een duidelijk civiel effect en gegarandeerde kwaliteitsborging 5. Om te komen tot de beoogde educatieve minor beroepsonderwijs voor hbo-bachelor studenten buiten de lerarenopleiding, moeten, behalve de lerarenopleidingen, ook de andere hbo-opleidingen worden betrokken waar de belangstelling voor het leraarschap moet worden gewekt. Vandaar dat behalve de ADEF, ook de huidige Vereniging Hogescholen zelf rechtstreeks betrokken werd. Verder werden ook de mbo-raad, vo-raad en OCW betrokken om tot een landelijk kader voor de educatieve minor te komen. Later werd ook de NVAO betrokken omdat die een beoordelingskader hiervoor moest ontwerpen. De Stuurgroep Opleiden Leraren Beroepsonderwijs 6 blijft betrokken bij ontwerp- en implementatiefase en bewaakt de voortgang en samenhang. De Stuurgroep zorgt bovendien voor onderlinge bestuurlijke afstemming. Opleiden in de dynamische wereld van het middelbaar beroepsonderwijs Het mbo kent beroepsopleidingen op vier niveaus: assistentenniveau, basisberoepsopleiding, vakopleiding en middenkader- en specialistenopleiding. De opleidingstrajecten kennen twee hoofdroutes die een andere combinatie kennen van leren op school (beroepsopleidende leerweg) en leren op de werkplek (beroepsbegeleidende leerweg). In eindtermen (vmbo), of kwalificatieprofielen (mbo) is vastgelegd wat deelnemers in het (voorbereidend) beroepsonderwijs moeten leren, maar niet hoe zij dat moeten doen. De huidige kwalificatiestructuur bestaat uit 237 kwalificatiedossiers met eindtermen (www.beroepskwalificaties.nl) waaraan een afgestudeerde moet voldoen en kent 612 verschillende diploma’s. Het vmbo kent ook een intersectorale richting die leerlingen een brede oriënterende opleiding biedt. Deze intersectorale richting neemt toe in omvang, ten koste van de vakspecifieke richtingen (www.isvmbo.nl). Het beroepsonderwijs heeft een drieledige kwalificeringsopdracht 7 gericht op het laten verwerven van beroepscompetenties, loopbaancompetenties (vervolgonderwijs), en burgerschapscompetenties door de deelnemers (naar: Glaudé e.a., 2011). 3 De mbo-instelling bepaalt bij de aanstelling de geschiktheid voor het beroep. Onderdeel daarvan is dat de leraar minimaal hbo-werk- en denkniveau moet hebben. De zij-instromer kan dit o.a. aantonen met een hbo-getuigschrift. Als de zijinstromer niet beschikt over een getuigschrift op ho-niveau, dan moet worden vastgesteld of hij beschikt over minimaal hbowerk- en denkniveau en drie jaar werkervaring. 4 Landelijk Platform van Nascholingsinstellingen Hbo/Wo. 5 Genoemde resultaten zijn beschreven op pagina 4 van het ‘Eindverslag project Kwaliteitsborging en Harmonisatie PDA’s’ d.d. oktober 2012, dat LPN heeft uitgebracht aan de Directie BVE van het Ministerie van OC&W. 6 De ‘Stuurgroep Opleiden Leraren Beroepsonderwijs’ is medio 2012 ingesteld door de staatssecretaris en bestaat uit vertegenwoordigers namens de VO-raad, MBO-Raad, HBO-Raad (nu: VH), Onderwijscoöperatie en het Ministerie van OC&W. 7 WEB Art. 7.13: Een kwalificatie is het geheel van bekwaamheden die een afgestudeerde van een beroepsopleiding kwalificeren voor het functioneren in een beroep of een groep van samenhangende beroepen, in het vervolgonderwijs en als burger en is beschreven binnen een kwalificatiedossier. 7 De deelnemers (ook wel lerenden of studenten genoemd) van het middelbaar beroepsonderwijs kenmerken zich door hun heterogeniteit met uiteenlopende leeftijden, leervermogens, (culturele) achtergronden en ambities. Docenten hebben daarbij de taak dat zij elk individu op een voor elke deelnemer passende manier opleiden tot (aankomend) beroepsbeoefenaar. Docent in het middelbaar beroepsgerichte onderwijs Docenten in het middelbaar beroepsonderwijs hebben door de diversiteit aan deelnemers, de veelvoud aan opleidingstrajecten, en de drieledige kwalificeringsopdracht een ingewikkelde taakstelling. Om vroegtijdig uitval te voorkomen en te zorgen voor de instroom van voldoende beroepskrachten op de arbeidsmarkt, moet docenten de deelnemers begeleiden bij een passende beroepskeuze en (studie)loopbaan en zorgen dat het onderwijs goed aansluit bij vooropleidingen of vervolgopleidingen. Zij moeten het leren van de deelnemers aansturen, waarbij de aangeleerde kennis, vaardigheden en houding van de deelnemer in verschillende situaties moeten leiden tot datgene wat een beginnend beroepsbeoefenaar moet beheersen in een samenleving, die door politieke, wetenschappelijke en bedrijfsmatige ontwikkelingen voortdurend aan veranderingen onderhevig is. Het is de taak van de docent om voor de verbinding van leren op school en leren in de beroepspraktijk te zorgen. Deze koppeling is lang niet altijd vanzelfsprekend voor deelnemers. Leerervaringen op de werkplek moeten door de docent worden gekoppeld aan theoretische kennis van school (Schaap e.a., 2012) om deze voor de student betekenisvol te laten zijn. De docent moet, samen met de beroepspraktijk en anderen, zijn onderwijs steeds aanpassen om te zorgen voor een continue aansluiting met de beroepspraktijk. Kennis over het vak, het beroep en het beroepsdomein en pedagogisch-didactische kennis moeten worden gecombineerd om deelnemers in het beroepsonderwijs te begeleiden in hun beroepskeuze en loopbaan en hen op te leiden tot startende beroepsbeoefenaars, die vorm kunnen geven aan levenlang leren en die actief kunnen participeren in de samenleving. Opleiden tot leraar beroepsgericht onderwijs Het werkveld heeft duidelijk te kennen gegeven een grote behoefte te hebben aan docenten die beter zijn voorbereid om les te geven in het mbo en het vmbo dan momenteel het geval is. Om diverse redenen, waaronder de huidige wet- en regelgeving maar ook vanwege de financiële haalbaarheid voor de hogere onderwijsinstellingen is het geen reële optie om een aparte lerarenopleiding voor het (v)mbo in het leven te roepen. Op initiatief van OCW is er in het voorjaar van 2012 een brede werkgroep gevormd om na te gaan wat de mogelijkheden zijn om tegemoet te komen aan de valide wensen van het werkveld om meer en beter geschoolde leraren te krijgen voor het (v)mbo. De werkzaamheden van de werkgroep hebben uiteindelijk geleid tot de aanbeveling dat er daar waar nodig en mogelijk, voor die opleidingen een afstudeerrichting (duidelijk op het getuigschrift vermeld) moet komen waarin een aankomende leraar beter wordt voorbereid voor zijn lesgevende taak in het (v)mbo: de afstudeerrichting vmbo/mbo (beroepsgericht onderwijs). Parallel daaraan zal ook een afstudeerrichting havo/vwo worden aangeboden, toegespitst op het leraarschap in de onderbouw van havo en vwo. Een afstudeerrichting die inhoudelijk veel lijkt op de huidige lerarenopleidingen omdat die veelal zijn geënt op datgene wat gewenst was voor een docent in de onderbouw havo/vwo. De minister van OCW heeft uiteindelijk in december 2012 drie maatregelen aangekondigd om enerzijds meer mensen te laten kiezen voor docent in het beroepsonderwijs en anderzijds de toerusting voor het leraarschap in het beroepsonderwijs te verbeteren: een herontwerp van de lerarenopleiding dat moet leiden tot twee afstudeerrichtingen, een eenduidig kwaliteitskader voor zij-instroom in het beroepsgerichte onderwijs, en een educatieve minor die studenten van beroepsgerichte bachelors moet interesseren voor en kennis laten maken met het beroepsgerichte onderwijs. 8 Afstudeerrichting beroepsgericht onderwijs In dit document worden de ontwerpeisen gepresenteerd die gehanteerd moeten worden bij de tweedegraads lerarenopleidingen die moeten leiden tot een herbezinning van een aantal onderdelen van de bestaande opleidingen om deze geschikt te maken voor het meer en beter opleiden van docenten voor het beroepsgerichte onderwijs. Met beroepsgericht onderwijs wordt in dit verband zowel het vmbo als het mbo bedoeld. Daar waar er een nadrukkelijk onderscheid wordt bedoeld, wordt dit aangegeven. De reden dat deze soorten onderwijs bij elkaar worden genomen in dit rapport (en in dezelfde afstudeerrichting worden ondergebracht) is de grote mate van overeenkomst in benodigde competenties van de leraar voor deze onderwijssoorten en dus de extra aandacht die in de opleiding dient uit te gaan bij het opleiden van deze docenten. Deze keuze is gemaakt in overleg met het werkveld. Eén van de belangrijkste redenen is dat ondanks dat bijna 40% van alle leerlingen die naar het vmbo gaan vmbo-tl (theoretische leerweg) of gl (gemengde leerweg) volgen, na beëindiging van deze opleiding bijna 90% doorgaat naar het mbo8. Bij het formuleren van de herontwerpeisen zijn vertegenwoordigers van de tweedegraads lerarenopleidingen, vertegenwoordigers en werkgevers van de onderwijssoorten die tot de beroepsgerichte onderwijs behoren, en, in latere instantie, de NVAO nauw betrokken geweest. Uitgangspunt is dat de volgens het nieuwe programma afgestudeerde studenten (dat start met de voltijdse studenten van het cohort 2013/2014)9, conform de eis van de minister, opgeleid blijven worden voor een brede benoembaarheid van alle schoolsoorten die tot het tweedegraads gebied behoren. Ze verwerven echter gespecialiseerde bekwaamheden in de onderwijssoorten van de gekozen afstudeerrichting. Het basisprogramma (180 studiepunten) bevat zowel de vakkennisbasis als de generieke kennisbasis en biedt een werkveldoriëntatie op alle schoolsoorten waartoe een tweedegraadsbevoegdheid opleidt, en leert hen omgaan met de specifieke leerstijlen van alle leerlingen van die schoolsoorten. De 60 studiepunten van de afstudeerrichting bevatten in elk geval de afstudeeropdracht en de afrondende stage. Er komen dus geen eindtermen bij; maar deze worden wel verder ingekleurd, verdiept en verrijkt door de specifieke aandacht die er door de gekozen afstudeerrichting aan wordt gegeven. Dit document beschrijft het wat en niet hoe of waar in het programma de opleidingen invullingen moeten geven aan die inkleuring. Het bevat een ‘curriculumchecklist’ die helpt om de diverse thema’s scherp te krijgen en aanwijzingen en handreikingen om die thema’s in te kunnen vullen. Bij de vrijheid in het hoe, past echter een restrictie. Elke lerarenopleiding moet er namelijk voor zorg dragen dat de oriëntatie op alle onderwijssoorten in het basisprogramma goed is geborgd en dat de breedte van die onderwijssoorten al in de basis goed tot zijn recht komt. De student moet immers goed en gemotiveerd zijn keuze kunnen maken voor een van beide afstudeerrichtingen. Bij de volgende accreditatie is door de NVAO aangekondigd dat de implementatie van de invulling van de afstudeerrichtingen als een van de focuspunten wordt meegenomen10. In deze notitie zijn de bijzonderheden aangescherpt die een leraar voor het beroepsgerichte onderwijs karakteriseert. Het gaat hierbij vooral om bijzonderheden op het pedagogisch en het didactische vlak. Hoewel inhou8 Zie: http: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voortgezet-onderwijs/documenten-enpublicaties/rapporten/2012/06/29/doorstroomatlas-vmbo-de-onderwijsloopbabeb-van-vmbo-ers-in-kaart-gebracht.html 9 De keuze om te beginnen met het herontwerp van de tweedegraadsopleidingen voor de voltijdse studenten is ingegeven omdat er voor de deeltijdse studenten ook verkorte routes zijn. Hierdoor is het ingewikkelder (onmogelijk) om deze studenten al een aangepast curriculum aan te bieden dat voldoet aan de in dit rapport gestelde eisen. Daar waar mogelijk zullen ook de deeltijdse studenten zo snel mogelijk een aangepast programma krijgen waardoor alle studenten die op het eind van het cursusjaar 2016/2017 afstuderen en in 21013/214 of later zijn begonnen het nieuwe programma hebben gevolgd. 10 Zie: http://www.nvao.net/page/downloads/Brief_NVAO_lerarenopleiding_focuspunten_juni_2013.pdf 9 delijk bij diverse vakken ook inhoudelijke aanscherpingen en verfijningen gewenst zijn, worden ze in dit document nauwelijks behandeld, anders dan in algemene (vak)didactische zin. De twee vakken waar in eerste instantie o.a. volgens de MBO-Raad de meeste aanvullingen gewenst zijn, zijn Nederlands/taal en Wiskunde/rekenen. Deze werken we in deze notitie wel (enigszins) uit vanwege de grote veranderingen die daar nodig zijn om tot goed opgeleide docenten te komen die taal en rekenen op het (v)mbo kunnen verzorgen. Dit komt vanwege de recente eis dat ook het mbo deelnemers moet afleveren die aan het 3F-niveau (Meijerink: www.taalenrekenen.nl/) moeten voldoen. Uitgaande dat daar in eerste instantie de leraren Nederlands en Wiskunde voor moeten zorgen, is er voor gekozen om bij deze lerarenopleidingen aan te geven wat er in de curricula (Vakkennisbasis) aangepast moet worden. Ook hier is het hoe die veranderingen precies moeten worden doorgevoerd in de afzonderlijke opleidingen van de diverse instellingen niet aangegeven. Wel hebben we een voorbeeld van een dergelijke verandering verkend en uitgewerkt. In een afzonderlijk document is die uitwerking verder vorm gegeven en voor iedereen beschikbaar. Daarnaast wordt in dit rapport ook nadrukkelijk gepleit dat elke docent in het vmbo/mbo ondersteuning verleend aan de ontwikkeling van taal- en rekenvaardigheden bij de studenten in het beroepsgerichte onderwijs. Werkwijze In de projectgroep is dankbaar gebruik gemaakt van kennis die bij verschillende stakeholders in Nederland aanwezig is over het beroepsonderwijs. Speciaal voor deze opdracht is het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo) gevraagd de enkele jaren geleden door de Vereniging Hogescholen (2011) vastgestelde Generieke Kennisbasis Tweedegraads lerarenopleidingen nader te analyseren en na te gaan of de huidige negen domeinen verdiept of verbreed moeten worden om een docent goed voor te kunnen bereiden om les te geven in het beroepsgerichte onderwijs. Ook is dankbaar gebruik gemaakt van het ‘Beroepsprofiel docent mbo’ (2013), de ‘Beroepsstandaarden voor vmbo-leraren’ (2010), en het document ‘Het vakmanschap van de docent vmbo’ (2011). De inbreng van de diverse stakeholders en bovenvermelde documenten hebben als onderlegger gediend bij het opstellen van dit document. We hebben daarbij gemeend de bovenstaande documenten samen te brengen in onze rapportage om daarmee recht te doen aan de vigerende SBL-competenties, de generieke kennisbasis, en het huidige beroepsprofiel van de docent (v)mbo. Hoe verder? De diverse achtergrondstukken, literatuur, websites, etc. zullen te zijner tijd worden gedeeld via een goed toegankelijke (digitaal) systeem. Mogelijkerwijs is dat Leroweb (www.leroweb.nl), maar dat moeten nog nader worden onderzocht en bepaald, met name de diverse korte filmfragmenten (www.docentmboinbeeld.nl) vergen een behoorlijke aanslag op de opslagcapaciteit. Ook links naar andere websites (zoals www.canonberoepsonderwijs.nl) zullen via de centrale site worden opgenomen waardoor één platform ontstaat van voorbeelden e.d. en daardoor goed ontsloten worden voor degenen die in de implementatiefase verder gaan met het (door)ontwikkelen van het curriculum. Ons uitgangspunt is dat bij de implementatiefase de lerarenopleidingen en het regionaal beroepsgericht onderwijs zo veel mogelijk gezamenlijk optrekken en ondersteund worden door landelijke platforms. Op deze wijze denken we te komen tot meer en goed opgeleide leraren voor het beroepsonderwijs. Ook proberen we de opbrengsten van de projectgroep en die van de implementatiefase voor iedereen toegankelijk te maken en proberen we ons als projectgroep zo weinig als mogelijk bezig te houden met het hoe, maar wel de medeverantwoordelijkheid van alle partijen betrokken partijen duidelijk te maken. Gezien deze uitgangspunten is coördinatie in de implementatiefase zeer gewenst en daarin wordt ook voorzien. Hierin worden ook de resultaten van de twee andere werkgroepen (harmonisatie en verbetering zijinstroomtrajecten gericht op het beroepsonderwijs, en aanbieden van een educatieve minor aan studenten 10 van niet-educatieve bacheloropleidingen die inhoudelijk gericht zijn op het beroepsonderwijs) worden meegenomen en nader op elkaar afgestemd. Om de verdere stappen te borgen, wordt in het najaar van 2013 een convenant ondertekend tussen vertegenwoordigers van de betrokken partijen . 11 2 Ontwerpeisen en kaders herontwerp tweedegraads lerarenopleidingen 2.1 Basisprogramma opleiding Brede kennisbasis en brede beroepsgerichtheid blijft behouden en krijgt in de breedte meer aandacht In het basisprogramma, ter grootte van 180 studiepunten conform besluit van de minister, zorgen de lerarenopleidingen dat studenten wordt opgeleid tot leraar die in alle onderwijssoorten van het gehele tweedegraadsgebied (vmbo, mbo en onderbouw havo/vwo) bekwaam zijn. De startbekwame leraar die we afleveren, blijft ook in de toekomst breed bevoegd en bekwaam voor alle onderwijssoorten in het tweedegraadsgebied. Dat betekent dat in het (basis)programma de brede kennisbasis (zowel vak als generiek) moet worden bijgebracht met aandacht voor de brede context van alle onderhavige onderwijssoorten. Hieruit volgt dat er in het basisprogramma (meer) aandacht moet komen voor de volle breedheid van de specifieke leerlingkenmerken en het leren in de diverse contexten van de onderwijssoorten waartoe een tweedegraadslerarenopleiding opleidt. De onderliggende onderwijssoorten waarmee de tweedegraadsleraar in aanmerking komt ten aanzien van ontwikkelen van onderwijs, het uitvoeren van onderwijs en het begeleiden en beoordelen van leerlingen/deelnemers11 moeten volledig aan bod komen. Meer specifiek: Bij het ontwikkelen van onderwijs op de lerarenopleiding moet aandacht zijn voor: - de specificiteit van de context, en het afstemmen van leeractiviteiten, op zowel het kwalificatiedossier van het mbo, de eindtermen van het vmbo als ook op het examenprogramma voor havo/vwo - de afstemming van leermiddelen waardoor het beoogde taal- en rekenniveau wordt ondersteund en dat taal en rekenen in het beroepsonderwijs gekoppeld moet zijn aan de verwerving van beroepscompetenties, loopbaancompetenties (het vervolgonderwijs), en burgerschapscompetenties. Bij het uitvoeren van onderdelen van een onderwijsprogramma moet aandacht zijn voor het samenhangend geheel van theorielessen, trainingen, workshops, projecten en/of beroepstaken (integrale opdrachten). Bij het begeleiden en beoordelen van leerlingen/deelnemers moet aandacht zijn voor - de te nemen vervolgstappen met het oog op (studie)loopbaanbegeleiding - het voorbereiden, uitvoeren en nazorg bij niet-schoolse settings zoals stages/werkplekleren - specifieke leer- of gedragskenmerken, waarbij vooral (meer) aandacht moet zijn voor adaptief onderwijs, maatwerk en ’probleemleerlingen’. Kennismaking met zowel het vmbo, mbo als de onderbouw havo/vwo Om de student een weloverwogen keuze voor een afstudeerrichting te laten maken, betekent het dat een student in het basisprogramma van de opleiding kennis moet kunnen maken met alle relevante onderwijssoorten. Idealiter loopt een student daartoe een stage bij elke onderwijssoort. In de propedeuse zou dat, als minimumnorm, beperkt kunnen blijven tot een bijvoorbeeld kennismaking in de vorm van (een) meeloopdag(en) of een kennismakingsdag op een ROC. Deze ervaringen moet de student in elk geval in staat stellen om al in het propedeusejaar een bredere kijk op de verschillende onderwijssoorten te krijgen waarvoor hij wordt opgeleid en om daar een eerste kennismaking mee te hebben. 11 Zie ook Hoofdstuk 1 en 2 van de Generieke Kennisbasis Tweedegraadslerarenopleidingen ‘Leren in diverse contexten’ resp. ‘Didactiek en leren’. 12 Keuzevrijheid van een student moet behouden blijven De keuzevrijheid voor studenten om zich te verdiepen of verbreden in een onderwerp/thema naar keuze tijdens het (basis)programma van de opleiding, zou behouden moeten kunnen blijven. Dat betekent dat bij invoering van de afstudeerrichtingen geen gebruik gemaakt hoeft te worden van de minor / de (vrije) keuze ruimte van het curriculum (maar dat kan natuurlijk wel). Om bovenstaande te realiseren, moeten de onderwijsinstellingen die Tweedegraadslerarenopleidingen aanbieden voor de volgende randvoorwaarden zorg dragen. Randvoorwaarden De lerarenopleiders binnen een opleidingsteam hebben samen voldoende actuele kennis van en ervaring met de verschillende onderwijssoorten en moeten de eindtermen/kwalificatieprofielen van de verschillende onderwijssoorten en de referentieniveaus taal- en rekenen kennen. Dat betekent dat in elk team ook lerarenopleiders moeten zitten met ervaring in het vmbo- en mbowerkveld. Indien deze kennis niet aanwezig is, zal er binnen de opleiding gekeken moeten worden hoe deze kennis/ervaring alsnog verworven/opgedaan kan worden. De meeste stageplekken zijn er tot op heden in het vo. Om te kunnen zorgen voor een kennismaking met alle onderwijssoorten, betekent dat (het uitbouwen/versterken van) de samenwerking met ROC’s/AOC’s in de regio een voorwaarde is om ook een kennismaking met het (v)mbo-veld te kunnen garanderen. Door docentstages kan hiermee ook worden voorzien in het versterken van de ervaring van de lerarenopleiders met het vmbo/mbo. 2.2 Afstudeerrichting Beroepsprofiel moet herkenbaar zijn in de gekozen afstudeerrichting Voorwaarde: De afstudeerrichting kent een omvang van 60 studiepunten. Belangrijk is dat de beroepsprofielen voor enerzijds het beroepsgerichte onderwijs en anderzijds voor de leraar havo/vwo herkenbaar zijn voor studenten, docenten en werkveld. De afstudeerrichting zorgt voor een herkenbare leraar voor de betreffende onderwijssoorten. De gekozen afstudeerrichting vmbo/mbo en de afstudeerrichting havo/vwo zorgen voor de gespecialiseerde bekwaamheden die bij de startbekwame leraar passen. Inhoud afstudeerrichting De 60 studiepunten van de afstudeerrichting bevat drie elementen: a. Afstudeeronderzoek: het onderwerp van het afstudeeronderzoek of de context waarbinnen het afstudeeronderzoek wordt uitgevoerd, past binnen de gekozen afstudeerrichting. b. Eind-/afstudeerstage (‘lio-stage’): de eind-/afstudeerstage vindt plaats in de gekozen afstudeerrichting. Voor elke afstudeerrichting afzonderlijk zouden suggesties/eisen/opdrachten uitgewerkt kunnen worden, passend bij de doelgroep. c. Vak/generieke onderwijs: in zowel de vaklessen als de lessen gericht op de generieke kennisbasis vindt een uitwerking plaats die past binnen de context van de gekozen afstudeerrichting. Dat kan vorm krijgen door middel van lessen (gedeeltelijk) specifiek te richten op het vmbo/mbo of havo/vwo, maar ook door 13 ‘brede’ lessen, waarin specialisatie in de literatuur/opdrachten/leertaken plaats vindt 12. De verhouding kan daarbij per vak/onderwijseenheid verschillen. Om te voorkomen dat er een nieuwe opleiding leraar Taal of leraar Rekenen in het vo moet komen, is het voor bijvoorbeeld de lerarenopleiding Nederlands resp. Wiskunde noodzakelijk dat er meer aandacht komt om ook de veelal zwakkere leerling van het (v)mbo het landelijk vastgestelde taal- en rekenniveau te laten behalen. Om daarbij zowel de vakinhoudelijke als het pedagogisch/didactische bagage van de docent die hiervoor moet zorg dragen voldoende te kunnen vullen, zullen deze opleidingen daar in de afstudeerrichting extra aandacht aan moeten besteden. Los daarvan zal ook elke andere tweedegraadsdocent die les geeft in het (v)mbo een bijdrage moeten leveren aan het kunnen bereiken van het gewenste taalen rekenniveau van de (v)mbo-leerling. Belangrijk is dat in al deze drie ‘elementen’ recht wordt gedaan aan de herkenbaarheid van de afstudeerrichtingen. Ondanks dat het gaat om brede bevoegdheid zijn de afstudeerrichtingen duidelijk herkenbaar voor student, docent en werkveld; de kerntaken van de docent behorende bij de gekozen onderwijssoort (afstudeerrichting) moeten in elk geval aan bod zijn geweest. Het hoe kan daarbij per opleiding of instelling of regio 13 verschillen. Bij keuze voor de afstudeerrichting vmbo/mbo is kennismaking met het beroepenveld noodzakelijk Binnen de afstudeerrichting vmbo/mbo is het zeer gewenst dat de student die kiest voor het leraarschap in het beroepsonderwijs ook kennis maakt met het beroepenveld waar zijn latere leerlingen/deelnemers voor worden opgeleid14. De regionale afspraken die het (v)mbo in deze kent, kunnen daarbij goed van pas komen. Om bovenstaande te realiseren is de volgende voorwaarde zeer wenselijk: Voorwaarde Om te komen tot de juiste aandachtspunten binnen de afstudeerrichting beroepsonderwijs die voor het (regionale) beroepsonderwijs van belang zijn, is een oriëntatie op het (regionale) beroepenveld noodzakelijk. Dit vraagt om nader onderzoek bij en overleg met het regionale vmbo/mbo-werkveld om de mogelijkheden voor kennismaking te definiëren. Het is van belang te komen tot realistische en haalbare mogelijkheden. 2.3 Conclusie Concluderend komen we, in willekeurige volgorde, voor de afstudeerrichting vmbo/mbo15 tot de volgende herkenbare en verplichte inkleuring van het curriculum: 12 Bijvoorbeeld: bij grote opleidingen kan er voor gekozen worden om voor bepaalde thema’s / onderwerpen de groep studenten die gekozen heeft voor een bepaalde afstudeerrichting bij elkaar te zetten om specifieker op een bepaald thema in te kunnen gaan. Bij kleinere opleidingen zitten studenten van beide afstudeerrichtingen bij elkaar, maar zijn opdrachten/literatuur toegespitst op de gekozen afstudeerrichting. 13 Niet in elke regio is het beroepsonderwijs in de volle breedte aanwezig. 14 Dit kan bijvoorbeeld door middel van leertaken gericht op verkennen van het beroepenveld bijvoorbeeld vergaren van informatie over de bedrijven uit het beroepenveld, interviews met docenten die het beroepenveld kennen, eventueel stagebezoeken (meelopen met de stagebegeleider van een deelnemer), of door daar zelf gedurende een aantal dagen stage te lopen. 15 Voor de afstudeerrichting havo/vwo gelden vergelijkbare eindtermen maar dan wel toegespitst op havo/vwo. 14 - - - Kennis en inzicht in de context van het beroepsonderwijs: eindtermen vmbo, kwalificatieprofielen mbo, (regionale) beroepenveld, arbeidsmarkt(ontwikkelingen), historie en organisatie van het beroepsonderwijs. Kennis, inzicht en (beginnende) ervaring met de doelgroepen: sociaal-economische en sociaal-culturele achtergronden, leefwijzen, cognitieve en emotionele kenmerken, onderwijsloopbanen van de leerlingen/deelnemers, zorgleerlingen en gedragsproblemen. Kennis en vaardigheden op gebied van pedagogiek en didactiek in het beroepsonderwijs: o.a. begeleiding van binnenschoolse praktijksimulaties en buitenschoolse praktijk(opdrachten)/werkplekleren. Kennis en inzicht in het tot stand komen van curriculumontwikkeling en examinering in het beroepsonderwijs in samenspraak met externe betrokkenen uit het beroepenveld. Van wezenlijk belang is dat de afgestudeerde kan omgaan met wat we hier de driedubbele trialoog noemen of ‘de pedagogische piramide’: de leerling - de ouders - de (overige) docenten - belanghebbende externen. Kortom een handelingsrepertoire die de afgestudeerde docent in staat stelt om zijn leerlingen te leren bekwamen in zijn latere beroep, deze zijn keuzes voor zijn verdere loopbaan te laten maken, en zich te ontwikkelen tot volwaardig burger. Een reële vraag blijft echter hoe de economisch niet-renderende lerarenopleidingen twee afstudeerrichtingen kunnen gaan ontwikkelen en in de lucht houden. In dit rapport worden daartoe wel enkele aanbevelingen gedaan maar biedt daarvoor geen afdoende oplossing. De lerarenopleidingen zullen dit probleem samen moeten oppakken onder andere door gezamenlijk de verdere ontwikkeling en implementatie van beide afstudeerrichtingen vorm te geven. 15 3 Richtlijnen en aandachtspunten 3.1 Inleiding In Paragraaf 3.2 geven we eerst een aantal thema’s die kenmerkende verschillen laten zien tussen het onderwijs dat wordt ontwikkeld en uitgevoerd -en de rol van de docent hierin- op enerzijds de havo/vwo en anderzijds het vmbo/mbo. In zijn algemeenheid dient opgemerkt te worden dat het vmbo in deze een meer voorbereidende, oriënterende rol heeft. Dit geldt voor zowel het toeleiden naar een keuze voor een beroep als op het voorbereiden van leerlingen op een meer zelfstandig leven in de maatschappij door middel van zaken als burgerschapsvorming, loopbaanontwikkeling en sociaal-emotionele begeleiding. Werken aan algemene beroepsvaardigheden, snuffelstages en oriëntatie op de beroepenmarkt en via een LOB-programma vormen hier de basis voor. De meer voorbereidende, oriënterende rol van het vmbo geldt eigenlijk voor alle genoemde karakteristieke aspecten in het getoonde overzicht van Paragraaf 3.3 en zijn om die reden allen ook van belang voor (de docent in) het vmbo. In Paragraaf 3.3 wordt steeds een karakteristiek aspect uitgelicht van het onderwijs in het (v)mbo. Dit aspect wordt verbonden aan de generieke kennisbasis en de SBL-competenties en uitgewerkt in specifieke indicatoren voor het beroepsgerichte onderwijs. Gekoppeld hieraan wordt in deze paragraaf ook de ‘curriculumchecklist’ gepresenteerd die door de lerarenopleidingen te gebruiken is om te checken of het curriculum voldoet aan de gestelde eisen om leraren op te leiden voor alle onderwijssoorten van het tweedegraads gebied. Het focust met name op de elementen die in het curriculum moeten voorkomen om te zorgen voor meer en betere leraren voor het beroepsgerichte onderwijs die met name in de Afstudeerrichting vmbo/mbo hun ultieme plaats vinden. Het helpt om de diverse thema’s scherp te krijgen en of er naast de gebruikelijke aandacht voor de onderbouw havo/vwo, ook voldoende aandacht is voor het vmbo en mbo. Het gaat hierbij om de hoofdvragen: wat zit er al in het basisprogramma (jaar 1-3) van de opleiding, wat valt daarin te verbeteren en wat vervolgens een plek moeten krijgen in de specifieke afstudeerrichting? We adviseren opleidingen eerst een eigen analyse te doen, waarna op basis van de analyse samen met het ‘eigen’ (v)mbo-werkveld gekeken kan worden waar noodzakelijke en wenselijke curriculumontwikkelingen moeten worden doorgevoerd. In Bijlage 2 is de checklist in een iets andere versie opgenomen met schrijfruimte om de drie hoofdvragen van de analyse verder uit te werken. 3.2 Kenmerkende verschillen tussen havo/vwo en vmbo/mbo In de hierna volgende tabel zijn op basis van de (aangepaste) generieke kennisbasis van tweedegraadsopleidingen en het beroepsprofiel van de mbo-docent (Bijlage 4) de karakteristieke thema’s weergegeven die een docent (v)mbo onderscheidt van een docent havo/vwo. Thema Begeleiding Burgerschap Persoonlijke vorming Centraal aandachtspunten Leraar havo/vwo Leraar vmbo/mbo Gericht op studiekeuze en -voortgang Gericht op loopbaanbegeleiding (vervolgstudie) en voortgang Maatschappijbewust-context Beroepshouding-ethiek Combinatie van identiteit en keuze vervolgopleiding Combinatie van Identiteit, zelfverantwoordelijkheid en keuzebewustzijn 16 Leervermogen Meer cognitief gericht Meer praktijk/handelingsgericht Uitgangspunt voor leerarrangementen Kennis Kerndoelen/eindtermen van het vak Beroepsprofiel/kwalificatiedossier Theoretische kennis Context Samenhang, belevingswereld Beroepsgerichte kennis: verbinding theorie-praktijk Integratie (vak-beroep), actualiteit Leeromgeving Leren in de klas centraal Beoordeling Beheersing vak(inhoud) Leren in de beroepsomgeving én leren in de klas Vaardigheden en bijbehorende kennis als (beginnend) beroepsbeoefenaar Maatwerk, intrinsieke motivatie en sociaal constructivisme Vanwege de brede aangrijpingspunten die de docent in het beroepsgerichte onderwijs meester moet zijn (zie tabel hierboven) om de student te kunnen bedienen en om tegemoet te komen aan de drieledige kwalificeringsopdracht (Hoofdstuk 1) is het zinvol om in het kort in te gaan op het belang van maatwerk, intrinsieke motivatie, en het sociaal constructivisme. Deze met elkaar samenhangende uitgangspunten zijn van groot belang om de leerling in het beroepsgerichte onderwijs te ondersteunen in zijn leerproces. In Paragraaf 3.3 wordt dit voor de diverse aspecten nader uitgewerkt. Uit onderzoek van De Bruijn en Leeman (2011) blijkt dat leerbehoeften bij studenten van het beroepsgerichte onderwijs behoorlijk uiteenlopen: sommige studenten leren het best door te doen, terwijl anderen eerst begrippen en inzicht willen verwerven. Het gaat dan in feite over leerstijlen en gebruik maken van de zone van naaste ontwikkeling (ZNO)16. Een vakterm die teruggaat op het gedachtengoed van de Russische psycholoog Lev Vygotsky, die zelf werd beïnvloed door de vroege werken van Piaget. Maatwerk stelt hoge eisen aan het vakmanschap van docenten. Het veronderstelt dat docenten beschikken over een gevarieerd handelingsrepertoire dat ze flexibel kunnen inzetten, afhankelijk van de doelen en de kenmerken van studenten en het kwalificatietraject. Uit verschillende studies blijkt dat er nog een weg is te gaan (zie o.a. Glaudé e.a., 2011; Glaudé en van Eck, 2012) omdat vele docenten in het mbo dit nog onvoldoende beheersen. Willen we betere leraren voor het beroepsgerichte onderwijs opleiden dan zullen we daar in ons opleidingsprogramma de nodige (lees: meer) aandacht aan moeten besteden. Er blijkt een duidelijk verschil te zijn tussen het leergedrag en de leermogelijkheden van studenten aan opleidingen op kwalificatieniveau 1 en 2 versus die aan kwalificatieniveau 3 en 4. De studenten op de laagste niveaus kampen veelal met een meervoudige problematiek met de nodige gevolgen voor hun aanwezigheid maar ook voor hun gedrag (Hoofdstuk 1 en 2). Dit betekent dat docenten bij studenten op de niveaus 1 en 2 extra moeten investeren in de interpersoonlijke relatie (het inzetten van een affectieve strategie). De docent zal eerst pedagogisch moeten handelen om een vertrouwensband met de studenten op te bouwen. Dan pas is er voldoende ruimte voor het overdragen van kennis, (sociale) vaardigheden en beroepshouding. Voor studenten op niveau 3 en 4 is deze strategie veel minder belangrijk (Groeneveld en Van Steensel, 2009; Glaudé en van Eck, 2012; Groenenberg en Hermanussen, 2012). Verschillende psychologische stromingen (de humanistische psychologie: zelfontplooiing; evolutionaire psychologie: spelend leren; ontwikkelingspsychologie: sociaal constructivisme) onderstrepen het belang van leren vanuit de intrinsieke motivatie. Hoewel er geen eenduidige constructivistische leertheorie is, wordt daarbinnen wel de algemene opvatting gedeeld 16 De ZNO is het overgangsgebied tussen wat een leerling al zelfstandig kan en wat hij nog niet zelf kan, maar wel kan met hulp en ondersteuning van een docent of een andere expert. Het is een belangrijk aangrijpingspunt voor leren. 17 dat het verwerven van kennis en vaardigheden niet zozeer het gevolg is van een directe overdracht van kennis door de docent, maar eerder het resultaat van (denk)activiteiten van de leerlingen zelf: we leren door nieuwe informatie te verbinden aan wat we al weten of doen. Het constructivisme benadrukt daarmee de actieve rol van de leerling bij het verwerken van informatie en het verwerven van kennis en vaardigheden. Sociale processen spelen hierbij een belangrijke rol. Voor het onderwijs betekent dit dat de studenten zelf betekenis verlenen aan het geleerde door de contacten met hun omgeving. Kennis wordt door elke student op een eigen wijze geconstrueerd, ‘eigen gemaakt’, waarbij men sterk wordt beïnvloed door de reacties en opvattingen uit de sociale omgeving. Hieruit volgt dat kennis dus niet alleen individueel wordt eigen gemaakt, maar ook steeds weer gespiegeld wordt aan de opvattingen van anderen. Wat kennis is en dus als waarheid wordt ervaren, is afhankelijk van de normen, waarden en inzichten binnen die gemeenschap. Door eigen kennis te spiegelen aan de kennis van anderen, wordt deze niet alleen verrijkt, maar bereikt deze een hogere mate van intersubjectiviteit, en zal dan als objectieve waarheid worden ervaren. Het belang van een actieve rol om kennis ergens aan te kunnen spiegelen, wordt bevestigd vanuit de neurobiologie. Neurowetenschap heeft onder andere geleid tot de meervoudige intelligenties van Gardner. Gardner was ervan overtuigd dat intelligentie niet als een op zichzelf staande of algemene bekwaamheid kan worden beschouwd, maar als een pakket van (mentale) bekwaamheden die zich onafhankelijk van elkaar kunnen manifesteren. Hij onderscheidde in 1983 op grond van een aantal criteria in ieder geval de volgende intelligenties: verbaallinguïstisch, logisch-mathematisch, visueel-ruimtelijk, muzikaal-ritmisch, lichamelijk-kinesthetisch, naturalistisch, interpersoonlijk, en intrapersoonlijk. Elke intelligentie vervolgt zijn eigen ontwikkelingstraject. Binnen één individu kunnen er ook grote verschillen in aanleg zijn tussen verschillende begaafdheidsgebieden. Het volgende schema geeft een beeld van deze acht type intelligenties en hoe deze in de praktijk uitwerken in gevoeligheden, voorkeuren en optimale leercondities, gevolg door typische beroepen die bij deze vorm van intelligentie passen (naar: (http://www.blogus.nl/groepen/Student_af/1932-de_betekenis_van_meervoudige_intelligentie). Type intelligentie Automatische gevoeligheid voor Voorkeur voor en goed in Optimale leercondities Voorbeeld beroepen Verbaallinguïstisch Logischmathematisch Gesproken en geschreven taal Lezen, schrijven, spelling, grammatica Verbaal of schriftelijk aan bod Schrijver, journalist Cijfers, patronen, vraagstukken Via logica of met getallen / wiskunde Accountant, natuurwetenschapper, detective Visueelruimtelijk Vorm, kleur, ruimtelijke verhoudingen Via beeldspraak of visuele leermiddelen Muzikaalritmisch Ritme, melodie, teksten, toonhoogte en timbre In de bouw, architectuur, (toegepaste) kunst, logistiek Muzikant, componist, dirigent Lichamelijkkinesthetisch Beweging, lichaamstaal, praktische activiteiten Naturalistisch Alles wat te maken heeft met de natuurlijke omgeving Interpersoonlijk (Interactie met) andere mensen Intrapersoonlijk Innerlijke ervaringen, gevoelens, herinneringen, fantasieën, stemmingen Analyseren, experimenteren, berekenen, denken in logische reeksen Visualiseren, navigeren, plattegronden lezen en maken, tabellen en grafieken Creëren en uitvoeren van muziek, herkennen van lidjes en melodieën, begrijpen van de structuur van muziek Houden van lichamelijke activiteiten, handvaardigheid, toneelspelen, kleine en grote motoriek, gebruik van gebaren Bestuderen, benoemen en verzorgen van natuurlijke wereld en natuurlijke fenomenen (flora, fauna), het ontdekken van patronen in de natuur, analyseren van overeenkomsten en verschillen Samenwerken, communiceren, zorgen voor mensen, gevoelig zijn voor stemmingen en motieven van anderen, leidinggeven en conflicten oplossen Reflecteren, alleen zijn, innerlijk onderzoek Figuur 3.2: Aanbod via muziek of terwijl er muziek op de achtergrond speelt Als er sprake is van beweging of als de informatie wordt aangeboden in een tastbare vorm Als de inhoud kan worden gesorteerd en geclassificeerd of in relatie staat tot de werkelijk wereld In de sport, bouw, ziekenhuis, theater Als over de inhoud interactie plaatsvindt Arts, politicus, bemiddelaar, organisator Als ze de tijd krijgen om informatie te verwerken, ideeën te formuleren en over de inhoud van het aangebodene na te denken Filosoof, politiek leider, dichter, theoloog Bioloog, meteoroloog, hovenier, astronoom, dierenverzorger De acht intelligenties van Gardner 18 3.3 Karakteristieke aspecten (v)mbo en checklist curricula lerarenopleidingen Karakteristieke aspecten (v)mbo Loopbaanontwikkeling (loopbaanbegeleiding en loopbaanleren naast keuze- en trajectbegeleiding) en persoonlijke vorming staan centraal. In het onderwijs wordt gewerkt aan de ontwikkeling van loopbaancompetenties (wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik, en hoe maak ik dat waar?), zodat een leerling leert reflecteren en leert kiezen. Competenties waardoor hij sturing kan geven aan zijn eigen (school)loopbaan en waar hij zijn hele loopbaan profijt van heeft. De elementen die bij loopbaanoriëntatie en -begeleiding aan bod komen zijn: • capaciteitenreflectie: beschouwing van de capaciteiten die van belang zijn voor de loopbaan • motievenreflectie: beschouwing van de wensen en waarden van belang voor de loopbaan • werkexploratie: onderzoek naar werk en mobiliteit in de loopbaan • Loopbaansturing: loopbaangerichte planning en beïnvloeding van het leer- en werkproces • netwerken: contacten opbouwen en onderhouden op de arbeidsmarkt, gericht op loopbaanontwikkeling. Domein GKB Bijbehorende SBL-competentie(s) en specifieke gedragsindicator(en) BVE Check voor curricula tweedegraads lerarenopleidingen 4.1 Identiteitsontwikkeling 7.1 Nederlandse onderwijsstelsel 8.1 Pedagogische driehoek Pedagogisch competent - De leraar helpt deelnemers om ten opzichte van elkaar en/of van hun collega’s in bedrijf of instelling, collegiale omgangsvormen te ontwikkelen en benut hierin de leeromgeving als oefenomgeving voor de werkomgeving. - De leraar helpt deelnemers bij de ontwikkeling van hun beroepsidentiteit. Worden de leraren-inopleiding voorbereid op het begeleiden van loopbaanontwikkeling en -vaardigheden van de (v)mbo leerlingen? Voor leraren betekent dit zoeken naar een balans tussen sturen en loslaten, uitdagen en stutten waarbij de leerling wordt ondersteund en gestimuleerd bij het leerproces en de beroeps- en loopbaancompetenties17. Expliciet moet hiervoor aandacht worden besteed aan reflectievaardigheden, zelfregulatievaardigheden en motivatiestrategieen18. Burgerschapsvorming, beroepshouding en ethiek 17 18 De Bruijn, 2011 Besloten presentatie ecbo als start voor de opdracht tot opstellen van het addendum voor de generiek kennisbasis tweedegraadsopleidingen. 19 Karakteristieke aspecten (v)mbo Domein GKB Bijbehorende SBL-competentie(s) en specifieke gedragsindicator(en) BVE Check voor curricula tweedegraads lerarenopleidingen De (v)mbo-leerlingen worden voorbereid op het werknemerschap (opbouwen netwerken, beroepshouding, beroepsvaardigheden en beroepsethiek/bespreekt ethische dilemma’s) en op het functioneren in de maatschappij (voor burgerschap wordt onderscheid gemaakt in de politiek-juridische, de economische, de sociaal-maatschappelijke, en de vitaal burgerschap dimensie). 4.1 Identiteitsontwikkeling 4.2 Morele ontwikkeling 8.1 Pedagogische driehoek Interpersoonlijk competent: - De leraar houdt rekening met wat gebruikelijk is in de beroepspraktijk waar zij zich op voorbereiden en hij gebruikt ook voorbeelden uit de beroepspraktijk, bijvoorbeeld bij het bespreken van communicatie en omgangsvormen. Pedagogisch competent - De leraar helpt deelnemers om ten opzichte van elkaar en/of van hun collega’s in bedrijf of instelling, collegiale omgangsvormen te ontwikkelen en benut hierin de leeromgeving als oefenomgeving voor de werkomgeving. - De leraar helpt deelnemers bij de ontwikkeling van hun beroepsidentiteit. Is er in de opleiding aandacht voor het begeleiden van (v)mbo leerlingen naar werknemerschap? Leren de leraren-in-opleiding hoe zij de ontwikkeling van beroeps-, loopbaan- en burgerschapcompetenties bij leerlingen kunnen stimuleren? 5.1 Leerlingbegeleiding in school 5.4 Gedrags- en werkhoudingsproblemen 8.1 Pedagogische driehoek Pedagogisch competent - De leraar helpt deelnemers om ten opzichte van elkaar en/of van hun collega’s in bedrijf of instelling, collegiale omgangsvormen te ontwikkelen en benut hierin de leeromgeving als oefenomgeving voor de werkomgeving. - De leraar helpt deelnemers bij de ontwikkeling van hun beroepsidentiteit. Organisatorisch competent - De leraar organiseert gesprekken met de (praktijk)begeleider in het bedrijf of de instelling en met de deelnemer om de voort- Wordt er in de opleiding gewerkt aan vaardigheden in mentorschap en de daarbij horende kennis van leerroutes/ onderwijssystemen in Nederland? De leraar moet hierbij sturen op de ontwikkeling van beroepsidentiteit en de ontwikkeling van beroeps-, loopbaan-, en burgerschapscompetenties19. Sociaal-emotionele begeleiding De noodzaak om met ‘special needs’ om te gaan is in het (v)mbo groter dan op de havo/vwo vanwege de specifieke doelgroepen en de grotere complexiteit aldaar. Leerlingen in het (v)mbo moeten sociaalemotioneel begeleid worden. Dit vraagt leraren die leerlingen kunnen begeleiden om tot persoonlijke ontwikkeling en zelfverantwoordelijkheid te komen. Daar hoort het signaleren van verzuim en andere belemmerende factoren voor het leerproces en de studievoortgang en het ondernemen van actie daarop, ook bij20. 19 20 Meijers, Kuijpers, Bakker, 2006 Bruin, Mϋnstermann, 2012 20 Karakteristieke aspecten (v)mbo Domein GKB Bijbehorende SBL-competentie(s) en specifieke gedragsindicator(en) BVE Check voor curricula tweedegraads lerarenopleidingen gang te bespreken en de begeleiding af te stemmen. Hij administreert deze gesprekken in een (leerling)volgsysteem. - In situaties van teamteaching en/of samenwerking met onderwijsassistenten of instructeurs en met begeleiders in leerbedrijven en -instellingen zorgt hij voor een duidelijke taakverdeling en -afstemming die ook bij de deelnemers bekend is. Interpersoonlijk competent: - De leraar neemt waar nodig contact op met ouders om daarmee de voortgang en begeleiding verder af te stemmen (vmbo). Kenmerken van (v)mbo leerlingen De (v)mbo leerlingen hebben vaak een grote behoefte aan instructie, structuur en ondersteuning. Ze leren veelal door te doen. Leerlingen kampen vaak met concentratieproblemen en groepsafwijkend gedrag. Onderwijs moet de praktisch ingestelde leerlingen aanspreken, verschillen tussen de leerlingen benutten en de zone van naaste ontwikkeling aangrijpen21 . Bij het uitvoeren van onderwijsactiviteiten dient de leraar rekening gehouden te worden met de sterk heterogene deelnemerspopulatie (maatwerk) en met verschillende leerstijlen, achtergronden en leeftijden (G/TL, KBL / BBL / BOL)22. 1.3 Cognitie, werking van de hersenen 1.4 Leerlingkenmerken 2.5 Begeleiden van leerprocessen 3.3 Groepsdynamica 5.4 Gedrags- en werkhoudingsproblemen Vakinhoudelijk en didactisch competent - De leraar bepaalt met de deelnemer diens (individuele) leertraject, opgebouwd uit individuele activiteiten en groepsactiviteiten, rekening houdend met de mogelijkheden en ambities van de deelnemer. Is er in de opleiding aandacht voor de specifieke kenmerken (leerstijlen, leerproblemen, gedragsproblemen) van de (v)mbo leerlingen en de vaardigheden die dat van een leraar vraagt (bijv. in kunnen spelen op leerstijlen, omgang met gedragsproblematieken, klassenmanagement en orde)? Ontwerpen van mbo-onderwijs 21 22 van der Rijst, Bakker, van Duijn, 2013 Groeneveld, Benschop, Olvers, 2010 in: van der Rijst, Bakker, van Duijn, 2013; van der Rijst, Bakker, van Duijn, 2013 21 Karakteristieke aspecten (v)mbo Domein GKB Bijbehorende SBL-competentie(s) en specifieke gedragsindicator(en) BVE Check voor curricula tweedegraads lerarenopleidingen In het mbo wordt gewerkt met onderwijs dat deels is gebaseerd op zelfontwikkeld (samen met het team) onderwijs op basis van kwalificatiedossiers. Leerlingen leren beroepsmatig handelen door het ontwikkelen van beroepsgerichte handelingen; bij het ontwerpen van een leeromgeving dient daarin het beroepsmatig handelen centraal te staan. In lesontwerpen worden passende didactische methoden toegepast (zoals probleemgestuurd onderwijs, praktijksimulaties) om zo effectieve leerprocessen bij leerlingen te stimuleren23. 2.1 Didactische analyse 2.2 Leerdoelen en instructiemodellen 2.3 Vormgeving van leerprocessen 2.4 Selectie van leermiddelen Vakinhoudelijk en didactisch competent - De leraar ontwerpt leeractiviteiten die in het perspectief van de loopbaan van de deelnemer betekenisvol zijn en waarin hij rekening houdt met het niveau van taalbeheersing van de deelnemer: zowel brede geïntegreerde opdrachten of projecten als smalle vakgerichte, zowel schoolgerelateerde als ook werkplekgerelateerde opdrachten. - De leraar ontwerpt in overleg met de praktijkbegeleider opdrachten waarmee de deelnemer in het bedrijf zelfstandig aan de slag kan, die recht doen aan de specifieke kenmerken van het bedrijf of bedrijfstak, die ervoor zorgen dat de leermogelijkheden op de werkplek optimaal benut worden en dat de deelnemer ten behoeve van zijn loopbaan optimaal leerrendement haalt uit het werkplekgerelateerde leren. Wordt er in de opleiding aandacht besteed aan relevante kwalificatiedossiers? Is er aandacht voor de didactiek van leren voor het beroep (werkplekleren, hybride, omgekeerd leren, beroepspraktijkvormend leren)? 2.2 Leerdoelen en instructiemodellen 8.4 Pedagogiek van het (voorbereidend) beroepsonderwijs Competent in samenwerken met de omgeving - De leraar bespreekt op een open en constructieve manier de ontwikkeling van de deelnemer met de praktijkbegeleider, zodat eventuele problemen tijdig worden onderkend en opgelost. - De leraar bouwt relaties op met bedrijven of instellingen en onderhoudt deze. Hij helpt in het bedrijf of de instelling mee om voor de deelnemers een betekenisvolle leerplek en Is er in de opleiding aandacht voor de beroepsgerichtheid van het (v)mbo? Denk hierbij aan kennis over de beroepspraktijk (het beroepenveld), beroepsspecifieke kennis van het vak en het begeleiden van leerlingen op de werkplek. In het vmbo vindt het zelf ontwikkelen met name plaats in de bovenbouw van het beroepsgerichte oriëntatie. Beroepsgerichtheid (toepassing van het vak) De beroepscontext staat centraal. Kennis en vaardigheden worden in samenhang aangebracht, zodat de leerling (beginnend beroepsbeoefenaar) deze in de beroepspraktijk kan toepassen. Leerlingen lopen (in een groot deel van de opleiding) stages in het beroepenveld. Onderwijs is gericht op het verbinden van theorie en praktijk, waarbij werkplekleren een belangrijk onderdeel is. De praktijkkennis wordt ook voor een belangrijk deel geleerd in de beroepspraktijk (authentiek leren, werkplekleren). Voor de leraar in het (v)mbo is een actuele kennis van de beroepspraktijk, de leerstof en het kwalificatiedossier (in het mbo) (en de 23 Koopman, 2010 in: van der Rijst, Bakker, van Duijn, 2013 22 Karakteristieke aspecten (v)mbo Domein GKB Bijbehorende SBL-competentie(s) en specifieke gedragsindicator(en) BVE eindtermen van het vmbo) een voorwaarde om de ontwikkeling van praktijkkennis te stimuleren24. Adequate begeleiding van leerlingen op de werkplekken (en de daarbij horende contacten met praktijkbegeleiders) speelt een belangrijke rol25. - - Beroepsgericht toetsen en beoordelen In het mbo staat het beroepsgericht toetsen en beoordelen centraal. Het centraal schriftelijk praktijkexamen staat in het vmbo model voor het toetsen van praktische (beroeps)vaardigheden. 24 25 2.1 Model didactische analyse 2.6 Toetsing en evaluatie Check voor curricula tweedegraads lerarenopleidingen veilige leeromgeving te maken. Hij zorgt voor een werkbaar evenwicht tussen de belangen van deelnemer, school en bedrijf zodat ook op lange termijn een goede samenwerking wordt gegarandeerd. Verslagen van zijn contacten met bedrijven of instellingen administreert hij in een (digitaal) relatiebeheerssysteem, zodat de informatie voor zijn collega’s beschikbaar is. De leraar stelt zich ondernemend en marktgericht op, volgt de ontwikkelingen in het bedrijfsleven, instellingen en maatschappij en vertaalt deze naar het onderwijs. Hij gaat adequaat om met vragen uit het bedrijfsleven en instellingen en benut deze vragen ten behoeve van het onderwijs (bijvoorbeeld door ze te vertalen naar opdrachten voor deelnemers). De leraar geeft aansprekende voorlichting over de opleidingen aan (potentiële) deelnemers, bedrijven of instellingen die leerwerkplekken bieden of kunnen gaan bieden en aan ouders of verzorgers van de deelnemers. Vakinhoudelijk en didactisch competent - De leraar ontwerpt leeractiviteiten die in het perspectief van de loopbaan van de deelnemer betekenisvol zijn en waarin hij rekening Is er in de opleiding aandacht voor het beoordelen van beroepsvaardigheden en competenties passend bij het Den Boer & Ter Wee, 2002 in van der Rijst, Bakker, van Duijn, 2013; Presentatie ECBO Bruin & Mϋnstermann, 2012 23 Karakteristieke aspecten (v)mbo Domein GKB De leraar moet vaardig zijn om competentiegerichte beoordelingsvormen te construeren en uit te voeren 26. Bijbehorende SBL-competentie(s) en specifieke gedragsindicator(en) BVE houdt met het niveau van taalbeheersing van de deelnemer: zowel brede geïntegreerde opdrachten of projecten als smalle vakgerichte, zowel schoolgerelateerde als ook werkplekgerelateerde. Check voor curricula tweedegraads lerarenopleidingen beroepsgerichte onderwijs? Taal- en rekenonderwijs Taal en rekenen binnen elk vak van het (v)mbo moet in het teken staan van de voorbereiding op het landelijke examen (minimaal moet voor beide 3F-niveau worden behaald). Alle docenten op het (v)mbo moeten hier rekening mee houden en een bijdrage leveren aan het bereiken van dat niveau. De leraar die taal/rekenen verzorgt, heeft, naast zijn vakinhoudelijke opdracht (zie vakinhoud), ook als taak reken- en taaldeficiënties te signaleren, weg te werken en eventueel door te verwijzen 27. 26 27 N.v.t. vakspecifiek Vakinhoudelijk en didactisch competent - De leraar ontwerpt leeractiviteiten die in het perspectief van de loopbaan van de deelnemer betekenisvol zijn en waarin hij rekening houdt met het niveau van taalbeheersing van de deelnemer: zowel brede geïntegreerde opdrachten of projecten als smalle vakgerichte, zowel schoolgerelateerde als ook werkplekgerelateerde opdrachten. Van toepassing voor de opleidingen die taal en rekenen verzorgen: Is er aandacht voor taal en rekenen in de context van de beroepspraktijk van het (v)mbo en de voorbereiding op het landelijk examen taal en rekenen? Voor elke opleiding: zetten de vakspecifieke opdrachten ook aan tot aandacht voor en ontwikkeling van taal en rekenen? Bruin, Mϋnstermann, 2012 Overheidsbeleid 24 4 Taal en rekenen 4.1 Inleiding Taal- en rekenvaardigheden zijn basisvaardigheden voor álle leerlingen, ook die in het beroepsgerichte onderwijs. Deze vaardigheden zijn nodig om de lessen op school goed te kunnen volgen, opdrachten uit te kunne voeren, en ze zijn onmisbaar voor het functioneren in het beroep en in de maatschappij en voor een succesvolle doorstroom naar een vervolgopleiding. De commissie Meijerink heeft hiervoor een referentiekader taal en rekenen uitgewerkt 28. Sinds 1 augustus 2010 hebben de zogeheten referentieniveaus taal en rekenen een wettelijke status. Met deze wetgeving voor de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen is een fundament gelegd om het niveau van beheersing van deze basisvaardigheden voor alle leerlingen in het po, het (v)so, het vo en het mbo te verbeteren. Met de referentieniveaus is voor elke onderwijssector duidelijk en uniform beschreven wat leerlingen op verschillende momenten in hun leerloopbaan moeten kunnen en kennen op het gebied van de Nederlandse taal en rekenen. Het referentieniveau 2F, het maatschappelijk niveau, geldt voor het vmbo en voor niveaus 1, 2 en 3 van het mbo. Voor havo en mbo-4 is het referentieniveau 3F vastgesteld, en vwo-leerlingen moeten voldoen aan het referentieniveau 4F (Nederlandse taal) respectievelijk 3F (rekenen). Deze niveaus maken voor Nederlandse taal per 2014-2015 onderdeel uit van het (centraal) examen; rekenen volgt een jaar later. Voor het vmbo is dit 2015-2016 resp. 2016-2017. Het percentage onvoldoendes was in 2013 11% bij vmbo-bbl, 22% bij vmbo-kbl en 18% bij de schoolsoorten vmbo-tl, havo en vwo29. Bij het pilotexamen niveau 3F, vereist voor mbo-4, scoorde ongeveer 38% van de leerlingen een onvoldoende. In maart 2013 vond een pilot plaats met betrekking tot de referentieniveaus voor rekenen. De afstand van de leerlingprestaties tot de vereiste referentieniveaus bleek in deze pilot bij de meeste leerlingen nog groot te zijn. Een grote meerderheid van de vmboleerlingen (maar ook havoleerlingen) scoorde een onvoldoende. Bij vwo behaalde 22% een onvoldoende, bij havo was dit 72% en bij vmbo tussen 77% (vmbo-bb) en 68% (vmbo gl/tl). Opgemerkt moet worden dat het hierbij in de meeste gevallen gaat om leerlingen die in het voorlaatste jaar zitten. In mbo-4 behaalde zo’n 74% van de leerlingen een onvoldoende voor het 3F-examen. Ook veel mbo-docenten halen het gevraagde niveau niet. Op de instellingen van het beroepsgerichte onderwijs blijkt een behoefte te bestaan voor deskundigheidsbevordering in het geven van vooral rekenonderwijs (o.a. Weijers, E., Bouwmans, M., 2011). De huidige aanpak op bijvoorbeeld vmbo-scholen verschilt nogal. Er zijn scholen die ervoor kiezen om rekenen en taal onder te brengen in alle vakken waardoor iedere docent verantwoordelijk is voor het uiteindelijk te bereiken niveau. Andere scholen kiezen ervoor om taal en rekenen onder te brengen bij Nederlands resp. Wiskunde. Ook staat rekenen op veel scholen apart op de lessentabel. Mengvormen komen ook voor. Veel vmbo-scholen hebben daarnaast ook nog veel remediërende programma’s voor de zwakkere leerlingen. De gevolgen van het niet beheersen van het vereiste niveau rekenen en taal zijn ernstig. Niet alleen zorgt het voor de ‘widening of the gap’ tussen hoger opgeleiden (havo/vwo) en lager opgeleiden (mbo) maar ook belemmert het de doorontwikkeling van een mbo’er richting verder studeren. Ook docenten in het vmbo zullen geschoold moeten worden, zoals dit bijvoorbeeld nu al gebeurt bij bijvoorbeeld rekendidactiek. 28 Rapport van de Commissie Meijerink: Over de drempels met taal en rekenen. Hoofdrapport van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (2008). 29 Overzicht implementatie in toetsen en examens po, so, vo en mbo, Ministerie OCW, 26-09-2013. 25 Een gestructureerde aanpak op de tweedegraadsopleidingen is nodig om goed opgeleide taal- en rekendocenten op te leiden voor het beroepsgerichte onderwijs. Aandacht voor de mbo-docent in de opleiding moet automatisch inhouden aandacht voor taal en rekenen zowel instrumenteel als didactisch. Op het mbo worden taal en rekenen vooral toegepast; op het vo worden basisvaardigheden bekend verondersteld. Hieronder wordt een model uitgewerkt waarbij dat mogelijk wordt. Samenwerking met het beroepsgerichte onderwijs is daartoe essentieel. De expertise voor het inrichten van de afstudeerrichting op didactisch en inhoudelijk terrein is vooral daar te vinden. Voor taal blijkt dat redelijk goed te doen door aan te sluiten bij bestaande programma’s zoals een gecombineerd curriculum van een pabo en een tweedegraadsopleiding Nederlands laten zien. Voor rekenen blijkt dat ingewikkelder te zijn. Is Taal nog redelijk goed te combineren met de opleiding tot docent Nederlands, voor Rekenen bestaat een dergelijke oplossing niet. Op zoek naar de referentieniveaus voor rekenen ligt het voor de hand te onderzoeken of de vakken wiskunde en/of economie daarvoor aanknopingspunten bieden, maar opvallend genoeg wordt juist daarin weinig aandacht aan het rekenen zelf besteed. 4.2 Taal De docent taal in het mbo is van diverse herkomsten; vaak afkomstig van de pabo maar niet altijd. Onder de taaldocenten vinden we universitair geschoolden, eerstegraads en tweedegraads bevoegden van het hbo, en onbevoegden. Het vak taal staat niet bij alle opleidingen op het rooster. Met de komst van de verplichte taaltoets is dat aan het veranderen. Al zal het bij vooral de bbl en mbo-2 opleidingen niet meevallen in het rooster ruimte te vinden voor aparte taallessen. Op sommige mbo-opleidingen is dit probleem opgelost door de lessen te combineren met Loopbaanbegeleiding. Tijdens de opleiding verwerft de student bij de opleiding Leraar Nederlands de kennisbasis Nederlands. In onderstaand schema zijn de diverse (sub)domeinen aangegeven en weergegeven voor welke sector die relevant zijn. Kennisbasis Nederlands Vakdidactiek Onderdelen 1. Het schoolvak Nederlands 2. Differentiatie naar doelgroepen Taalvaardigheid 3. Leesvaardigheid 4. Luister- en kijkvaardigheid 5. Gespreksvaardigheid 6. Schrijfvaardigheid Taalbeschouwing 7. Taalstructuren en welgevormdheid 8. Taalverwerving, taalgebruik en taal variatie Fictie 9. Literaire/fictionele teksten 10.Lezen van literaire/fictionele teksten Context 11.Professionele context *Z=Zorg & Welzijn, E=Economie, T=Techniek, en L=Landbouw (de groene sector) Welke sector relevant Z,E,T,L* Z,E,T,L Z,E,T,L Z,E,L Z,E,L Z,E,T,L Z,E T,L Z,E,T,L Z Z Z,E,T,L Uit het beroepsprofiel docent Nederlands in het mbo blijkt dat de docent de volgende kenmerkende taken moet beheersen. B1 B2 De docent ontwikkelt een onderwijsprogramma. De docent voert een onderwijsprogramma Nederlands uit. 26 B3 B4 B5 B6 De docent volgt de lerende vanaf de intake en bij zijn verschillende leeractiviteiten en begeleidt bij de te nemen vervolgstappen (loopbaanbegeleiding). De docent bereidt het leren op de werkvloer (educatie) of werkplekken voor, begeleidt bij uitvoering en evalueert. De docent Nederlandse taal construeert, hanteert en evalueert beoordelingsinstrumenten. De docent handelt vanuit (voortdurend ontwikkelend) professioneel gedrag. De docent draagt er zorg voor dat hij professioneel is en blijft. Bovenstaande tabellen combinerend maakt het mogelijk dat met enkele toevoegingen aan het bestaande curriculum van de leraar Nederlands het mogelijk moet zijn om de leraar Nederlands afdoende voor te bereiden voor zijn taken in het beroepsgerichte onderwijs. Zaken als functioneel en effectief (vak)taalgebruik en het aanleren van basisvaardigheden taal zullen dan extra aandacht moeten krijgen. 4.3 Rekenen Er zijn mbo-opleidingen waar rekenen een vast onderdeel is, bijvoorbeeld verpleegkunde, maar op de meeste mboopleidingen wordt rekenen niet als apart vak onderwezen. Rekenlessen worden verzorgd door de vaste docenten die daartoe niet of nauwelijks zijn opgeleid en ook andere lessen verzorgen. Hun kennis is vaak beperkt tot de rekenkunde die aan het eigen vak verbonden is30. Ook voor de studenten is het vak nieuw. Rekenen is na het basisonderwijs nauwelijks meer aan de orde geweest en de doelgroep zelf is ook heel divers voor wat betreft het aanwezige rekenniveau en de door hen gebruikte strategieën. Tijdens de mbo-opleiding staat bij veel mbo-opleidingen in het eerste jaar standaard één uur per week op het rooster. In de hogere leerjaren is zelfs dit vaak niet mogelijk omdat de stage een groot deel inneemt van de werkweek. In de beroepsbegeleidende leerweg wordt rekenen ingebed in de beroepspraktijk in bijvoorbeeld het model drieslag functioneel rekenen (Jonker, e.a., 2010). Net als bij taal is er een grote vraag naar professionele docenten, die qua invulling mede afhankelijk is van hoe het rekenen in het beroepsgerichte onderwijs wordt (zal worden) vormgegeven. Daarbij kan het benutten van rekenen in beroepstaken en burgerschapsonderwijs een belangrijke bijdrage leveren aan de rekenvaardigheden van de leerling in het beroepsgerichte onderwijs. De docenten die deze onderdelen verzorgen, moeten dan medeverantwoordelijkheid nemen voor het bijbrengen en onderhouden van de rekenvaardigheden van deze leerlingen (Jonker, e.a., 2010). De rekendomeinen die van belang zijn voor de docent rekenen in het beroepsgerichte onderwijs zijn ontleend aan het pabo-programma. Het gaat om: getallen, verhoudingen, meten/meetkunde en verbanden. De doelgroep die zich deze domeinen moet eigen maken is in het beroepsgerichte onderwijs echter een geheel andere dan die in het basisonderwijs. Vandaar dat het van belang is kennis en inzicht te hebben op het terrein van de rekendidactiek die voor deze specifieke doelgroep van belang is. Daarnaast moet de docent een groter vermogen hebben om te kunnen differentieren naar niveau en tempo, rekenen bij te brengen in de context van het beroep en in staat zijn tot het ontwikkelen van doorlopende leerlijnen. Ook teamondersteuning aan niet in rekenen gespecialiseerde docenten is belangrijk. Het (mogelijke) beroepsprofiel docent Rekenen in het mbo ziet er dan als volgt uit. B1 B2 30 De docent ontwikkelt een onderwijsprogramma (dat leidt tot 3F-niveau in het mbo, en tot 2F-niveau in het vmbo). De docent voert het onderwijsprogramma rekenen uit. Jonker, V., Wijers, M., 2012. Wie is de docent rekenen in het mbo? Nieuwe Wiskrant 31: 26-28. 27 B3 B4 B5 B6 De docent volgt de lerende vanaf de intake en bij zijn verschillende leeractiviteiten en begeleidt bij de te nemen vervolgstappen (loopbaanbegeleiding). De docent bereidt het leren op de werkvloer (educatie) of werkplekken voor, begeleidt bij uitvoering en evalueert. De docent Rekenen construeert, hanteert en evalueert beoordelingsinstrumenten. De docent handelt vanuit (voortdurend ontwikkelend) professioneel gedrag. De docent draagt er zorg voor dat hij professioneel is en blijft. Dit betekent dat de Projectgroep op het standpunt staat dat een eenvoudige aanpassing van de huidige kennisbasis Wiskunde (of Economie) om deze (ook) op te leiden tot docent Rekenen/Wiskunde in het (v)mbo niet of lastig haalbaar wordt geacht. Het zou wellicht kunnen als de (vrije) keuzeruimte van de student benut wordt om een (nog te ontwikkelen) programma rekenen voor het beroepsgerichte onderwijs te volgen. Het pabo-programma voor rekenen en rekendidactiek zou daarvoor als basis kunnen dienen, waarbij specifieke aandacht moet worden besteed aan brede rekendidactiek om de rekenvaardigheden bij te brengen aan de grote diversiteit van leerlingen in het (v)mbo. Ook moet in het programma een specifieke onderwijsaanbod komen van hoe rekenen integraal in de beroepsgerichte vakonderdelen aan bod kan komen. Bij doorgroei van zittende mbo-docenten naar rekendocent komen daarbij de volgende aandachtspunten: 1 Eigen vaardigheid naar niveau 3F. 2 Basisinzicht in rekendidactiek. 3 Kennis van de referentieniveaus. 4 5 6 7 Inzicht in de doorlopende leerlijn rekenen po vo /(v)mbo. Basis inzicht rekenproces en rekenproblemen. Ziet het verband tussen rekenen, de beroepsgroep en de beroepspraktijk. Zicht op bronnen, methoden en materialen. 4.4 Conclusie Voor Taal is het beroepsgerichte accent redelijk eenvoudig in het curriculum van het tweedegraadsprogramma docent Nederlands aan te brengen, maar kan gedeeltelijk ten koste moeten gaan van de vrije keuze (invulling van de minors). Voor Rekenen is het gecompliceerder. Zoals eerder opgemerkt, is rekenen en rekendidactiek nauwelijks aanwezig in de bestaande opleidingen zoals de lerarenopleiding Wiskunde en/of Economie. Deze noodzakelijke geachte, specifieke opleidingsonderdelen zouden dan een plaats moeten vinden in de vrije keuze ruimte (minor) van het curriculum maar dan nog is de vraag is of die ruimte voldoende is. Waarschijnlijk zal ook elders nog ruimte gemaakt moeten worden in het curriculum en/of zal bij bepaalde vakonderdelen extra aandacht nodig zijn voor het opleiden van een docent Rekenen voor het beroepsgerichte onderwijs. Andere mogelijkheden die genoemd zijn, is zorg te dragen voor een goede (gecertificeerde) bijscholing op hbo-niveau van zittende docenten exacte vakken, en het bijscholen van leraren basisonderwijs tot bijvoorbeeld docent tweedegraads Wiskunde. 28 5 Overzicht van bronnen en achtergrondinformatie beroepsgericht onderwijs 5.1 Websites Naast de ontwerpeisen en checklist zoals beschreven in voorgaande hoofdstukken, zijn in onderstaand overzicht diverse websites opgenomen die gebruikt kunnen worden als hulpmiddel voor het verwerven van extra achtergrondinformatie of die gebruikt kunnen worden bij de aanscherping van curricula en de (verdere door)ontwikkeling van onderwijsactiviteiten om te komen tot de gewenste invulling van het juiste onderwijsaanbod. Titel/Toelichting Te vinden op Algemene informatie over de tweedegraadsopleidingen en de diverse kennisbases. www.leroweb.nl Bevat o.a. beschrijving van de divers kennisbases van de lerarenopleidingen, w.o. de Generieke Kennisbasis van de tweedegraadsopleidingen. www.10vdleraar.nl ‘Focus op beroepsopleidend onderwijs’; addendum Generieke kennisbasis Tweedegraads lerarenopleidingen. o.a. te vinden op Leroweb en de site van ecbo De Canon beroepsonderwijs maakt per thema op een snelle en overzichtelijke manier onderzoek, wet- en regelgeving, websites en deskundigen toegankelijk. Zo heeft u altijd relevante kennis over het beroepsonderwijs voorhanden. www.canonberoepsonderwijs.nl Specifieke beroepscompetenties voor docenten in het middelbaar beroepsonderwijs. http://www.ou.nl/documents/14300/da1bb3c89ee4-45a2-ad9d-5ae5933bc51a Diverse korte filmfragmenten over werken in het beroepsonderwijs. www.docentmboinbeeld.nl De huidige kwalificatiestructuur (eindtermen [vmbo], of kwalificatieprofielen [mbo]) bestaande uit 237 kwalificatiedossiers met eindtermen waaraan een afgestudeerde moet voldoen en die 612 verschillende diploma’s kent. www.beroepskwalificaties.nl Overzicht van de intersectorale inrichting van het vmbo. www.isvmbo.nl De diverse taal- en rekenniveaus zoals die nu in Nederlandse onderwijs worden gehanteerd, o.a. uitgesplitst naar beoogd eindniveau per onderwijssoort. www.taalenrekenen.nl/ Het landelijk expertisecentrum beroepsonderwijs, ecbo, zorgt op een onafhankelijke wijze voor de ontwikkeling, ontsluiting en synthese van kennis over het beroepsonderwijs. www.ecbo.nl Deze website van de Onderwijscoöperatie gaat over het bekwaamheidsdossier. In zo'n bekwaamheidsdossier worden de afspraken bijgehouden die de werkgever met de leraar (dan wel schoolleider, dan wel onderwijsondersteuner) maakt over het ontwikkelen en onderhouden van diens bekwaamheid. De bekwaamheidseisen kunnen hierbij als leidraad worden gebruikt. www.bekwaamheidsdossier.nl 29 Bevat informatie over de mbo-kwalificatiestructuur en diverse achtergrondinformatie met betrekking tot het mbo. www.kwalificatiesmbo.nl Algemene en uitgebreide informatie over het mbo en bevat ook de docentprofielen van de mbo-docent. www.mboraad.nl Ter ondersteuning van de scholen heeft de Minister in juli 2011 het Programmamanagement MBO15 ingesteld. Deze moet een bijdrage leveren aan de realisatie van de doelstellingen van het Actieplan mbo en de ondersteuning verzorgen op de thema’s (macro)doelmatigheid en professionalisering van docenten, managers en human resources management. www.mbo2015.nl De Onderwijsraad is een onafhankelijk adviescollege. De Raad adviseert de regering en de Kamer, gevraagd en ongevraagd, over hoofdlijnen van beleid en wetgeving op het gebied van het onderwijs. www.onderwijsraad.nl Het Steunpunt taal en rekenen bevat uitgebreide informatie en doorlinks naar diverse documenten die betrekking hebben op het beoogde en vastgelegde eindniveau van de student in het mbo. www.steunpunttaalenrekenenmbo.nl Voor verdere achtergrondinfo zie ook: Addendum kennisbasis De literatuurstudie van Glaudé, M., van den Berg, J., Verbeek, F., de Bruijn, E., 2011 Advies van de Onderwijsraad, 2001 30 5.2 Gebruikte en aanbevolen literatuur Aalsma, E., van Kan, C., 2013. Addendum generieke kennisbasis: focus op beroepsgericht onderwijs. Ecbo, ’sHertogenbosch, 28 pp. Akkerman, S.F., Bakker, A., 2012. Crossing boundaries between school and work during apprenticeships Vocations and Learning: 153-173. Bakker, K., Jager, T, 2013. Opleidingstraject docent taal in mbo en bve. Presentatie voor MBO-raad 7 maart 2013. Blauw, S. de, Jager, T., 2013. Taal- en rekendocent in het mbo. Deelrapportage Project beroepsgericht afstuderen, oktober 2013, 15 pp. Boer, P. den, ter Wee, E., 2002. Met twee benen in de praktijk. Het belang van beroepspraktijkkennis van docenten in het agrarisch beroepsonderwijs. STOAS, Wageningen. Bruijn, E. de, 2009. De docent beroepsonderwijs: jongleren op het grensvlak van twee werelden in Hogeschool Utrecht (2009). De identiteit van de HBO-professional:18-24. Hogeschool Utrecht. Bruijn, E. de, Leeman, Y., 2011. Authentic and self-directed learning in vocation education: Challenges to vocational educators, Teacher and Teacher Education, 27: 694-702. Bruin, M, Münsterman, H., 2012. Specifieke beroepscompetenties van docenten in het middelbaar Beroepsonderwijs. LOOK - Open Universiteit, Heerlen, 74 pp. Bruijn, E. de, 2013. Docent zijn in het middelbaar beroepsonderwijs. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs: 20 (2): 53-57. Brouwer, P., 2012. Canon beroepsonderwijs: Bewust leren, op je eigen manier. ’s- Hertogenbosch/Amsterdam: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. Bussemaker, J., 2012. Opleiden van leraren beroepsonderwijs. Beleidsbrief 18 december 2012. Referentie460203. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Den Haag. Expertgroep Kwaliteit Leraren, 2011. Het beroepsprofiel van de docent MBO.Mbo-Raad, Woerden. Fontys hogescholen, 2013. Het beroepsprofiel van de docent in het beroepsonderwijs en de volwasseneducatie (basisdeel) (concept). Fontys hogescholen, 2013. Het beroepsprofiel van de docent Nederlandse taal in het beroepsonderwijs en de volwasseneducatie. Groenenberg, R., Hermanussen, J., 2012. Met inzet, geduld en maatwerk: Lesgeven aan deelnemers in mbo niveau 1 en 2. Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. Groeneveld, M.J., Steensel, K. van, 2009. Kenmerkend mbo. Een vergelijkend onderzoek naar de kenmerken van mboleerlingen, vmbo-leerlingen en de generatie Einstein. Hilversum: Hiteq. Groeneveld, J.M., Benschop, M.,Olvers, D., 2010. Kenmerkend vmbo, mbo, havo, en vwo. Hilversum: Hiteq. Glaudé, M., van den Berg, J., Verbeek, F., de Bruijn, E., 2011. Pedagogisch didactisch handelen van docenten in het middelbaar beroepsonderwijs. Literatuurstudie. Utrecht / ’s Hertogenbosch. Expertisecentrum Beroepsonderwijs. Glaudé, M., Eck, E. van, 2012. Lesgeven aan leerlingen op mbo-niveau 1 en 2. Amsterdam: Kohnstamm Instituut. 31 Groeneveld, M.J., Steensel, K. van, 2009. Kenmerken mbo: een vergelijkend onderzoek naar de kenmerken van mbo, vmbo-leerlingen en de generatie Einstein. Hilversum: Hiteq, Aetos i.s.m. Kenteq, Platform Bètatechniek, Procesmanagement MBO 2010. Groenenberg, R., Hermanussen, J., 2012. Met inzet, geduld en maatwerk: Lesgeven aan deelnemers in mbo niveau 1 en 2 Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. HBO-raad / Vereniging Hogescholen, 2011. Generieke kennisbasis. Tweedegraads lerarenopleidingen. HBO-raad, Den Haag. Jonker, V., Wijers, M., Hoogland, K., Stelwagen, R., 2010. Drieslag functioneel rekenen. Steunpunt Taal en Rekenen mbo, Ede. Jonker, V., Wijers M., 2012. Wie is de docent rekenen in het mbo? Nieuw Wiskrant 31: 26-28. Kaskens, J., 2013. Rekenen gekoppeld aan PDA-traject. Presentatie Mbo-Raad op 7 maart 2013. Koopman, C., 2010. Students’ goal orientations, information processing strategies and knowledge development in competence-based prevocational secondary vocational education. Eindhoven, Eindhoven School of Education. In: Rijst, R.M. van der, Bakker, M., van Duijn, G., 2013. Meijers, F., Kuijpers, M., Bakker, J., 2006. Over leerloopbanen en loopbaan leren. Loopbaancompetenties in het (v)mbo. Onderwijsraad, 2011. Goed opgeleide leraren voor het (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs. Onderwijsraad, Den Haag. Onderwijsweb, 2011. Het vakmanschap van de docent VMBO; vijf vignetten: korte beschrijvingen van het handelen van een vmbo-docent, 7 pp. (http://www.onderwijsweb.hu.nl/~/media/HUONDERWIJSWEB/Docs/1.%20Het%20vakmanschap%20van%20de%20docent%20vmbo%20%20Vijf%20vignetten%20DEF.pdf) Pol, J. van de, Volman, M., Beishuizen, J., 2010. Scaffolding in Teacher–Student interaction: A decade of research. Educational Psychology Research, 22(3): 271-297. Rijst, R.M. van der, Bakker, M., van Duijn, G., 2013. De praktijkschok van (v)mbo-leraren. Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 34(1) 25-35. Schaap, H., de Bruijn, E., van der Schaaf, M.F., Kirschner, P.A., 2012. Students’ personal professional knowledge theories in competenced based vocational education; the construction of personal knowledge through internalization and socialization. Journal of Vocational and Training, 61: 481-494. Stichting platforms vmbo, 2010. Beroepsstandaarden voor VMBO-docenten beroepsgerichte programma’s. Weijers, e., Bouwmans M., 2011. Quickscan nascholing taal en rekenen, Actis Onderzoek, Rotterdam. 32 Bijlage 1: OER-tekst afstudeerrichtingen 2013-2014 OER-tekst 3013-2-14: ‘De Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in <naam vak> kent voor de studenten van de voltijdse vorm die in het studiejaar 2013-2014 of later instromen twee afstudeerrichtingen: de Afstudeerrichting vmbo/mbo en de Afstudeerrichting havo/vwo. De afstudeerrichting kent een omvang van in totaal 60 studiepunten en bestaat uit drie examenonderdelen: theoretische verdieping en verbreding vakdidactiek en pedagogiek, praktijk, en afstudeeronderzoek.’* * Diverse instellingen gebruiken hier wellicht andere namen voor dan de hier voorgestelde namen en worden er, voor de door de minister in de brief van 18 december 31 te onderscheiden onderdelen, wellicht ook meer dan drie examenonderdelen voor onderscheiden. 31 Uit de brief van de minister van 18 december 2012: ‘…… afstudeerrichting van 60 stp. De afstudeerrichting omvat theoretisch verdiepende onderdelen die voor de onderscheiden schoolsoorten nodig zijn, zowel vakinhoudelijk als (vooral ook) pedagogisch-didactisch. De afstudeerrichting omvat ook de stageperiode als leraar in opleiding (lio) en het afstudeeronderzoek. Deze onderdelen gelden voor het beroepsgerichte onderwijs en het algemeen vormende onderwijs.’ 33 Bijlage 2: Checklist voor lerarenopleidingen (invulversie) In het schema op de volgende pagina’s kan een opleiding per karakteristiek aspect drie kolommen invullen: - Is het onderdeel van het huidige basisprogramma (jaar 1-3)? Zo ja; waar? - Wat zijn verbetermogelijkheden voor het basisprogramma? - Wat kan een plek krijgen in de afstudeerrichting vmbo/mbo? 34 Karakteristieke aspecten (v)mbo Check voor curricula tweedegraads lerarenopleidingen Onderdeel van het huidige basisprogramma (jr 1-3)? Zo ja; waar? Verbetermogelijkheden basisprogramma Invulling afstudeerrichting vmbo/mbo Loopbaanontwikkeling, (loopbaanbegeleiding en loopbaanleren naast keuze- en trajectbegeleiding) en persoonlijke vorming staan centraal. In het onderwijs wordt gewerkt aan de ontwikkeling van loopbaancompetenties (wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik, en hoe maak ik dat waar?), zodat een leerling leert reflecteren en leert kiezen. Competenties waardoor hij sturing kan geven aan zijn eigen (school)loopbaan en waar hij zijn hele loopbaan profijt van heeft. De elementen die bij loopbaanoriëntatie en -begeleiding aan bod komen zijn: • capaciteitenreflectie: beschouwing van de capaciteiten die van belang zijn voor de loopbaan • motievenreflectie: beschouwing van de wensen en waarden van belang voor de loopbaan • werkexploratie: onderzoek naar werk en mobiliteit in de loopbaan • Loopbaansturing: loopbaangerichte planning en beïnvloeding van het leer- en werkproces • netwerken: contacten opbouwen en onderhouden op de arbeidmarkt, gericht op loopbaanontwikkeling. Worden de leraren-inopleiding voorbereid op het begeleiden van loopbaanontwikkeling en vaardigheden van de (v)mbo leerlingen? Voor leraren betekent dit zoeken naar een balans tussen sturen en loslaten, uitdagen en stutten waarbij de leerling wordt ondersteund en gestimuleerd bij het leerproces en de beroeps- en loopbaancompetenties . Expliciet moet hiervoor aandacht worden besteed aan re-flectievaardigheden, zelfregulatievaardigheden en motivatiestrategieën . Burgerschapsvorming, beroepshouding en ethiek De (v)mbo-leerlingen worden voorbereid op het werknemerschap (opbouwen netwerken, beroepshouding, beroepsvaardigheden en beroepsethiek/bespreekt ethische dilemma’s) en op het functioneren in de maatschappij (voor burgerschap wordt in onderscheid gemaakt in de politiek-juridische, de economische, de sociaalmaatschappelijke, en de vitaal burgerschap dimensie. De leraar moet hierbij sturen op de ontwikkeling van beroepsidentiteit en de ontwikkeling van beroeps-, loopbaan-, en burgerschapscompetenties32. 32 Is er in de opleiding aandacht voor het begeleiden van (v)mbo leerlingen naar werknemerschap? Leren de leraren-in-opleiding hoe zij de ontwikkeling van beroeps-, loopbaan- en burgerschapcompetenties bij leerlingen kunnen stimuleren? Meijers, Kuijpers, Bakker, 2006 35 Karakteristieke aspecten (v)mbo Check voor curricula tweedegraads lerarenopleidingen Onderdeel van het huidige basisprogramma (jr 1-3)? Zo ja; waar? Verbetermogelijkheden basisprogramma Invulling afstudeerrichting vmbo/mbo Sociaal-emotionele begeleiding De noodzaak om met ‘special needs’ om te gaan is in het (v)mbo groter dan op de havo/vwo vanwege de specifieke doelgroepen en de grotere complexiteit aldaar. Leerlingen in het (v)mbo moeten sociaal-emotioneel begeleid worden. Dit vraagt leraren die leerlingen kunnen begeleiden om tot persoonlijke ontwikkeling en zelfverantwoordelijkheid te komen. Daar hoort het signaleren van verzuim en andere belemmerende factoren voor het leerproces en de studievoortgang en het ondernemen van actie daarop, ook bij33. Wordt er in de opleiding gewerkt aan vaardigheden in mentorschap en de daarbij horende kennis van leerroutes/ onderwijssystemen in Nederland? Kenmerken van (v)mbo leerlingen De (v)mbo leerlingen hebben vaak een grote behoefte aan instructie, structuur en ondersteuning. Ze leren veelal door te doen. Leerlingen kampen vaak met concentratieproblemen en groepsafwijkend gedrag. Onderwijs moet de praktisch ingestelde leerlingen aanspreken, verschillen tussen de leerlingen benutten en de zone van naaste ontwikkeling aangrijpen34. Bij het uitvoeren van onderwijsactiviteiten dient rekening gehouden te worden met de sterk heterogene deelnemerspopulatie (maatwerk) en met verschillende leerstijlen, achtergronden en leeftijden (BBL / BOL) 35. Is er in de opleiding aandacht voor de specifieke kenmerken (leerstijlen, leerproblemen, gedragsproblemen) van de (v)mbo leerlingen en de vaardigheden die dat van een leraar vraagt (bijv. in kunnen spelen op leerstijlen, omgang met gedragsproblematieken, klassenmanagement en orde)? Ontwerpen van mbo-onderwijs 33 Bruin, Mϋnstermann, 2012 van der Rijst, Bakker, van Duijn, 2013 35 Groeneveld, Benschop, Olvers, 2010 in: van der Rijst, Bakker, van Duijn, 2013; van der Rijst, Bakker, van Duijn, 2013 34 36 Karakteristieke aspecten (v)mbo Check voor curricula tweedegraads lerarenopleidingen In het mbo wordt gewerkt met onderwijs dat deels is gebaseerd zelfontwikkeld (samen met het team) onderwijs op basis van kwalificatiedossiers. Leerlingen leren beroepsmatig handelen door het ontwikkelen van beroepsgerichte handelingen, bij het ontwerpen van een leeromgeving dient daarin het beroepsmatig handelen centraal te staan. In lesontwerpen worden passende didactische methoden toegepast (zoals probleem gestuurd onderwijs, praktijksimulaties) om zo effectieve leerprocessen bij leerlingen te stimuleren36. Wordt er in de opleiding aandacht besteed aan relevante kwalificatiedossiers? Is er aandacht voor de didactiek van leren voor het beroep (werkplekleren, hybride, omgekeerd leren, bpv leren? Onderdeel van het huidige basisprogramma (jr 1-3)? Zo ja; waar? Verbetermogelijkheden basisprogramma Invulling afstudeerrichting vmbo/mbo In het vmbo vindt het zelf ontwikkelen met name plaats in de bovenbouw van het beroepsgerichte oriëntatie. Beroepsgerichtheid (toepassing van het vak) In het mbo wordt gewerkt met onderwijs dat deels is gebaseerd zelfontwikkeld (samen met het team) onderwijs op basis van kwalificatiedossiers. Leerlingen leren beroepsmatig handelen door het ontwikkelen van beroepsgerichte handelingen, bij het ontwerpen van een leeromgeving dient daarin het beroepsmatig handelen centraal te staan. In lesontwerpen worden passende didactische methoden toegepast (zoals probleem gestuurd onderwijs, praktijksimulaties) om zo effectieve leerprocessen bij leerlingen te stimuleren37. Is er in de opleiding aandacht voor de beroepsgerichtheid van het (v)mbo? Denk hierbij aan kennis over de beroepspraktijk (het beroepenveld), beroepsspecifieke kennis van het vak en het begeleiden van leerlingen op de werkplek. In het vmbo vindt het zelf ontwikkelen met name plaats in de bovenbouw van het beroepsgerichte oriëntatie. Beroepsgericht toetsen en beoordelen In het mbo staat het beroepsgericht toetsen en beoordelen centraal. Het centraal schriftelijk praktijkexamen staat in het vmbo model voor het toetsen van praktische (beroeps)vaardigheden. De leraar moet vaardig zijn om competentiegerichte beoordelingsvormen te construeren en uit te voeren38. Is er in de opleiding aandacht voor het beoordelen van beroepsvaardigheden en competenties passend bij het beroepsgerichte onderwijs? Taal- en rekenonderwijs 36 Koopman, 2010 in: van der Rijst, Bakker, van Duijn, 2013 Koopman, 2010 in: van der Rijst, Bakker, van Duijn, 2013 38 Bruin, Mϋnstermann, 2012 37 37 Karakteristieke aspecten (v)mbo Check voor curricula tweedegraads lerarenopleidingen Taal en rekenen binnen elk vak van het (v)mbo moet in het teken staan van de voorbereiding op het landelijke examen (minimaal moet voor beide 3F-niveau worden behaald). Van toepassing voor de opleidingen die taal en rekenen verzorgen: Is er aandacht voor taal en rekenen in de context van de beroepspraktijk van het (v)mbo en de voorbereiding op het landelijk examen taal en rekenen? Voor elke opleiding: zetten de vakspecifieke opdrachten ook aan tot aandacht voor en ontwikkeling van taal en rekenen? Alle docenten op het (v)mbo moeten hier rekening mee houden en een bijdrage leveren aan het bereiken van dat niveau. De leraar die taal/rekenen geeft, heeft naast zijn vakinhoudelijke opdracht (zie vakinhoud), ook als taak reken- en taaldeficiënties te signaleren, weg te werken en eventueel door te verwijzen39. 39 Onderdeel van het huidige basisprogramma (jr 1-3)? Zo ja; waar? Verbetermogelijkheden basisprogramma Invulling afstudeerrichting vmbo/mbo Overheidsbeleid 38 Bijlage 3: Overzicht tweedegraads lerarenopleidingen met afstudeerrichting Inleiding Diverse tweedegraadsopleidingen leiden op voor zowel het beroepsonderwijs als voor de (onderbouw van ) havo/vwo. De Werkgroep herontwerp tweedegraadsopleidingen houdt zich specifiek bezig met het herontwerp van de opleidingen die te boek staan als ‘avo-opleidingen’ . Hieronder zijn die in Tabel 1 opgenomen. De overige tweedegraadsopleidingen die opleiden voor alle onderwijssoorten (Tabel 2) en de tweedegraadsopleidingen die specifiek opleiden voor het beroepsonderwijs (Tabel 3) worden op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen die bij de opleidingen van Tabel 1 zullen worden doorgevoerd. Tabel 1: Tweedegraadslerarenopleidingen ‘avo-vakken’ met een of twee afstudeerrichtingen Opleiding b opl. leraar vo 2e gr in pedagogiek b opl. leraar vo 2e gr in techniek b opl. leraar vo 2e gr in wiskunde b opl. leraar vo 2e gr in aardrijkskunde b opl. leraar vo 2e gr in biologie b opl. leraar vo 2e gr in Engels b opl. leraar vo 2e gr in Frans b opl. leraar vo 2e gr in natuurkunde b opl. leraar vo 2e gr in Nederlands b opl. leraar vo 2e gr in bedrijfseconomie b opl. leraar vo 2e gr in geschiedenis b opl. leraar vo 2e gr in gezondheidszorg en welzijn b opl. leraar vo 2e gr in maatschappijleer b opl. leraar vo 2e gr in scheikunde b opl. leraar vo 2e gr in omgangskunde b opl. leraar vo 2e gr in algemene economie b opl. leraar vo 2e gr in Duits b opl. leraar vo 2e gr in Spaans b opl. leraar vo 2e gr in islamgodsdienst b opl. leraar vo 2e gr in economie b opl. leraar vo 2e gr in godsdienst b opl. leraar vo 2e gr in Fries Welke afstudeerrichting om inhoudelijke redenen gewenst? havo/vwo vmbo/mbo X -* X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X * Tijdens een bijeenkomst met docenten van verschillende instellingen uit het beroepsgerichte onderwijs en tweedegraadsopleidingen (25 juni 2013 in Utrecht) werd aangegeven dat dit vak ook van belang is voor de havo en vwo. Tabel 2: Tweedegraadsopleidingen die ook voor beide afstudeerrichtingen opleiden maar niet worden meegenomen in project Opleiding b opl. leraar vo 1e gr in lichamelijke opvoeding b docent informatie en communicatie technologie b docent beeldende kunst en vormgeving b docent muziek b docent theater b docent dans Afstudeerrichting om inhoudelijke redenen gewenst? havo/vwo vmbo/mbo X X X X X X X X X X X X Tabel 3: Opleidingen die specifiek gericht zijn op het beroepsonderwijs en hun eigen dynamiek kennen over hoe hier mee wordt omgegaan. Opleiding b educatie en kennismanagement groene sector b opl. leraar vo 2e gr in mens en technologie b opl. leraar vo 2e gr in consumptieve techniek b opl. leraar vo 2e gr in elektrotechniek b opl. leraar vo 2e gr in mechanische techniek b opl. leraar vo 2e gr in werktuigbouwkunde b opl. leraar vo 2e gr in grafische techniek b opl. leraar vo 2e gr in bouwtechniek b opl. leraar vo 2e gr in installatietechniek b opl. leraar vo 2e gr in motorvoertuigentechniek b opl. leraar vo 2e gr in bouwkunde Afstudeerrichting om inhoudelijke redenen gewenst? havo/vwo vmbo/mbo X X X X X X X X X X X 40 Bijlage 4: Profiel docent mbo Kerntaak 1 De docent ontwikkelt een onderwijsprogramma Docentactiviteit Werkproces Ontwikkelen Ontwikkelt leerarrangementen (samen of in overleg met collega’s ) vanuit het beroepsprofiel van de toekomstige beroepsbeoefenaar in een daartoe passende (krachtige, beroepscontextrijke) leeromgeving en gebruikt daarbij actuele kennis en ervaring uit de hele breedte van het werkveld Ontwikkelt leeractiviteiten, lessen, trainingen, workshops passend bij het kwalificatiedossier, waarbij de deelnemers - theoretische concepten in concrete taken toepassen; - specifieke ervaringen koppelen aan theoretische concepten; - kennis, vaardigheden en attitudes aan - beroepstaken verbinden - switchen tussen detail en groter geheel. Ontwikkelen Kerntaak 2 De docent voert een onderwijsprogramma uit (en evalueert en stelt bij) Docentactiviteit Werkproces Uitvoeren voert leerarrangementen uit: een samenhangend geheel van theorielessen, trainingen, workshops, integrale opdrachten kiest werkvormen die passen bij doel, doelgroep, niveau, leerstijlen van studenten en context van de leeractiviteit. Zet, afhankelijk van de situatie, begeleidingsvormen in als modelling, guiding, scaffolding, coaching, monitoring benut de beroepspraktijkervaringen als leerervaringen en verbindt deze aan kennis, vaardigheden en houdingen die in schoolse situaties worden geleerd en stimuleert dat de student de kennis, vaardigheden en houdingen geleerd in schoolse situaties toepast in de praktijk. houdt bij de uitvoering van leeractiviteiten rekening met een sterk heterogene deelnemerspopulatie (maatwerk) en met verschillende leerstijlen, achtergronden en leeftijden (bbl / bol) stimuleert de ontwikkeling van theoretische kennis, methodische kennis en praktijkkennis en de onderlinge verbanden Uitvoeren Uitvoeren Uitvoeren Uitvoeren Uitvoeren besteedt aandacht aan de beroepshouding die vereist is (leert daartoe vaardigheden aan en bespreekt ethische dilemma’s) Uitvoeren [praktijklokaal] richt het praktijklokaal in, onderhoudt het, zorgt voor veiligheid, bestelt materiaal enz. Evalueren en bijstellen evalueert leeractiviteiten: theorielessen, trainingen, workshops en integrale opdrachten en stelt bij Evalueren en bijstellen evalueert het curriculum en rapporteert dit aan de onderwijsontwikkelaar Evalueren (toetsen) maakt keuze voor passende toetsvormen, stemt af met interne en externe medebeoordelaars en verantwoordt deze Evalueren (toetsen) bereidt de student voor op een toets en informeert de student en zorgt voor juiste afnamecondities en neemt af volgens instructies en processtappen exameninstrumentarium en rapporteert het resultaat (protocol, handboek) monitort de student op de studievoortgang en de ontwikkeling tot professional Evalueren (voortgang) 41 Evalueren (voortgang) evalueert of het leerproces van de student tot de gewenste resultaten leidt Kerntaak 3 De docent begeleidt studenten Docentactiviteit Werkproces Begeleiden leerproces [kwalificatie] stimuleert de ontwikkeling van theoretische kennis, methodische kennis en praktijkkennis en legt de verbinding tussen deze drie vormen van kennis Begeleiden leerproces [kwalificatie] stemt handelen en interventies af op het leerproces (leren leren, leren attribueren, leren reguleren, etc.) en op de leerresultaten van de studenten Bereidt studenten voor op deelname aan de maatschappij (kritisch burger / kritisch consument / politiek burgerschap) bereidt studenten voor op werknemerschap [opbouwen netwerken, beroepshouding, beroepsvaardigheden en beroepsethiek] begeleidt student bij de ontwikkeling van loopbaancompetenties (wat wil ik, wat kan ik, wat doe ik en wat maak ik waar) zodat de student zichzelf tijdens en na de opleiding kan sturen in zijn beroepsontwikkeling of vervolgopleiding. ondersteunt en stimuleert studenten bij het leerproces en bij beroeps- en loopbaanvaardigheden bouwt per student een (pedagogisch) dossier op en onderhoudt en verzorgt de administratieve handelingen signaleert verzuim en andere belemmerende factoren voor het leerproces en studievoortgang en onderneemt actie hij signaleert reken – en taal deficiënties en verwijst eventueel door Begeleiden [socialisatie] Begeleiden [socialisatie] Begeleiden bij loopbaan [persoonsvorming] Begeleiden bij loopbaan [persoonsvorming] Begeleiden bij loopbaan [persoonsvorming] Begeleiden bij loopbaan [persoonsvorming] Kerntaak 4 De docent bereidt het traject BPV / werkplekleren voor, begeleidt bij uitvoering en evalueert Docentactiviteit Werkproces Voorbereiden op BPV bereidt met studenten het werkplekleren voor volgens het BPV-protocol (handboek), - inclusief administratieve handelingen, matchen, instructielessen, kennismaking met bedrijf en eventueel zoeken naar een alternatieve werkplek – tot de uitvoering van de BPV40 onderhoudt contacten met het netwerk Relatiebeheer Begeleiden Samenwerken met de praktijkopleider / werkbegeleider Werkend leren begeleidt student bij opdracht(en) werkplekleren in en buiten school en legt stagebezoeken af werkt samen en stemt af met praktijkopleider, gericht op het verbinden van leer- en werkproces van de student monitort, beoordeelt en evalueert de professionele ontwikkeling van de student Kerntaak 5 De docent draagt bij aan het goed functioneren van de schoolorganisatie Docentactiviteit Werkproces Bijdragen organisatie administreert zijn eigen werk [leerlingvolgsysteem], de cijferregistratie en de absentie en zorgt samen met collega’s voor een ordelijke en taakgerich- 40 Waar BPV staat wordt ook bedoeld BPV in het buitenland 42 Bijdragen organisatie Afstemmen Afstemmen Samenwerken met andere functionarissen Samenwerken met derden Overleg te omgeving (ook het praktijklokaal) werkt met collega’s (onderzoeksmatig) samen aan de ontwikkeling en verbetering van zijn school ontwikkelt met collega’s samenhangend onderwijs draagt samen met collega’s bij aan een goed pedagogisch- didactisch klimaat zorgt voor een duidelijke taakverdeling tussen docent, leraar in opleiding of instructeur of andere ondersteuner en eindverantwoordelijk onderhoudt zo nodig contacten met ouders / verzorgers en hulpverleners levert een constructieve bijdrage aan verschillende vormen van overleg en samenwerkingsverbanden binnen school Kerntaak 6 De docent handelt als professional en onderhoudt zijn bekwaamheid Docentactiviteit Werkproces Ontwikkelen ontwikkelt zijn professionele bekwaamheid in het licht van actuele maatschappelijke en politieke ontwikkelingen en ontwikkelingen binnen het werkveld (onderwijs en branche) onderzoekt zijn eigen waarden en normen, om ze voor te leven en te expliciteren en daarmee een rolmodel te zijn voor studenten stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid van het team en zijn school en benut de kansen die de school biedt om zich verder te ontwikkelen onderzoekt op systematische wijze zijn eigen handelen, om zijn onderwijspraktijk te kunnen verbeteren en voert praktijkonderzoek uit ter verbetering van het onderwijs binnen het ROC implementeert gebruikt praktijkbezoeken om kennis van het beroepenveld te actualiseren Ontwikkelen Ontwikkelen Onderzoeken Actualiseren praktijkkennis Reflecteren zorgt voor een actueel bekwaamheidsdossier dat op basis van voortdurende reflectie en ontwikkeling (van kerntaak 1 t/m 5) wordt bijgesteld Keuzetaak De docent construeert en evalueert (competentiegerichte) beoordelingsvormen Docentactiviteit Werkproces Ontwerpen ontwerpt een deugdelijk instrumentarium dat aansluit bij de onderwijsvisie en onderwijsuitvoering van de instelling op basis van samenwerking met inhoudelijk deskundigen uit het beroepenveld en voldoet aan de normen beoordeelt en becommentarieert het ontwerp examenplan, de exameninstrumenten en bijbehorende producten en adviseert de examencommissie omtrent vaststelling Adviseren Keuzetaak De docent begeleidt collega’s Docentactiviteit Werkproces Begeleiden begeleidt leraren in opleiding, rekening houdend met het teamactiviteitenplan en het curriculum van de lerarenopleiding Begeleiden begeleidt nieuwe collega’s tijdens de introductiefase 43 Keuzetaak De docent ontwerpt het leerplan Docentactiviteit Werkproces Ontwerpt ontwerpt het curriculum aan de hand van het Kwalificatie Dossier en nieuwe onderwijskundige inzichten Bijstellen stelt het curriculum bij op basis van aanpassingen in het KD, innovaties, loopbaan en burgerschap en op aanwijzing van de collega’s werkt samen en stemt af met praktijkopleider, gericht op het ontwerpen van opdrachten, op basis van actuele kennis van het beroepenveld Samenwerken met de praktijkopleider / werkbegeleider Keuzetaak De docent draagt zorg voor een goede ondersteuning voor studenten met leer- gedrags- en psychosociale problemen Docentactiviteit Werkproces Analyseren voert een analysegesprek met een student die speciale zorg nodig heeft om te bepalen welke hulp noodzakelijk is adviseert collega’s over een bepaalde aanpak Adviseren Begeleiden Doorverwijzen begeleidt studenten met een specifiek vraag (indicatie) extra bij het zoeken van een geschikte werkplek verwijst een student zo nodig door naar specialistische hulp Overleggen bespreekt cases in het Zorg Advies Team 44 Bijlage 5: Lijst van afkortingen en begrippen Begrippen beroepsgericht onderwijs beroepspraktijk competentiegericht onderwijs deelnemers onderwijssoorten taal- en rekenniveau voorgezet onderwijs Afkortingen ADEF Aoc avo bbl bio bol brt bve bpv ecbo havo hbo lPBO LPN lwoo mbo (ministerie) OCW NVAO PDA PDG Roc tl gl vmbo VH vwo WEB WHW verzamelnaam voor het vmbo en het mbo het werkveld waar de deelnemer van het mbo later terecht komt in dit verband: beroepsgericht onderwijs leerlingen van het middelbaar beroepsonderwijs, ook lerenden of studenten genoemd beroepsgericht onderwijs (vmbo, mbo), havo en vwo niveaus zoals door Meijerink aangeven en vastgelegd in de wet verzamelnaam voor praktijkonderwijs, voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo+ lwoo), hoger algemeen vormend onderwijs (havo), en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) Algemeen Directeurenoverleg Educatieve Faculteiten Agrarisch opleidingscentrum algemeen vormend onderwijs basisberoepsgerichte leerweg (vmbo) of beroepsbegeleidende leerweg (mbo) wet beroepen in het onderwijs beroepsopleidende leerweg burgerschap, rekenen en taal beroepsonderwijs en volwasseneducatie beroepspraktijkvorming Expertisecentrum Beroepsonderwijs hoger algemeen vormend onderwijs hoger beroepsonderwijs Landelijk Platform Beroepen in het Onderwijs Landelijk Platform van Nascholingsactiviteiten Hbo/Wo leerwegondersteunend onderwijs middelbaar beroepsonderwijs ministerie voor onderwijs, cultuur en wetenschap Nederlands-Vlaams Accreditatieorgaan Pedagogisch Didactische Aantekening Pedagogisch didactisch getuigschrift regionaal opleidingencentrum theoretische leerweg (van het mbo) geïntegreerde leerweg (van het mbo) voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs Vereniging van Hogescholen voorbereidend wetenschappelijk onderwijs Wet educatie en beroepsonderwijs Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek 45
© Copyright 2024 ExpyDoc